10

DE VELDSLAGEN UIT DE OERTIJD

Vanuit een van de vele vensters van het Fort van Sion keek de aartsengel Michaël naar het leger dat de toren verdedigde als een zwerm wespen rond een nest. Honderden miljoenen hemelingen bewaakten het bastion. Ze wachtten de aanval van de nieuwe rebellen af. Deze moeten niet verward worden met de oude revolutionairen, die aan Lucifers kant hadden gestaan ten tijde van diens val. De engel-soldaten waren overal, in rijen op de grond opgesteld net als menselijke gevechtstroepen, maar ook vliegend en zwevend in de lucht rond het bolwerk met zijn rode wimpels. Er waren zoveel verdedigers dat hun patrouilles een levende muur vormden, waar de vijand niet doorheen kon kijken. Vanaf zijn balkon bekeek Michaël de Styx, die achter de bergen lag. Hij deed de helm af, waardoor zijn puntige kin en zijn door littekens gepijnigde gelaat zichtbaar werd.      

      Weinig hemelingen kennen de verslagen van de veldslagen uit de oertijd en alleen de aartsengelen hebben een herinnering aan de annalen ervan. Het is algemeen bekend dat aartsengelen uit de tijd van voor het licht stammen en de engelen uit die erna, zij werden geschapen op de tweede dag, gelijktijdig met het ontwaken van het universum. Om een begin te kunnen maken met de kosmische gloed moest Jahweh eerst een hele reeks allerkrachtigste entiteiten overwinnen, de zogenaamde goden van de duisternis. Zij waren even sterk en oud als hijzelf en overheersten de duistere zijde van de ruimte. Deze goden hebben niets te maken met de heidense goden of de etherische entiteiten die door de mensen in hun tempels door aanbidding tot god zijn gemaakt. De goden van de duisternis werden aangevoerd door de sinistere Tehom en koesterden een geweldige vijandschap tegen het goede en hierom moest Jahweh hen zijn wil opleggen en in een parallelle dimensie gevangenzetten. Pas hierna kon hij het universum scheppen. Net zoals Tehom zijn gevolg van lagere entiteiten had, kon Jahweh op zijn vijf aartsengelen rekenen. Michaël was van hen de meest waardevolle. De aartsengelen vochten aan de zijde van de Allerhoogste voor de vernietiging van die verschrikkelijke oerkrachten. Toen het kwaad was vernietigd, was God uniek en volledig in de eindeloze leegte. Zo had hij de vrede verworven die nodig was om zijn werk te beginnen. Slechts het inzicht in de veldslagen uit de oertijd, maakt de majesteit van de aartsengelen en hun superioriteit over alle andere hemelingen begrijpelijk.

      Van binnen uit het fort kwam de zwarte engel, Michaëls rechterhand, naar het balkon en wachtte tot zijn chef hem opmerkte. Zijn gelaat ging schuil achter zijn helm en zijn veren waren zwart als de diepste nacht.

      ‘Ja?’ Michaël, in zijn harnas van glimmende platen gaf toestemming tot spreken.

      ‘De afvallige engel is naar de woestijn ontsnapt,’ kondigde hij aan.

      ‘Hel en verdoemenis!’ riep de monarch uit. Hij moest diep ademen en kneep met de vingers in het handvat van de vlam van de dood, zijn mystieke zwaard, om zijn toorn te onderdrukken. Meteen hierna was hij weer de oude. ‘We kunnen niet toestaan dat de voortvluchtige het portaal haalt. Liquideer hem, het koste wat het kost! Als Ablon en Gabriël elkaar ontmoeten, krijgen de rebellentroepen veel te veel zelfvertrouwen.’

      ‘Wat moet ik doen? Moet ik de verdoemde zelf uitschakelen?’

      Michaël pauzeerde even om na te denken. Dit hoorde niet bij zijn plannen. Waarom was die paria nog steeds niet dood? Ongelooflijk dat hij nog steeds leefde na de verdrijving, de achtervolgingen en de kerker in de hel. ‘We mogen geen risico meer lopen. Roep Euzin en zijn formidabele legioen. Stuur alle beschikbare engelen op jacht naar de afvallige.

      De zwarte engel wierp zijn hoofd in de nek. Hij was het niet eens met de gekozen tactiek. Hij was erg gespierd, maar hoewel hij sterker leek dan zijn hoogste leider, haalde hij het niet bij de immense kracht van de aarts­engelen. ‘Dat schiet niet op. Het zou beter zijn hem uit zijn tent te lokken en hier in het Fort van Sion een hinderlaag voor hem te leggen. Het is toch overduidelijk dat de mislukte generaal zodra hij in het etherische plan is, direct hierheen komt om de tovenares van En-Dor te redden.’

      Michaël hield zijn blik geen moment van de Styx af. ‘Dat is geen slecht plan, maar als we hem executeren lopen we een enorm gevaar. Als we de vrouw kwijtraken is alles verloren,’ legde hij uit en brulde zijn bevel: ‘Doe wat ik je opdraag! Stuur Euzin en zijn Cherubijnen naar de Haled en zet drie keer zoveel engelen op de bovenste verdieping, waar de dodenbezweerster gevangenzit. Als Ablon naar de toren komt, zorgen we ervoor dat hij via een andere weg komt. Laat onze soldaten een levend gewelf vormen zodat elk zicht op de binnenplaats geblokkeerd wordt.’

      De luitenant zei niets en vertrok ontevreden met de beslissing van de tiran. Hij had tijdens de moord op Ishtar al de kans gehad zijn krachten met Ablon te meten en wist waartoe hij in staat was. Maar al was hij het oneens met de visie van zijn vorst, hij zou het bevel uitvoeren. Hij zou er een eskadron op uitsturen en mocht de eerste generaal het overleven, dan zou hij zijn eigen ideeën in praktijk brengen en hem naar de toren met de duizend vensters lokken en vandaar naar de berg Megiddo. Megiddo is de berg aan het uiteinde van de wereld en de bijbelse markering van de vernietiging van de planeet, waarvan voorspeld is dat hier de allerlaatste veldslag tussen de krachten van het goede en het kwade gevoerd zal worden.

STERFORMATIE

De hele nacht lang reden Ablon en Aziël in de jeep met hun lichaam in de wind. Ze doorkruisten de Negev tot aan de zuidpunt van de Golf van Akaba, dicht bij Eilat, en daarna reden ze eindelijk Egypte in. De weg bleef maar dalen, maar had hier een ander nummer, op de kaart heette hij nu autoweg 66. Toen de eerste zonnestralen doorbraken, reden ze over verharde wegen het binnenland in. Ze namen een bochtige weg tussen de bergen van de Sinaï door. Hier was het weefsel even zwak als tijdens het begin van de wereld. Ondanks de schaduw van de bergen liep de temperatuur in de woestijn op en Ablon trok de jas die hem ’s nachts had warmgehouden uit. Terwijl hij de auto bestuurde, hield Aziël het traject in de gaten en bestudeerde de wegen op de kaart. ‘We zijn vlak bij het klooster van de heilige Catharina aan de voet van de berg Sinaï,’ waarschuwde hij. De generaal nam de afslag die hen naar het klooster zou brengen. ‘Nu we hier zijn, herken ik meteen de aanwijzingen van Gabriël. Iets naar het noorden ligt de berg Horeb en op de top daarvan ligt de grot met het portaal naar het etherische vlak.’

      Ze reden nog een halfuur door over een kleinere weg vol gaten in het asfalt. De zon was een ware beproeving. Op een bepaald moment sloegen ze rechts af en kwamen in een exotische wereld van verbluffende schoonheid en met macabere verrassingen. Vóor hen rees een kolossale bergrug van rood graniet op. In het midden liep er een breed dal doorheen. Middenin stond het klooster, een gigantisch complex van kapellen, basilieken en torens, omgeven door hoge stenen muren, die echter speelgoed leken naast de immens hoge bergen. In deze geïsoleerde uithoek was het membraan praktisch afwezig en dat maakte deze plek tot een natuurlijk heiligdom, bewaard en in stand gehouden sinds de Schepping van de planeet. Plotseling remde Ablon af want hij rook een sterke geur die hen tegemoet waaide. ‘Wat is er?’ vroeg Aziël in de stilte van de uitgestrekte verlatenheid.

      ‘Ik ruik de geur van de dood,’ antwoordde de afvallige en nam de Heilige Wreekster in zijn hand.

Het klooster van Sint Catharina ligt als een juweel diep in het Sinaï-schiereiland ingebed. Het werd door keizer Justinianus gesticht in het jaar 527 en was een van de eerste kloosters ter wereld. Sindsdien is het een afgelegen maar vooruitgeschoven post van de Byzantijnse orthodoxie en het ontvangt tot op de dag van vandaag duizenden pelgrims, die de plek willen zien waar Mozes de tien geboden van God ontving. In zijn gebouwen zijn monniken en geleerden voortdurend in de weer met de instandhouding van het klooster en de studie van de honderden heilige manuscripten, die liggen opgeslagen in zijn kostbare archieven, slechts vergelijkbaar met de bibliotheek van het Vaticaan. Het klooster is omgeven door indrukwekkende muren en het heeft zijn naam gekregen van de heilige Catharina, wier lichaam daar in de negende eeuw gevonden is door Griekse priesters. Sommige delen van het complex zijn origineel, maar andere werden in de middeleeuwen door een aardbeving vernietigd en later herbouwd. De toegangspoort is klein en verschuilt zich achter tuinen en boomgaarden die buiten de muren liggen en waar ook het kloosterkerkhof ligt. Binnen in het complex staan vele vanwege hun geschiedenis en schoonheid beroemde gebouwen. De centrale basiliek stamt uit de tijd van de eerste bouw en heeft drie zijbeuken in de kenmerkende Byzantijnse stijl. Een deur van bewerkt hout geeft toegang tot de verzameling unieke iconen. Exemplaren van de oost-Romeinse schilderkunst die de beeldenstormen waarin duizenden afbeeldingen kapot werden gemaakt, hebben overleefd. Men treft er ook de kapel van het brandende braambos aan, de bibliotheek, een gastenverblijf en de klokkentoren met negen door tsaar Alexander II uit Rusland in 1871 geschonken klokken. Eveneens bevindt zich daar de heilige put van Mozes, de belangrijkste waterbron van het klooster, de plaats waar de profeet zijn toekomstige echtgenote ontmoet zou hebben. Naast de voorraadschuur ligt ook nog een moskee, die is gebouwd door de bedoeïe­nen die daar in de twaalfde eeuw werkten.

      Ablon parkeerde de jeep op precies honderd meter afstand van de tuinen en tweehonderd meter van de in de muur uitgehouwen poort. Hij verliet de auto met het zwaard in de hand en bekeek aandachtig het hele complex.

      ‘De monniken zijn dood. Hun lichamen liggen in de centrale basiliek opgestapeld. Twee liggen in de bibliotheek.’

      ‘Hoe weet je dat?’ vroeg Aziël. ‘We kunnen de achter de muren verborgen basiliek bijna niet zien.’

      ‘Ik ruik de lijken. Als ze ons in een hinderlaag willen lokken, is hun plan zojuist mislukt.’ En dat was inderdaad de bedoeling van zijn vijanden geweest. De koplampen van de jeep, die de generaal in de nacht had aangedaan en in de morgen was vergeten uit te doen, begonnen te knipperen, want het elektrische circuit van de wagen begaf het.

      ‘Hier heb je de hinderlaag waar je zolang op hebt gewacht, Aziël,’ zei de generaal.

      ‘Nee, generaal, geen hinderlaag,’ antwoordde de Isjijn en hij was blij met de bovenmenselijke waarneming van de rebellenleider. ‘We weten nu tenminste waar de aanval vandaan komt.’

      De aanvallers begrepen dat hun opzet mislukt was en kwamen uit de hinderlaag tevoorschijn. Ze hadden besloten het open gevecht aan te gaan. In het klooster waar ze bescherming zochten achter de stenen muren, materialiseerden zich tweehonderd Cherubijnen. Het komt zelden voor dat engelen avatars maken met vleugels eraan of dat ze hun wapens meenemen door het weefsel heen, want dat vereist enorm veel van hun essentie. Maar op deze geheiligde plek was het membraan zo dun, dat een heel legioen uit de geestelijke wereld kon stappen. In de Haled aangekomen vloog de troep omhoog, de muren op. Daar bleven de soldaten stilstaan als gieren in de zon, gehurkt op de kantelen, de gebouwen en de daken van de torens. Ze waren gekleed als de engelen uit de heilige schrift, met vergulde platen op hun borstkas en glimmende armstukken die aan de vuisten waren vastgemaakt. Als ze hun felwitte vleugels opensloegen dwongen ze respect af en nog meer als ze daar hun sabels aan toevoegden, mystieke zwepen van onvergelijkbare waarde. Boven op de klokkentoren landde hun leider, Euzin. Hij droeg in zijn ceintuur de zware Stalen Straal, een beroemd zwaard dat de schrik was van alle etherische entiteiten. Ablon bekeek hem met arendsogen en zag dat een stuk van zijn hoofd zwaar verbrand was, een recent opgelopen schade die nog geen litteken gevormd had. Toen de generaal zijn lichaamsgeur opsnoof moest hij denken aan de stukjes hersenen op de vloer van zijn appartement in Rio de Janeiro.

      ‘Ablon!’ schreeuwde Euzin en de echo van zijn stem schalde door het dal. ‘Weet je nog wie ik ben?’ De eerste generaal glimlachte en antwoordde vol minachting: ‘Hoe zou ik je kunnen vergeten? Jij bent toch getroffen door de magische projectielen van de tovenares van En-Dor?’ Euzins gelaatsuitdrukking vertrok tot een masker van haat. Door de bekendmaking van dit nieuws werd zijn eer diep gekwetst. ‘Wij zijn hier om het portaal te verdedigen! Geef je over of je krijgt een staaltje van de toorn van het formidabele legioen te zien. Dit is maar een klein eskadron. Er komen nog veel meer legionairs aan en je hebt geen antwoord op onze zwaarden.’ Ooit was Euzin erkend als oorlogsheld en hij was inderdaad een goed krijger. Maar zijn prestige was voor zijn verstand niet goed geweest. Hij was onzeker geworden uit vrees zijn roem kwijt te raken. Hij wilde altijd laten zien hoe sterk hij was om bij de aartsengelen goede sier te maken.

      ‘Nou zeg maar tegen je baas, dat ik niet met massamoordenaars praat! Hij moet zelf komen om met mij te vechten, als hij lef heeft,’ antwoordde de generaal.

      De Cherubijnen sloegen met hun vleugels, ze wilden vechten. De Wreekster lag in Ablons hand te gloeien alsof ze een eigen wil had en bloed wilde zien.

      ‘Zeg vluchteling, blijf je je verzetten? Al jouw kameraden zijn dood en de rebellen zijn zwak. Ik breek je trots en maak een einde aan je hoop om deze oorlog te winnen.’

      ‘Dreigen, dreigen! Dat is het enige wat je kunt. Balberith bedreigde mij ook en hij is nu dood. Denk je echt dat je van me kunt winnen? Dan heb je wel je Stalen Straal nodig. Dan kunnen we eens zien wie sterker is, jouw straal of mijn Heilige Wreekster!’

      Euzin had genoeg van de arrogantie van zijn tegenstander en beval: ‘Pak hem en breng me zijn kop!’ Stilstaand observeerde de perverse commandant hoe zijn krijgers opvlogen om te jagen. Hij zou velen laten sterven en wanneer de afvallige engel niet meer in staat was om te vechten, zou hij naar voren komen en hem de nek doorsnijden. Als hongerige valken vlogen de engelen op Ablon af. Deze zette een stap naar voren, gereed om ze te ontvangen, maar hij voelde Aziël in zijn arm knijpen.

      ‘Wacht even, generaal,’ zei hij en zonder verdere uitleg begreep de generaal zijn bedoeling.

      Door te kijken en te ruiken stelde hij vast dat de Isjijn zijn linkervuist gesloten hield en zo de ontbranding van een kolossale kracht beteugelde. De aanvallers viel de hoogste concentratie van die kleine hemeling niet op, want hij verstopte zich achter de gespierde krijger-engel. In het begin dachten ze er niet aan hem aan te vallen en maakten het zo mogelijk dat een gevleugelde van minder allooi hen vervolgens zou verslaan. Wat kon een Isjijn uitrichten tegen een Cherubijn? Cherubijnen waren krijgers, soldaten, doodsmachines. Geen enkele kaste kon hen in slagvaardigheid evenaren. Toen de troep honderd meter had afgelegd en de tuinen achter zich liet, werd de woestijn door een goddelijke kracht lamgelegd. Ineens ontstond er in de lucht een angstaanjagende vuurzuil, een pilaar van vlammen, die als een bliksem de bodem in schoot en in licht en vuurkracht gelijk was aan de zon. In één ogenblik ontrolde zich tussen de twee engelen en het legioen een monsterlijke muur van vlammen, die de hele breedte van het dal vulde en reikte tot aan het firmament.

      De hemelingen waren zo geschrokken van de plotselinge verschijning, dat ze niets konden doen, ook niet afremmen. Gezamenlijk drongen ze met kracht de muur van vuur binnen.

      Gruwelijke kreten van pijn weerklonken door het dal en tot aan de hemel. De aardkorst beefde toen de troep de hitte van de vlammen binnen vloog. Ook Ablon was onder de indruk toen hij de gevleugelden door de vlammende zuil zag gaan en aan de andere kant verbrand eruit zag vallen, hun huid en harnassen geblakerd door de moordende gloed. Hun mystieke wapens, ooit sterk en hard, waren kromgetrokken en verkoold tot breekbare houtjes. Dit is de ware macht van de Isjijnen, wanneer ze in hun grootste kracht wordt toegepast.

      ‘Je kunt gaan, Ablon,’ zei Aziël. ‘Mijn vlammen zullen jou niet treffen.’

      En, vertrouwend op het woord van zijn vriend vloog Ablon door de brandende muur heen, kwam er aan de andere kant uit tevoorschijn als een nachtmerrie voor Euzin, die bevend van angst de spectaculaire actie van zijn vijanden had aanschouwd. De eerste generaal rende als een wervelwind door de tuinen, sprong op de muur en vandaar met opgeheven zwaard naar de klokkentoren. De dappere lakei van Michaël verkeerde in shock en had net tijd genoeg om zijn waakzaamheid te herstellen en de machtige slag van de Heilige Wreekster af te weren. Toen de beide wapens elkaar raakten, schitterde er een helder licht van duizenden vonken. De klap kwam zo hard aan, dat Euzin omviel. Hij raasde van de top van de toren naar beneden en zou tegen de bodem te pletter zijn gevallen als hij op het laatste moment de val niet had kunnen breken met een vleugelslag. De generaal vloog snel en gretig boven hem en sloeg onophoudelijk door, zelfs tijdens zijn val. Hij gaf zijn tegenstander geen respijt. Schijnbaar moeiteloos viel Ablon keer op keer aan en bij de vierde keer raakte hij de schouder van zijn opponent en bezorgde hem een diepe snee boven de arm. Euzin was versuft en had geen kans meer. De afvallige maakte zich klaar voor de definitieve slag, maar een andere hemeling weerde de aanval af. Plotseling zag de generaal zich omringd door meer engelen die hun chef beschermden. Euzin was niet helemaal op zijn achterhoofd gevallen en had een troep van minstens honderd man in het klooster achter de hand gehouden.

      De afvallige werd nu van alle kanten in het nauw gedreven en vocht tegen acht, tien, twaalf Cherubijnen tegelijk die allemaal op hem doken. Hij ontweek, blokkeerde, sloeg in de lucht en bij elke tegenaanval van zijn kant trof hij op zijn minst vier vijanden met één klap. Maar ze waren met velen en voor iedere man die aan hun kant viel, stonden er twee nieuwe klaar. Ablon zag zich tegen de muur gedrongen en dacht erover hoe hij kon ontsnappen. Het klooster bestond uit veel gebouwen en steegjes, alles dicht opeen gebouwd zonder brede wegen of pleinen voor een tweegevecht. Met een volmaakte manoeuvre sloeg hij twee hemelingen uiteen als een mes door de boter. Hij opende een vluchtweg tussen hen door en schoot in cirkelbewegingen rondom de muren weg. De combinatie van zijn snelheid en zijn kracht stelde hem in staat tegen de muur op te lopen. De muur veranderde in een dodelijke weg. De vijanden die op zijn pad kwamen werden met tientallen tegelijk verslagen, kapot voordat ze hun zwaard konden laten neerdalen. Toen er nog maar een paar over waren, trok de rest zich terug, maar de afvallige liet ze niet ontkomen. ‘Hij is veel te snel,’ schreeuwde er een, die eruitzag als de kapitein van de troep. ‘Uiteengaan en weg hier!’

      Euzin was teruggekeerd naar de klokkentoren en toen hij het terugtrekkingsbevel hoorde, schreeuwde hij woedend vanuit de toren: ‘Blijven en vechten, stelletje nietsnutten! De versterking is onderweg.’ Er liep een straal bloed van zijn schouder. Maar zelfs zijn geschreeuw kon de terugtocht niet tot staan brengen. De Cherubijnen sloegen de bevelen van hun leider in de wind, fladderden ver weg en sprongen steeds hoger, waar de vleugelloze afvallige niet bij hen kon.

      Als overwinnaar zette Ablon zijn voeten op de stevige bodem van het klooster en stond alleen op een centrale binnenplaats. Vandaar bekeek hij de wrede commandant die op de top van de toren stilstond. Euzin was woedend door deze blikken en hij moest droog slikken. Hij trilde en sloeg bijna op de vlucht, maar een door hem geplande verschijning hield hem in het klooster voor nog een ronde. De afvallige engel voelde daarop dat het weefsel werd uitgerekt. Dit kondigde de materialisering van een nieuwe troep aan. Toen Ablon de zwerm van engelen zag die klaarstond om door het membraan te breken, dacht hij onmiddellijk aan Aziël. Al bezat hij wonderbaarlijke krachten, de Isjijn zou niet nog een aanval kunnen verdragen. Het omhooghouden van de vuurzuil had hem uitgeput, want dit soort demonstraties van kracht waren slopend. Bovendien had hij door zich de afgelopen nacht aan de schotenregen te onttrekken al veel van zijn essentie gebruikt om zijn avatar op te lossen en weer te herstellen. Daarom keerde de generaal liever terug naar het dal waar meer ruimte om te vechten was en hij ook nog zijn vriend kon verdedigen. Hij beklom razendsnel de muren, sprong de tuin in en was heel snel terug bij de plek waar de jeep stond. Aziël was blij toen hij hem ongeschonden en gezond weer terugzag. ‘Wat doen we nu?’ wilde de Isjijn weten. ‘Gaan we vluchten?’

      ‘Nog niet,’ antwoordde de krijger en keek naar de vele legionairs die in de lucht aan het materialiseren waren.

Euzin schoot als een raket omhoog om de versterking die eraan kwam te onthalen. Meer dan vijfhonderd bewapende hemelingen in oorlogstenue namen hun vormen aan. Ze kopieerden op aarde hun astrale lichamen. ‘Nou gaan we eraan!’ zei Aziël toen hij het eskadron zag dat boven het dal zweefde. De soldaten kwamen bij elkaar en vlogen vervolgens in formatie, in de vorm van een V, de imitatie van een pijlpunt. ‘We moeten snel naar het pad dat ons naar de grot brengt. Als we hard rennen, kunnen we er komen voordat ze ons pakken,’ suggereerde hij wijzend op de hele smalle spleet, die tot aan de top van de berg Horeb doorliep. ‘Dat is precies wat zij willen, dat wij ons in de bergen laten omsingelen waar geen uitweg is,’ legde de afvallige engel uit. Hij was een expert in engelentactiek. ‘Voordat we dat doen, moeten we eerst hun formatie uiteenslaan. Als we geen ruimte hebben om op te treden, hoeven zij ons alleen maar van voren aan te vallen en dat maakt hun aanvalskracht vele malen groter. Dat is de bedoeling van hun opstelling als pijlpunt.’

      Toen de Isjijn deze uitleg hoorde, aanvaardde hij Ablons commando, omdat hij de listen van de vijand nu ook doorzag. Aziël zette zijn handen om in vlammen, Ablon hief zijn zwaard en ze wachtten met de ruggen tegen elkaar af. In de hemel zag de verwarde commandant Euzin ondertussen dat zijn strategie mislukt was. Hij had nooit gedacht dat twee engelen, hoe machtig ze ook waren, midden in het dal zouden blijven staan om vijfhonderd vijanden te trotseren. Hij had verwacht dat ze weg zouden rennen en in de kloof hun toevlucht zouden zoeken, waar hij ze dan snel zou kunnen uitschakelen. De arrogante hemeling had geen plan B en schreeuwde: ‘Ga in de sterformatie en bereid de aanval voor! Richt alle actie op de afvallige vanuit de vier zijkanten en vanboven.’

      De steraanval bestond uit een confrontatie op vijf hoeken. Vanuit de hoogte doken vijf colonnes Cherubijnen omlaag. Vlak bij de grond zwermden er vier uiteen en lanceerden hun aanval horizontaal aan vier kanten. De vijfde colonne kwam recht naar beneden op het hoofd van de vijand af om te verhinderen dat hij een uitvlucht naar de lucht zocht. Ablon begreep dat de plannen van de vijand gewijzigd waren en zei: ‘Ga opzij, Aziël.’

      ‘Dan blijf jij alleen in de ster staan.’

      ‘Ik weet niet of ik snel genoeg ben om raak te schieten, maar ik kan op zijn minst hun klappen afweren. Bij elke mislukte klap van hun kant verslappen ze en vallen ze opzij en dan kun jij ze in brand steken met je goddelijke vlammen.’

      Er was geen tijd voor discussie. De heilige vlam vond het een goed idee en week naar de helling van de berg en zocht daar toevlucht. Boven brulde Euzin: ‘Leve aartsengel Michaël! Dood aan de verdoemde rebellen!’ En de soldaten brulden in één enkele kreet: ‘Leve de aartsengel Michaël!’

      Ze daalden in een spiraal, hun zwaarden geslepen als uit een vuurmond afgeschoten raketten om de afvallige te doorboren. Hun commandant was er zo op gebrand de generaal te doden, dat hij er niet op lette of Aziël wel of niet getroffen werd. Toen de goed op één lijn opgestelde colonnes van engelen vanuit de hemel op hun doelwit in het centrum van de ster botsten, stegen duizenden vonken op uit het hart van de slag. Met een snelheid en behendigheid die zelfs voor één van de grootste hemelingen bewonderenswaardig was, weerde de afvallige engel elke aanval af en ging tegelijkertijd aan vijf zijden in de tegenaanval. Het metaal van de harnassen en het vlees van de avatars werd in stukken gesneden. Aziël kon met zijn ogen de snelle en lichte manoeuvres van Ablon niet volgen en vanuit zijn plekje tegen de bergwand zag hij slechts de duizenden vonken van botsend staal. In enkele secondes vormde zich aan de voeten van de generaal een berg verminkte, uiteengescheurde en met bloed en afgescheurde veren bedekte lichamen. De sterformatie was mislukt, maar het legioen nog niet verslagen. Op zijn minst de helft was nog intact en Euzin wijzigde zijn strategie opnieuw. ‘Omsingel ze met het gewelf!’ commandeerde hij trillend van haat, ‘en zet de Isjijn midden in de cirkel.’

      De gewelfomsingeling was een normale omsingeling waarbij de vijand in een cirkel soldaten gevangen is met de toevoeging van strijders aan de bovenkant, die een levend gewelf boven zijn hoofd vormen. De bedoeling van de commandant was waarschijnlijk om een atmosfeer van grote druk te creëren, zodat de vijand de valse sensatie van een complete onderwerping onderging. De sterformatie werd verlaten en de engelen daalden in spiralen naar de grond om de rebellen te omsingelen. Aan de voet van de berg greep een handige Cherubijn Aziël bij zijn armen, vloog met hem omhoog en wierp hem naast de afvallige.

      De twee hemelingen zagen elkaar samen te midden van een verstikkende koepel van gevleugelde krijgers, wier verschrikkelijke zwaarden op hen gericht waren.

      Tussen de krijgers werd een rij vrijgemaakt en daar liep de trotse Euzin doorheen. Hij was ernstig gewond, maar nog even pretentieus en stoutmoedig. Ablon ademde diep in en wachtte af, want nu stond ook Aziël midden in de frontlijn. ‘Je kunt ons niet allemaal verslaan, afvallige,’ zei de vijand en ontvouwde zijn vleugels om zoals de vogels doen, zijn prooi te intimideren. ‘Ik heb toestemming om zoveel soldaten als ik wil te gebruiken. Er zullen steeds meer Cherubijnen komen en jij wordt gefolterd.’ Hij richtte zijn Stalen Straal. ‘Ter ere van je heldhaftige verleden bied ik je een waardige dood aan. Laat je zwaard vallen en kniel neer. Ik beloof je dat je er niets van zult voelen wanneer ik je hoofd splijt.’ Ablon keek om zich heen en begreep dat de omsingeling compleet was. Aziël tikte hem op de arm om te zeggen dat hij zich niet moest overgeven.

      ‘Je kunt er niet uit,’ zei de onaangename Euzin nog maar eens toen hij de twijfel in de ogen van de krijger-engel zag. ‘Als je wordt gevangen zullen onze Serafijnen waardevolle informatie uit je geest halen. Ik bied je een roemrijke en pijnloze executie, die je de faam van vroeger tijden garandeert.’ De afvallige engel liet peinzend zijn armen uit de afweerhouding omlaag zakken en trok de jas die onder het bloed zat uit. Hij keek naar zijn handen, naar het handvat van zijn zwaard en naar Aziël, die zo’n grote hulp was geweest tijdens de moeilijke tocht. Hij wisselde een laatste blik van dankbaarheid met zijn vriend en wierp toen de Heilige Wreekster op de grond. ‘Nee,’ fluisterde Aziël. Op het gelaat van Euzin verscheen een kwaadaardige glimlach. In de tijden van het lichtkasteel had Euzin de eerste generaal al willen verslaan, maar hij had hem nooit tot een duel kunnen verleiden. Nu zou hij deze dwingende eis eindelijk in vervulling kunnen laten gaan en zijn plaats als de grote officier van Michaël kunnen bevestigen. De afvallige engel knielde neer voor Euzin. Een doodse stilte vulde het dal. Gebogen sloot Ablon zijn ogen in meditatie en de commandant hief zijn zwaard op om het hoofd van de ontembare rebel af te hakken.

      Maar toen het zwaard neerdaalde schoot Ablons met energie gevulde vuist omhoog om het lemmet van de Stalen Straal weg te slaan. En de macht van de Toorn Gods was zo groot dat hij met een dreun de woestijn deed schudden. Hij brak het mystieke wapen van Euzin in tweeën. De kracht van de klap ging verder en raakte Euzin vol in zijn gezicht. Hij werd over de rijen soldaten heen geworpen. Aziël, de engelen in de lucht en op de grond, iedereen stond volkomen paf. Ze zagen een spektakel van weergaloze grootsheid. Onder de toeschouwers was niemand die besefte, dat Ablon duizenden jaren lang op aarde in zijn eentje zonder zwaard had gevochten. Hierdoor had hij zijn vaardigheid om ongewapend te strijden tot het uiterste ontwikkeld en Toorn Gods als wapen geperfectioneerd. In de strijd waren zijn handen even dodelijke wapens als zijn zwaard. In een handige beweging stak Aziël de onvoorbereide soldaten in de achterhoede met een vuurstoot in brand. Tegelijk sprong Ablon naar voren en trapte en sloeg op de gevleugelden in.

      Al waren ze veruit in de meerderheid, de soldaten waren in de chaos volledig verrast. Sommige deinsden bang achteruit en andere vielen woedend maar zonder plan of discipline aan. Lichtvoetig en behendig ontweek de eerste generaal de zwaarden van de aanvallers en sloeg zo hard terug dat velen knock-out neervielen. Soms ontweek hij en dan weer blokkeerde hij de zwaarden met zijn harde handen. Na vele aanvallen schreeuwde hij naar Aziël dat hij bescherming moest zoeken in een vuurcirkel. ‘Nu, Aziël, maak een weg vrij!’ beval hij en de Isjijn zette de lucht met een stroom lava in brand, waardoor er een gat om te ontsnappen ontstond. ‘Nu, rennen naar het pad, zolang het legioen niet weet wat het moet doen,’ adviseerde hij en pakte de Heilige Wreekster van de grond op. Beiden schoten door het dal. Ze hadden nog nooit zo hard gerend tot aan de spleet aan de voet van de berg, waardoorheen een smal paadje omhoogliep tot aan de top van de berg. Aziël keek nog even achterom en zag honderden dode engelen over de grond verpreid liggen. De weg omhoog was voor gewone mensen moeizaam en traag, maar de helden konden ertegen en sprongen met bovenmenselijke wil en kracht omhoog. Tegen het einde van de weg werd de kloof breder en voor hen zagen ze de grot.

ZO STERVEN DE ONRECHTVAARDIGEN

De berg Horeb is één van de hoogste toppen van Egypte en ligt ten zuiden van de berg Sinaï. Het komt wellicht door deze ligging dat de bergen in de legendes één en dezelfde plaats zijn. Zo worden ze ook beschouwd door de Hebreeuwse geleerden. Dit deel van de woestijn is een dor, rotsachtig en onregelmatig terrein met ongelooflijke bergen van graniet, die deel uitmaken van een lange bergrug van rode rotsen. De hoogste top is de berg Catharina met een hoogte van 2.637 meter. Het was bijna twaalf uur in de middag toen Ablon en Aziël het pad verlieten en de weg zich verbreedde tot een plateau waarvandaan ze de kleine grot gemakkelijk konden zien. Het was een gewone, onaantrekkelijke grot. De ingang was laag en donker. Voordat ze over de drempel konden stappen, hoorde Ablon regelmatige vleugelslagen in de wind en hij keek meteen om. Uit de lucht kwam Euzin afgedaald. Hij gaf niet op. Hij was in het gezicht en de schouder verwond en hield een zwaard vast, dat hij waarschijnlijk van een dode soldaat had afgepakt. De commandant landde op het plateau, maar Ablon had geen tijd voor nog een confrontatie. Zijn strijd tegen het formidabele legioen had hem kostbare tijd gekost en hij moest nu rennen om op het etherische plan te raken en niet te laat te komen voor de veldslag van het armageddon.

      ‘Stop, voortvluchtige!’ riep de onwelkome vijand. ‘Denk maar niet dat je zo gemakkelijk van mij afkomt.’

      ‘Voor jou heb ik nou geen tijd, Euzin. Leg je neer bij je halve nederlaag en wees blij dat je niet bij die hoop dode soldaten ligt.’

      ‘Ooit was jij de grootste generaal, voortvluchtige,’ moest Euzin toegeven. ‘Ik heb altijd nog eens van jou willen winnen, maar nooit de kans gekregen. Net op het moment dat ik van plan was jou uit te dagen, werden jij en je broederschap uit de hemel verdreven. Maar ik wist de hele tijd dat wij elkaar op een dag weer zouden tegenkomen en dat ik dan mijn plan zou kunnen afmaken. Die dag is nu gekomen!’ riep hij met epische welsprekendheid uit. ‘Ik moest hieraan denken toen ik carrière maakte en generaal werd. Nu is het moment voor ons om te vechten tot de dood erop volgt, want de wereld loopt ten einde.’

      ‘Dat verbaast me niets, Euzin. Iedereen die me haat, vertoont dezelfde schijnheilige impulsiviteit. Jullie hebben me allemaal beledigingen naar mijn hoofd geslingerd, maar niet één van jullie is naar me toe gekomen toen ik alleen op aarde rondzwierf. Maar je probeert wel om mij vanuit een hinderlaag en met een escorte van honderden engelen te pakken.’

      Het antwoord van de verdorven Euzin was heel merkwaardig: hij liet zijn verdediging zakken en verzonk in diepe gedachten. Hij wiegde peinzend met zijn hoofd en keek naar de grond. Ten slotte moest hij toegeven dat hij als held mislukt was en gefrustreerd omdat hij de roem van vroegere veldslagen nooit meer had bereikt.

      ‘Ik ben niet jouw grootste vijand, Euzin,’ concludeerde de generaal, ‘dat is je angst.’

      Euzins vemolmde geest had geen verweer tegen de waarheid en besloot uiteindelijk dat hij in dit drama, liever stierf. Hij zag zichzelf als de grote, de sterke en de eerste officier van het paradijs! Nu was het doden of gedood worden. Met een cholerische brul stortte hij zich in de strijd en de afvallige stond voor een dilemma. Wat kon hij doen? Hij had geen minuut meer te verliezen, maar kon de uitdaging ook niet negeren.

      ‘Kom in de grot, generaal,’ suggereerde Aziël. ‘Hij is een krachtige tegenstander en het zal je tijd kosten hem te verslaan. Gabriël en de rebellen wachten op jou. Laat mij Euzins tegenstander zijn.’ Ablon voelde dezelfde druk op zijn borst als toen hij afscheid nam van Sieme. Aziël was weliswaar een invloedrijke, wijze en krachtige Isjijn, maar in het strijdperk van afgelopen nacht was zijn energie grotendeels opgebruikt. Euzin was ook niet de beste vechter, maar wel beter dan Aziël en Cherubijnen zijn in gevechten van man tot man experts. De afvallige engel kwam helaas tot de slotsom dat de heilige vlam in het duel nauwelijks het overwicht zou hebben. ‘Snel,’ drong Aziël aan, de vlammen dansten alweer rond zijn armen. ‘Velen zijn van jou afhankelijk.’ De twee hemelingen waren al eeuwenlang vrienden en de generaal had moeite hem achter te laten. Maar als krijger was hij aan de oorlog gewend en had hij vaak in dergelijke situaties gezeten. Soms meende hij dat hij inzake de dingen van het hart te onvermurwbaar was, maar hij kon moeilijk anders. Hij was een roofdier, gewend te doden, en tegelijk een soldaat. Hij was grootgebracht als een agent van de dood.

      Op dit moment hoorde hij, voordat hij de berg in kon stappen, het gefluit van een pijl in doelgerichte vlucht. Hij was verguld en schoot door de lucht als een goddelijke fluim en doorboorde het kuras en de borst van Euzin. Verlamd sliste de vileine commandant nog een belediging en stortte vervolgens stervend op de rode rotsen van de berg Horeb neer.

      Op de drempel van de grot zagen de hemelingen tot hun opluchting wie het schot, dat gelukkig een einde aan de impasse had gemaakt, had afgevuurd. Een gevleugelde boogschutter met een ernstig gelaat en van grote schoonheid keek de hemelingen in de ogen. Op haar rug droeg ze een gouden boog en een koker met mystieke pijlen tussen de vleugels. Haar lange bruine haren hingen los tot aan haar dijen en glommen in de weerspiegeling van haar maliënkolder. Dit was Varna, luitenant van Gabriël en hoogste aanvoerder van het regiment boogschutters.

      ‘Generaal, de vuurmeester wacht op je,’ zei de altijd strenge engel-vrouw uitnodigend. Aziël glimlachte opgelucht en Ablon stak zijn Heilige Wreekster in de schede. Hij wist heel goed wie Varna was en hoe kil haar blikken konden zijn. Hij was blij dat zij aan zijn kant stond.

      Geleid door Varna liepen de afvallige engel en de heilige vlam de grot in. De Isjijn vond nog even gelegenheid om naar buiten naar het op de rotsen liggende lijk van Euzin te kijken.

      ‘Zijn enige wens was een gevecht met de eerste generaal en zelfs dit is hem niet gelukt. De wens van Euzins leven is niet vervuld.’ Ablon keek naar de verslagen avatar en antwoordde onbewogen: ‘Zo sterven de onrechtvaardigen.’

      De grot werd breder en veranderde in een gewone galerij met een zaal van steen die uitkwam op een gangetje achter de ingang. Het was warm en donker en Ablon ontwaarde in de wanden de bewaard gebleven oeroude aardse inscripties van profeten uit verloren tijden.

      Varna stapte over de drempel en de twee engelen volgden haar. De eerste generaal voelde voor het eerst sinds al die eeuwen dat hij uit de hemel verbannen was, dat hij door het membraan stapte en hij begreep dat dit de beroemde drempel was waardoorheen de vuurmeester tot Mozes had gesproken. Binnenkort zouden twee oude vijanden elkaar opnieuw ontmoeten en daar hing het lot van de wereld van af.

LATEN WE TOT DE LAATSTE SOLDAAT VECHTEN

Een mystieke uitstraling van onbeschrijflijke macht rees op even voorbij het midden van de grot waar de gang breder werd. Aan de andere kant van het portaal verbreedde de grot zich tot een grote natuurlijke zaal waar het donker was, zodat de nissen voor de scherpe ogen van de generaal verborgen bleven. Een lichtpuntje aan de noordzijde gaf de uitgang aan. De drie engelen bevonden zich niet meer in de Haled. Ze waren zojuist in het etherische plan terechtgekomen, het meest diepgaande spirituele plan aan de andere kant van het weefsel.

      De hemelingen keerden zich naar het brandpunt van de vibraties, waar dezelfde hoge energie heerste als in de hele galerij. Er zat een gedaante van ondoordringbare rust te mediteren, op zijn borst lag de kern van zijn kracht. Hij droeg een compleet, glimmend verguld harnas en op zijn schoot lag een in de schede gestoken zwaard. Zijn gesloten ogen weerspiegelden volmaakte harmonie en verenigden in zich de volheid en de leegte, de wet en de chaos, het eeuwige licht en de eeuwige duisternis. De afvallige engel herkende dat strenge en magnifieke gelaat en identificeerde zijn essentie. Daar lag, bijna aanraakbaar zo dichtbij, een van zijn beroemdste vijanden van vroeger: Gabriël, de vuurmeester. Zou zijn karakter echt gemuteerd zijn van kille moordenaar tot trouw verdediger van de menselijke zaak? Wat had die plotselinge transformatie teweeggebracht? Had hij door de geboorte van het heilige kind werkelijk het licht gezien of gebruikte de aartsengel, net als Lucifer, het ideaal van de vrijheid voor zijn eigen egoïstische rebellie?

      De echo van een doffe klap weerklonk door de ruimte en schudde de geesten door elkaar. Het geluid leek op de explosie van duizenden vulkanen. Gabriël opende zijn ogen. Plotseling leek het universum klein geworden vergeleken bij de presentie, de wijsheid en de majesteitelijkheid die van de gigant afstraalde.

      Varna maakte een gebaar met de hand. Zij en Aziël verlieten de grot.

      ‘Sieme is niet bij jullie,’ merkte de meester van het vuur op. ‘Er stroomt nu onevenwichtigheid door de kosmos.’

      ‘Sieme is dood,’ zei Ablon. ‘Ze besloot in Jeruzalem te blijven om jouw zaak te verdedigen.’

      ‘Diezelfde zaak brengt ook ons bij elkaar, generaal, ze maakt ons volledig en geeft ons kracht,’ antwoordde hij en zag in een flits alle tijdperken aan zijn geest voorbijtrekken. ‘Daarom komt nu een cyclus tot zijn einde. Ik ben nu opnieuw bij jou aan de vooravond van de schemering der tijden, het einde.’

      ‘De schemering der tijden.’ De Cherubijn dacht na en herinnerde zich de woorden van Karrigan. ‘Heb je me daarom gespaard? Heb je voorzien dat ik zou terugkeren naar de legioenen die ik zou komen trainen?’

      De boodschapper haalde zijn ene been van het andere en stond op van de grond. Zijn prachtige harnas en de Vuurzweep, zijn gevaarlijke wapen, waren ongelooflijke relikwieën.

      ‘In het verloop van de geschiedenis heb ik vele dingen voorzien,’ legde hij uit. ‘Ik ben de engel van de onthulling en heb van mijn Vader de gave van het zien gekregen. In het begin dacht ik dat mijn alwetendheid van Gods niveau was, maar de vrije wilsbeschikking van de mensen heeft me voor verrassingen gesteld en mijn instincten bedrogen. Op een dag verbleef ik in de dieptes van het oneindige en toen heb ik mijn fout ingezien. Niemand, zelfs niet de Allerhoogste, kan in de toekomst kijken. We worden slechts wegen gewaar, open trajecten. Het komt iedereen, of hij mens of engel, god of demon is, toe om zijn eigen lot te kiezen.’ Hij sprak als de grootste aardse wijze. ‘Van mijn kant heb ik nooit de hoop opgegeven en er altijd op vertrouwd. Zekerheid bestaat niet, noch volmaakte waarheid. Dus rest ons het geloof, waarmee we kunnen vertrouwen op het onmogelijke. En het onmogelijke wordt dikwijls bewaarheid.’

      Ablon was geheel opgegaan in de indrukwekkende woorden, want hij wilde de aartsengel graag geloven, maar zijn ressentiment was nog sterk. Als Gabriël hem zo graag bij zich had, waarom had hij hem voorheen dan niet geaccepteerd? Het was duizenden jaren geleden dat beiden hadden geduelleerd en tijdens deze botsing had de vuurmeester geen woord gesproken over zijn leger of zijn zuivere bedoelingen. Hij had er de voorkeur aan gegeven dit alles geheim te houden en Ablon uit Jeruzalem te verdrijven en van het pad van zijn opdracht af te leiden. ‘Waarom heb je me niet in jouw legioenen opgenomen, toen je me ontmoette in de heilige stad? Ik ben de enige overlevende van de samenzwering en vertegenwoordig alle afvalligen. Waarom heb je me niet opgenomen in je troepen, als je beweert dat jij de idealen van de broederschap wilt nastreven?’

      De boodschapper glimlachte en keek Ablon aan alsof hij een kind was. Hij glimlachte heel zelden, want alle emoties, goede en slechte verstoren sowieso de harmonie van de wereld. Er bestaat geen goed zonder kwaad, geen liefde zonder haat, geen vreugde zonder droefheid. ‘Sinds je werd verdreven heb ik de wil in je hart zien kloppen. Jouw allerlaatste missie en grootste wens is de onttroning van de aartsengel Michaël. Maar de vorst der engelen is nog nooit verslagen, zelfs niet door de goden van de duisternis die in de schaduw van de ruimte leven. Geen enkele engel is geschikt om hem neer te slaan, waarschijnlijk kan zelfs ik hem niet overwinnen. Daar op die heuvel heb ik een Ablon ontmoet die niet dezelfde is als die van nu. Toen was je een kundige generaal, waardevol en rechtvaardig, maar niet in staat een aartsengel te verslaan. Luister nu goed naar me, hemeling. Alleen de grootste onder de gevleugelden zal de tiran overwinnen. Jouw mislukkingen van vroeger tijden hebben je tot een onderwerp van legendes gemaakt. Jouw gevechten met mij en met de Morgenster hebben je de vaardigheid gegeven om de monarch opzij te schuiven. Als ik je eerder had aangenomen, dan was al je kracht verloren gegaan. Dan was je niets anders dan een weggegooide icoon geweest, gedemystificeerd en traag.’

      ‘Traag?’

      ‘Je was vervloekt en kon dus niet naar het paradijs terugkeren om aanvoerder in de burgeroorlog te zijn. De hemelpoort werd voor jou gesloten en door geen enkel portaal kon je bij de woonplaats van God komen. Je zou in ballingschap de post van commandant op je nemen, bezocht worden door engelen en zodoende veel meer blootgesteld worden aan de jagers. Als zodanig zou je gevonden kunnen worden, achtervolgd en gedood. Maar wat is er in plaats daarvan gebeurd? Je bleef afvallig, buitengesloten en dwaalde door de duisternis van de planeet. Je hebt gevochten tegen de allerbesten en een unieke, bijna geheime techniek ontwikkeld. En nu kom je op het juiste moment bij mij, wanneer de eskadrons wachten op de grootste onderneming ooit.’

      ‘De slag van armageddon.’

      ‘Onze gevechtskracht is drie keer minder dan die van de vijand. Onze soldaten zijn bedreven, maar met bedrevenheid alleen winnen we deze oorlog niet.’

      ‘Jullie hebben de moed al, wat ontbreekt er nog aan?’

      De meester van het vuur liep een rondje door de grot. Hij veegde over het handvat van zijn zwaard, waarvan het lemmet in een gouden schede was verborgen. ‘Jij bent de laatste der afvalligen en al hun moed komt in jou samen. De broederschap is een idee, een concept, een symbool en jij draagt het merkteken van die helden, de verloren bravoure van een verloren tijd.’ Ablon plantte zijn Heilige Wreekster in de grond en ging op een steen zitten.

      ‘Ik kan bijna je gedachten lezen.’ De engel van de onthulling sprak verder. ‘Eigenlijk haat jij de aartsengelen, stuk voor stuk en ik begrijp je woede. Je hebt waarachtig geleden onder de perversiteit van Michaël en het cynisme van Lucifer. En wat beweegt hen? Afgunst, wellust, toorn en hebzucht. Dat waren niet de redenen waarom ik tot revolte ben gekomen.’

      ‘De Verlosser!’ riep de afvallige uit. ‘Michaël was vastbesloten het heilige kind te doden en jij stemde niet met de moord in. Waarom, Gabriël? Na al dat bloed dat je vergoten hebt, na al die afslachtingen die je hebt bevorderd? Hoe heeft een sterfelijk kind jou tot het ideaal van de rechtvaardigheid kunnen brengen?’

      De aartsengel liep naar een donkere hoek en zijn blikken vermeden het licht, maar Ablon zag dat hij bedroefd was. Eindelijk had hij door dat hij leed aan een eeuwige smart, een litteken dat nooit zou dichtgroeien.

      ‘Wat heeft jou de oorlog in getrokken?’ vroeg Gabriël uitdagend. ‘Nog geen week geleden wees je elk plan voor actie af. Je was vastbesloten buiten het strijdtoneel te blijven totdat de tovenares van En-Dor werd ontvoerd.’ De gelaatsuitdrukking van de eerste generaal verhardde bij de gedachte aan het leed van zijn vriendin. ‘Je hart is oprecht, maar je zou niet hier zijn als de dodenbezweerster niet geroofd was. Diep in je ziel ben je voor haar aan het vechten. Jouw liefde drijft je naar de strijd. Op dit punt zijn wij precies hetzelfde.’

      ‘Ik had nooit gedacht dat jij vatbaar was voor dergelijke gevoelens.’

      ‘Tot mijn eigen verbazing bleek ik niet immuun te zijn voor de gloed van de materie. Michaël heeft altijd een afkeer van het sterfelijke ras gehad en dus moest ik, als boodschapper, zijn smerige opdrachten in de Haled uitvoeren. En toen ik een avatar vormde, kwam ik onder de invloed van de vleselijke eigenschappen.’

      ‘Ook van de hartstocht?’

      ‘Net zoals jij heb ik op een keer een vrouw leren kennen, een gewone menselijke vrouw, eenvoudig en zuiver als een dauwdruppel. Tot op dat moment dacht ik alles meegemaakt te hebben toen ik in extase raakte van de grootsheid van de kosmos. Ik heb de Schepping van het universum, het begin van het licht en de totstandkoming van de wereld meegemaakt, stellair stof de kosmos in gestuurd en het weven van het weefsel bijgewoond. Voordat het oerlicht ontstond, heb ik tegen de goden van de duisternis gestreden en godheden verslagen die even oud zijn als mijn Lichtende Vader. Maar door de menselijke oprechtheid van de vrouw heb ik de betekenis van kleine dingen leren waarderen, die ik eerst vanuit de hemel niet eens zag. Ze heeft me in contact gebracht met de aarde, me meegenomen naar de rivier om te baden, me de geboorte van de avondster in de oostelijke hemel leren zoeken. Met haar simpele waarneming, heeft ze me het geluk van het leven leren zien.’

      De generaal liet de lange toespraak op zich inwerken en toen schoot hem een oude herinnering te binnen. Toen Gabriël en hij elkaar ontmoetten op de Olijfberg, had Gabriël iets gezegd: ‘We zijn hier bezig om een familieprobleem op te lossen.’

      ‘Jij hebt de Verlichte verwekt!’ De Cherubijn vielen de schellen van de ogen. ‘Jij bent de vader van het heilige kind.’

      ‘Stel je voor hoe bijzonder dat wezen is,’ ging de aartsengel verder en zijn aura vulde zich met emoties. ‘Hij was begenadigd met hemelse levenskracht en beschikte over de vrije wilsbeschikking der mensen.’

      ‘Michaël kon niet anders dan hem doden.’

      ‘Door de vrouw en de jongen heb ik de liefde leren kennen. Eindelijk begreep ik wat mijn vader voor mij voelde en toen is alle duisternis uit mij weggevloeid. Deze liefde heeft mij van het kwaad weggevoerd en de mensheid doen erkennen als de erfgenaam van de Schepper.’

      Op dat moment vond de generaal, gezeten op een steen, in de euforie van eeuwige onthullingen de ware betekenis voor alles. Als de Verlosser een wettige afstammeling van de hemel was, dan hebben de schriften gelijk wanneer ze zijn goddelijke daden prijzen. Van zijn moeder had hij de zachte ziel, de nederigheid en de goedheid die geen grenzen kent, geërfd.

      Maar alles goed en wel, Ablon liet zich niet helemaal meeslepen door de openheid van de meester van het vuur. Zo snel was hij ook weer niet te overreden. ‘Ik zie nog twijfels op je gezicht,’ constateerde Gabriël. ‘Dat ligt voor de hand. Hoe zou jij me kunnen geloven zonder bewijzen van mijn goede wil? Ik ben nooit je vriend geweest. In tijden van crisis heb ik je nooit een hand toegestoken of hartelijk omhelsd. Maar onder degenen die op jou wachten zijn oude makkers, kameraden van weleer die jouw energie niet vergeten zijn. Op hen moet je vertrouwen, want de wereld is gebaseerd op vriendschap.’

      Op dit moment werd de matheid van de grot door een wonderlijk licht doorbroken. Een gouden ster van intens en zinsbegoochelend licht leek op de aarde terechtgekomen te zijn. Omgeven door een sublieme schoonheid als in een kosmische explosie van bijzondere felheid kwam hij dichterbij en werd duidelijk wie dit was: Nathanaël, de zuiverste die duizenden jaren lang verdwenen was.

      De engel met zijn goudblonde haren en bronskleurige ogen bracht hoop. De eeuwig glanzende Nathanaël was een Ofanijn, een bewaarengel, trouw en liefdevol, aangenaam, mooi en met een sterke geest. Ook zijn karakter was ferm en hij was vastberaden in de verdediging van de mensen. In de tijd van de zondvloed was Noach door zijn toedoen gered en daarmee de hele menselijke soort. Later had de zuiverste de afvallige bezocht in de bergen van China en hem opgeroepen om het heilige kind te beschermen. Maar sinds Ablon zijn spoor was kwijtgeraakt toen hij in het bos van Tin-Sen bijna overleed, was de Ofanijn verdwenen. ‘Vrede, aanbeden vriend!’ zei de lichtende hemeling geruststellend. ‘Ik smeek je om vergeving vanwege de desillusie die ik heb veroorzaakt. Ik weet dat ik ijskoud en dom ben geweest, maar wat ik je heb gevraagd bleek tenslotte het belangrijkste werk van de wereld te zijn.’

      Ablon kon de droefheid van het moment waarop zijn vriend hem verliet nu nog voelen. Het kostte hem moeite te denken aan verraad of slordigheid, maar hij was uitermate voorzichtig en deze ene smeekbede was hem niet voldoende. Was hij wel de echte Nathanaël die uit de vergetelheid opdook of was hij een list van de aartsengel om hem in de war te brengen?

      ‘Ben jij het echt, Ofanijn, achter dat glanzende masker?’ vroeg hij wantrouwig. ‘Ik ben de halve wereld afgereisd om mijn deel van onze afspraak te vervullen. Ik ben door woestijnen en zeeën getrokken, heb wouden en rivieren overwonnen en heb vlaktes en bergen achter me liggen. Waar was jij, toen ik eindelijk in Judea aankwam?’ De zuiverste boog het hoofd in oprechte spijt. In het verre verleden was Nathanaël een trouwe vriend geweest, die even dicht bij de eerste generaal stond als Orion, Aziël en Ishtar.

      ‘Ik was daar, in de eeuwige stad.’

      ‘En waarom heb ik je dan niet te zien gekregen?’

      ‘Ik had een opdracht uit te voeren,’ zei hij indringend. ‘Omdat ik al zoveel voor het sterfelijke ras had gedaan, heeft de vuurmeester mij aangewezen om vanuit het astrale plan elke stap van de Verlosser te begeleiden en zijn leven te behoeden. Voordat het kindje werd geboren, ben ik om jou te waarschuwen naar het oosten gevlogen. Maar in mijn blijdschap dat jij aan onze kant stond, ben ik dom en onvoorzichtig geweest en heb ik de boodschapper niet geraadpleegd.’

      ‘En ik,’ kwam Gabriël tussenbeide met zijn melodieuze stem, ‘kon niet toestaan dat jij naar ons toe kwam om precies dezelfde redenen als waarom ik je nu hierheen heb gehaald. Het was onvoorzichtig van Nathanaël om zonder eerst met mij te praten naar jou toe te gaan, maar hij was te goeder trouw. Hij vertrouwt waarachtig wel op jou, maar hij werd emotioneel, typisch voor Ofanijnen. Als je over iemand wilt oordelen, oordeel dan over mij, generaal. Ik heb je immers ooit uit het heilige land verdreven en naar gevaarlijk terrein gestuurd.’ De afvallige engel keek Gabriël met zijn onvergetelijke grijze ogen aan en elke toorn, smart of afkeer tussen hen verdween. Hij kende zijn eigen beperkingen en imperfecties. Hij beschouwde zichzelf niet als held noch als episch commandant en al helemaal niet als martelaar. ‘Ik mag niet over jou oordelen,’ zei Ablon. ‘Wie ben ik om dat te doen? Ik heb vertrouwen gehad in Lucifers eerlijkheid en wat is er van dit oordeel gekomen? Vervolgens heb ik tegen jou gevochten en niet naar je geluisterd en je goede raad in de wind geslagen. We zijn wel hemelingen maar niet volmaakt. We zijn geen goden en zullen dat nooit zijn. Wie probeert de Allerhoogste te overtreffen zal diep vallen. Dat zal met Michaël ook gebeuren. Maar ik zal de laatste zijn om over hem te oordelen. Als voortvluchtige heb ik al aan de rand van de haat gestaan. De liefde van Shamira heeft mijn waarden voor de val behoed. Wij tweeën hebben iemand gevonden om ons de weg te wijzen, maar hoe zit het met hem, met Michaël? Als ons hart niet door tederheid was geraakt, dan waren we misschien net als hij geworden, vol woede en geestelijke afbraak. Daarom kan ik hem niet veroordelen. Trouwens, sommige dingen moeten gedaan worden. Ik heb misschien niet het recht om over hem te oordelen, maar ik mag hem wel uitdagen, dat is legitiem. Ik ben een krijger en dit ligt in mijn aard.’

      ‘Nu dan, vervul je missie, generaal,’ zei Gabriël met zachte stem. ‘De dag van de vereffening van de rekeningen is begonnen.’ En zo liep de afvallige engel zonder gids naar het lichtende punt dat de uitgang uit de grot aanwees. De uitgang was een spleet vlak bij de top van de berg.

      Onder de hoge en steile helling strekte zich een weidse vlakte uit die helemaal woestijn was. Daar zag de generaal het kampement van de rebellen met punten van witte en zwarte tenten die de immense vlakte bedekten. Miljoenen hemelingen, uitgerust met zwaarden, lansen en bogen trainden op de grond en in de lucht. Duikend en uitwijkend oefenden ze alle manoeuvres voor de slag. Andere vlogen patrouille om de hoogvlakte te bewaken, terwijl de commandanten in hun tenten plannen tekenden en tactieken vaststelden. Ablon rook weer de geur van metaal, de opwinding van de krijgers en de nerveuze spanning die aan de slag voorafgaat. Hij telde in totaal net tienduizend legioenen. Elk bestond uit vijfduizend gevleugelde soldaten. Ze waren zo talrijk dat ze de hemel en de aarde bedekten en elk menselijk leger dat ooit door de geschiedenis is opgetekend, overtroffen.

      In de verte, zo’n 350 kilometer naar het noorden toe, eindigde de vlakte in een ring van donker ogende bergen, waar in het midden het sinistere Fort van Sion lag. De toren van de vijand stak boven de bergen uit als een dodelijke lans in de buik van de wereld.

      Overweldigd door emotie dacht Ablon aan de diep gelegen stad van Henoch en de profetische visie van Hazai, de kapitein van de afvalligen voor wie de metropool zijn graf was geworden. Ablon keek naar de legioenen die door het landschap bewogen en besefte dat hij voor zijn uitdrijving precies als die hemelingen was geweest, vol hoop, kracht en wil. Door een streek van het toeval was hij tot symbool verheven op de golven van de haat van zijn vijand. Hij kon nu niet meer terug. De vorst der engelen had Shamira geroofd, zijn beste vrienden gedood, hele steden in de as gelegd en miljoenen onschuldigen vernietigd. Voor al die mensen was de generaal de voltrekker van de wraak, maar voor zichzelf wilde hij recht.

      Aan zijn linkerkant stond de goede en lichtgevende Nathanaël, die hem tot vriendelijkheid aanspoorde. Aan zijn rechterkant werd hij geëscorteerd door de gouden vuurmeester, die in zijn heilige harnas onoverwinnelijk was. ‘Tweeduizend jaren waren er nodig om dit leger te organiseren en te trainen,’ fluisterde Gabriël, terwijl hij het landschap in ogenschouw nam. ‘Het zijn de allerdappersten, die slechts voor de grootste commandant buigen. Deze legioenen zijn nu van jou. Voer ze aan zoals jou goeddunkt. Deze engelen zijn geboren in de wetenschap dat jij fatsoenlijk bent en daarom zullen ze jou volgen.’ Ablon wist heel goed dat hij niet de enige inspiratiebron van de rebellen was. Hij stond daar gezond en wel met het zwaard in de hand, omdat hij het vertrouwen in zijn oude vrienden en de vastberadenheid van de broederschap vertegenwoordigde.

      ‘Rebellen!’ schreeuwde de generaal en hij beklom een steen op de top van de berg als spreekgestoelte. ‘Wie een dapper hart en een trouwe geest heeft, luister naar mij. Wie eer en wijsheid bezit en gelooft in de macht van rechtvaardigheid, luister.’ Na deze woorden zwegen de vleugels, de fluiten en zelfs de wind. In het Fort van Sion hoorde ook de aartsengel Lucifer Ablons luide stem en overdonderd rende hij naar zijn balkon om te luisteren. ‘Jullie zijn het leger van het goede en mij valt de eer toe jullie in de laatste slag aan te voeren. Slechts de krijgers hier bijeen die geen doodsangst hebben en moedig, sterk en onverschrokken zijn, volgen mij. Wanneer het een strijd van man tot man wordt en al uw kameraden al gesneuveld zijn, dan zal diegene overwinnen die volhoudt en risico neemt. U dient een roemvolle zaak. Wie de Allerhoogste aanbidt, zijn werken eert en de moord op de mensen verwerpt, volge mij. Vannacht zullen we vechten tot de laatste soldaat!’ Deze korte toespraak werkte, samen met Ablons weldadige en emblematische aanwezigheid, zo meeslepend dat aan het einde ervan alle krijgers in gejuich uitbarstten. Woestijnen en bergen trilden van het gebrul. De gevleugelde verdedigers van het vijandelijke bastion van Sion verloren de moed. De onverlaten beefden van schrik voor het enthousiasme van het leger dat hen bij het aanbreken van de schemering zou aanvallen. De rebellen hadden de overwinning in handen.

      Omgeven door een menigte van zijn soldaten in de toren met de duizend vensters liep de vorst der engelen met driftige passen de trappen op. Hij wierp agressief de beide metalen deuren van de Zaal der Portalen open en liep naar binnen. Dit was een rond vertrek met tweemaal twaalf gelakte bogen. Hier was de zwarte engel gebleven om de trap naar het luik te bewaken, waarachter het terras met het Rad des Tijds en de gevangen Shamira lagen. ‘De afvallige is helemaal niet dood!’ brulde de aartsengel toornig. ‘Het is absoluut onmogelijk dat hij ontsnapt is aan het formidabele legioen!’

      ‘Ik heb je gezegd, dat Euzin nutteloos was,’ baste de engel met de zwarte vleugels terug. ‘Euzin is incompetent en we mogen van geluk spreken dat hij gefaald heeft. Hij kan ons niet nog een keer voor gek zetten.’

      Michaël trok de Vlam des Doods uit de schede en het vlammende zwaard verhitte de koude lucht. Al zaten ze binnen, ze bevonden zich op drieduizend meter hoogte, en daar was de wind sterk en het klimaat ijskoud. ‘Hoe staat het met de versterking op het terras?’ vroeg hij en veranderde van onderwerp. ‘Ik heb tien eskadrons een levende bol laten formeren rondom de binnenplaats op de top van de toren. Als Ablon naar ons toe komt, zal hij via deze weg niet in Sion kunnen binnendringen.’ De vorst der engelen kwam niet tot rust. Hij pakte het Boek des Levens uit zijn ceintuur onder de enorme vleugels vandaan en legde de relikwie op de sokkel midden in de zaal. Met zachte stem begon hij, ongeduldig als een kind dat de afloop van een verhaal wil weten, de laatste pagina’s te lezen. Toen hij bij het gezochte vers was aangekomen, werd hij weer rustig en herwon hij zijn normale arrogante houding.

      ‘We zullen jouw plan volgen. We hebben het aas en de list. Laat de vervloekte maar komen. Ik zal hoogstpersoonlijk het ideaal van de broederschap ter aarde bestellen, terwijl ons leger de rebellen vernedert. Dat zal ik doen,’ besloot hij en sloot het boek met een harde klap. ‘Dit is het voorschrift van de Allerhoogste.’ De zwarte engel fronste zijn wenkbrauwen diep in zijn gesloten helm. De helm bedekte zijn gezicht en ook de hemelse monarch slaagde er niet in erdoorheen te dringen. Hij was de engel van de bodemloze afgrond, de engel die alle poorten opende, het licht en de duisternis, het begin en het einde. ‘Het wordt nacht. De laatste dag van de mensen op aarde loopt ten einde. Geen sterveling zal ooit nog het zonlicht aanschouwen.’