Ringsleutel
„Wat moeten we nou doen?” Erik plukt
zijn
broekspijp een stukje van zijn been en kijkt naar
de vlek.
„Het trekt er misschien wel in,” zegt Koen.
Hij
veegt een sliert haren uit zijn ogen en bestudeert
het witte knopje op de spuitbus. Nu pas ziet hij
het piepkleine pijltje op de bovenkant. „Daar
moet je natuurlijk mee richten,” zegt hij. „Ook
stom, hoe moeten die blinden dat dan in de gaten
hebben?”
Erik wappert zijn broek wat heen en weer,
maar
hij krijgt niet de indruk dat het veel helpt. „Dat
zien ze thuis vast,” zegt hij.
„Misschien kun je hem stiekem in de
wasmand
gooien. Onderin.”
„Maar het stinkt zo, dat spul. Mijn vader
ruikt
dat soort dingen altijd meteen.”
„We gaan straks gewoon hard rennen,
dan
waait het er wel uit. Of Erik,” Koen stoot hem
zachtjes in zijn zij, „fietsen!” En hij wijst naar de
fiets met het lange zwarte zadel, die nu een beet-
je onderuitgezakt tegen de garagemuur staat.
„Dan moeten we wel eerst dat wiel eraf
krij-
gen.”
„O, maar ik weet nu hoe het moet. Let
maar
eens op.” Koen schudt de gele bus één keer ste-
vig op en neer en spuit dan precies recht op de
moer. De zwarte olie blijft er even in een klein
plasje op liggen en druppelt daarna langzaam op
de garagevloer.
„Snel, het doekje,” zegt Erik en hij legt
de
onderbroek van zijn vader onder het voorwiel.
Koen tuurt ondertussen naar de moer.
„Nou
moet jij maar eens kijken, jongen, hoe goed dat
gaat. Kruipolie is eigenlijk nog beter dan cola.”
„Hoe lang duurt het?” vraagt Erik.
„Het moet altijd even inwerken,” zegt Koen
en
hij blijft op zijn hurken zitten wachten.
„Wat denk je?” Erik komt naast hem zitten.
„Nog even,” zegt Koen en hij bekijkt de
grote
oliedruppel op het etiket van de spuitbus.
„Toch raar dat er geen ‘kruipolie’ op die
bus
staat,” zegt Erik, die over zijn schouder mee-
kijkt.
„Er staat toch ‘bouten en moeren’, nou dan?”
,Ja, da’s waar. Zullen we kijken of het
nu
lukt?”
Koen zet de spuitbus op de grond en pakt
de
steeksleutel. Hij gaat op zijn knieën naast de fiets
zitten en duwt de sleutel op de moer. Met twee
handen pakt hij hem daarna vast. „Hou jij de
fiets tegen.”
Erik neemt de fiets bij het stuur en het
zadel
beet en zet zich schrap.
„Klaar?” vraagt Koen.
,Ja!”
Even is er een zucht van Koen, van de
inspan-
ning. Dan klettert de steeksleutel tegen de stenen
vloer van de garage, onmiddellijk gevolgd door
„Au! Nee he! Niet weer!”
„Wat gebeurde er?” vraagt Erik.
Koen houdt zijn hand tegen zijn mond gedrukt
en geeft een schop tegen de gele spuitbus.
Tinke-
lend rolt die door de garage. „Klerespul!”
„Werkt die kruipolie niet?”
„Waardeloze troep is het,” zegt Koen.
„Die
moer is spekglad geworden. Zo gaat het nooit.”
Erik gaat op de omgekeerde emmer
zitten.
„Misschien moeten we die fiets maar terugbren-
gen naar het park,” zegt hij.
„Ben je helemaal,” roept Koen en hij zwaait
met
zijn hand, waar nu twee bloedstrepen overheen
lopen. „Dan hebben we al dat werk voor niets
gedaan!”
„Maar hoe moeten we dat wiel er dan uit
krij-
gen?”
„Dat is heel eenvoudig,” zegt Koen. „Een
ring-
sleutel. Met een ringsleutel heb je hem zo los.
Een steeksleutel schiet er telkens af. Maar een
ringsleutel jongen, die leg je erom, tikje met de
hamer erop en die moer ligt keurig in je hand-
jes.”
„O ja?”
,Ja joh. Mijn broer gebruikt nooit
steeksleutels.
Nooit. Steeksleutels zijn de pest voor je moeren.
Die draai je allemaal rot met die stomme steek-
sleutels. Zegt hij. En vooral bij wielen, want die
moeten goed vastzitten. Stel je voor: zo’n moer
zit niet goed vast en je…”
„Oké, oké. Een ringsleutel. Hebben jullie
een
ringsleutel?”
„Natuurlijk hebben wij een ringsleutel.”
„Waarom hebben we die dan niet
meege-
nomen?”
„Dat heb ik je toch al gezegd.”
„Wat dan?”
„Mijn broer jongen! Die stommeling doet
alles
achter slot en grendel. Die vertrouwt zijn eigen
familie niet eens. Snap jij dat?”
„Wat doen we dan?”
Koen zegt niets. Over zijn hand, die hij
weer
tegen zijn mond gedrukt houdt, kijkt hij naar het
gereedschapsbord van Eriks vader. Daar, op een
rijtje van klein naar groot, hangt een setje glan-
zend opgepoetste ringsleutels. Iedere sleutel aan
een eigen spijkertje. Eromheen is van elke sleutel
de vorm netjes in potlood op het bord getekend.
Datje meteen ziet of er een ontbreekt.