9. List tegen list

Sheridan was in de tijd waarin ons verhaal speelt niets dan een tijdelijke nederzetting van spoorwegarbeiders. Er stonden een aantal hutten van steen, leem of hout, primitieve gebouwtjes met hier en daar echter boven de deur de meest grootse opschriften.

Men zag er ‘hotels’ en ‘saloons’ die in Europa zelfs door de laagste klasse niet bezocht zouden worden. Daarnaast stonden ook een paar alleraardigste houten huizen die zo gebouwd waren dat ze op ieder moment afgebroken en op een andere plek neergezet konden worden. Het grootste ervan stond op een verhoging en droeg het reeds van verre zichtbare opschrift: ‘Charles Charoy, ingenieur’. Daar reden Winnetou en Hartley heen. Ze stegen voor de deur af waarnaast een op Indiaanse wijze gezadeld en getoomd paard stond vastgebonden.

‘Oef!’ zei Winnetou, het rijdier met verrukte blikken opnemend.

‘Dit paard is het wel waard, een goede ruiter te dragen. Het behoort vast aan het bleekgezicht dat ons inhaalde.’

Ze bonden hun paarden eveneens vast. Er was geen mens in de buurt en toen ze hun blik over de nederzetting lieten gaan zagen ze in verband met het vroege uur niemand. Maar de deur stond open en ze gingen naar binnen. Een neger kwam hun tegemoet en vroeg wat ze verlangden. Nog voor ze konden antwoorden werd er opzij een deur geopend en verscheen een jonge blanke die de Apache met vriendelijk verwonderde ogen opnam. Het was de ingenieur. Zijn naam, zijn bruingetinte huid en donker golvend haar verrieden dat hij van de zuidelijke staten, oorspronkelijk van een Franse familie afkomstig was.

‘Wie zoekt u hier zo vroeg, mesjeurs?’ vroeg hij beleefd.

‘Wij zoeken ingenieur mr. Charoy,’ antwoordde Winnetou in vloeiend Engels waarbij hij zelfs de Franse naam goed uitsprak.

‘Well, dat ben ik. Komt u binnen!’

Charoy trok zich weer in de kamer terug zodat het tweetal hem kon volgen. Het vertrek was klein en eenvoudig gemeubeld.

Het schrijfgerei op de tafel deed vermoeden dat dit de werkkamer van de ingenieur was. Hij schoof twee stoelen bij en wachtte toen met zichtbare spanning op wat zij hem te zeggen hadden. De Yankee ging direct zitten. De Indiaan bleef nog beleefd staan, boog bij wijze van groet zijn fraai hoofd en begon: ‘Ik ben Winnetou, het opperhoofd van de Apaches …’

‘Dat weet ik al!’ onderbrak de ingenieur hem.

‘Weet u dat reeds?’ vroeg de roodhuid. ‘Had u mij dan al gezien?’

‘Nee. Maar er is hier iemand die u kent en u door het raam zag aankomen. Ik ben oprecht blij het beroemde opperhoofd te mogen ontmoeten. Ga zitten en vertel mij de reden van uw bezoek! Daarna moge ik u verzoeken, mijn gast te zijn.’

Winnetou nam plaats op de stoel en begon: ‘Kent u een bleekgezicht dat ginds in Kinsley woont en Ben Norton heet?’

‘Ja, zeer goed. Deze man is een van mijn beste vrienden,’ antwoordde Charoy.

‘En kent u ook het bleekgezicht Keller, zijn schrijver?’

‘Nee. Zolang mijn vriend in Kinsley woont heb ik hem nog niet bezocht.’

‘Deze schrijver zal vandaag met nog een blanke bij u komen om u een aanbevelingsbrief van Norton te overhandigen. U zult vermoedelijk de een in uw schrijfkamer aanstellen en de ander ook wel werk geven. Deze beide bleekgezichten zijn … moordenaars! Zo u een verstandig man bent zullen wij, wanneer ze met u gesproken hebben, te weten komen wat ze van plan zijn.’

‘Misschien mij ook vermoorden?’ vroeg Charoy met een ongelovig lachje.

‘Mogelijk!’ knikte de Indiaan ernstig. ‘En niet alleen u, maar ook de anderen. Ik denk dat het tramps zijn.’

‘Tramps?’ herhaalde de ingenieur snel. ‘O, dat is iets anders! Ik heb zo-even gehoord dat een horde tramps naar Eagle Tail en Sheridan wil komen om ons te beroven. De kerels hebben het op onze kas gemunt.’

‘Van wie hebt u dat gehoord?’

‘Van … nou ja, het lijkt mij het beste dat ik zijn naam niet noem maar hem u meteen laat zien.’

Charoy’s gezicht glom van plezier nu hij de roodhuid een prettige verrassing kon bereiden. Hij opende de deur naar een zijvertrek en Old Firehand kwam te voorschijn. Zo de ingenieur gemeend had dat de Apache nu een kreet van verrukking zou slaken, dan was hij toch niet op de hoogte van de Indiaanse gebruiken. Geen rode krijger zal in tegenwoordigheid van anderen zijn vreugde of smart laten blijken. Wel schitterden de ogen van de Apache maar verder bleef hij kalm. Hij trad op de jager toe en stak zijn hand uit. Old Firehand trok hem tegen zijn brede borst en zei vol blijde ontroering: ‘Mijn vriend, mijn geliefde broeder. Wat was ik verrast en gelukkig toen ik je van het paard zag stappen! Hoe lang hebben wij elkaar al niet gezien!’

‘Winnetou zag je heden bij het aanbreken van de morgen,’ antwoordde de Indiaan, ‘toen je ons in de nevelen aan de andere zijde van de rivier voorbij joeg.’

‘Waarom heb je mij niet aangeroepen?’

‘De nevel omhulde je zodat de Apache je niet goed kon herkennen en je verdween als de storm die over de vlakte raast.’

‘Ik moest heel hard rijden om vóór de tramps hier te zijn. En ik moest dit ook zelf doen want dit is zo’n gewichtige zaak dat ik er niemand anders mee durfde belasten. Er zijn tweehonderd tramps in aantocht.’

‘Dan heeft Winnetou zich dus niet vergist. De moordenaars zijn de verspieders die vooruit gezonden zijn.’

‘Mag ik vernemen wat deze lieden ermee te maken hebben?’

‘Het opperhoofd is geen man van woorden maar van de daad. Hier staat echter een bleekgezicht dat alles zal vertellen.’

Hierbij wees Winnetou op Hartley die bij Old Firehands binnenkomst was opgestaan en de geweldige man nog steeds met stomme verbazing stond aan te kijken. Ja, dat waren nog eens helden, die Winnetou en Old Firehand! De Yankee voelde zich klein en armzalig naast hen en de ingenieur daalde waarschijnlijk ook wel wat in zijn eigen ogen. Uit zijn gezicht en zijn eerbiedige houding zou men dat tenminste kunnen opmaken.

Hartley vertelde, toen iedereen plaats had genomen, zijn belevenissen van de vorige dag. Daarop gaf Old Firehand een zo kort mogelijk verslag van zijn ontmoeting met de cornel op de steamer, bij de rafters en ten slotte op Butlers farm. Nu vroeg hij om een beschrijving van de aanvoerder, de man die de schrijver had neergeschoten en daarna van de anderen was weggegaan. Toen de Yankee het over de ontbrekende oorschelpen had, zei de jager: ‘Dat is de cornel. Hopelijk krijg ik hem nu tussen mijn vingers!’

‘Dan zal het wel uit zijn met zijn misdaden!’ zei de ingenieur dreigend. ‘Meer dan tweehonderd tramps! Wat zou dat een moorden, plunderen en brandstichten gegeven hebben! Mesjeurs, u bent onze redders en ik weet niet hoe ik u daarvoor ooit zal kunnen bedanken! Die Brinkley moet er op de een of andere manier achtergekomen zijn dat ik hier gelden heb waarvan ik lange tijd uitbetalingen moet doen. Maar nu ik gewaarschuwd ben, mag hij komen met zijn tramps. We zullen ze ontvangen!’

‘Wees daar maar niet al te gerust op!’ waarschuwde Old Firehand. ‘Tweehonderd tramps die voor niets terugdeinzen, dat is niet gering!’

‘Dat is wel zo, maar ik kan in een paar uur duizend spoorwegarbeiders bij elkaar hebben.’

‘Die goed bewapend zijn?’

‘Iedereen heeft wel het een of ander wapen. Met messen, spaden en houwelen gaat het ten slotte ook.’

‘Messen en houwelen tegen tweehonderd buksen? Dat zou een bloedbad betekenen dat ik niet op mijn verantwoording kan nemen.’

‘Ik kan ook nog met plezier een honderd soldaten van Fort Wallace krijgen.’

‘Ik bewonder uw moed, sir, maar list is dikwijls beter dan geweld. Als ik een vijand door list onschadelijk kan maken, waarom dan zoveel mensenlevens offeren?’

‘Wat voor list bedoelt u dan, sir? Ik wil met plezier uw raad opvolgen. U bent een ervaren westman en als u wilt sta ik u onmiddellijk het bevel over de plaats en mijn mensen af.’

‘Niet zo haastig, sir! We moeten beraadslagen. Op de eerste plaats mogen de tramps niet weten dat wij hier zijn. Ze mogen ook onze paarden niet zien. Is er een goede schuilplaats voor de dieren?’

‘Die kan ik direct laten verdwijnen. U bent gelukkig zo vroeg gekomen dat de arbeiders u nog niet gezien hebben. Anders zouden de verspieders het van hen kunnen horen. Mijn neger, die trouw en zwijgzaam is, zal de paarden verbergen en verzorgen.’

‘Goed, geef hem dan bevel daartoe! En u moet zelf voor deze mr. Hartley zorgen. Geef hem een bed, dan kan hij gaan liggen. Maar niemand mag weten dat hij hier is, geen mens behalve u, de neger en de dokter; want er is hier toch zeker wel een dokter?’

‘Ja, ik zal hem meteen laten roepen.’

De ingenieur ging heen met de Yankee die hem maar al te graag volgde want hij was nu toch wel echt uitgeput. Toen de ingenieur na een tijdje terugkwam om te melden dat zowel de gewonde als de paarden verzorgd waren, zei Old Firehand: ‘Ik wilde een beraadslaging in aanwezigheid van die kwakzalver voorkomen, ik vertrouw hem niet. Er is in zijn verhaal een duister punt. Ik ben ervan overtuigd dat hij die arme schrijver met opzet de dood ingestuurd heeft, om zichzelf te redden. Met zulke lieden wil ik niets te maken hebben.’

‘Dus u wilt ons nu een plan voorleggen?’ vroeg de ingenieur gretig.

‘Nee. We kunnen pas een plan ontwerpen wanneer we weten wat de tramps gaan doen en dat is pas het geval wanneer die twee verspieders hier zijn en met u gesproken hebben.’

‘Daar hebt u gelijk in. Zolang zullen we dus geduld moeten hebben.’

Hier stak Winnetou zijn hand op, ten teken dat hij van een andere mening was, en zei: ‘Iedere krijger kan op tweeërlei wijze strijden: hij kan aanvallen ofwel verdedigen. Als Winnetou niet weet hoe en of hij zich kan verdedigen dan valt hij liever aan. Dat is sneller, veiliger en moediger.’

‘Wil mijn rode broeder dan niets van het plan weten dat de tramps gemaakt hebben?’ vroeg Old Firehand.

‘Dat zal hij toch wel te weten komen. Maar waarom moet het opperhoofd van de Apaches zich laten dwingen, naar het plan van de tegenpartij te handelen wanneer hij hen makkelijk kan dwingen, zich naar het zijne te richten?’

‘O, dus je hebt al een plan?’

‘Ja. Deze tramps zijn geen krijgers waarmee een eervolle strijd gestreden kan worden. Het zijn schurftige honden die doodgeknuppeld moeten worden. Waarom zou Winnetou wachten tot zo’n hond hem bijt wanneer hij hem van te voren met één slag kan vellen of laten stikken in een val?’

‘Weet je dan zo’n val voor de tramps?’

‘Winnetou kent er een en wij zullen die val zetten. Die jakhalzen komen om de kas te roven. Is de kas hier, dan komen ze hier. Is ze ergens anders, dan gaan ze daarheen. En staat ze in de vuurwagen dan zullen ze die bestijgen en hun verderf tegemoet rijden zonder de mensen die hier wonen ook maar het geringste aangedaan te hebben.’

‘Ah! Ik begrijp het!’ riep Old Firehand uit. ‘Een geweldig plan! Je bedoelt dat wij de kerels in de trein moeten lokken?’

‘Ja. Winnetou begrijpt niets van het vuurros en weet ook niet hoe het bestuurd wordt. Hij heeft het voorstel gedaan en zijn blanke broeders moeten hier nu maar over nadenken.’

‘In een trein lokken?’ vroeg de ingenieur. ‘Maar waarom? We kunnen ze toch hier opwachten en in een hinderlaag lokken.’

‘Waarbij ook een aantal van ons zou omkomen,’ meende Old Firehand. ‘Maar als de tramps in de trein gaan, kunnen we ze naar een plek brengen waar ze zich moeten overgeven zonder ons schade te berokkenen.’

‘Maar waarom zouden ze instappen?’

‘Dat doen ze als we ze met de kas naar binnen lokken.’

‘Moet ik dan de kas in de trein zetten?’

Dat was een vraag die men niet van de ingenieur verwacht had.

Winnetou maakte een verachtelijk handgebaar. Old Firehand legde echter uit: ‘Wie zegt dat dat moet? De tramps moeten alleen denken dat het geld in de trein is. U stelt die spion aan als schrijver en doet of u hem in vertrouwen neemt. U vertelt hem dat hier een trein stopt die een grote som geld meevoert. Daar komen de tramps zeker op af en ze zullen zich verdringen om in de wagens te klimmen. Zijn ze er eenmaal in dan worden ze weggebracht. Hebt u niet een trein voor dit doel beschikbaar?’

‘O, jawel! Zoveel wagens als u wilt! En de verantwoording wil ik ook heel graag op me nemen als ik tot enig vertrouwen in het welslagen van dit plan kan komen. Maar er blijven nog zoveel vragen over. Wie moet de trein besturen? Het staat vast dat de machinist en de stoker door de tramps neergeschoten zullen worden.’

‘Pshaw! Een machinist zullen we wel vinden en ik speel voor stoker. Het moet allemaal nog verder uitgewerkt worden. Ik vermoed dat de tramps vandaag bij Eagle Tail aankomen want daar wilden ze het eerst heen. De aanval hier kunnen we dus morgennacht verwachten. Vervolgens moeten we de plek vaststellen waar we de kerels heenrijden. Die zullen we nog in de loop van de voormiddag zoeken want vanmiddag komen de spionnen al. Hebt u een lorrie?’

‘Natuurlijk.’

‘Nu, dan gaan wij samen. Winnetou mag niet mee. Hij moet zich verborgen houden omdat zijn aanwezigheid onze bedoeling zou kunnen verraden. Mij mogen ze ook niet herkennen. Met het oog daarop heb ik een linnen pak meegebracht.’

De ingenieur begon er steeds meer beduusd uit te zien en zei: ‘Sir, u praat hierover alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, maar ik zie het niet zo licht in. Hoe moeten de tramps het bericht krijgen? Hoe krijgen we ze zover dat ze hier op het juiste ogenblik samenkomen?’

‘Wat een vragen! De nieuwe schrijver hoort u natuurlijk uit en wat u hem wijsmaakt zal hij heimelijk als de volle waarheid doorgeven.’

‘Goed, maar als ze het dan toch nog in hun hoofd krijgen, niet in de trein te stappen? Als ze er nu eens de voorkeur aan geven, de rails ergens op te breken om de trein te laten derailleren?’

‘Dat kunt u makkelijk voorkomen door tegen de schrijver te zeggen dat er bij zo’n belangrijke geldtrein altijd een locomotief vooruit rijdt, voor de veiligheid. Dan zullen ze de rails heus niet opbreken. Als u het handig aanpakt zal alles goed verlopen. Die schrijver moet u zoveel te doen geven en met zoveel voorkomendheid omringen dat hij het huis niet kan verlaten voor hij naar bed gaat en met niemand een woord kan wisselen. Dan geeft u hem een kamer op de bovenste verdieping die maar één raam heeft. Het platte dak ligt er vlak boven. Daar kan ik makkelijk opkomen en dan luister ik op mijn gemak af wat er besproken wordt.’

‘Denkt u dan dat hij iets zal bespreken vanuit het raam?’

‘Ja, natuurlijk. Die pseudo-Keller wil u uithoren en degene die met hem meekomt moet de tussenpersoon zijn. Op een andere manier is het niet denkbaar. Dat zult u gauw genoeg merken. Die andere zal ook werk willen hebben om hier te kunnen blijven, maar om de een of andere reden zal hij niet op het werk verschijnen, zodat hij te allen tijde kan vertrekken. Hij zal proberen met de schrijver contact op te nemen om te horen of er nieuws is maar kan dat niet doen vóór deze naar bed gaat. Hij zal dan om het huis sluipen. De schrijver opent zijn raam en ik lig op het dak te luisteren. Dat lijkt u natuurlijk allemaal moeilijk en heel avontuurlijk omdat u geen westman bent maar wanneer u de zaak eenmaal aan het rollen gebracht hebt zult u zien dat alles vanzelf gaat.’

‘Howgh!’ viel Winnetou bij. ‘Mijn blanke broeders moesten nu maar een plek gaan zoeken waar de val dichtgeklapt kan worden. Wanneer zij daarvan teruggekeerd zijn zal de Apache wegsluipen om hier zijn tijd niet in ledigheid te hoeven doorbrengen.’

‘Waar wil mijn broeder dan heengaan?’

‘Winnetou is overal thuis, in het woud en op de prairie.’

‘Het opperhoofd der Apaches kan gezelschap hebben wanneer hij dit wenst. Ik heb mijn rafters en jagers naar een plek laten komen die een uur rijden onder Eagle Tail ligt. Ze moeten daar de tramps gadeslaan. Tante Frolic is bij hen.’

‘Oef!’ riep de Apache uit terwijl er een vrolijke uitdrukking over zijn ernstig gezicht gleed. ‘Deze tante is een goed, dapper en slim bleekgezicht. Winnetou zal er heengaan.’

‘Mooi! Mijn rode broeder zal daar nog andere flinke mannen treffen, zoals Humply-Bill en Gunstick-Uncle, die hij waarschijnlijk wel van naam kent. Nu kan hij eerst in mijn kamer wachten tot wij terugkomen.’

Old Firehand had nog voor de aankomst van de Apache van de ingenieur een kamertje toegewezen gekregen. Daar ging hij nu met Winnetou heen om zijn opvallend jachttenue tegen het andere te verwisselen waarin hij door de spoorwegwerkers voor een pas aangenomen arbeider gehouden kon worden. De lorrie stond weldra gereed. Old Firehand ging met de ingenieur voorin zitten en twee arbeiders stonden bij de aandrijvingstangen.

Het voertuig reed eerst door het plaatsje waar nu overal vlijtige handen aan het werk waren en daarna over de vrije vlakte waar reeds tot Kit Carson rails gelegd waren.

De Apache maakte het zich ondertussen gemakkelijk en nam de gelegenheid te baat om even te slapen. Toen Old Firehand en Charoy terugkwamen maakten ze hem wakker. Hij vernam dat Old Firehand een geschikte plek gevonden had en knikte tevreden: ‘Dat is goed! De tramps zullen van angst sidderen en kermen van schrik. Winnetou rijdt nu naar tante Frolic om haar en de rafters te melden dat ze zich gereed moeten houden.’

Hij sloop het huis uit naar de schuilplaats waar de paarden stonden. Nauwelijks was de middagrust van de arbeiders afgelopen of men kon twee ruiters langzaam van de rivier zien aankomen. Volgens de beschrijving van de Yankee waren het degenen die verwacht werden. Hartley werd gewekt en herkende ze onmiddellijk. Old Firehand ging nu naar de kamer die naast het werkvertrek lag om via een kier van de deur het gesprek te kunnen volgen. De ingenieur was in zijn kamer toen het tweetal binnenkwam. Ze groetten beleefd en toen gaf de ene, zonder eerst het doel van zijn komst mee te delen, de aanbevelingsbrief aan Charoy. Deze las hem en zei vriendelijk: ‘U bent dus bij mijn vriend Norton in dienst geweest? Hoe maakt hij het?’

Nu volgden de onder dergelijke omstandigheden gebruikelijke vragen en antwoorden en toen vroeg de ingenieur naar de reden waarom de schrijver uit Kinsley gevlucht was. Deze vertelde toen een meelijwekkend verhaal dat wel bij de inhoud van de brief paste maar door hem zelf verzonnen was. Charoy luisterde aandachtig en zei toen: ‘Ik ben met uw lot begaan en ik lees uit deze brief dat Norton u zijn vriendschap en vertrouwen had geschonken. Daarom zal ik zijn verzoek om een aanstelling voor u ook inwilligen. Ik heb al een schrijver, maar ik kijk al een hele tijd uit naar iemand die ik gewichtige en vertrouwelijke zaken op schrift kan laten stellen. Denkt u dat u daarvoor de geschikte persoon zou zijn?’

‘Sir,’ antwoordde de zogenaamde Keller verheugd, ‘probeer het maar eens met mij. Ik ben er zeker van dat u tevreden over mij zult zijn.’

‘Well, laat ik u die kans dan eens geven! Over het salaris zullen we het nu nog niet hebben. Ik moet u eerst leren kennen en dat is een kwestie van een paar dagen. Hoe meer toewijding u toont, des te beter wordt u betaald. Ik heb het op het ogenblik erg druk. Loopt u maar eens wat door het plaatsje rond en kom dan om vijf uur terug! Dan zal ik wat werk voor u klaar hebben. U woont bij mij in huis, eet aan mijn tafel en zult u naar mijn gewoonten hebben te schikken. Klokslag tien uur gaat de deur op slot.’

‘Dat schikt mij uitstekend, sir, zo ben ik het zelf ook steeds gewend geweest,’ verzekerde de man die allang blij was dat hij aangenomen was. Toen voegde hij er nog aan toe: ‘En dan wilde ik u nog vragen of u misschien ook werk hebt voor mijn reisgenoot.’

‘Wat voor werk?’

‘Dat komt er niet op aan,’ zei de ander bescheiden. ‘Als ik maar iets te doen krijg ben ik al tevreden.’

‘Hoe heet u?’

‘Dugby. Ik heb mr. Keller onderweg getroffen en mij bij hem aangesloten toen ik hoorde dat hier aan een spoorweg gewerkt wordt.’

‘En wat hebt u tot nu toe gedaan, mr. Dugby?’

‘Ik ben een hele tijd cowboy geweest op een farm bij Las Animas. Daar ging het zo ruw toe dat ik er genoeg van kreeg en weggegaan ben. Bovendien raakte ik de laatste dag nog in gevecht met een andere boy, een woesteling die mij met zijn mes in mijn hand stak. De wond is nog niet helemaal dicht maar ik hoop dat ik er toch over een dag of drie mee zal kunnen werken, als u me tenminste in dienst wilt nemen.’

‘Och, werk is er altijd wel te vinden. Blijf maar zolang hier, verzorg die hand en meld u wanneer het over is. Nu kunt u wel gaan.’

De beide verraders verlieten de kamer. De ingenieur ging bij Old Firehand binnen en zei: ‘U had gelijk, sir. Die Dugby heeft ervoor gezorgd dat hij de eerste dagen niet hoeft te werken en dus tijd heeft om naar Eagle Tail te gaan. Hij had een verband om zijn hand.’

‘Daar mankeert vast niets aan. Waarom hebt u de schrijver pas om vijf uur besteld?’

‘Omdat ik hem tot bedtijd moet bezighouden en wat moet ik anders al die tijd met hem beginnen?’

‘Dat is ook zo. Van vijf tot tien, dat zijn nog vijf volle uren.’

Het eerste deel van het plan was dus uitgevoerd. Het tweede bedrijf kon pas beginnen wanneer het gesprek van de twee verspieders afgeluisterd was. Het duurde nog lang voor het zover was en Old Firehand gebruikte die tijd om te slapen. Toen hij ontwaakte was het al haast donker en de neger bracht hem zijn avondeten. Tegen tienen kwam de ingenieur hem berichten dat de schrijver allang gegeten had en nu naar zijn kamer zou gaan.

Old Firehand klom dus naar de bovenste verdieping vanwaar een vierkant luik naar het dak voerde. Daar ging hij liggen en kroop voorzichtig naar de rand waaronder, zoals hij van te voren had vastgesteld, het bewuste raam was.

Nadat hij een tijdje rustig had liggen wachten en luisteren, hoorde hij beneden zich een deur open en dichtgaan. Voetstappen kwamen naar het raam en het schijnsel van een licht viel naar buiten. Het dak bestond uit een dunne laag planken, met zink bekleed. Zo duidelijk als Old Firehand de voetstappen beneden zich hoorde, kon hij zelf door de schrijver ook gehoord worden. Voorzichtigheid was dus geboden.

De jager spande nu zijn ogen in om het nachtelijk duister te doorboren. Niet ver van de lichtstreep stond een gestalte. Toen hoorde hij dat raam opengedaan werd.

‘Ezel!’ siste toornig een gedempte stem. ‘Doe die lamp toch uit! Het licht valt op mij.’

‘Je bent zelf een ezel,’ antwoordde de schrijver. ‘Waarom kom je zo vroeg? Ze zijn nog wakker in huis. Ga nog maar een uurtje weg.’

‘Best! Maar vertel eerst even of je al iets weet!’

‘Nou en of!’

‘Iets goeds?’

‘Schitterend! Veel beter dan we hadden kunnen denken. Maar ga nu, anders zien ze je nog.’

Het raam werd dichtgedaan en de gestalte verdween. Nu was Old Firehand gedwongen ten minste nog een uur te wachten alvorens hij zich mocht bewegen. De tijd verstreek traag. Er brandde nog licht in de huizen en hutten beneden. Maar hier boven in het huis van de ingenieur was alles in diepe duisternis gehuld. Eindelijk hoorde Old Firehand het raam weer opengaan. De lamp was uit. De schrijver wachtte op zijn handlanger.

Niet lang daarna klonken zachte voetstappen in het zand.

‘Dugby!’ fluisterde de schrijver door het raam.

‘Ja,’ antwoordde zijn makker.

‘Waar sta je? Ik kan je niet zien.’

‘Dicht bij de muur, vlak onder je raam.’

‘Is alles donker in huis?’

‘Alles. Ik ben twee keer om het huis geslopen. Er is niemand wakker. Wat heb je me te vertellen?’

‘Dat de kas hier niet de moeite waard is. Ze betalen iedere veertien dagen uit en gisteren is het betaaldag geweest. Dus zouden we volle veertien dagen moeten wachten tot er weer geld komt en dat is niet te doen. Er is nauwelijks driehonderd dollar in kas. Niet de moeite waard.’

‘En noem je dat nu zo’n schitterend bericht? Stommeling!’

‘Hou je mond! Aan deze kas hebben we inderdaad niets. Maar morgennacht komt hier een trein met meer dan vierhonderd duizend dollar langs.’

‘Je kletst!’

‘Nee, het is zo. Ik heb het met mijn eigen ogen gezien. De trein komt van Kansas City en gaat naar Kit Carson waar ze het geld moeten gebruiken voor het nieuwe stuk spoorweg. Ik heb de brief gelezen en ook het telegram. Die ingenieur heeft een blind vertrouwen in mij.’

‘Wat hebben wij daaraan? Die trein komt hier alleen maar langs!’

‘Nee, hij stopt hier volle vijf minuten.’

‘Dat is alvast iets!’

‘En wij zullen samen op de locomotief staan.’

‘Wij samen? Je droomt.’

‘Helemaal niet. Die trein moet in Carlyle door een speciale beambte overgenomen worden. Die man blijft dan op de locomotief en rijdt tot Wallace mee om de zending daar af te geven.’

‘En moet jij soms die speciale beambte zijn?’

‘Ja, en jij moet mee, of liever je mag mee. De ingenieur heeft gezegd dat ik een begeleider uit mocht zoeken en natuurlijk kies ik jou.’

‘Maar zeg, vind je zo’n plotseling groot vertrouwen niet een beetje verdacht?’

‘Ja, eigenlijk wel. Maar misschien heeft de ingenieur allang een vertrouwensman nodig gehad en er nooit een gevonden. Die aanbevelingsbrief heeft natuurlijk een hoop gedaan. En bovendien vind ik dat vertrouwen ook niet zo bedenkelijk, want er is een maar bij. De opdracht is niet helemaal zonder risico.’

‘O, dat stelt me wat gerust. Is dat stuk soms niet erg degelijk aangelegd?’

‘Nee, dat niet, ofschoon het nog niet helemaal voor gebruik gereed is zoals ik uit de boeken en kaarten heb opgemaakt. Maar je kunt je wel indenken dat ze bij zo’n grote, nieuwe spoorweg niet voldoende geschoold personeel hebben. Er zijn machinisten en stokers die ze nog niet kennen. Stel je voor dat een trein die bijna een half miljoen dollar vervoert door zo’n machinist en zo’n stoker gereden wordt. Wanneer die twee onder één hoedje spelen, zouden ze hem best onderweg ergens kunnen laten staan en er dan met het geld vandoor gaan. Daarom moet er een beambte bij zijn en omdat zij met hun tweeën zijn moet die beambte nog een assistent hebben, ’t Is dus een soort politiefunctie, als je begrijpt wat ik bedoel! Wij krijgen allebei een geladen revolver mee en ieder die blijk geeft van misdadige neigingen moeten we onmiddellijk neerschieten.’

‘Wat een mop! Wij bewakers van dat geld! We zullen die kerels op de locomotief onderweg dwingen te stoppen en dan die dollars inpikken.’

‘Dat gaat niet. Behalve de machinist en de stoker zijn er nog de conducteur en een kassier uit Kansas City die het geld in een koffer bij zich heeft, Die zijn allebei goed gewapend. Als we dus de eerste zouden dwingen de trein te laten stoppen, zouden die anderen meteen gewaarschuwd zijn en hun wagen verdedigen. Nee, we moeten het op een heel andere manier aanpakken. We moeten overmacht gebruiken en wel op een plek waar iets dergelijks niet te verwachten is, dus hier.’

‘En denk je dat dat zal lukken?’

‘O, vast! Er is niet het minste bezwaar tegen en niemand van ons loopt gevaar. Ik ben er zo zeker van dat het goed zal gaan dat je nu alvast het bericht aan de cornel kunt gaan brengen.’

‘In het donker is die rit niet te doen, ik ken immers de streek niet.’

‘Wacht dan maar tot morgenochtend vroeg. Later kan niet want ik moet ’s middags antwoord hebben. Geef je paard dus de sporen en rij alsof de duivel je op de hielen zat!’

‘En wat moet ik zeggen?’

‘Wat je nu van mij gehoord hebt. De trein komt hier om drie uur precies aan. Wij staan samen op de locomotief en zullen, zodra hij stopt, de machinist en de stoker voor onze rekening nemen. In geval van nood schieten we ze overhoop. De cornel moet zich dan met zijn mannen heimelijk langs de spoorweg opgesteld hebben en onmiddellijk in de wagens springen. Bij zo’n overmacht zullen de paar bewoners van Sheridan die wakker worden en de drie of vier beambten met wie we te doen krijgen, zo verbluft zijn dat ze niet eens de tijd hebben, aan verweer te denken.’

‘Hm, het plan is niet gek. En een lief sommetje! Wanneer we allemaal evenveel krijgen is dat de man tweeduizend dollar. Ik hoop maar dat de cornel op het voorstel ingaat. Hoe moet ik jou zijn antwoord doen toekomen?’

‘Ja, dat is een netelige kwestie. We mogen elkaar liefst niet ontmoeten. Ik weet trouwens niet of we daar tijd en een goede, onopvallende gelegenheid voor zullen vinden. Je moet het me maar schrijven.’

‘Is dat niet veel opvallender dan wanneer ik je een bode stuur?’

‘Een bode, nee dat zou natuurlijk dwaas zijn. De grootste stommiteit die je bedenken kunt. Ik kan niet zeggen of ik in de gelegenheid zal zijn naar buiten te komen. Je moet dus alles opschrijven en het briefje ergens in de buurt verstoppen.’

‘Waar dan?’

‘Tja, het moet een plekje zijn dat ik snel kan bereiken, ’s Morgens zal ik hard moeten doorwerken, een hele stapel loonlijsten invullen zei de ingenieur. Maar ik kan toch wel even bij de voordeur komen. Vlak daarnaast staat een regenton, stop het daar maar achter. En als je er dan nog een steen bovenop legt, zal het wel niet in andere handen komen.’

‘Maar hoe kom je te weten dat het briefje achter de ton gelegd is? Je kunt toch niet een paar keer voor niets naar de deur gaan?’

‘Dat zullen we nog wel zien. Ik moet je toch meedelen dat je samen met mij op die geldtrein gaat. Ik zal je dus direct na de middag laten roepen. Je komt dan vragen waarvoor ik je nodig had en verbergt meteen het briefje. Dan weet ik dat het op zijn plaats ligt. Ben je het daarmee eens?’

‘Ja.’

‘En haast je zoveel mogelijk! Nou, welterusten!’

De ander groette eveneens en sloop weg. Het raam werd zachtjes gesloten. Old Firehand bleef nog een tijdje liggen en schoof toen voorzichtig naar het luik om terug te gaan. Hij ging op zijn tenen naar beneden en naar de kamer van de ingenieur die wakker gebleven was. De trapper vertelde alles wat hij gehoord had en sprak de overtuiging uit dat alles volgens plan zou verlopen. Daarna gingen ze uiteen om wat te gaan slapen.

De andere morgen was Old Firehand al vroeg op. Voor iemand die gewend was aan beweging en actie viel het niet mee, een tijdlang in zijn kamer verborgen te blijven. Het zal ongeveer elf uur geweest zijn toen de ingenieur bij hem kwam. Charoy vertelde dat de schrijver hard aan het werk was en zijn uiterste best deed, voor een flinke vent door te gaan. Op dit ogenblik zag Old Firehand een kleine, gebochelde man de hoogte bestijgen.

Hij droeg leren jachtkleding en een lang geweer hing over zijn schouder.

‘Humply-Bill!’ zei hij verrast. Ter verklaring voegde hij eraan toe: ‘Dat is een van mijn mannen. Er moet iets onverwachts gebeurd zijn anders zou hij zich hier niet vertonen. Hopelijk is het niet iets ergs. Hij weet dat ik hier incognito ben en zal dus aan u alleen vragen of hij mij kan spreken. Wilt u opendoen, sir?’

De ingenieur verliet het vertrek en vlak daarop kwam Humply-Bill binnen.

‘Sir,’ zei hij, ‘ik zie op dit bordje dat de ingenieur hier woont. Kan ik hem even spreken?’

‘Die ben ik zelf. Komt u binnen!’

Charoy bracht Bill naar de kamer van Old Firehand die de kleine man ontving met de vraag wat voor reden hij had om zo tegen alle afspraak in hierheen te komen.

‘Geen zorgen, sir! Het is niets ernstigs,’ suste Bill. ‘Misschien is het zelfs wel iets goeds, maar in ieder geval iets dat u weten moet. Daarom ben ik uitgekozen om u het bericht te brengen. Ik heb hard gereden, aldoor langs de spoorlijn, waar de tramps zich zeker niet zullen laten zien. Daar hebben ze mij dus niet opgemerkt. Mijn paard heb ik in het bos verborgen en ik ben zo voorzichtig hierheen gekomen dat het de mensen hier vast niet opgevallen is.’

‘Goed.’ knikte Old Firehand. ‘En wat is er nu gebeurd?’

‘Gisterenavond is, zoals u wel zult weten, Winnetou bij ons gekomen. Dat bezorgde tante grote vreugde en ook de anderen waren er trots op, deze man bij zich te zien. We hadden voor ons kamp een plek uitgezocht die vast geen tramp kon ontdekken. Winnetou had van te voren achterhaald waar de tramps lagen en toen het donker was is hij erheen geslopen om ze te bespieden en misschien iets af te luisteren. Toen hij een paar uur na het aanbreken van de dag nog niet terug was, begonnen we ons haast ongerust over hem te maken. Maar dat was overbodig. Er was hem niets overkomen. Integendeel, hij was toen het licht was de tramps zo dicht genaderd dat hij hun gesprek kon horen. Dit was trouwens eerder een geschreeuw dan een gesprek te noemen. Er was een bode van hier aangekomen en die had het hele gezelschap met een bericht buiten zichzelf gebracht.’

‘Aha, Dugby!’

‘Ja, Dugby, zo heette die kerel. Hij vertelde iets over een half miljoen dollar dat uit de trein gehaald moest worden.’

‘Dat klopt.’

‘Zo! De Apache had het daar ook over. Dat is dan zeker de val waar u de kerels in wilt lokken. Dugby heeft ze alleen verteld wat u hem wijsgemaakt hebt. En u wist waarschijnlijk dat hij vertrokken was om de boodschap over te brengen.’

‘Ja, het hoorde bij ons plan dat hij het hun zou zeggen.’

‘Maar u moet ook ontdekken welk besluit er is genomen.’

‘Natuurlijk! We hebben maatregelen genomen om het direct na Dugby’s terugkeer te achterhalen.’

‘Maar u hebt die vent helemaal niet nodig, Winnetou heeft alles gehoord. De schurken schreeuwden van louter plezier zo hard dat het mijlenver te horen was. Dugby heeft een slecht paard; hij kan pas na de middag hier zijn. Daarom was het wel verstandig van Winnetou, mij hierheen te sturen. De tramps zijn namelijk direct op het voorstel van de schrijver ingegaan en er hoeft maar één punt veranderd te worden.’

‘Welk dan?’

‘De plek waar de overval plaats zal hebben. Daar er hier in Sheridan veel arbeiders wonen en zo’n extra trein natuurlijk de aandacht trekt, zijn de tramps van mening dat er een groot aantal naar buiten zal komen om te kijken. Dat zou tot onverwachte tegenstand kunnen leiden. De kerels willen wel het geld hebben maar er liefst niet hun bloed voor vergieten. Daarom moet de schrijver de trein rustig uit Sheridan laten vertrekkenen kort daarna de machinist en de stoker dwingen, op een open stuk te stoppen.’

‘Werd er nog een bepaalde plek afgesproken?’

‘Nee. De tramps willen een vuur naast de rails aanleggen en daar moet de locomotief dan stilstaan. Als de machinist en de stoker niet gehoorzamen, moeten ze neergeschoten worden. U vindt deze verandering misschien niet prettig, sir?’

‘O, ik vindt het juist prachtig, hierdoor vervalt het toch niet denkbeeldige gevaar dat de arbeiders met de tramps in een gevecht gewikkeld worden. Bovendien hoeven we nu niet met de twee spionnen naar Carlyle te rijden. We hoeven nu helemaal geen komedie tegen ze te spelen. Heeft Winnetou gezegd waar jullie je opstellen?’

‘Ja, voor de tunnel die aan de andere kant van de brug begint.’

‘Mooi! Maar jullie moeten in hinderlaag blijven tot de trein in de tunnel is. De rest gaat dan wel vanzelf.’

Nu wisten ze waar ze aan toe waren en konden met ze de voorbereidingen beginnen. Er werd naar Carlyle getelegrafeerd om een trein samen te laten stellen en naar Fort Wallace om soldaten te krijgen. Ondertussen kreeg Humply-Bill eten en drinken waarna hij weer even onopvallend vertrok als hij gekomen was.

Tegen de middag kwam van bovengenoemde plaatsen bericht dat er aan de verzoeken gehoor gegeven zou worden. Ongeveer twee uur later zagen ze Dugby aankomen die de zogenaamde Keller door een bode had laten ontbieden. Old Firehand zat met de ingenieur in zijn kamer. Beiden sloegen ongemerkt de tramp gade die even bij de regenton bezig was.

‘Ontvang hem in uw werkkamer,’ ried Old Firehand aan, ‘en houdt hem daar zolang aan de praat tot ik ook kom. Ik zal dan in die tijd het briefje lezen.’

De ingenieur ging naar zijn kamer en zodra Dugby daar binnengelaten was, ging Old Firehand naar buiten, door de huisdeur.

Toen de jager achter de ton keek zag hij daar een steen liggen.

Hij lichtte deze op en vond het verwachte papier. Hij vouwde het open en las de door de cornel geschreven regels. De inhoud klopte volkomen met het bericht van Humply-Bill. Hij legde de brief weer onder de steen en ging toen naar de werkkamer waar Dugby in eerbiedige houding voor de ingenieur stond. Hij herkende de jager in zijn linnen pak niet en schrok daarom niet weinig toen Old Firehand een hand op zijn schouder legde en dreigend vroeg: ‘Weet u wie ik ben, mr. Dugby?’

‘Nee,’ luidde het onthutste antwoord.

‘Dan hebt u bij Butlers farm niet goed uit uw ogen gekeken. Ik ben Old Firehand!’

Hij trok het mes uit de gordel van de tramp en de revolver uit zijn broekzak, zonder dat de overrompelde man een beweging maakte om dit te verhinderen. Toen zei de jager tegen de ingenieur: ‘Och, wilt u even naar boven gaan, sir, om de schrijver te zeggen dat Dugby er is, maar verder niets! Daarna komt u weer hier.’

Charoy verwijderde zich. Old Firehand drukte de tramp op een stoel en bond hem met een sterk koord aan de leuning vast.

‘Sir,’ begon de man die zich geleidelijk wat van de schrik begon te herstellen, ‘wat betekent deze behandeling? Waarom bindt u mij vast? Ik ken u niet!’

‘Zwijg!’ beval de jager terwijl hij zijn revolver pakte. ‘Wanneer je één geluid geeft voor ik het toesta, jaag ik je een kogel door je kop!’

De bedreigde verbleekte en zweeg. Nu kwam de ingenieur weer binnen. Old Firehand beduidde hem dat hij bij de deur moest blijven staan. Zelf ging hij bij het raam staan, maar zó dat hij van buiten niet gezien kon worden. Hij was er zeker van dat de schrijver zijn nieuwsgierigheid niet lang zou kunnen bedwingen.

Het duurde dan ook nauwelijks twee minuten of hij zag een arm verschijnen die zich naar de ton uitstrekte. Degene aan wie die arm toebehoorde was niet te zien daar hij dichtbij de deurpost bleef. Old Firehand gaf de ingenieur een teken waarop deze snel de deur opende, juist toen de schrijver voorbij wilde sluipen.

‘Mr. Keller, wilt u even binnenkomen?’ vroeg hij.

De aangesprokene had het papier nog in zijn hand. Hij stak het vlug weg en gaf met zichtbare verlegenheid aan het verzoek gevolg. Maar wat keek hij op toen hij daar zijn handlanger op een stoel gebonden zag! Hij beheerste zich echter snel en het lukte hem werkelijk, een vrij onschuldig gezicht te trekken.

‘Wat was dat voor papier dat u zo-even bij u stak?’ vroeg Old Firehand.

‘O, een oud zakje,’ loog de tramp.

‘Zo? Laat het dan eens zien!’

Verbaasd vroeg de schrijver: ‘Hoe durft u zo iets te vragen? Wie bent u eigenlijk? Ik ken u niet.’

‘U kent hem wel!’ kwam de ingenieur ertussen. ‘Het is Old Firehand.’

‘Old Fi…!’ stamelde de tramp. Van schrik kon hij de laatste lettergrepen niet uitbrengen. Met grote, starende ogen keek hij de trapper aan. ‘Ja, die ben ik,’ bevestigde de jager. ‘U had mij zeker niet verwacht, wel? En wat de inhoud van uw zakken betreft, ik heb het volste recht die te onderzoeken. Laat zien!’

Old Firehand nam de tramp, die zich niet eens durfde te verzetten het mes af en haalde ook nog de geladen revolver uit zijn zak. Daarna nam hij hem het briefje af.

‘Sir,’ vroeg de schrijver verbeten, ‘met welk recht doet u dit?’

‘Op de eerste plaats met het recht van de sterkste en de eerlijkste en vervolgens heeft mr. Charoy die de politionele macht van deze plaats vertegenwoordigt mij opdracht gegeven zijn taak over te nemen.’

‘Maar om welke reden? Wat ik bij me heb is mijn eigendom. Ik heb niet tegen de wet gehandeld en wil weten op welke gronden u mij als een dief behandelt!’

‘Dief? Pshaw! U mocht willen dat het alleen daarom ging! Nee, het gaat niet alleen om diefstal maar ten eerste om een moord en ten tweede om een overval op een trein die vermoedelijk meer dan één mens het leven zal kosten. U bent een van de tramps die bij Osage Nook de Indianen overvallen hebben, vervolgens Butlers farm wilden plunderen en nu hier een half miljoen dollar uit de trein hopen te halen.’

Het was de beide mannen aan te zien dat ze ontzettend schrokken, maar toch hield de zogenaamde Keller zijn been nog stijf en antwoordde met het gezicht van iemand die volkomen onschuldig is: ‘Daar weet ik niets van!’

‘En toch bent u alleen hier gekomen met het doel hier te spioneren en uw handlangers op de hoogte te brengen.’ ‘Ik? Maar ik ben het huis niet eens uit geweest!’

‘Dat klopt, maar uw kameraad heeft als bode gefungeerd. Wat hebben jullie gisterenavond dan met elkaar besproken door het open raam? Ik lag op het dak en heb ieder woord gehoord. Op dit briefje staat het antwoord dat de rode cornel gestuurd heeft. De tramps liggen bij Eagle Tail. Ze willen vannacht hierheen komen en zich buiten Sheridan langs de rails opstellen en een vuur ontsteken. Dit vuur moet u beiden de plaats wijzen waar de machinist gedwongen moet worden de trein te laten stoppen. Daarna willen uw medeschurken dan het geld uit de wagen halen.’

‘Sir,’ riep de schrijver uit, die zijn angst nu niet langer kon verbergen, ‘als er werkelijk mensen zijn die zoiets van plan zijn dan is het toch alleen maar een toevallige samenloop van omstandigheden die mij met die misdadigers in verband schijnt te brengen. Ik ben een eerlijk mens en …’

‘Zwijg!’ brieste Old Firehand. ‘Een eerlijk mens pleegt geen moord!’

‘U wilt toch niet beweren dat ik een moord begaan heb?’

‘Ja, dat wil ik wel! Jullie zijn allebei moordenaars. Waar is de wonderdokter en waar is zijn reisgenoot die jullie met de rode cornel achtervolgd hebt? Is die gezel niet neergeschoten omdat je die brief nodig had? Je moest je toch uitgeven voor de schrijver Keller om op die manier makkelijker te kunnen spioneren? En hebben jullie de kwakzalver soms niet al zijn geld ontstolen?’

‘Sir, ik weet… daar … echt niets van!’ stotterde de tramp.

‘Niet? In ieder geval laat ik jullie nu direct overbrengen. En ik zal maatregelen nemen voor het geval dat je het in het hoofd zou krijgen, er vandoor te gaan. Mr. Charoy, wees zo goed zijn handen op de rug te binden. Ik zal hem wel vasthouden.’

Toen de tramp deze woorden hoorde deed hij bliksemsnel een sprong naar de deur om te vluchten. Maar Old Firehand was hem voor. Hij greep hem, trok hem terug en omklemde hem ondanks zijn hevig tegenspartelen zo stevig dat de ingenieur hem zonder enige moeite kon binden. Toen werd Dugby van de stoel losgemaakt en met de schrijver naar de kamer gebracht waar de gewonde Hartley lag. Toen de Yankee het tweetal in het oog kreeg ging hij overeind zitten en riep: ‘Hola! Dat zijn de kerels die mij beroofd en de arme Keller vermoord hebben! Maar waar is de derde?’

‘Die mankeert ons nog, maar we krijgen hem wel te pakken,’ verzekerde Old Firehand. ‘Ze ontkennen dat ze het gedaan hebben.’

‘Ontkennen? Maar ik weet zeker dat ze het zijn. Ik durf duizend eden te zweren dat dat de moordenaars zijn!’

‘We hebben die eden van u niet nodig, mr. Hartley. Er zijn al bewijzen genoeg tegen hen. We weten wat voor vlees we in de kuip hebben.’

‘Goed zo! Maar hoe zit het met mijn geld?’

‘Dat komt wel terecht. Ik heb ze om te beginnen hun wapens afgenomen en het briefje waardoor ze ontmaskerd werden.’

De tramps spraken geen woord meer. Ze zagen in dat verder ontkennen geen zin had. Nu werden hun zakken helemaal binnenste buiten gekeerd. Hun aandeel van de bankbiljetten kwam te voorschijn en Hartley kreeg ze terug. Verslagen gaven ze toe dat de rode cornel de rest had. Vervolgens werden ze aan handen en voeten gebonden op de vloer gelegd. Er was in huis geen kelder of ander dicht vertrek waar ze opgesloten konden worden, maar Hartley was zo op hen gebeten dat er geen betere bewaker gevonden zou kunnen worden. Hij kreeg een geladen revolver en de opdracht, onmiddellijk te schieten in het geval ze pogingen mochten aanwenden, zich van hun boeien te ontdoen.

Nu kon men zich verder aan de verdedigingsmaatregelen wijden.

Het was niet meer nodig, de beide tramps op de locomotief te zetten en daarvoor eerst met hen op de lorrie naar Carlyle te rijden. Ze telegrafeerden dus naar Carlyle dat de trein op de afgesproken tijd moest vertrekken en op een bepaald punt, even voor Sheridan, stoppen moest om door Old Firehand overgenomen te worden.

Later op de middag kwam van Fort Wallace het bericht dat tegen het invallen van de duisternis een troep soldaten zou afmarcheren en reeds om middernacht op de plaats van bestemming zou aankomen.