Op de ochtend van de ambachtsmarkt bracht Sian Rory bij het krieken van de dag naar Jody’s huis. Jody kwam naar buiten met een stuk geroosterd brood met pindakaas in haar hand. Ze had gedoucht en zag er ontspannen uit. Rory rende onder haar arm door naar de keuken, zonder nog een blik op zijn moeder te werpen.
‘Thee?’ vroeg Jody. ‘Of zullen we daar iets nemen? Er is een café.’
‘Laten we maar gaan. Rory heeft het naar zijn zin, zo te zien, en ik moet nog het een en ander klaarzetten. Is het goed als ik achter jou aan rijd? Jij bent er eerder geweest.’
‘Prima. Even mijn sleutels pakken. Jammer dat we niet samen kunnen.’
Sian grijnsde. ‘Het is maar goed dat we twee auto’s vol met spullen hebben, anders zou onze kraam er kaal bij staan.’
De ambachtsmarkt was deels overdekt en de kraampjes stonden al klaar. Jody reed regelrecht naar de ingang en kreeg van een vrouw in een spijkerbroek en een sjofel topje te horen welke kraam van hen was. Ze liep naar Sians raampje.
‘We kunnen onze spullen hier uitladen en dan de auto’s wegzetten. Annie houdt het voor je in de gaten voor het geval er kostbare spullen bij zitten.’
Sian had heel wat dingen meegenomen: voetenbankjes, tafeltjes en kastjes, en een grotere toilettafel – ook van Fiona gekregen en nogal haastig beschilderd. Omdat het al behoorlijk druk was met mensen die hun kraampjes aan het inrichten waren, vastbesloten om alles er zo aantrekkelijk mogelijk uit te laten zien, laadde Sian snel de auto uit. Ze nam aan dat alles er nog zou staan als ze terugkwam.
‘Wauw, dat ziet er waanzinnig uit!’ zei Jody, toen ze haar helft van de kraam had gevuld met dikke, uitnodigende, weelderige kussens.
‘Jouw kussen zijn schitterend. Misschien kunnen we samen iets doen. Dan kies jij bijvoorbeeld een mooie stof voor beddengoed en beschilder ik het hoofdeinde van het bed in een bijpassende kleur en stijl.’ Sian paste voor de tiende keer de plek aan waar ze de naambordjes ging schilderen. ‘Ik hoop maar dat ik wat klanten krijg. Anders is het zo gênant.’
Jody moest lachen. ‘Heb je je eigen spullen dan nog nooit aan de man gebracht?’
‘Ik krijg opdrachten, maar dat is niet hetzelfde. Mensen nodigen me thuis uit omdat ze erover denken mijn werk te kopen. Ik heb nooit “komt dat zien, komt dat zien” hoeven roepen.’ Een ijskoud gevoel van twijfel bekroop Sian.
‘Wat is er?’
‘Ik kan dit niet. Ik geloof niet dat ik mijn eigen werk zo kan verkopen.’
Aan dit aspect van een ambachtsmarkt had ze helemaal niet gedacht. Ze had bedacht wat ze wilde verkopen en hoe ze het leuk kon maken, zoals de naambordjes. Ze had er niet aan gedacht dat ze met mensen zou moeten praten, ze zou moeten overhalen om iets te kopen. ‘Ik wil geloof ik liever naar huis.’
‘Nou, dat gaat mooi niet door,’ zei Jody streng. ‘Ga jij maar eens een kopje thee en een broodje bacon halen, dan voel je je een stuk beter.’
‘Denk je?’
‘Ja. En als je dan nog steeds bang bent, ruilen we.’
‘Dan verkoop ik jouw werk en verkoop jij de kussens.’
Dat klonk goed. ‘Dus dan zeg ik tegen een voorbijganger dat ze absoluut nieuwe kussens nodig heeft om haar woonkamer nieuw leven in te blazen en dat jij die toevallig hebt?’
‘Precies! Nou, wegwezen. Ga een kopje thee voor me halen. Heb je geld nodig?’
Sian liep al weg. ‘Nee, hoor. Wil je ketchup op je broodje?’ riep ze over haar schouder.
Jody was een geboren verkoopster. Ze sprak een vrouw van middelbare leeftijd aan die zo dom was om even in de buurt van de kraam te blijven dralen.
‘U hebt vast wel een kind waar u een cadeautje voor zoekt.’
De vrouw bleef staan en knikte behoedzaam.
‘En ik durf te wedden dat hij of zij alles al heeft… meer speelgoed dan goed voor een kind is.’
De vrouw haalde diep adem, blij dat ze een spreekgestoelte kreeg voor de gevoelens die ze meestal voor zich hield. ‘Nou, dat denk ik inderdaad! Kinderen hebben al dat dure speelgoed niet nodig om gelukkig te zijn. Een paar goede, stevige stukken speelgoed gaan hun hele jeugd mee.’
‘Zoekt u iets voor een kleinkind of voor iemand anders?’ Jody was schaamteloos. Sian hield zich achter een berg kussens schuil.
‘Het dochtertje van mijn petekind. Ze heeft echt alles, zelfs een pony. Er is echt niets wat ik nog voor haar kan kopen.’
‘Wat dacht u van haar naam op de deur?’
Sian wachtte gespannen op het antwoord, stond in de startblokken om te gaan schilderen en probeerde te bedenken hoe ze bijvoorbeeld een naam als ‘Mellasina’ op een van de bordjes kon krijgen.
‘Dat heeft ze al,’ zei de vrouw.
‘Ah, maar mijn collega zou haar naam ook op een van deze dozen kunnen schilderen. Wat vindt u daarvan?’
O, goeie genade, dacht Sian, ik hoop maar dat het kind een korte naam heeft.
‘Ach, dat is leuk idee. Zoiets gaat een leven lang mee, nietwaar? Maar deze dozen zijn allemaal al beschilderd. Er is geen ruimte meer voor een naam.’
‘Sian!’ beval Jody. ‘Kom tevoorschijn en help deze dame.’
Blozend en bezweet kwam Sian naar voren. ‘Neem me niet kwalijk, ik was even bezig. Wat kan ik voor u doen? U wilt graag een naam op een van deze dozen? Dat kan ik voor u doen. Welke doos en welke naam wilt u? Ik kan een deel van de versiering overschilderen en de naam die u wilt toevoegen. Al kunt u hem dan straks pas ophalen.’
De vrouw schudde haar hoofd, maar zag toen een grotere doos achter in de kraam. ‘Daar zitten niet zoveel versieringen op. Misschien past de naam daarop zonder dat u iets weg hoeft te halen.’
‘Welke naam wilt u erop?’
‘Zoë. Denkt u dat dat zou lukken terwijl ik wacht?’
Sian haalde diep adem. Het was op zich geen enkel probleem, maar om de naam te schilderen terwijl de klant toekeek was erg intimiderend. ‘Als ik nu eerst eentje uitprobeer op een van deze kale plankjes, zodat u kunt zeggen wat u van de letters vindt, en dan kunt u daarna de rest van de markt bekijken terwijl ik de doos beschilder.’
Gelukkig had Sian een vaste hand en slaagde ze erin een mooie ‘z’ te schilderen. Er was ook nog ruimte over om wat papavers op de doos te schilderen, wat Zoë’s lievelingsbloemen waren. Zelfs het trema op de ‘e’ ging goed. Enige tijd later liep de vrouw weg met de doos onder haar arm en een tevreden glimlach op haar gezicht.
‘Je had extra moeten rekenen voor het beschilderen van de doos,’ zei Jody, praktisch als altijd.
‘Weet ik, maar dat wilde ik niet.’
Maar het beschilderde plankje bleek een prima lokkertje te zijn. Verschillende mensen hadden Sian in actie gezien en wilden ook een naambordje. Ze begon zich te ontspannen en algauw schilderde ze zonder enige aarzeling en zonder proeftekenen eenhoorns, zeepaardjes en libelles. Ze had ook al veel kussens verkocht en had ontdekt dat ze een waanzinnige verkoopster was, zolang het niet om haar eigen werk ging.
Rond lunchtijd trok het ochtendpubliek weg en waren Jody en Sian moe en hongerig. ‘Ik vind het wel genoeg geweest,’ zei Jody.
‘Hoeveel mensen zouden er nog komen?’ Sian legde de voorraad die ze nog over had opnieuw neer en klopte Jody’s voorraad kussens op die al twee keer was aangevuld met de voorraad in de auto.
‘Niet veel. Milly is al aan het inpakken.’ Milly verkocht zeep en badolie. Ze had goede zaken gedaan met haar cadeauverpakkingen.
Ze wilden elkaar net toestemming geven om hetzelfde te doen, toen Fiona en Gus aan kwamen slenteren.
‘O, kijk eens naar die oude toilettafel! Wat een verbetering!’ zei Fiona. Ze gaf Sian een zoen en stelde Gus aan Jody voor.
‘Prachtige kussens, daar moet ik er eentje van hebben. Maar Gus, kijk nu toch eens naar die toilettafel!’
‘Moet dat? Het is erg mooi en zo, maar toilettafels zijn niet zo mijn ding.’ Hij gaf Sian een zoen en kuste Jody ook.
‘Maar hij was van ons! Ik heb hem aan Sian gegeven. Hij was oranje en foeilelijk.’
‘Fiona, ik was van plan je deze terug te geven. Als je hem mooi vindt, zou ik dat geweldig vinden.’
‘Nee,’ zei Gus resoluut. ‘Tenzij je hem in je eigen slaapkamer wilt zetten. We zijn rommel aan het wegdoen, niet nog meer in huis aan het halen.’ Hij knipoogde in een poging te doen alsof het een grapje was, maar het kwam niet helemaal over.
Fiona schudde licht geërgerd haar hoofd. ‘Gus, werkelijk!’ Ze keek naar de twee jongere vrouwen. ‘Hij heeft last van opruimwoede en gooit alles weg wat al jarenlang niemand in de weg staat.’
Omdat Sian wist dat Fiona alle overbodige meubels weg wilde doen, had ze het vermoeden dat het enige probleem was dat het tempo van Gus hoger lag dan Fiona aankon.
‘Gus, kan ik jou soms interesseren voor een naambordje?’ zei ze, omdat ze vond dat zijn arrogante opmerking over het toilettafeltje afgestraft moest worden. ‘Ik zou er Gus op kunnen schilderen, of Angus. Ik ben echt op dreef.’
Gus keek op haar neer, wreef met zijn vingers over zijn kin en deed alsof hij nadacht.
‘Of misschien een kussen, Fiona? Dat is toch geen rommel?’ ging Sian verder. ‘Dit zou prachtig staan in de serre.’
‘Je hebt gelijk. Ik neem het!’
Terwijl Fiona betaalde, bestudeerde Gus Sians overgebleven voorraad. Een voor een pakte hij de stukken op en bekeek hij ze. ‘Ja,’ zei hij opeens. ‘Ik wil graag een naambordje.’
‘O,’ zei Sian. Dit had ze niet verwacht. ‘Wat zal ik erop zetten? Gus of Angus?’
‘Melissa,’ zei hij. ‘Het is een leuk cadeautje.’
‘O,’ zei Sian weer. Het had een paar seconden geduurd voor ze weer in staat was iets uit te brengen. ‘Is ze binnenkort jarig?’
‘Ja, en ze heeft me erg geholpen de laatste tijd. Ik wil haar graag iets moois geven.’
‘Nou, ik voel me gevleid en een beetje verbaasd dat je mijn bescheiden bijdrage mooi vindt,’ zei Sian, die niet langer stekelig kon zijn. ‘Na de manier waarop je op het toilettafeltje reageerde,’ voegde ze eraan toe, zodat hij niet zou denken dat ze jaloers was op Melissa.
‘Ik vind gewoon niet dat we het nodig hebben,’ zei hij stellig. ‘Maar goed, zou je bij Lissa’s naam ook iets van pony’s kunnen schilderen? Ik zie haar altijd op een pony als ik aan haar denk.’
‘Weet je wat, het wordt veel mooier als ik er thuis rustig de tijd voor neem,’ zei ze. Haar trots eiste dat Melissa’s bordje perfect zou worden en dat de pony’s heuse Thelwells zouden worden met dikke, rechte staarten. ‘Dan kom ik het je wel brengen als het af is. Wanneer heb je het nodig?’
‘Vrijdag, als het kan. Dan neem ik haar mee uit.’
‘Prima! Geen probleem.’ Ze glimlachte opgewekt, alsof hij een gewone klant was.
‘Fijn. Sian, ik vroeg me af…’
‘O, kijk,’ zei Sian blij. ‘Daar is Richard!’
Ze had verwacht dat hij op tijd terug zou zijn voor Rory’s verjaardag, zoals hij had beloofd, maar kennelijk was hij erin geslaagd om nog wat eerder weg te kunnen. En hij was precies op tijd!
‘Dag dames,’ zei Richard. ‘Heeft iemand er bezwaar tegen als Sian en ik gaan lunchen?’
Lunch met Richard was niet heel bijzonder, al was hij plezierig gezelschap. Ze hadden wel vaker geluncht, maar zelfs al was het doodsaai geweest, was het de blik op Gus’ gezicht waard geweest. Met een grijns slenterde ze opgewekt naast Richard in de richting van de dichtstbijzijnde pub.
Fiona had aangeboden om Rory’s verjaardag bij haar in de tuin te houden, en hoewel dat veel voordelen bood, had Sian het aanbod niet geaccepteerd. Ze sprak er met haar moeder over.
‘Het is zo’n gedoe voor haar. Ik zeg gewoon dat we het hier vieren.’
‘Nee, dat moet je niet doen. Straks is ze beledigd. Trouwens, ik wil haar dolgraag ontmoeten. Waarom wil je het niet bij haar thuis vieren?’
Sian kon haar moeder niet vertellen waarom niet. Dat moest vroeg of laat toch, en waarschijnlijk als ze kwam logeren met Rory’s verjaardag, maar ze kon het niet telefonisch doen. ‘Ik weet het niet goed. Ik vind het zoveel werk voor haar.’
‘Ze heeft geen enkele reden om het niet aan te bieden als ze het niet wil,’ zei Sians moeder resoluut.
Sian beet op haar lip om niet te zeggen: o, jawel!
‘Afijn, ik wil haar huis graag zien,’ zei haar moeder. ‘En dat van jou is te klein als het regent. O, en ik neem aan dat Richard ook komt? Dat vind ik toch zo’n aardige man.’
Dat was hij ook, beaamde Sian. Alleen moest ze tegenwoordig zó veel aan Gus denken dat er nauwelijks ruimte overbleef voor Richard. Richard zou een volmaakte echtgenoot zijn: betrouwbaar, een rots in de branding, lief; alles wat Gus niet zou zijn. Ze wist dat Rory Gus aardig vond, maar zelfs als ze vond dat hij een goede vader zou zijn, dan wist ze niet of ‘betrouwbaar’ en ‘rots in de branding’, of zelfs ‘trouw’, de juiste woorden waren om hem te omschrijven.
Rory en zij waren aan het bakken toen Gus op de achterdeur klopte en binnenkwam.
Ze schrok toen ze hem zag. Op enkele korte momenten hier en daar na, had ze hem redelijk goed weten te mijden sinds ze het naambordje voor Melissa had gebracht. En die keer was ze bij de deur blijven staan, had ze niet binnen willen komen en had ze het alleen afgegeven. Nu stond hij in haar keuken, vulde de ruimte met zijn energie, en ze was zich er gruwelijk van bewust dat Fiona’s deadline om hem over Rory te vertellen met rasse schreden dichterbij kwam. Morgen.
‘Dag, jongens,’ zei hij. ‘Kom mee. Ik heb jullie nodig.’
‘Eh, we zijn bezig,’ zei Sian. ‘We zijn aan het bakken voor Rory’s verjaardag.’
‘We gaan zo meteen de koekjes glazuren,’ zei Rory. Hij had de kom mogen uitlikken; zijn gezicht zat onder de chocolade en zijn mouwen zaten vol met bloem.
‘Bakken is voor meisjes!’ zei Gus. Hij keek Sian aan en verwachtte een reactie. ‘Ik heb hulp nodig bij mannenzaken.’
‘Dan heb je mij dus niet nodig,’ zei Sian scherp. ‘En Rory is wel een grote jongen…’ Ze keek hem bemoedigend aan. ‘… maar hij is nauwelijks een man te noemen.’
‘Jullie zijn geen van beiden mannen, maar nood breekt wet. Kom op!’ Hij was niet van plan om nee te accepteren.
‘Wat moeten we doen?’ vroeg Rory, die graag een man wilde zijn, al was het maar voor even.
‘Ik heb hulp nodig om een hut te bouwen voor je feest! Mama en ik dachten dat het leuk zou zijn om eens iets anders te doen. Kinderen hebben altijd een clown of een entertainer of iets dergelijks en wij – nou ja, het was eigenlijk mijn idee – dachten dat een hut veel leuker zou zijn.’
‘O,’ zei Sian. ‘Tja, we hebben hier nog wel het een en ander te doen. Red je het niet in je eentje?’
‘Nee! Dat kost te veel tijd en bovendien, waarom zou de jarige Job de bouw van zijn eigen hut moeten mislopen?’
De jarige Job keek zijn moeder aan en wilde Gus dolgraag helpen. Gus keek haar ook aan en Sian was niet in staat om de twee smekende blikken te weerstaan, vooral omdat ze zo op elkaar leken. Het was al moeilijk om nee tegen Rory te zeggen. Gus was het reusachtige evenbeeld van haar zoon, met een andere kleur haar, maar al net zo schattig – alleen dan op een zorgwekkende andere manier.
‘Tja, nou ja.’ Ze trok haar schort los, deed alsof ze er geen zin in had. ‘Dan moet ik deze maar glazuren als jij in bed ligt, Rory. Weet je zeker dat je ze niet liever nu doet?’
‘Mam!’ Het was wel duidelijk wat Rory wilde. Over een tijdje, waarschijnlijk vanaf het moment dat hij op school zat, zou hij er ‘duh!’ aan toevoegen, om aan te geven hoe belachelijk die vraag was.
Terwijl ze Rory en zichzelf opfriste en Rory’s laarzen opzocht, plus de laarzen die ze van Fiona had gekregen, evenals een paar tuinhandschoenen (een idee van Gus) besefte ze hoe blij ze was om hem weer te zien. Was dat een goed teken of niet, vroeg ze zich af.
‘Je zult blij zijn dat ik een fatsoenlijk kinderzitje in de landrover heb gezet,’ zei Gus. ‘Volgens de man in de winkel kunnen kinderen daar tot hun elfde in.’ Hij zette Rory in het zitje vast.
‘O, wat attent van je,’ zei Sian.
‘Nou ja, het is beter dan dat raceharnas. Veel praktischer.’
Dat was een opluchting. Hoewel Sian Fiona volkomen vertrouwde, was ze bang dat haar vriendin per ongeluk iets zou ontvallen. Sian wilde niet dat hij een kinderzitje in zijn auto had gezet omdat hij Rory’s vader was, maar Fiona had duidelijk niets laten doorschemeren. Gus zou niet zo ontspannen praten als hij net van Fiona had gehoord dat Rory zijn zoon was. Sian kon zich niet voorstellen hoeveel opschudding er zou ontstaan als Gus hierachter kwam, maar ze wist dat ze het gauw genoeg zou merken. Als ze het hem morgen nog niet had verteld, zou Fiona het vast en zeker doen. Met een zucht stapte ze in.
‘Waar gaan we naartoe?’ vroeg ze na een ogenblik.
‘Naar een bos dat ik al mijn hele leven ken. We hebben de juiste houtsoort nodig. Uit mama’s tuin kan ik wel wat takjes halen, maar we hebben goeie takken en bladeren nodig. Veel bladeren vooral.’
Sian wilde vragen of je in elk willekeurig bos zomaar takken en bladeren mocht meenemen. Gus dreef ongetwijfeld de spot met zoiets als toestemming vragen.
Na een paar kilometer reden ze hobbelend over een pad en bij een bos kwamen ze tot stilstand.
‘Daar zijn we, op de mooiste plek in de hele wereld,’ zei Gus. Hij sprong uit de auto en liep eromheen om Sian uit de landrover te helpen.
‘Echt? Je hebt nota bene de hele wereld gezien. En dit is het mooiste?’
‘Ja. Oost, west, thuis, best. Mijn broer en ik kwamen hier wel met de scouting en daarna sleepten we onze ouders hier zo vaak mogelijk mee naartoe. Toen we oud genoeg waren, gingen we hier zelf op de fiets naartoe. Het was de enige plek waar we ooit naartoe gingen, eigenlijk.’
‘Ik kan me niet voorstellen dat Rory hier in zijn eentje naartoe zou fietsen,’ zei Sian. ‘Maar ik kom uit Londen. Op het platteland gaan dingen vast anders.’ Ging het echt zo anders? Ze hoopte het maar.
‘Nou, mijn ouders wisten waar we waren. Dit was vóór de tijd dat elk kind een mobieltje had, maar ze wisten dat het veilig was.’ Hij grinnikte. ‘Al ben ik wel een keer gevallen en heb ik mijn been opengehaald. Mijn broer moest me het bos uit helpen. We hebben een heel eind langs de weg gestrompeld, tot we bij een huis kwamen, waar we aangeklopt hebben. Die mensen waren geweldig. Ze belden mijn ouders, gaven ons vruchtensap en koekjes, maakten de wond schoon.’ Hij keek plotseling heel streng naar Sian. ‘Echt, de meeste mensen zijn goed en aardig en doen wat goed is. De idioten waarover je in de krant leest, dat zijn de uitzonderingen.’
‘Dat weet ik,’ zei Sian luchtig.
‘Mooi!’ zei Gus, toen ze in het deel van het bos kwamen dat hij het beste vond. ‘We zoeken twee lange stokken met een vertakking aan het uiteinde. Als het nodig is, kan ik wel een beetje bijsnijden. Ah! Ik heb er al eentje. Zie je die, Rory? We zoeken er nog zo eentje. Geef maar een gil als ik je moet helpen sjouwen. En vergeet niet, altijd slepen als het kan. Het heeft geen zin om meer te tillen dan nodig is. Alles wat we vinden, leggen we hier neer en dan halen we straks de landrover.’
Sian was blij verrast dat Rory zo enthousiast stokken begon te zoeken en zijn best deed om nog grotere te pakken. Zelf kreeg ze ook de smaak te pakken en het gaf haar onverwachts voldoening.
‘Nou, ik denk dat dat wel genoeg is. Bijna, in elk geval. Sian, vind jij het eng om alleen in het bos te zijn? Want dan gaan Rory en ik de auto halen en kunnen we inladen. Hier.’ Hij stak zijn hand in zijn achterzak en gaf haar een paar vuilniszakken. ‘Vul jij deze met bladeren. We hebben veel nodig. Ik zal nog meer zakken meenemen.’
Rory was verrukt dat hij met Gus op stap mocht. Hij nam extra grote stappen om zijn nieuwe vriend bij te houden.
Terwijl ze hen zo met zijn tweeën in de verte zag verdwijnen, vroeg ze zich niet voor het eerst af hoe het zou gaan als ze Gus over Rory vertelde. Het zou toch allemaal wel goed gaan? Hij was op Rory gesteld. Hij kon er toch geen bezwaar tegen hebben te ontdekken dat hij zijn zoon was? Het kwam wel goed. Ze maakte zich meer zorgen om het feit dat ze het hem niet eerder had verteld. Zou hij begrijpen waarom, of zou hij het haar nooit vergeven? Ze wist niet of hij erg vergevingsgezind was. Maar Fiona was geweldig geweest; dat zou hij toch vast ook zijn?
Sian was in elk geval eventjes gerustgesteld en begon opgewekt bladeren te rapen. Ze probeerde niet aan alle enge beestjes te denken. Ze was blij dat ze handschoenen aan had. Ze propte de zakken vol en duwde de bladeren goed aan om er nog wat bij te stoppen. Ze was trots op zichzelf. Ze werd nog wel eens een plattelandsmeisje.
Rory had zich nog nooit zo vermaakt. Toen de landrover aangereden kwam, zat Rory voorin ‒ goed ingesnoerd, zag Sian tevreden – met pure blijdschap op zijn gezicht. Hier kon geen enkel ander verjaarscadeau tegenop.
‘Goed, jongens, dan gaan we het allemaal achterin gooien.’
Het was vermoeiend werk, zeker omdat Gus nog meer vuilniszakken tevoorschijn haalde die Sian moest vullen. Zowel Gus als Rory vond bladeren rapen niet zijn taak . Zijzelf moest steeds verder het bos in om de bladeren te rapen. Ze hoorde Rory lachen, waarschijnlijk omdat Gus iets ondeugends had gezegd, en ze troostte zichzelf met de gedachte dat Rory binnenkort alle voordelen van een vader zou hebben zonder dat zij een echtgenoot had. Misschien was het wel de ideale oplossing. Ze had zich al zolang alleen gered, dat ze wist dat ze het kon, maar Rory had zoveel plezier met Gus dat ze hem het contact met zijn vader niet kon ontzeggen. Het leek erop dat Gus zou blijven, in de nabije toekomst in elk geval – daar zorgden zijn been en zijn boek wel voor. Misschien kon ze het risico dat Rory aan hem gehecht zou raken wel nemen. Zij en Richard… dat was weer een ander probleem voor een andere dag.
Ze reden terug naar Fiona’s huis. Gus stuurde de landrover door een ingang die Sian nog niet eerder had gezien, helemaal aan het eind van de tuin.
‘Hier laden we alles uit en dan moeten we maar eens kijken of we nog meer nodig hebben,’ zei Gus.
‘Ik heb honger,’ zei Rory.
Sian keek op haar horloge. ‘Het is ook bijna etenstijd,’ zei ze. ‘Ik doe een moord voor een kopje thee. Dat betekent dat ik héél graag een kopje thee wil,’ legde ze aan Rory uit, die haar vragend aankeek.
‘Goed, dan nemen we een kopje thee en gaan we verder,’ zei Gus. Hij haalde een rugzak achter uit de landrover en pakte een pannetje.
Sian overwoog om erop te staan naar binnen te gaan in plaats van zich te onderwerpen aan het wildernisgebeuren, maar ze hield haar mond. Rory was zo blij en ze kon wel even wachten op haar thee. Het was leuk om te doen alsof ze aan het kamperen waren. Ze wist dat het voor Gus kinderspel was, maar voor Rory was het een groot avontuur: hout sprokkelen, bladeren verzamelen, buiten thee zetten bij dit mooie weer. Sian vond het zelf ook leuk, vooral in de wetenschap dat ze straks weer naar haar eigen huisje kon. Ze ging in het gras zitten. Het liefst wilde ze liggen, maar het was vochtig.
Gus had al wat dunne takjes en aanmaakhoutjes zo dik als zijn duim op een stapeltje gelegd en trok nu wat katoen uit een wattenschijfje. Hij was er bedreven in, en het duurde niet lang. Hij keek op en glimlachte naar Sian. Daarna legde hij zijn spullen neer, rechtte zijn rug, liep naar de landrover, en kwam terug met een kleed; waterafstotend aan de ene kant, wol aan de andere kant.
‘Kijk eens, hier kun je op zitten.’
‘Ik had verwacht dat je met een tarp en een berg kapok zou komen,’ zei ze, terwijl ze het kleed op de grond legde en erop ging zitten.
‘We hoeven niet altijd zo primitief te doen. Rory? Zou jij binnen wat melk willen halen? Verder hebben we alles. En als mama ook een kopje wildernisthee wil, is ze welkom.’
‘Oké!’ zei Rory.
‘O, en neem wat koekjes mee,’ voegde Gus eraan toe.
‘Oké!’ zei Rory weer, en hij vloog weg.
‘Wat een leuk joch. Je hebt het geweldig gedaan met hem.’
‘Dank je,’ zei Sian, die zich afvroeg of ze het hem nu misschien moest vertellen. Ze besloot van niet. Stel dat Rory terugkwam en zij het nog niet allemaal had uitgelegd. En ze was bang dat Gus misschien niet zo positief zou reageren. Ze wilde dit blije moment niet verpesten voor Rory. En eigenlijk moest ze het haar zoon eerst vertellen. Vandaag niet. Voorlopig niet. Ook al wist ze dat ze het niet veel langer kon uitstellen.
Rory kwam terug met melk, koekjes, een fles wijn en Fiona.
‘Ik vond niet dat jullie in je eentje alle pret mochten hebben,’ legde Fiona uit. ‘En aangezien het borreltijd is, hebben we het een en ander meegebracht.’
Sian sprong op en gaf haar een zoen. ‘Wat lief van je. Al weet ik niet hoe ik die koekjes nog moet glazuren na een glas wijn. Na al die frisse lucht val ik, denk ik, direct in slaap.’
‘Dat lukt heus wel. Het is per slot van rekening niet de verjaarstaart.’
‘Nee, die brengt mijn moeder morgen mee.’
‘Jammer dat je vader niet kan komen.’ Fiona draaide de dop van de fles wijn en haalde drie bekers uit haar zak.
‘Ja, hij gaat elk jaar met zijn vriendenclub op stap. Hij heeft het in al die jaren maar één keer gemist.’
‘Wanneer was dat?’ Fiona gaf Sian een behoorlijk volle beker.
‘Toen Rory werd geboren. Maar sindsdien hebben we hem verjaarsfeestjes bespaard. Hij is er niet dol op. En feestjes zijn ook het leukst voor kleine jongens.’
‘Inderdaad,’ stemde Fiona in, en ze keek naar haar eigen ‘kleine jongen’.
Rory had een zakje chips naar binnen gewerkt, en Sian had een kopje thee en een glas wijn op. Ze vond het tijd om te gaan. Ze stond op en strekte haar benen. ‘Kom, Rory, we moeten gaan. Het wordt een grote dag, morgen.’
‘Hé! We moeten nog een hut bouwen. Jullie kunnen nog niet weg!’
‘Maar Gus, Rory is moe,’ protesteerde Fiona.
‘Rory is geëxcuseerd, hij is per slot van rekening bijna jarig, maar iemand moet me toch helpen om die hut te bouwen.’
‘Hoe lang duurt dat?’ vroeg Sian, met de ongeglazuurde koekjes en alle andere dingen die nog moesten gebeuren in gedachten.
‘Het geeft niet,’ zei Gus. ‘Ik haal de jongens uit de pub wel. Dan hebben we hem zo gebouwd.’
‘Gus, lieverd, kén jij de jongens uit de pub?’ vroeg Fiona.
‘Nog niet, maar daar brengen we gauw genoeg verandering in.’ Hij legde een hand op zijn moeders schouder. ‘Maak je geen zorgen, mama! Ik weet precies hoe ik lokale bevolkingsgroepen zover kan krijgen dat ze me helpen. Het is mijn talent.’
De twee vrouwen wisselden een geërgerde blik, maar omdat Sian blij was dat ze niet hoefde te blijven om hem te helpen met het bouwen van de hut en ze haar vermoeide lichaam veel liever in een warm bad en daarna in bed liet glijden, glimlachte ze vriendelijk naar Gus. ‘Wat lief dat je dit voor Rory doet. Vind je ook niet, Rory?’
Rory knikte. ‘Ja, dank je wel.’
‘Graag gedaan, jongen, het is wel het minste wat ik kan doen.’ Hij zei het tegen Rory, maar vervolgens keek hij naar Sian met een blik waar ze een hartverzakking van kreeg. Opeens voelde het als een vreselijke last dat hij de waarheid niet wist.