Te oordelen aan het ontbijt, moest Fiona eerlijk toegeven dat Angus goed voor zijn logees had gezorgd. Hoewel het mes beter gebruikt had kunnen worden om de spanning te snijden dan het brood. Konden ze al die obstakels die hen uiteen hielden uit de weg ruimen, dan zouden ze perfect bij elkaar passen, dat wist ze gewoon zeker! Jonge mensen waren soms zo dwaas. Maar goed, Gus wist nu tenminste dat Rory zijn zoon was.
Ze reed met haar auto naar de boekhandel in de stad. Het was haar beurt om iets terug te doen voor James’ goedheid en ze had er zin in.
Maar ze was wel zenuwachtig. Ze deed de deur van de winkel open alsof het haar eerste werkdag was en in zekere zin was dat natuurlijk ook zo, al deed het er niet toe of ze het goed deed of niet. Maar ze wilde het goed doen voor James. Hij was zo lief voor haar geweest. Hij verdiende het dat ze haar beste beentje voorzette.
‘Goeiemorgen!’ zei James. ‘Je bent keurig op tijd. Vroeg zelfs.’
‘Ja, ik had kampeergasten te logeren. Angus had een hut gebouwd voor Rory’s verjaarsfeestje en gisteravond hebben ze er met zijn drieën in geslapen. Het was geen succes, geloof ik, gezien de tijd waarop ze opstonden.’
‘Kamperen is een kunst die ik nooit onder de knie heb gekregen, moet ik bekennen,’ zei James, die wat papieren op zijn bureau recht legde en controleerde of de potloden scherp waren.
‘Ik ook niet, maar Angus is er dol op. Het betekende veel voor hem dat Sian en Rory in de hut bleven slapen… Een deel van de nacht, in Rory’s geval.’
‘Rory en hij kunnen het dus goed met elkaar vinden?’ Ze had hem verteld dat Gus Rory’s vader was, toen hij had gevraagd of ze voor hem in de winkel wilde staan. Het was een opluchting geweest dat ze er met hem over kon praten, want Gus had verdraaid weinig te zeggen over het onderwerp, en hoewel ze Penny graag mocht, had ze nog niet het gevoel dat ze haar in vertrouwen kon nemen.
‘O, ja. Ik geloof niet dat Rory iets heeft gemerkt, maar Angus is vastbesloten om een geweldige vader te zijn.’ Ze zette haar tas op een stoel. ‘Ik ben zo blij dat hij het nu weet, dat kan ik je wel vertellen.’
‘Ik kon merken dat je je er zorgen over maakte, toen we elkaar laatst spraken.’
‘Ik voelde me schuldig, alsof het míjn geheim was. Afijn, zullen we aan de slag gaan? Ik wil je niet ophouden, maar ik wil ook niet dat je weggaat voordat je me het een en ander hebt uitgelegd over de kassa en zo.’
‘Het zal niet druk worden. De meeste verkopen gaan via internet. Ik hou de winkel eigenlijk alleen aan voor de buurt, en omdat ik het me kan veroorloven.’ Hij glimlachte. ‘Ik ben nogal ouderwets.’
‘Gelukkig maar,’ zei Fiona. ‘Ik ook een beetje, geloof ik. Maar niet op een slechte manier,’ voegde ze er snel aan toe.
‘Nou, ik zal je eerst laten zien waar je je spullen kunt opbergen. Ik heb een kantoortje. Propvol en erg rommelig. Mijn excuses.’
‘Alsof mijn huis zo keurig is. Ik schrik er altijd van als er ineens spullen wél op hun plek staan,’ zei ze.
Hij schoot in de lach. ‘Tja, sommige vrouwen zouden het afschuwelijk vinden. Ik heb een schoonmaakbedrijf voor de winkel, maar hier laat ik nooit iemand komen. Zo,’ ging hij vlot verder. ‘Hang je jas daar maar, tenzij je hem wilt aanhouden. Als de zon de hoek om komt, wordt het wel warmer in de winkel, maar ’s morgens vroeg is het vaak fris.’
‘Ja, ik hou hem nog wel even aan. Hoort ook bij mijn outfit. Ik weet niet of het er nog uitziet als ik hem uittrek.’
Hij bekeek haar even. ‘Het staat je erg goed. Maar als je het warm krijgt, staat die outfit je vast ook nog prima.’
‘Dank je. Ik weet eigenlijk niet waarom ik erover begon. Je hebt iets waardoor ik dingen zeg die ik normaal niet zou zeggen.’
‘Ik hoop dat het iets positiefs is.’
‘Dat weet ik niet, maar het betekent vast dat ik je vertrouw. En ik hoop dat je mij ook vertrouwt!’ Wat stond ze toch te bazelen? Blijf bij het onderwerp, Fiona, zei ze streng tegen zichzelf.
‘Natuurlijk vertrouw ik je, Fiona. Anders zou ik mijn winkel niet aan jouw goede zorgen overlaten.’
Fiona vond dat ze eerlijk moest zijn. ‘Ik ben absoluut te vertrouwen, maar ik ben niet zo goed in rekenen en de kassa vind ik doodeng.’
‘Daar komen we zo wel aan toe. Hier staat de waterkoker, ik heb allerlei soorten thee, koffie, instantchocolademelk… heel belangrijk in de winter… en koekjes. Ik heb heel lekkere voor je gekocht, dus daar moet je van snoepen. En een kleine koelkast voor de melk.’
‘Wat lief. Ik kan hier de hele dag zitten lezen en koekjes eten!’
‘Dat kan. En als de koekjes op zijn en je sluit de winkel tussen de middag, dan kun je geld uit de kleine kas halen om nieuwe te kopen. Hier.’ Hij wees naar een prachtig, ouderwets, zwart blikje dat al oud moest zijn geweest toen Fiona nog een klein meisje was.
‘O, wat schitterend!’ zei ze, en ze gleed er met haar vinger over. ‘Is het veilig?’
‘Niet echt, maar er zit niet veel in en als ik wegga, leg ik het in de kluis en die gaat dicht.’
‘Dat zal ik maar niet doen. Als ik even wegga, neem ik het wel mee, denk ik.’
‘Is dat niet onhandig?’
‘Heus, dat doe ik liever.’
Hij drong niet aan. ‘Zo, dan nu de kassa.’
De kassa leek echt afschrikwekkend, maar James gaf haar pen en papier zodat ze alle aankopen kon opschrijven voor het geval ze ergens niet uitkwam.
‘En moet ik ook weten hoe ik met het pinapparaat om moet gaan?’ Fiona durfde het bijna niet te vragen.
‘Nee, ik denk dat we voor één dagje gewoon geen elektronische betalingen accepteren. Als er vaste klanten komen, kun je hun gegevens noteren; dan regelen we het achteraf. Vreemden moeten maar later terugkomen.’
‘Maar dan kost ik je misschien geld!’
‘Welnee. Echte verzamelaars komen wel terug. Heus, maak je geen zorgen.’ Hij glimlachte vriendelijk naar haar. ‘Ik kan de winkel ook sluiten, maar je wilde zo graag iets voor me terugdoen… En ik sluit de winkel ook liever niet. Als mensen voor een dichte deur staan, komen ze meestal niet terug.’
‘Ik weet het. Ik was een keer bij een tearoom die net dicht ging. En het was pas halfvijf geweest. Toen dacht ik niet: laten we nog een keertje terugkomen als ze wel open zijn. We vroegen of we nog een kopje thee konden krijgen, maar de vrouw zei dat ze de winkel net wilde sluiten en ze weigerde ons binnen te laten.’ Fiona zuchtte bij de herinnering. ‘Ik zou het niet zo erg hebben gevonden, maar het was nog middag!”
‘Slechte service is altijd teleurstellend, vooral omdat goede service zo gemakkelijk is.’ Hij glimlachte opnieuw. Hij had een bescheiden charme, besefte ze. Er waren vast mensen die liever naar de tweedehands boekwinkel kwamen dan op het internet te zoeken, gewoon omdat James zo’n vriendelijke man was.
Uiteindelijk moest James weg en bleef Fiona alleen achter. Ze liep door de winkel, langs de rijen boekenplanken en probeerde te onthouden waar alles stond.
Ze vond de afdeling Kookboeken, die groter leek dan de andere. Hier was hij zeker in gespecialiseerd. Ze dacht met plezier terug aan het boekje dat hij haar had gestuurd na het etentje. Boeken waren prachtige cadeaus. Ze pakte een vroege editie van Mediterrane gerechten van Elizabeth David en bedacht dat je in de tijd dat haar moeder die kookboeken had, nog helemaal geen olijfolie kon krijgen; alleen bij de drogist. En knoflook was een seizoensgebonden product. Nu kon je zelfs in de kleinste buurtsuper alle mogelijke soorten olie krijgen.
Even verderop stonden de tuinboeken, waar ze een tijd naar keek. Er was een boek over wilde bloemen met niet alleen de Latijnse namen, maar ook de oude gebruiksnamen: wilde bertram, ganzenvoet en harig knopkruid.
Langzaam liep ze langs alle afdelingen. Deels was ze gefascineerd en deels hoopte ze zo de mensen naar de juiste plank te kunnen leiden. Daar hadden de meeste mensen behoefte aan, had James haar verteld, om te weten waar alles over hun passie te vinden was.
Uiteindelijk pakte ze het boek Mrs Beeton’s All About Cookery. Er stond geen datum op, maar aan de advertenties in het boek te zien, dacht ze dat het uit de jaren dertig kwam. Ze sloeg het open en vond een recept voor ossenverhemelte en drie manieren om pens te bereiden. Snel bladerde ze naar het hoofdstuk ‘Soufflés’: er waren acht recepten.
Ze had met opzet geen roman gepakt. Ze wilde zich niet laten meeslepen in een verhaal, terwijl ze op de winkel hoorde te passen, hoewel ze een reeks Ethel M. Dells had gezien die moeilijk was te weerstaan. Ze waren oud, zelfs al van vóór haar moeders generatie, maar ze had ze altijd leuk gevonden. Misschien kon ze ze zelf kopen.
Haar eerste twee klanten slenterden rond, kochten niets en leverden geen problemen op. De volgende zocht een cadeautje voor een tante, en Fiona kon haar de boeken over tuinieren en koken laten zien. De vrouw was vriendelijk, betaalde contant en Fiona slaagde erin met de kassa te werken. Ze kreeg wat meer zelfvertrouwen. Toen ze op haar horloge keek, zag ze dat ze over twee uurtjes lunchpauze had.
Hoewel ze het afsluiten van de winkel een beetje een eng idee vond, vroeg ze zich net af of ze ergens zou gaan lunchen, toen er een vrouw de winkel binnen kwam.
Ze was ongeveer van haar leeftijd, aantrekkelijk en goedgekleed. In haar handen had ze een ovenschaal die met folie was afgedekt.
‘O,’ zei ze toen ze Fiona zag. ‘Waar is James?’ Ze klonk erg verongelijkt dat hij niet was waar ze hem had verwacht. ‘Hij is er altijd.’
Fiona glimlachte verontschuldigend. ‘Hij is naar een veiling. Ik sta vandaag in de winkel. Kan ik u ergens mee helpen?’ Ze zag er een beetje vreemd uit met een schaal in haar handen, die kennelijk nog warm was.
‘O,’ zei de vrouw opnieuw. ‘Ik heb een taart voor hem meegenomen. Kip met champignon. Voor zijn lunch. Hij is dol op mijn hartige taarten. Hij zegt dat ik zulk luchtig deeg maak.’
Dit leek aandoenlijk ouderwets en typisch James. ‘Tja, ik zou hem in de koelkast kunnen zetten. Dan kan hij hem opeten als hij terug is.’
De vrouw dacht even na. ‘Dat is lang niet zo lekker als wanneer hij vers uit de oven komt.’
Fiona zei maar niet dat de vrouw naar de veiling zou moeten als ze per se wilde dat James verse taart at. De taart rook verrukkelijk en herinnerde Fiona eraan dat het lunchtijd was. ‘Maar hij smaakt nog altijd veel lekkerder dan een gekochte. Maakt u uw bladerdeeg echt zelf?’
‘O, ja. De meeste mensen kopen het tegenwoordig kant-en-klaar.’
Door de hooghartige manier waarop de vrouw dit zei, reageerde Fiona onmiddellijk met: ‘Ik ook. Ik koop het zelfs voorgerold.’ Ze zweeg even. ‘Nou ja, ik maak wel mijn eigen kruimeldeeg,’ zei ze toen.
‘Ik weet niet wat ik er nu mee moet,’ zei de vrouw. James’ afwezigheid had schijnbaar haar hele dag vergald.
Hoewel Fiona de vrouw erg irritant vond, wilde ze haar ook niet nog meer overstuur maken, en dus deed ze haar best om aardig te doen. ‘Nou, ik zou een kopje koffie of thee kunnen zetten en dan eten we hem samen op?’
De vrouw was ontsteld. Alsof Fiona had voorgesteld om er met de inhoud van de kassa vandoor te gaan. ‘Nee! Het was een cadeautje voor James!’ De vrouw fronste boos haar wenkbrauwen. ‘Neem me niet kwalijk, maar wie bent u eigenlijk? Ik heb u nooit eerder in de winkel gezien.’
Fiona voelde zich vreselijk schuldig, ook al wist ze dat dit dwaas was. ‘Ik ben een vriendin van James,’ zei ze verontschuldigend. ‘Hij vroeg of ik vandaag in de winkel wilde staan.’
‘Nou ja, waarom heeft hij míj niet gevraagd?’
Aangezien Fiona geen idee had wie deze vrouw was, niet wist wat James voor relatie met haar had, helemaal níéts wist van haar, behalve dat ze bladerdeeg kon maken, kon ze haar niet echt helpen. Misschien had hij haar niet gevraagd omdat ze nogal bezitterig en eigenaardig was? ‘Hij heeft het mij gevraagd omdat ik hem nog iets verschuldigd was.’
‘O? Waarvoor?’
Fiona was niet van plan om deze vrouw alle details te vertellen, maar ze kon zo snel ook niets anders bedenken. ‘Hij heeft iets voor me gedaan.’
‘Nou, het spijt me, hoor,’ ging de taartendame verder, alsof ze helemaal geen spijt had en eigenlijk zelfs een beetje nijdig was. ‘Ik dacht dat ik al James’ vrienden kende.’
‘Ik ben Fiona,’ zei Fiona, in de hoop dat dat voldoende was. Ze besefte opeens hoe weinig ze eigenlijk over James wist. Ze hoopte maar dat deze vrouw niet zijn vriendin was, of zo, deels omdat het mens stapelgek leek, maar ook omdat ze liever niet wilde dat James een vriendin had.
‘Maar hoe kent u hem?’ Ze vroeg het alsof James onmogelijk vrienden kon hebben die hij niet op een correcte wijze had leren kennen.
‘Hij heeft mijn bibliotheek gereorganiseerd. Ik ken hem beroepsmatig.’ Dat klonk goed, net alsof ze hier alleen werkte vanwege de bibliotheek, niet om een andere reden. Ze was zich ervan bewust dat de taartendame alle vragen stelde. Ze besloot op haar beurt ook eens wat vragen te stellen. ‘En hoe kent u James eigenlijk?’
‘O, ik ken hem al vanaf het moment dat hij hier kwam wonen.’
Tja, dan ben jij duidelijk in het voordeel, dacht Fiona. Hardop zei ze: ‘Wilt u even zitten? En toe, zet de taart toch neer. Hij smaakt vast heerlijk als hij is opgewarmd. Echt iets waar James van kan genieten na een lange dag op de veiling. Ik zal hem in de koelkast zetten.’
‘Ik wist niet dat hij hier een koelkast had.’ De vrouw klonk verontwaardigd, alsof ze het recht had alles over James’ inboedel te weten.
‘Een kleintje. In het kantoor. Om de melk voor koffie en thee in te bewaren. Weet u zeker dat u niets wilt?’ Fiona zou de taart nu het liefst helemaal willen opeten.
‘Wanneer is hij terug?’ De vrouw hield de taart nog steeds vast. Ze was niet van plan zich te laten verleiden door het aanbod van warme dranken.
‘Dat weet ik niet. Hij wist het niet zeker. Ik denk dat het ervan afhangt of hij nog iets wil kopen.’
‘Dus hij is er alleen om te verkopen?’
‘En te kopen. Als hij alleen boeken wilde verkopen, hoefde hij er niet bij te zijn, nietwaar?’
De taartendame fronste haar wenkbrauwen. ‘Nee, dat zal wel niet.’
‘Zeg, het is lunchtijd. Ik wilde net theewater opzetten. Neemt u ook wat.’
‘Lunchtijd. Wilt u weg? Ik zou best een uurtje op de winkel willen passen.’ Ze leek gretig.
Hoewel ze geen enkel recht had om bezitterig te doen als het om James ging, kon Fiona James’ winkel niet aan de taartendame overlaten, zelfs niet voor een uur. Als James haar echt zo goed kende, zou hij háár toch gevraagd hebben om op de winkel te passen? Het was wel duidelijk dat hij dat nooit had gedaan. En waarschijnlijk met een goede reden. ‘Dat is erg aardig van u, maar het alarmsysteem is nogal ingewikkeld. Dat kan ik u onmogelijk uitleggen. Ik blijf gewoon netjes hier.’
De taartendame zag de fout in deze redenatie op hetzelfde moment als Fiona. ‘Maar als ik hier was, zou de winkel niet dicht hoeven. Dan zou ik op alles passen.’
Fiona begon door te krijgen waarom James deze vrouw niet had gevraagd en hield voet bij stuk. ‘Dat begrijp ik, maar dat kan ik niet doen.’
‘Ik zie niet in waarom niet. Ik ken James al veel langer dan u!’
‘Hoe weet u dat zo zeker?’ Het feit dat het waarschijnlijk waar was, maakte de vraag niet minder vrijpostig. ‘Waar kent u hem van? Dat hebt u nog helemaal niet verteld.’ Fiona was nu zelf ook een beetje vrijpostig, maar ze begon wanhopig te worden. Als deze vrouw niet snel de taart neerzette of de winkel verliet, bij voorkeur allebei, dan stond ze niet voor zichzelf in.
Haar redding kwam in onverwachte hoedanigheid. De bel van de winkeldeur rinkelde en Robert Warren kwam binnen.
Fiona en Robert keken elkaar aan; zij opgelucht, hij verrast.
‘Hallo, Robert!’ Fiona was blijer hem te zien dan zou moeten. ‘Wat enig om je weer te zien!’
De taartendame keek naar Robert met dezelfde beschuldigende blik die ze voor Fiona had gebruikt. ‘Bent u ook een vriend van James?’
‘Eh, nee. Ik zoek een boek over antiek,’ zei Robert.
Fiona overwoog of ze hem moest attenderen op het feit dat hij James wel kende, of dat ze het moest laten zitten. Eén blik van de taartendame hielp haar over de streep. ‘Je kent hem wel, Robert. Hij was bij mijn dinertje.’
‘O! Ja, nu weet ik het weer. Hij hielp met de wijn. Ik was vergeten dat hij had verteld dat hij een boekwinkel had.’
‘Klopt,’ zei Fiona, en ze kreeg een boze blik van de vrouw.
‘Dan ken je James wel erg goed, als hij bij u thuis heeft gegeten en met de wijn heeft geholpen,’ zei de taartendame. Ze voegde er niet aan toe dat hij kennelijk net zo goed zijn laarzen onder haar bed had kunnen neerzetten, maar zo dacht ze er duidelijk wel over.
‘Hij was bezig in mijn bibliotheek,’ zei Fiona pinnig, die geen moeite had om tussen de regels door te lezen.
‘Ik weet het weer,’ zei Robert. ‘Hij was geïnteresseerd in oude gebouwen.’
‘Wij kennen elkaar van het Historisch Genootschap. Hij gaf een lezing over oude boeken,’ zei de taartendame iets milder.
‘U bent een vriendin van Fiona?’ Robert kon erg charmant zijn en hij leek oprecht geïnteresseerd in de taartendame.
‘O, nee,’ zei Fiona snel. ‘Ik weet niet eens hoe u heet!’ Ze glimlachte bemoedigend. ‘Ik ben Fiona Matcham.’
‘Miriam Holmes,’ zei de taartendame schoorvoetend, alsof ze geheime informatie prijsgaf.
‘En dit is Robert Warren,’ zei Fiona. ‘Miriam… mag ik je Miriam noemen? Ze kan heel goed bladerdeeg maken. Dat vertelde ze net.’
‘Wat knap,’ zei Robert, en hij wierp haar zijn smeulende, vleiende glimlach toe.
‘En,’ vroeg Miriam nog milder, ‘hoe kennen jullie elkaar?’
‘Via internet,’ zei Robert, voordat Fiona iets minder bezwarends kon bedenken.
Miriam verbleekte. ‘Je bedoelt toch niet… dat je James via internet kent? Toch? Dat is walgelijk!’
‘Het is helemaal niet walgelijk!’ protesteerde Fiona. ‘Zo heb ik Robert ontmoet.’ Met moeite dwong ze het beeld uit haar gedachten te zetten van de gruwelijke Evan, die ze op dezelfde manier had ontmoet. ‘En zoals ik al heb gezegd… en zal blijven zeggen: James brengt mijn bibliotheek voor me op orde.’
‘Je denkt toch niet dat James op internet vrouwen zoekt?’ Miriam leek er niet gerust op.
‘Vast niet,’ zei Fiona stellig. ‘Hij heeft genoeg andere manieren om vrouwen te ontmoeten, dat weten we allebei. Afijn, zal ik de taart in de koelkast zetten voor straks, of wil je hem mee naar huis nemen?’
Met tegenzin liet Miriam de taart los. ‘Nee. Ik heb hem voor James gemaakt. Hij moet hem krijgen. Heb je pen en papier voor me? Dan kan ik er een briefje bij doen.’
Snel gaf Fiona haar het gevraagde artikel, waarna ze zich tot Robert wendde. ‘Kan ik je ergens mee helpen? Ik sta vandaag in de winkel.’
‘Eh, ja. Heb je ook een antiekafdeling?’
‘Jazeker. Loop maar even mee,’ zei Fiona, die blij was dat ze nog wist waar het was.
‘Ik wist niet dat jij en James zulke goede vrienden waren,’ zei hij, een beetje afkeurend toen hij haar tussen de boekenplanken door volgde.
‘Dat zijn we ook niet,’ zei ze gladjes. ‘Ik was hem wat verschuldigd en kon hem hiermee helpen.’
‘Waarom was je hem iets verschuldigd?’
‘Werkelijk, Robert, dat zijn jouw zaken niet.’ Ze glimlachte, maar probeerde tegelijkertijd iets fatsoenlijks te bedenken als reden dat ze James iets verschuldigd was. Ze had niet zo onbeleefd moeten zijn. Dat was niets voor haar.
Toen ze Robert eenmaal bij de boeken over antiek had neergezet, liep ze terug naar het bureau, waar Miriam net uitgeschreven was. Het was een lange brief geworden. Ze besloot om zelf aan de taart te beginnen zodra Miriam en Robert weg waren.
‘Ik heb hem niet helemaal opgegeten,’ zei ze een paar uur later verontschuldigend tegen James, ‘maar ik verging van de honger.’
James vond het reuze grappig. ‘Kom mee naar boven voor een borreltje. Ik gooi de winkel dicht en dan kun je me alles vertellen, tot het laatste detail.’
Toen ze eenmaal een groot glas witte wijn in haar hand had en de rest van de taart veilig in de keuken had gezet, begon Fiona er ook de humor van in te zien. ‘Ik heb je bijna alles al verteld. Ze was zo boos dat ze mij in de winkel aantrof! Als ze wist dat ik van haar taart had gesnoept, zou ze me de nek omdraaien. Wie is ze?’
James leidde haar naar de bank. ‘Miriam? Zo’n eng mens, een vrouw van een bepaalde leeftijd op zoek naar een echtgenoot.’
Fiona was op de bank af gelopen, maar nu verstijfde ze. ‘Zo zou je mij ook kunnen omschrijven!’
‘Ach, welnee. Volgens mij ben jij niet op zoek naar een echtgenoot, en er is niemand die jou eng vindt.’
‘Ik vind dat niet bepaald vleiend!’ Ze was verontwaardigd. ‘Ik kan behoorlijk intimiderend zijn als ik wil!’
‘En als je dat niet wilt, ben je behoorlijk lief.’ Razendsnel en zonder enige waarschuwing, nam James het glas wijn uit haar hand, zette het op een bijzettafeltje en kuste haar.
Het kostte Fiona een paar seconden om te beseffen dat hij haar kuste en niet zomaar een zoentje op haar wang gaf. Nee, zijn mond bevond zich op de hare en zijn armen lagen stevig om haar heen.
Ze had tijd om zich af te vragen wanneer ze voor het laatst zo was gekust en of ze nog wist wat ze moest doen, maar ze liet al haar gedachten varen.
‘O, hemel,’ zei ze, toen hij haar losliet. ‘Dat was onverwachts.’
‘Maar niet onwelkom?’
Fiona schudde haar hoofd even en liet zich achterover op de bank zakken. Ze pakte haar glas en nam een slokje.
‘Het was niet mijn bedoeling om je te overvallen,’ zei James. ‘Ik wilde het al lange tijd doen.’
‘O?’ Haar tweede slok was bijna het halve glas, zo verrast was ze. ‘Ik had geen idee.’
James kon dit maar moeilijk geloven. ‘O toe, je hebt de signalen toch wel gezien. Dit zal jou wel vaker overkomen.’
‘Nee. Echt niet. Ik dacht dat we gewoon vrienden waren. Ik had geen idee dat je me wilde kussen.’
James pakte zijn eigen glas en ging naast haar zitten. ‘En nog veel meer…’
Fiona bloosde, en dwaas genoeg probeerde ze te bedenken wat voor ondergoed ze eigenlijk aan had.
‘Vanaf het moment dat je mijn winkel binnenliep, verlang ik al naar je. Het was een van de redenen dat ik er zo lang over heb gedaan om je boeken te bekijken. O trouwens, ik heb nog een leuke cheque voor je. Die kleine collectie boeken heeft het goed gedaan.’
Fiona klapte in haar handen. ‘Goed zo. Daar ben ik blij mee. En heb je je commissie eraf gehaald en zo?’
‘Alle onkosten, ja.’
‘Dank je wel. Ik ben je dankbaar.’ Ze had haar glas bijna leeg.
‘Fiona, ik krijg het idee dat ik je erg heb overvallen. Dat spijt me, ik kon je gewoon niet weerstaan.’
‘Nee, het geeft niet. Ik vind het helemaal niet erg als je me kust.’
Hij zette haar lege glas op een veilige plek. ‘Dus je vindt het niet erg als ik het nog een keer doe?’
Ze gaf geen antwoord.
‘Zoenen op de bank wordt erg ondergewaardeerd,’ zei Fiona een tijdje later.
‘Mmm,’ zei James, die niet helemaal overtuigd was. ‘Nu zou ik willen dat ik een chaise longue had.’
‘Waarom?’
‘Tja, na het rumoer van de chaise longue…’
‘Je bedoelt de intense, diepe rust van een tweepersoonsbed?’
‘Geen wonder dat ik je zo geweldig vind. Je begrijpt mijn literaire verwijzingen.’
Fiona grinnikte. ‘Je bedoelt Mrs Patrick Campbell? Dat is het voordeel van een vrouw van een bepaalde leeftijd.’
‘Maar je pakte de hint niet op?’ James streek Fiona’s haar teder uit haar gezicht.
Fiona slikte. ‘Je hebt me erg verrast, James.’
‘Dat weet ik. Ik heb je overvallen.’
‘Een beetje.’
‘Eten dan maar? Kan ik je verleiden met een hartige taart met kip en champignons?’
Door de wijn, de ontlading en het feit dat de situatie bijzonder grappig was, begon Fiona lichtelijk hysterisch te giechelen.
‘Ik heb je toch niet helemaal afgeschrikt?’ James schonk haar bij.
‘Nee. Helemaal niet. Ik moet gewoon even aan het idee wennen, meer niet.’
‘Laten we maar eens in de koelkast kijken of ik iets heb wat we bij het restant van de taart kunnen eten.’
‘Erwtjes misschien?’ opperde Fiona, die het kleine vriesvakje in de koelkast openmaakte. ‘Wat?’ Hij keek haar op een merkwaardige manier aan, alsof hij wilde lachen, maar toch ook weer niet.
‘Sorry, maar dit moet gewoon.’ Hij nam haar in zijn armen en kuste haar intens.
Dat betekende die blik dus, besefte ze terwijl ze hem terug zoende.
Na het eten bracht James Fiona in zijn auto naar huis. Ze vroeg hem niet binnen, maar kuste hem teder en uitgebreid en zei daarna gedag. Ze voelde zich giechelig en blij, en zodra ze het huis binnenliep en de situatie achter haar lag, wilde ze dat ze met James naar bed was gegaan, wát de toestand van haar ondergoed ook was. Die kans kwam waarschijnlijk nooit weer; ze zou niet meer durven. Ze zette een kopje thee voor zichzelf met het gevoel dat haar avond een stuk spannender had kunnen eindigen als ze iets dapperder was geweest.