Ziek

Een paar jaar na dit gesprek vond Drups vader dat het tijd was geworden om zijn prachtige carrière vaarwel te zeggen en in een rustiger tempo van het leven te genieten. Haar ouders hadden het grote familiehuis ingeruild voor een service flat. Met faciliteiten als een restaurant en een verpleegservice voor korte tijd. Voor “als ik even niet meer op mijn benen kan staan,” zoals Drups moeder zei.

Maar zover was het nog lang niet. Het waren actieve ouderen. Drups vader zat direct in het bestuur van de flat, haar moeder was elke week op de tennisbaan te vinden.

Drup was nog steeds blij met man, baan en hond. Maar het grootste geluk ervoer ze toen ze zwanger bleek te zijn. Ze ging bij haar ouders langs om het heuglijke nieuws te vertellen. Maar ze hoefde niets te zeggen. Haar moeder keek haar aan en wist het. Ze omarmde haar dochter en even was Drup weer het kind in moeders schoot.

Ze baarde een prachtig dochtertje en Drup genoot van het moederschap. Ze was iets minder gaan werken en leefde met alles wat haar omringde een tevreden en druk leven. Vlek was inmiddels ingeslapen. Een nieuwe hond had zijn mand ingenomen.

Een paar jaar later was er een groot zomerfeest van de familie. Ooms, tantes, neven en nichten kwamen bij elkaar. Op het einde van het feest moest iedereen op de groepsfoto. En toen gebeurde het. Drup zag dat haar vader niet in orde was. Hij zat, als de pater familias, in het midden van het gezelschap op een stoel. Maar er was iets in zijn glimlach dat Drup verontrustte. Hij keek haar aan, hij zag haar zorgen en gaf geen antwoord op de vraag of het goed met hem ging.

Drup ging een paar dagen na het familiefeest naar haar ouders toe, maar trof alleen haar moeder. Haar vader lag in bed. Haar moeder vertelde dat hij erg moe van een vergadering was thuisgekomen. En niet voor het eerst. Het baarde haar zorgen dat hij de laatste tijd zo weinig energie had. Ze dacht dat het bestuurswerk van de serviceflat hem misschien te veel werd. Ze zou het eens serieus met hem bespreken.

Een paar weken later vroeg Drup aan haar vader of hij mee wilde naar een tentoonstelling van een jonge veelbelovende architect. Maar hij wilde niet, hij voelde zich niet helemaal fit. Toen werd Drup ongerust. Haar vader was altijd enthousiast ingegaan op dit soort uitnodigingen. Ze vroeg hem of hij niet eens naar een dokter moest. Maar daar wilde hij niets van weten. Hij was alleen een beetje moe. Het zou de tijd van het jaar wel zijn.

Drup wilde niet doordrammen en hoorde een poos niets over de gezondheid van haar vader. Tot haar moeder haar belde met de vraag of ze hem naar het ziekenhuis wilde brengen. Hij was uiteindelijk toch naar de huisarts geweest vanwege zijn slechte conditie en de arts had hem naar een specialist doorgestuurd voor verder onderzoek.

Drups vader wilde zelf niet meer rijden, hij was zo moe, zo dood- en doodmoe. En aangezien Drups moeder geen rijbewijs had, werd een beroep op de jongste dochter gedaan.

Ze hadden de afspraak met een alleraardigste specialist. Drups vader moest een aantal testen ondergaan. Een week later zouden ze terugkomen voor de uitslagen. Ook die keer begeleidde Drup haar vader. De specialist kon nog geen diagnose stellen maar sprak wel zijn zorgen uit. Hoewel er geen pijn was, was die eindeloze moeheid geen goed teken. De arts stelde voor Drups vader op te nemen voor uitgebreider onderzoek.

Een paar dagen later reed Drup haar beide ouders naar het ziekenhuis om haar vader voor opname af te leveren. Hij zou er drie dagen blijven.

Haar ouders waren in hun huwelijk bijna nooit zonder elkaar geweest en het viel Drups moeder zwaar haar man hulpeloos in een wit bed achter te moeten laten.

Ze ging elke dag met de bus naar hem toe. Drie dagen en talloze onderzoeken verder mocht Drups vader weer naar huis. Thuisgekomen ging hij direct naar bed. Hij was uitgeput.

Drups moeder zorgde goed voor haar man. Ze probeerde hem te laten eten, nam hem af en toe mee naar buiten voor een klein wandelingetje. Regelde korte bezoekjes van vrienden. Maar alle fut leek te zijn verdwenen. Drups vader ging hard achteruit. Hij wilde alleen maar liggen en slapen. Hij wees alle bezoek af en wilde het liefst alleen gelaten worden. Hij droeg zijn bestuurswerk voor de flat over aan anderen. Hij had er de energie niet meer voor.

Die toestand baarde Drup en haar moeder grote zorgen. Dit was niet de man die zij kenden. Drup voerde overleg met de behandelend arts in het ziekenhuis. Die stelde voor haar vader nog een keer op te nemen voor een laatste serie testen. Haar vader ging, hij bleef twee dagen in het ziekenhuis.

Eindelijk kwam een einde aan een periode van onzekerheid en angst. De diagnose werd gesteld. Hemochromatose, een ijzerstapelingsziekte. Het lichaam nam meer ijzer op uit de voeding dan het nodig had. Het teveel werd opgeslagen in de lever die daardoor ernstig beschadigd was. Drups vader had deze ziekte al jaren onder de leden zonder het zelf te beseffen. Zijn lever functioneerde nauwelijks meer. Het lichaam was zichzelf langzaam aan het vergiftigen.

De vooruitzichten waren slecht. De specialist legde uit dat ze door bloed af te tappen de ijzerstapeling wellicht konden verminderen. Maar door dergelijke aderlatingen zou de beschadiging die inmiddels in de lever was ontstaan, niet verdwijnen.

Hij verwachtte niet dat Drups vader weer beter zou worden. De artsen konden hooguit proberen het vergiftigingsproces te vertragen.

Drup en haar vader reageerden beheerst op dit slechte nieuws. Ze waren blij dat ze eindelijk wisten wat er aan de hand was. En dat er een einde was gekomen aan de onderzoeke die niet allemaal even plezierig waren. Drup nam haar vader mee naar huis en ze bespraken alles met haar moeder. Toen drong pas goed door wat de boodschap in het ziekenhuis was geweest. Emoties volgden. Drups moeder was erg verdrietig. Drup nam haar in haar armen en wiegde haar zachtjes. Troost was er niet. Alleen het besef dat binnen afzienbare tijd een einde zou komen aan jarenlange liefde, kameraadschap, aan het samenzijn van de ouders van Drup.

Terwijl Drups moeder haar tranen de vrije loop liet, zat haar vader in zijn stoel en keek naar buiten. Naar de bomen die hun bladeren in herfstlicht goud lieten schijnen. Hij keek zijn vrouw aan en sprak. Hij uitte de wens thuis verzorgd te willen worden. Geen opnames meer, geen nieuwe belastende onderzoeken. Alleen de aderlatingen die de dokter had voorgesteld.

Aan zijn wens werd voldaan. Drups moeder zegde alle leuke dingen af, ze was er dag en nacht voor hem. Twee keer per week , als Drups kleine dochtertje op het peuterklasje was, ging zij met haar vader naar het ziekenhuis voor de aderlating.

In die periode heerste er betrekkelijke rust. De ouders van Drup hervonden een nieuw evenwicht in hun leven, een regelmaat van verzorging, af en toe uit bed, een heel klein wandelingetje, een lange middagdut en een bescheiden avondmaaltijd aan tafel. Het acht uur journaal als afsluiting van de dag. Alleen directe familie en allerbeste vrienden kwamen langs. Drups vader was te moe voor meer bezoek.

Zo ging het een maand. Drups vader ging hard achteruit. Hij kon nog maar een paar stapjes lopen. Ze hadden een rolstoel voor hem moeten regelen. Daarmee sjeesde Drup door de gangen van het ziekenhuis als hij weer bloed moest afgeven. Vaak spraken ze daar de specialist even in het voorbijgaan. Hij toonde zich zeer betrokken. Maar na een maand wilde hij, in plaats van deze vluchtige ontmoetingen, een echte afspraak met vader en dochter.

Drup ging met een bang hart naar het ziekenhuis. De arts bevestigde haar angst. De toestand van haar vader was niet verbeterd. De aderlatingen hadden geen enkel resultaat gehad. De dokter stelde daarom voor ermee te stoppen. De belasting was groter dan het effect. Drup keek de arts vragend aan. Wat was er verder nog te doen? Er kwam een simpel antwoord. Niets. Het lichaam zou het langzaam opgeven. Vitale organen zouden hun functie verliezen. De arts zei te verwachten dat Drups vader geen pijn zou lijden, hij zou versuffen en geleidelijk van de wereld afglijden. Hij zou in dat proces via een infuus vocht toegediend kunnen krijgen maar uiteindelijk het besef verliezen en in een coma raken. Mocht er onverhoopt toch pijn komen, dan zou die bestreden worden. Drup zou alleen maar even hoeven te bellen voor een recept.

Haar vader en Drup keken elkaar aan. Drups vader vroeg de specialist welke hulp hij kon krijgen als het moment gekomen was waarop hij niet meer wilde leven. Het antwoord was tweeledig en ontluisterend.

Zolang haar vader thuis was kon de arts niets doen omdat een specialist uit het ziekenhuis niet bij mensen thuis komt. En als Drups vader in het ziekenhuis onder zijn hoede zou komen zou hij ook niets kunnen doen omdat er in het Rooms Katholieke ziekenhuis protocollen bestonden waar de artsen zich aan hadden te houden. En die protocollen sloten iedere vorm van hulp bij sterven uit. Wettelijk toegestane mogelijkheden en euthanasieverklaringen deden daaraan niets af. Bovendien, zo schatte de arts in, zou ook in een ziekenhuis van andere signatuur niet worden meegewerkt aan euthanasie. De patiënt zou geen ondraaglijke pijn gaan lijden waardoor hij niet aan criteria voor toegestane euthanasie zou voldoen. Geen enkele arts zou hem durven helpen te sterven.

Drup merkte dat de specialist die altijd zo toegenegen en meelevend was geweest, zich nu anders, afstandelijker en formeler gedroeg. Drup zei dat ze het idee had dat de arts met iets zat. En toen kwam het echte verhaal.

Er was een nieuwe directeur in het ziekenhuis gekomen. Zeer fanatiek in godsdienstige zin en strikt in het naleven van de regels over euthanasie. Van enige coulance was geen sprake meer. Als iemand stierf en er het minste of geringste teken was van een onnatuurlijke dood, zat hij er bovenop. En de specialist was bang. Bang dat verpleegkundigen of collega artsen onduidelijke doodsoorzaken zouden melden. Dat zij hem zouden verklikken als ze iets onregelmatigs vermoedden. Hij hoefde nog maar een klein jaar te werken en kon dan van zijn pensioen gaan genieten. Hij kon zich geen enkel risico veroorloven en wilde niets voor Drups vader doen dat niet overduidelijk toegestaan was. Het enige dat hij kon aanbieden was het schrijven van een brief aan de huisarts om de zorg voor de laatste maanden over te dragen.