Doden uit liefde

Doden uit liefde

Drup, de hoofdpersoon uit het sprookje, ontstond midden in de nacht. Ze was slechts een ogenblik bij me. Ze zei niets, ze keek me alleen maar aan. Met een indringende blik vroeg ze me het verhaal te vertellen over mensen die verlangen naar de dood. Over hun lijden, hun onmacht om te sterven, over hun wens tot euthanasie die niet in vervulling ging.

Drup vroeg me ook te schrijven over de familie en naasten. Die aan het bed van hun geliefde zitten, de hulpeloosheid ervaren van diegene die de regie over zijn leven en dood helemaal kwijt is. Familie die gesmeekt wordt om te helpen, om de poort naar de dood te openen.

Drup had gelijk. Het verhaal moet verteld worden.

Ik heb zoveel mensen gesproken. Mensen die niet meer wilden leven, maar door de dood in de steek waren gelaten. Ik heb gepraat met hun naasten, verdrietig omdat zij niet in staat waren de zieke te helpen. Ik heb ook familieleden gesproken die wel hebben geholpen. Die hun dierbaren de dood hebben gegeven. Emotionele verhalen over doden uit liefde, uit respect voor het leven.

Met de verschijning van Drup is hun sprookje ontstaan. Gruwelijk zoals sprookjes zijn, maar eindigend in een happy end omdat uiteindelijk de dood zijn intrede deed.

Het Sprookje spitst zich toe op Drup, die op het verzoek van haar stervende vader ingaat. Zij neemt van hem wat hij haar zelf gegeven heeft: het leven. Haar respect voor hem zal leiden tot zijn dood. Het sprookje laat zien hoe zij uit liefde buigt, zichzelf ten dienste stelt van de laatste wens van haar vader. Wetend dat het goed was, maar verdrietig en eenzaam na een loodzware gang naar de dood.

Ik heb het Sprookje verteld vanuit mijn hart. Om te laten zien dat beslissingen om te sterven niet lichtzinnig worden genomen, om te laten zien hoe belangrijk het proces van sterven is. En om aan te geven hoe euthanasieverklaringen door artsen terzijde worden gelegd en welke last daarmee op de naasten komt te liggen als zij proberen het lijden van hun geliefde te verlichten.

Maar ik vertel het ook om duidelijk te maken waar afhankelijkheid van artsen toe leidt: de speurtocht naar middelen om te sterven en de achterkamertjes sfeer waarin het sterfproces in onze ontwikkelde maatschappij nog steeds plaats vindt.

Iedereen die zich meent te herkennen in het Sprookje moet ik teleurstellen. Een hoofdrol is niet voor hem (of haar) weggelegd. Het geschrevene is een compilatie geworden van alle gesprekken die ik heb gevoerd en is tot geen enkele persoon terug te voeren.

Na het Sprookje volgen Ervaringen rond het sterfbed, korte samenvattingen van gesprekken die ik heb gevoerd over de problematiek rondom het levenseinde. Op verzoek van hen die ik heb gesproken zijn deze verhalen anoniem opgetekend.

Vervolgens is in De troost van een mooi afscheid te lezen hoe belangrijk dat is, zowel voor degene die sterft als voor de nabestaanden.

Het Pleidooi heb ik geschreven als jurist, gespecialiseerd in gezondheidsrecht, maar in gewoon Nederlands. De tekst is niet doorspekt met het gebruikelijke juridisch jargon omdat ik het belangrijk vind dat iedereen het kan begrijpen. Het Pleidooi gaat uit van de huidige wettelijke situatie, die waarschijnlijk de eerste tien jaar niet zal veranderen.

Ik pleit voor het recht op zelfbeschikking, voor het recht zelf te beslissen over het moment van de eigen dood. Om in alle liefde en waardigheid zacht te kunnen sterven. Zonder daarbij afhankelijk te zijn van het oordeel van artsen. En zonder daarbij anderen, meer dan nodig, te belasten.

Het zal leiden tot minder lijden.

Naarden,

Mr. Margriet Th. Bordes