Er was eens...

...een meisje met een prachtige naam. Anna Josephina Catharina Rozemarijn. Door haar vader om onduidelijke redenen Drup genoemd.

Ze groeide op met veel broers en zussen, allemaal veel ouder dan zij. Niemand had verwacht dat er in dit gezin nog een klein meisje op de wereld zou komen. Maar het nakomertje werd omarmd en met liefde omringd.

Haar vader was architect en werkte hard. Maar hoeveel werk hij ook had, hij kwam elke avond rond half zeven thuis voor het avondeten, het hoogtepunt van de dag. Iedereen zat aan tafel en vertelde honderduit. Drup genoot van alle verhalen. En ze vond het elke keer weer vervelend om de gezelligheid achter zich te moeten laten omdat ze door haar moeder naar bed werd gestuurd. Maar daar stond het half uurtje voorlezen door haar vader tegenover. Hij nam de kleine Drup mee naar de wereld van de sprookjesfiguren en zorgde ervoor dat ze van alle drukte weg kon dromen. Drup sliep altijd tevreden in.

Doordat Drup zoveel met ouderen optrok was ze al vroeg wijs. En dat werd nog eens versterkt doordat haar ouders haar als een gewoon mens en niet als kind behandelden. Ze kreeg al vroeg veel vrijheid en verantwoordelijkheid.

Op een dag ging de oudste broer het huis uit om te gaan studeren. Hij werd door Drups vader naar zijn nieuwe kamer in een grote stad gebracht en zou alleen nog maar de weekends thuis komen. Drup was erg verdrietig, want ze was erg aan hem gehecht.

Spoedig volgden ook haar andere broers en zussen. Ineens was Drup alleen thuis met haar ouders. De overgang van het rumoer van een groot gezin naar de stilte was groot. Als reactie trok Drup zich steeds meer terug. Ze werd stiller en stiller.

Haar ouders maakten zich zorgen en wilden haar uit haar isolement halen. Ze verrasten haar met een lang gekoesterde wens: een hond. De ouders stelden één voorwaarde: Drup zou zoveel mogelijk zelf voor de nieuwe huisgenoot moeten zorgen. En dat deed ze.

Haar ouders waren trots op haar. Vrienden hadden hen gewaarschuwd dat een kind de verantwoordelijkheid van de verzorging van een dier niet aan zou kunnen en voorspelden dat zij er zelf voor op zouden moeten draaien. Maar tot hun grote vreugde deed Drup precies wat haar ouders van haar verwachtten.

Drup doorliep zorgeloos de middelbare school. Toen ze in de laatste klas zat, wilde haar vader met haar praten over later, over haar studiekeuze. Het werd een serieus gesprek. Hij wilde graag dat ze een studie zou kiezen waarmee ze zelfstandig een goede boterham zou kunnen verdienen. Onafhankelijkheid stond hoog in zijn vaandel. Drup dacht goed na over de gegeven raad en koos een studie die haar erg leuk leek en haar vader gelukkig stemde.

Na haar eindexamen trad Drup in de voetsporen van haar broers en zussen, ze verliet het huis en ging studeren. Vlek bleef voorlopig nog even bij haar ouders wonen totdat ze een kamer had gevonden waar hij ook welkom was.

Ze kwam vaak in de weekends thuis en maakte lange wandelingen met Vlek. Ze had diepgaande gesprekken met haar ouders en ze besefte dat ze een bijzondere verhouding met hen had. Anders dan veel van haar studiegenoten, die hun ouders minder als gelijken zagen en ook veel minder met hen bespraken. Terwijl Drup ervoer dat de band tussen haar en haar ouders steeds sterker werd. Ze was zich ervan bewust dat het ontwikkelde, moderne mensen waren die hun wijsheid deelden, niet opdrongen.

Ze studeerde af binnen de tijd die ervoor stond. Vol trots nam ze haar bul in ontvangst in het bijzijn van haar familie, vrienden en haar aanstaande man. Want Drup zou gaan trouwen. De man was welkom in het huis van Drups ouders. Ze konden goed met elkaar overweg. En dat was belangrijk voor Drup, want ze hechtte aan het oordeel van haar vader en moeder.

De dag van haar huwelijk was er één van grote vreugde. Iedereen omringde het jonge stel met liefde en goede wensen. Vlek, die inmiddels bij Drup en haar aanstaande woonde, was ook van de partij. Compleet met feestelijke strik en genietend van alle lekkernijen die hij kreeg toegestopt.