3

TROPISCHE HERFST

De Boeing 747 waarmee Shamira reisde, was om twaalf minuten voor twaalf opgestegen uit Bagdad, zoals gewoonlijk te laat. Deze keer trof de functionarissen van het luchtvaartbedrijf geen blaam. De vluchtroute van het vliegtuig ging over Israël en haar luchtruim werd twee à drie keer per dag gesloten verklaard ten gevolge van de schending ervan door Arabische verkenningsvliegtuigen voornamelijk uit Libanon en Syrië. Iedere keer als dit gebeurde, werden jachtvliegtuigen ingezet om in het luchtruim te patrouilleren en groeide de spanning. Voor het eerst sinds de Zesdaagse Oorlog heerste de dreiging van een algemeen conflict in het Midden-Oosten. De Arabische landen die door de Verenigde Staten waren bezet kwamen in opstand en de vrije moslimnaties vormden een alliantie tegen de Berlijnse Liga, het westelijke blok dat geleid werd door de Verenigde Staten en Europa. In Jeruzalem was het aantal aanslagen gestegen in gelijke mate met de aanvallen van het Israëlische leger op de Palestijnse gebieden. Volgens specialisten was de enige garantie voor het niet uiteenvallen van het Heilige Land het feit dat het op grond lag die voor drie godsdiensten heilig was. Als dat niet zo was geweest, was er allang een atoombom op gegooid.

      Het luchtschip schudde vanwege hevige onverwachte turbulentie meteen nadat het over de Dode Zee was gevlogen. Het oudje dat naast Shamira zat, greep zich aan haar stoel vast en kuste haar crucifix. Ze was een sympathieke dame van meer dan zeventig jaar, die de meeste tijd zat te praten over het leven van de christenen in Irak. Maar nu sprak ze alleen nog maar gebeden uit. De commandant had door de luidsprekers meegedeeld dat het schudden een gevolg was van een luchtstroming, maar de tovenares kende de streek goed en wist dat dit niets met het klimaat van doen had. Secondes later zetten alle baby’s het op een huilen en de moeders probeerden hen ongeduldig en tevergeefs rustig te maken. Al wist de dodenbezweerster van de mystieke implicaties van de situatie, ze bewaarde haar kalmte en zette haar laptop op het tafeltje. Ze probeerde het apparaat aan te zetten, maar de batterij liet het afweten, een teken dat het weefsel van de werkelijkheid aan het trillen was gebracht. Ze voelde een opwinding op het astrale plan die op zijn hoogtepunt kwam toen ze boven Jeruzalem vlogen. Hier was de spirituele activiteit al duizenden jaren lang intens.

      Tien minuten later kwam alles weer tot rust en staakten de kinderen hun gehuil. Het vliegtuig ging kalm verder over de Middellandse Zee en stopte in Athene en Madrid, waarna het de oceaan zou oversteken op weg naar Rio de Janeiro, het einddoel. Bij de stop in Madrid, raakte het vliegtuig helemaal vol. De oude dame haalde opgelucht adem, dankte God dat ze veilig was aangekomen en nam kushandjes werpend afscheid van Shamira. De lege stoel werd ingenomen door een man van middelbare leeftijd met een heldere huid en grijzende haren, gekleed in een grijs kostuum. Een blasé en ietwat arrogant type.

      De bemanning serveerde het diner en daarna werd het licht in de cabine getemperd. De tovenares sliep niet. Ze deed het lampje boven haar stoel aan en werkte de hele nacht geconcentreerd op haar laptop. Ze studeerde en maakte aantekeningen van alles wat ze vinden kon over het dreigende mondiale conflict. Naast haar laptop had ze de bijbel opengelegd bij Openbaring 5 en 6, die gingen over de opening van de eerste zes zegels van de boekrol door het lam. Ze probeerde een verbinding te leggen tussen de politieke situatie en het heilige boek, maar vond geen concreet aanknopingspunt. De meeste beschrijvingen die ze aantrof waren metaforen en allegorieën die op vele manieren konden worden geïnterpreteerd. Dat frustreerde haar en toen de zon opkwam boven de onmetelijke oceaan, stopte ze met werken en dutte een halfuurtje. Ze werd gewekt door de stewardess die haar in de stoel wakker schudde.

      ‘Krant, tijdschrift of een koptelefoon?’ vroeg ze, elegant gekleed in een witte zijden blouse en een blauw linnen jasje.

      ‘Nee dank u,’ antwoordde Shamira nog gedesoriënteerd van vermoeidheid. ‘Alleen maar een kopje koffie, alstublieft.’

      Toen ze weer was bijgekomen keek de tovenares van En-Dor op haar horloge.

      14.11 uur, 12 maart. Begin van de herfst op het zuidelijk halfrond.

      Toen haar zicht weer helder was, stak ze haar nek uit om te kijken naar de kop van de krant, die haar buurman in handen had. Hij luidde als volgt: ‘Berlijnse Liga start offensief in Turkije.’ En daaronder: ‘Oosterse Alliantie geeft gebruik van nucleaire wapens om zijn territorium te verdedigen toe.’

      Het vliegtuig begon opnieuw te trillen, maar dit keer was de beweging puur mechanisch, het landingsgestel werd in werking gesteld. Ze hoorde het hoge geluid van turbines die luchtgolven binnenzogen en toen klonk uit de luidsprekers de waarschuwing: ‘Bemanning, klaar voor de landing. Lokale temperatuur 35 graden.’

      Shamira kon zonder problemen haar bagage bij de douane afhalen, al had ze allerlei rare dingen bij zich zoals het roestige zwaard dat ze in Irak had opgegraven. Ze had toestemming van een twaalftal archeologische faculteiten rondom de globe voor het vervoer van antieke voorwerpen. Voor het geval er toch iets gebeurde, deed ze zich voor als wetenschapper, waarachtig een ironische vermomming voor een tovenares. Maar het werkte. Zij was anders dan Ablon, die zo veel mogelijk de anachronie van zijn situatie in stand probeerde te houden door zich in de marges van de sterfelijke maatschappij op te houden. De dodenbezweerster daarentegen was altijd op de hoogte van de laatste technologische snufjes en deed er haar voordeel mee. Ze bezocht zonder enige schroom en uitsluitend om te leren de meest uiteenlopende openbare plaatsen van faculteiten tot disco’s. Ze verbaasde zich steeds meer over het aanpassingsvermogen van de mens, het creatieve en vernieuwende vermogen waarmee hij zich in de meest ongewone situaties kon voegen. Ze kwam tot de conclusie dat ze, hoe lang ze ook zou leven, steeds verbaasd zou staan van de wispelturige geest en gepassioneerde ziel van menselijke wezens.

      Ze liep het douanegedeelte van de hal uit door een dubbele automatische deur en kwam in een weidse zaal met schuine metalen zuilen die een glazen dak droegen. Voor haar stond achter een afscheiding van kettingen een kleine menigte de passagiers op te wachten. Agenten van reisbureaus hielden plakkaten met namen omhoog en andere mensen wachtten op hun verwanten.

      Het was al na drieën en het licht van de late middagzon viel schuin naar binnen door het glazen, in een muur overgaande plafond. Buiten heerste op de geasfalteerde weg de voor luchthavens karakteristieke drukte van het verkeer van werkbusjes, openbaar vervoer en hoteltaxi’s.

      Het vliegtuig was om zevenendertig over twee geland, maar Shamira had op zijn minst twintig minuten nodig gehad om papieren in te vullen voor de vrijgave van haar bagage en het wachten bij de lopende band. Nu was ze klaar met de bureaucratische rompslomp en keek om zich heen op zoek naar de afvallige engel, maar ze zag hem nergens. Een vreselijke angst golfde door haar heen. Zou het kunnen dat de voortvluchtige eindelijk gevonden was en wie weet gedood? Maar ze bedacht al snel, dat Ablon had geleerd discreet op te treden, waardoor tot haar stomme verbazing de mensen hem soms helemaal niet opmerkten. In het begin deed hij het opzettelijk, maar nu was het een gewoonte geworden en hoefde de Cherubijn zich helemaal niet meer in te spannen om in zijn omgeving te verdwijnen.

      De tovenares zette haar focus op scherp en lokaliseerde hem, onbeweeglijk naast één van de metalen zuilen. Ze had hem al meer dan een eeuw niet gezien maar hij was niet veranderd, op zijn donkere kleren na. De al verzwakte avondzon zette zijn blonde haren in een gouden gloed. Zijn blik was dezelfde: uitdrukkingsvol, vastberaden en stoutmoedig. En van zijn gezicht straalde de niet te evenaren tevredenheid dat hij de enige persoon ter wereld om wie hij iets gaf, terugzag.

      Ablon glimlachte minzaam en verwelkomend. Shamira liep naar hem toe en zette haar koffers op het donkere marmer. Gedurende een lang moment bekeek ze hem in stilte. Over haar gezicht gleed een masker van ongeloof, maar ook van opluchting. Een minuut later omhelsde ze hem ge­emotioneerd.

      ‘Je bent het echt. Het lijkt wel niet waar,’ zei ze op haar gemak gesteld. ‘Het is moeilijk te geloven dat je leeft.’

      Hij glimlachte weer.

      ‘Het wordt steeds gemakkelijker. Als ik dood was, zou je dat al wel weten.’

      ‘Waarschijnlijk. Zoals de zaken er in de spirituele wereld nu voorstaan, zou het me niet verbazen als ik tegenstrijdige berichten over jou ontving.’

      Ablon pakte de twee koffers van de grond, één handkoffer en een grotere, en droeg ze naar buiten. Ze liepen door de hal en door een automatische deur naar buiten.

      ‘Echt,’ zei hij instemmend. ‘De hemel en de hel maken zich klaar voor een oorlog. Daarom zijn de geesten zo geagiteerd. Het weefsel van de werkelijkheid staat op het punt te breken.’

      ‘Armageddon! Het is dus waar. Eindelijk nadert de dag van het Laatste Oordeel,’ zij moest om haar eigen woorden lachen. ‘Moet je mij zien, ik lijk wel een profeet, zoveel praat ik.’

      ‘Die zijn niet zonder waarde geweest,’ zei de afvallige nostalgisch.

      Ze liepen het trottoir op en voelden de zinderende hitte van de tropische herfst. De straat leek te koken door het lawaai van motoren, claxons en startende auto’s.

      ‘En wat heb jij daar allemaal mee te maken, ik bedoel, met het einde van de wereld? Ik dacht dat je besloten had je buiten de hemelse politiek te houden.’

      ‘Nu ligt dat anders. Het lijkt erop dat de hel een akkoord met mij wil sluiten.’

      ‘Daarom heb je me hierheen geroepen, nietwaar?’

      ‘Ik heb behoefte aan de bescherming van jouw tovenarij.’

      ‘Ik dacht dat je net zei dat de zaken gemakkelijker waren,’ riposteerde Shamira. Zo maakte ze haar bezorgdheid om de afvallige engel duidelijk.

      ‘Beide kanten mobiliseren hun troepen, sluiten allianties en maken alles gereed voor de definitieve veldslag. Niemand bekommert zich nog om de jacht op mij. Voor het eerst sinds mijn uitdrijving voel ik me veilig. De engelen en demonen hebben nu hun eigen besognes.’

      ‘Maar toch kun je maar beter met één oog open slapen,’ waarschuwde ze nadrukkelijk.

      ‘Ik slaap nooit,’ zei hij spontaan. Shamira was een voorzichtige vrouw. Dat had ze van de afvallige generaal zelf geleerd.

      Aan de rand van de stoep kwamen ze bij de plaats waar Ablon zijn motor had geparkeerd. Hij was zwartmetallic, met dikke, matte banden en chromen wielen en stuur. De leren zitting was lang met een lage rugsteun voor de passagier. Dan was er nog plek over voor bagage.

      ‘Voor een dame niet zulk geschikt transport,’ merkte de tovenares ontspannen op.

      ‘Maar uitstekend passend bij een afvallige,’ pareerde de krijger op dezelfde informele toon.

DE LAATSTE AFVALLIGE ENGEL

De engel en de tovenares gingen bij het Hotel Montenegro langs om de bagage achter te laten en vervolgden hun weg naar een luchtiger plaats. Shamira was nog nooit in Rio de Janeiro geweest en kende de metropool alleen van foto’s en films. Daarom haalde ze de afvallige over om haar naar de zee te brengen, waar hij zijn plannen zou onthullen. De bergachtige stad aan de kust is het hele jaar door heet en het klimaat koelt nooit echt af, zelfs niet wanneer de schemering invalt. Een heel andere omgeving dan de Irakese woestijn met zijn ijskoude nachten en onverdraaglijke dagen.

      Het was vlak voor het spitsuur, rondom halfzes, en de motor reed het centrum uit en manoeuvreerde tussen de auto’s door naar het zuiden, waar de kustweg lag. Halverwege ligt aan de voet van een berg een toeristisch uitkijkpunt met een prachtig uitzicht op een van de mooiste landschappen ter wereld. Vanaf daar konden ze de hele baai zien met het strand van Leblon en Ipanema. De zandstrook komt uit op een trottoir met Portugese steentjes. Daarachter ligt het asfalt en daarachter rijzen talloze hoge gebouwen op, betonnen giganten met glazen balkons en penthouses voor miljonairs. Van de kust naar het westen gaat de bodem geleidelijk omhoog en geeft aan de toeschouwer de valse indruk dat de stad op vlakke grond is gebouwd. Daar ligt het grootste gedeelte van de stad.

      In het uiterste westen wordt de horizon afgesneden door een keten groene bergen, waarop talloze radio- en TV-antennes staan. Het hoogste punt van dit bergmassief wordt gevormd door een smalle uitstulping die ‘de piek van de gebochelde’ wordt genoemd en wordt gekroond door het indrukwekkende standbeeld met de wijd open armen van Christus de Verlosser.

      Ablon stopte de motor op een kleine parkeerplaats bij het uitkijkpunt. Shamira kon zich niet inhouden en liep naar het stenen muurtje. Tien meter onder haar sloegen de golven van de zee op de rotswand en veroorzaakten veel druppeltjes. De tovenares bleef daar enige tijd rustig staan kijken naar het spektakel van de zee. De afvallige kwam al snel aangelopen met een flesje mineraalwater dat hij bij een kiosk had gekocht, want hij wist dat de dodenbezweerster nog steeds menselijke noden kende, ook al had ze geleerd haar eigen dood te voorkomen. Haar blik gleed over het hele landschap en hield in de verte stil waar Christus de Verlosser imponerend oprees.

      ‘Nu begrijp ik waarom jij deze stad hebt gekozen om de dag van de vereffening af te wachten.’

      ‘Het lijkt suggestief, vind je niet?’ stemde de generaal in en keek naar het standbeeld. ‘Maar dat is niet de reden. Ik heb de indruk dat wanneer alles gaat omvallen, deze plaats als laatste zal verdwijnen. Brazilië is één van de zogenaamd neutrale landen, één van de staten die buiten het conflict tussen de Berlijnse Liga en de Oosterse Alliantie staan.’

      ‘Ik heb iets gemist, geloof ik,’ antwoordde de tovenares, die hem niet goed begreep.

      ‘Ik weet niet hoe het einde van de wereld eruitziet. Ik geloof niet dat de sterren van de hemel zullen vallen of dat de maan in bloed verandert. Dit soort profetieën verwijst alleen maar naar tekenen en die zijn evident.’

      Shamira keek Ablon ernstig aan.

      ‘Geloof jij dat de Apocalyps nadert?’

      ‘Hij is al begonnen. Daar is geen twijfel aan. De vier ruiters zijn hun mars begonnen.’

      ‘Oorlog, honger en ziektes hebben we allemaal eerder gezien. Waarom denk je dat het nu anders is?’

      Zijn blik gleed over de bergen. Zonnestralen sneden door de wolken en kleurden de groene hellingen. Het was een zeldzaam vredig moment, dat erg aan de antieke tijden deed denken. Het stemde droef, dat dit alles – de aarde, de hemel, de oceanen – binnenkort zou ophouden.

      ‘De mensheid is verdorven, Shamira.’ Terwijl hij dit zei kreeg de afvallige eerder een gefrustreerde dan een melancholieke uitdrukking op zijn gezicht. ‘In de harten van de mensen is hoop geweken voor haat.’

      ‘Maar niet in ieders hart.’

      ‘Zoals altijd moeten weinigen betalen voor de fouten van velen. Zo was het bij de zondvloed die Henoch en Atlantis vernietigde. Zo was het in Sodom en Gomorra en zo zal het zijn tijdens het armageddon. Het Rad des Tijds kan niet worden stilgezet. Alleen God zelf heeft de macht om dat te doen. En, zoals we weten, is hij op dit moment afwezig.’

      ‘Het Rad des Tijds...’ mompelde de dodenbezweerster, alsof ze iets zocht wat ze diep in haar geest had weggestopt. ‘Daar heb je het een keer over gehad.’

      ‘Het Rad des Tijds is een goddelijk instrument. Jahweh heeft het geschapen met de bedoeling de continuïteit van de zevende dag aan te geven. Wanneer de cyclus tot zijn einde komt, zal de zevende dag ook ten einde zijn. De Allerhoogste zal ontwaken en het weefsel van de werkelijkheid zal helemaal vallen. De beide werelden, de fysieke en de spirituele zullen één worden en dan zal ook het rijk van God beginnen.’

      Shamira luisterde stil en heel aandachtig.

      ‘Dit staat in het heilige manuscript van de Malachijnen,’ zo ging de generaal verder. ‘Maar het zegt niet dat het einde der dagen wordt voorafgegaan door wrede en bloedige tijden. De Apocalyps is in deze vorm door de mensen voorspeld. Ik in het bijzonder heb altijd het tegenovergestelde geloofd. Ik heb altijd gedacht dat God zou ontwaken, wanneer de aardlingen hun volle wasdom bereikt hebben, wanneer er absolute vrede zou heersen. Ik heb altijd gewild dat het zo zou gebeuren. Maar na zoveel tijd hier op aarde laat ik me niet meer in de luren leggen en heb ik begrepen dat de redding van de ziel weinigen is gegeven.’

      Ablon hield zijn mond, haalde diep adem en proefde de aangename zeelucht. De maan kwam in het oosten op en leek vanuit de oceaan te rijzen. Haar licht vormde een zilveren spoor dat aan de horizon begon en pas bij het breken van de golven dicht bij het strand ophield. Het hoofd van de tovenares kookte bijna over van zoveel informatie, maar ze hield zich stil en verwerkte de in alle oprechtheid gesproken woorden.

      ‘Weet je nog toen ik jou leerde kennen?’ vroeg hij haar ineens. ‘Ik heb je ooit een keer verteld over de vrije wilsbeschikking en dat dat de hoogste beloning van God voor de stervelingen was.’

      ‘Ja,’ antwoordde ze eenvoudig.

      ‘Ik geloof niet dat het zo had hoeven lopen. De aardlingen hebben zelf deze weg gekozen, zij hebben hun eigen wereld gemaakt. Ze hebben tot het spoor van de dood besloten en zijn verdronken in hun eigen hebzucht. Maar,’ overwoog hij. ‘Ik zeg dit niet als inquisiteur noch als rechter. Ik ben en was nooit een voorbeeld om na te volgen. Ik heb ook al vele fouten gemaakt.’

      Terwijl hij dit zei, keek hij haar met zijn grijze ogen aan en ging teder verder: ‘Ik weet nog dat ik een keer op de drempel van de corruptie heb gestaan en op het meest zwarte moment was er iemand die me uit de duisternis heeft getrokken.’

      ‘Ik heb je alleen maar de opties voorgelegd. Jij hebt zelf de keuze gemaakt.’

      ‘Dat klopt. Maar niet iedereen heeft dezelfde kans als ik gekregen. Niet iedereen heeft iemand bij zich gehad om hem de weg te wijzen. Daarom wil ik niet oordelen. Ik denk wel eens dat ik er zelf een beetje schuldig aan ben. Ik had meer kunnen doen. Ik had de mensheid kunnen helpen en had niet door de schaduwen van de wereld hoeven gaan en pogingen hoeven doen om de broederschap te redden. Maar klagen helpt niet. Gedane zaken nemen geen keer.’

      De nacht daalde stilletjes neer. De vloed trok zich terug en de golven verdwenen in het zand.

      ‘Oké,’ zei Shamira de spanning van het gesprek doorbrekend. ‘Nou, wat wil de afvallige engel van mij? Je had het over een akkoord.’

      ‘Lucifer heeft Orion bevolen mij een boodschap te brengen. Het ziet ernaar uit dat de Morgenster wil dat ik me in zijn rijen schaar tijdens deze laatste oorlog.’

      ‘Heb je mij daarbij nodig? Is de bescherming van de duistere aartsengel niet genoeg?’

      ‘De echte bescherming die ik nodig heb is tegen hem. Lucifer heeft mij al eens verraden. Ik ben niet van plan zijn voorstel te accepteren, maar ik ben wel nieuwsgierig naar wat hij me te zeggen heeft. Daarom heb ik besloten hem in de hel op te zoeken.’

      ‘Kijk goed uit met wat je gaat doen...’ waarschuwde ze. ‘Weet je nog de laatste keer dat je mijn magie vroeg voor zoiets?’

      ‘Dat ben ik niet vergeten. Mijn lichaam doet nog pijn van de brandwonden. Toen was ik onvoorzichtig, maar dat waren ook andere tijden. Toen werd er jacht op mij gemaakt en er stond een prijs op mijn hoofd. Bovendien heb ik toen lichtzinnig de verboden grenzen overschreden. Toen was het alleen maar natuurlijk dat Lucifers onderdanen van hem een genadeloze houding verwachtten. Maar nu ben ik uitgenodigd.’

      De argumenten van de afvallige waren overtuigend en Shamira stemde in. Maar toch bleef ze vinden dat Ablon beter niet zo’n reis kon ondernemen. Ze stond op van het stenen muurtje, liep nadenkend wat rond en onderzocht in haar geest de betoveringen die ze achter de hand had. Ze beschikte inderdaad over enkele rituelen die nuttig konden zijn.

      ‘Een reis naar de hel...’ ze trok haar lippen samen en dacht na. ‘Je kent de gevaren. Als je daar bent, ben je kwetsbaar.’

      ‘Ik ben bereid dat risico te lopen.’

      ‘Ik ken een paar trucs die je een beperkte bescherming geven. Maar als ze jou daar kapot willen maken, dan heb ik niet de macht om je in leven te houden.’

      ‘Ik zie jouw magie liever als een voorzorgsmaatregel. Ik geloof niet dat de vorst der duisternis en zijn hordes me echt dood willen. Niet deze keer.’

      De dodenbezweerster was nog niet overtuigd.

      ‘Waarom ben je daar zo zeker van?’

      ‘Orion. Hij leek de waarheid te spreken en in hem heb ik vertrouwen. Bovendien staat Lucifer op het punt om een oorlog te voeren en dan is het heel waarschijnlijk dat hij mijn hulp wil hebben. Het zou hem goed uitkomen mij als symbool bij zich te hebben, want ik ben altijd de icoon van het verzet geweest.’

      ‘Het gaat wel in tegen al zijn propaganda voor de jacht op de afvalligen, vind je niet? De duivel heeft de schuld van zijn val bij jullie gelegd. Dat heb je me zelf lang geleden een keer verteld.’

      ‘Klopt. Maar de Morgenster weet heel goed hoe hij situaties in zijn voordeel kan ombuigen. Hij heeft van iedereen de meeste overtuigingskracht. Hij is in staat om zelfs de grootste vijand tot het martelaarschap te brengen. Als jij hem had gekend dan wist je waar ik het over heb. Zijn tong is scherp als die van een cobra en hij heeft de intelligentie van duizend strategen. Hij heeft niet zonder redenen één derde van de gevleugelden meegesleept in zijn rebellie tegen de aartsengel Michaël.’

      ‘Orion... de gevallen koning van Atlantis,’ overdacht de tovenares. ‘Je hebt inderdaad goede redenen om hem te vertrouwen. Maar misschien is deze kleine satan wel het slachtoffer van de overredingen door zijn meester. De Satanilen zijn één van de edelste ordes van demonen, equivalent aan de Serafijnse hemelingen.’

      ‘Misschien. Maar zoals ik eerder al zei, is dit een risico dat ik bereid ben te lopen. Na zoveel eeuwen voel ik me eindelijk klaar voor welke uitdaging dan ook. Ik voel me nu voldoende voorbereid om Michaël in een gevecht te weerstaan en daarna mijn wapens voor God te presenteren. Maar ik zal de vorst der engelen pas tot een duel kunnen oproepen, wanneer het weefsel van de werkelijkheid valt. Voorlopig zit ik vanwege mijn vervloeking vast aan de fysieke wereld. Ik kan dus alleen maar afwachten. Afwachten totdat alle zegels van de Apocalyps verbroken zijn en het membraan zichzelf heeft afgebroken.’

      De maan stond eindelijk recht boven hen aan de hemel en de stroom auto’s op de avenue nam af. De ramen in de gebouwen waren verlicht en de tv-antennes wiegden in de wind.

      ‘Wij zijn alles wat over is van een tijdperk dat in de vergetelheid verloren is gegaan, dat is weggevaagd door dezelfde storm die het oude Babylon heeft vernietigd,’ verklaarde Shamira weemoedig. ‘Ik zal je helpen, generaal. Dat ben ik je verschuldigd, en nog veel meer. Ik zal altijd bij je in het krijt staan. Maar dat is niet helemaal waar. Ik ben geloof ik, een egoïst. Eigenlijk wil ik je niet kwijtraken.’

      ‘Jij verwacht altijd het ergste en ik in zekere zin ook. Dat is onze manier van reageren op het onbekende, op de onvoorzienbare toekomst. Maar ik ben al vele malen aan de dood ontsnapt en ik kan dat, denk ik, voor de laatste keer opnieuw doen.’

      ‘Maar als het mislukt?’

      ‘Je hebt zelf al gezegd, dat onze tijd voorbij is. We leven na onze tijd. En ik ben al veel verder gegaan dan ik zou moeten. Ik ben de laatste afvallige engel. En op mij rust nu de taak van diegenen die ooit hebben besloten mijn idealen te accepteren. Ik mag hen niet teleurstellen, tovenares.’

      Nee, dat mag je inderdaad niet, dacht de dodenbezweerster. Je bent ze nooit vergeten en je laat nooit iemand, van wie je houdt alleen. Je hebt mijn leven gered en me heel vaak verdedigd. Daarna heb je geesten, heksen, moordenaars en jagers verslagen. Je bent aan de hel ontsnapt en hebt de afgunst van je vijanden overwonnen. Nu ga je je laatste weg, en die leidt naar de verschrikkelijkste oorlog, naar de allerlaatste samenvloeiing van al je deugden.

      Ja, Shamira zou hem helpen en ze zou dat vol trots doen.

NACHTELIJK TUSSENSPEL

Ablon en Shamira gingen kort na het vallen van de nacht terug naar Hotel Montenegro. De eigenaar was dronken en maakte met grote moeite een gebaar om zijn gasten te begroeten. Hij mompelde iets onsamenhangends en ging door met knikkebollen achter de toog.

      Ze gingen naar de kamer en maakten het zich gemakkelijk. Enkele ogenblikken later was de stad in een storm opgenomen. Op het vensterraam vormden zich kleine weggetjes van water. Er waren geen bedden maar de tovenares improviseerde een matras met dekens en doeken. Toen ze eindelijk haar lichaam uitstrekte, merkte ze hoe vermoeid ze was en herinnerde zich dat ze al bijna twee dagen niet geslapen had.

      Ze ging liggen, deed haar ogen dicht en probeerde te ontspannen. Daarvoor echter zag ze Ablon in het halfdonker aan tafel zitten lezen in enkele antieke perkamentrollen en kreeg een aangename sensatie die ze al heel lang niet meer gevoeld had. Het was als toen in de grot, toen ze insliep onder de bescherming van de afvallige, die voortdurend attent was op elke mogelijke binnendringer. Ze was veilig en ervan overtuigd dat haar niets slechts zou overkomen zolang die grijze ogen haar bewaakten.

      Ze viel in slaap.

      Om twaalf uur werd ze wakker. Het regende nog steeds. Ablon stond stil bij het raam en zijn vorsende blik gleed door de verlaten straat, over de lantaarnpalen en de dakpannen van de gebouwen. Ze kende die gespitste uitdrukking van de adelaar in zijn nest en vreesde het ergste.

      ‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ze fluisterend.

      ‘Ssst,’ zei hij om aan te geven dat ze geen lawaai moest maken. Het bloed van de dodenbezweerster bevroor bij de dreiging die ze vermoedde.

      Er gingen drie minuten voorbij voordat Ablons houding verslapte. Hij stapte weg van het venster. Hij deed alsof het vals alarm was. De spanning loste zich op en Shamira vroeg opnieuw:

      ‘Wat is er gebeurd?’

      ‘Niets. Alles is in orde. Ik had alleen de indruk, ik meende...’

      ‘Wat?’ sneed de tovenares hem af.

      ‘Niets. Het is vast niets. Ga maar weer slapen.’

      Ze drong nog even aan.

      ‘Misschien een jacht-engel of een wreker?’ Haar toon was minder gespannen in een poging haar eigen nervositeit voor zichzelf te verbergen.

      ‘Nee. Als er dichtbij een wezen zou zijn, dan had ik de vibraties van zijn aura allang gevoeld.’

      Shamira’s wenkbrauwen werden zwaar. Als ze niet zo moe was geweest, was ze op het onderwerp teruggekomen, maar de lethargie overmande haar. Ze sliep rustig en werd niet weer wakker.

HET BESCHERMINGSRITUEEL

Shamira strooide de hele ochtend onzichtbare betoveringen in Ablons appartement en voerde kleine rituelen uit. Het doel was de vroegere opslagruimte te veranderen in een klein heiligdom. Een heiligdom is in principe een beperkt gebied in de fysieke ruimte waar het weefsel van de werkelijkheid heel dun en zelfs bijna afwezig is. De zachtheid van het membraan maakt het in een heiligdom mogelijk om het membraan gemakkelijker te scheuren en als praktisch resultaat kunnen de bovennatuurlijke effecten op de getroffen plek efficiënter tot stand komen. Elke magische traditie, sekte of godsdienst heeft zijn eigen methode. De dodenbezwering in het bijzonder maakt gebruikt van mystieke voorwerpen en magische formules om het weefsel een nieuwe vorm te geven. De inleidende toverformules stonden in een heel antiek boek met een gouden omslag en bladen van papyrus dat Grimoire van Nippur heette. Een modderachtig preparaat wordt gebruikt om de uitgekozen ruimte af te grenzen. In dit geval strekte het zich uit van de deur tot het raam en omvatte de hele kamer.

      Soms gebeurt het dat de heiligdommen zonder menselijke tussenkomst tot stand komen. Dit gebeurt vaak op plekken waar heiligen of legendarische personen gedood werden of waar soms mystieke entiteiten verschijnen. De grootte van een heiligdom kan variëren. Ze kunnen zo klein zijn als een chambrette of zo groot als hele wouden. Anders dan velen denken, kunnen deze mystieke plekken worden ontheiligd. Daar zijn middeltjes voor zoals profanerende tovenarijen, maar de meest gebruikelijke manier is de eenvoudige banalisering van de plek. Wanneer een kathedraal wordt afgebroken en verandert in een publiek plein, zijn belangrijkheid verliest en de plaats waar hij gebouwd werd aan zijn oorspronkelijke vlakke ruimte teruggeeft, dan krijgt het weefsel zijn oorspronkelijke dikte terug.

      Shamira schiep in het vertrek een heiligdom met de bedoeling om de ruimte klaar te maken voor een veel krachtiger ritueel. Ze moest de kracht winnen om Ablon in de hel te kunnen beschermen, want demonen laten zich zelden door eenvoudige trucs bedriegen. Ze had dit keer besloten om iets van de oude vergeten magie te gebruiken, de magie van het antieke Henoch, zoals dat werd beschreven in de pagina’s van het voorouderlijke Grimoire. De uitvoering ervan zou haar uitputten en ze zou een dag lang niet meer in staat zijn haar mystieke vaardigheid te gebruiken. Maar het zou een goede zaak dienen.

      Tegen het einde van de middag rondde de tovenares van En-Dor de voorbereidingen af. Ze rustte even uit en stelde zich tevreden met het Chinese eten in de bakjes, die de afvallige had gekocht. Zoals altijd zat Ablon erbij, al hoefde hij niet te eten want engelen eten niet. Gezeten op de houten vloer en ontdaan van elke luxe hadden ze het over onbelangrijke dingen en over hun reizen naar het oosten. Shamira moest denken aan de smaak van het authentieke Chinese eten, uit de mandarijnentijd, heel iets anders dan deze vettige pasta.

      ‘Wanneer beginnen we met de ceremonie?’ vroeg de generaal en raapte de restjes van het eten bij elkaar.

      ‘Laten we wachten tot het nacht is. Dan is de spirituele wereld toegankelijker. Bovendien ben ik nog niet helemaal klaar.’

De engel en de tovenares brachten de vuilnis naar buiten en schoven de schrijftafel en de grootste boekenkasten opzij om een schone en grote lege ruimte te maken. Op de oude planken vloer tekende Shamira een pentagram, een ster met vijf punten. Ze gebruikte heel antieke rode klei. Alleen de klei al was mystiek beladen vanwege zijn legendarische oorsprong. De grond die erin zat had nog tot de bodem van Henoch gehoord.

      De Ster werd omgeven met inscripties. In vier van de vijf punten plaatste de tovenares aardewerken kommen met heel kleine hoeveelheden van de natuurlijke elementen erin: in een zat aarde, de tweede bevatte water, uit de derde kwam vuur en uit de vierde witte rook. Bij de vijfde punt stak de dodenbezweerster een dolk in het hout, haar persoonlijke tovermes.

      Het decor was klaar. Zonder dat ze het merkten was de zon ondergegaan en waren de straten donker geworden. De hemel was leeg en wolkeloos en de ramen werden gekleurd, niet door regendruppels maar door de schittering van de volle maan, die zilveren vormen op de vloer tekende.

      ‘We hebben geluk,’ merkte Shamira op. ‘In de spirituele wereld is de nacht druk. Ik geloof dat we het ritueel met succes kunnen afmaken. Ben je klaar?’

      ‘Geen probleem,’ antwoordde de hemeling.

      Zij deed haar moderne kleding uit en trok een eenvoudige tuniek met slechts één naad aan. Hij was van ruwe katoen en zag er heel oud uit maar was goed bewaard. Het kledingstuk was van haar eerste meesteres in Kanaän geweest en was intact gebleven dankzij het preparaat van Sippar. Op haar ene hand rustte de Grimoire en met haar andere hand bewoog ze haar vingers.

      ‘We gaan proberen twee grotere geesten op te roepen. Hun macht is groot, vergelijkbaar met die van de hemelingen. Als ze opgeroepen zijn zullen we iets van hun essentie moeten aftroggelen en daarmee zal ik dan de dolk energie geven.’ Ze wees op de in de vloer gestoken dolk. ‘Pas daarna kan ik de betovering afmaken.’

      ‘Denk je dat je hen gemakkelijk kunt overhalen om hun essentie af te staan?’

      ‘Dat is nooit gemakkelijk. Het zijn heel oude geesten en die worden met de eeuwen steeds arroganter. Maar ik heb al ervaring met ze opgedaan.’

      ‘Je bent te bescheiden,’ zei de generaal. ‘Wat moet ik doen?’

      ‘Niets, tot ik iets anders zeg. Voorlopig moet je vooral observeren.’

      Ablon knikte instemmend en de tovenares sprak een betovering uit. Ze herhaalde met luide stem de serie mystieke runes uit het boek: ‘Mer Sidi! Mer Kurra! Mer Urulu! Mer Martu! Zi Dingir Anna Kanpa!’ De klanken waren vreemd en leken op geen enkele bekende menselijke taal. Ze maakten deel uit van een magische code, een occult idioom dat alleen door tovenaars werd uitgesproken.

      Onder het zingen begon Shamira te zweten. Toen gebeurde er iets raars. Het licht van de maan dat door het raam scheen, verdween beetje bij beetje totdat alles buiten overheerst werd door complete duisternis, een vreselijke glazigheid, vergelijkbaar met het kosmische zwart.

      ‘Wat gebeurt er?’

      ‘Een tijdelijke transformatie naar het etherische plan. Ik ben de doorgang naar de vier portalen aan het openen. Wij tweeën gaan met vertrek en al door de grenzen van de werkelijkheid heen.’

      Een denkbeeldige koude spoelde door het appartement. Er was niets meer door het glas van het raam te zien, geen gebouwen, geen maan, geen lantaarnpalen op de stoep, niets meer, slechts duisternis. Het was alsof de kamer tegen de grenzen van de onherbergzame en verre ruimte werd gegooid. De enige bron van licht kwam nu nog uit de kom met vuur erin, die gloeide bij één van de punten van de stervormige tekening.

      De dodenbezweerster stopte het citeren, liet het hoofd rusten en legde het zware boekdeel op een gewone doos. De stilte was absoluut maar duurde niet lang.

      De generaal hoorde het lawaai van brekend hout. Plotseling bogen de planken van de bodem naar buiten. Een schepsel met een walgelijke geur duwde de planken opzij en vernielde de vloer waar het pentagram getekend was. Shamira had al veel ervaring en was aan het bizarre universum gewend, anders zou ze misselijk zijn geworden van de verschijning.

      Uit de planken rees een monsterachtige en vervormde entiteit op, die deed denken aan een massa vlees, nu eens zwart dan weer groen. Er zaten honderden kleine oogjes op het oppervlak van het lijf en tientallen monden hapten in de lucht. Het bewoog langzaam op kleverige tentakels. De ondraaglijke stank kwam van een uitscheiding die door open poriën uit het vlees kwam.

      Zonder enige vrees liep Shamira naar de magische ster zonder erin te stappen. Haar blik was hard en streng en haar gezicht gesloten.

      ‘Bacarata!’ Zo noemde zij het monster in een obscure taal die slechts gebruikt werd door de verdorven geesten die in de onderste lagen van het etherische vlak dwalen.

      De vele ogen fixeerden zich op de dodenbezweerster en de danteske monden gingen open.

      ‘Tovenares van En-Dor, meesteres in de kunst van de dodenbezwering, bezweerster van vele geesten. Bacarata luistert.’

      Alle dikke lippen kronkelden tegelijk. De stem was schril.

      ‘Bacarata, vorst van de materie, ik smeek u om een condix van uw essentie voor het realiseren van de beschermingstoverij.’

      De condix is een soort mystieke eenheid die gebruikt wordt om spirituele energie te meten.

      Het schepsel bewoog en verspreidde zijn ongezonde stank.

      ‘En wie zal de betovering ontvangen?’ wilde het monster weten.

      ‘Ablon, de afvallige engel. Hij werd nog voor de val van Lucifer uit de hemel verdreven. Hij is de Cherubijn die de tirannie van Michaël uitdaagde na de vernietiging van Sodom.’

      Rustig in zijn wat afzijdige positie meende Ablon dat enkele ogen van Bacarata hem van top tot teen analyseerden. De vleugels van de engel waren ingetrokken, zoals altijd onzichtbaar verzonken in zijn rug. Maar toch liet zijn schaduw op de wand de contouren van open vleugels zien. Er is een broederschap van tovenaars, de zwarte magiërs die zijn energie voor de toverkunst haalt uit het duister. Er wordt vaak gezegd dat de schaduw onze ware aard onthult.

      ‘Hij heeft een machtig aura,’ zei de entiteit en liet een lachwekkend gekreun horen gevolgd door een fluittoon.

      ‘Volgens mij,’ fluisterde de generaal de dodenbezweerster in het oor, ‘gaan we niets loskrijgen van dit afzichtelijke wezen.’ Hij begon al onrustig te worden. Cherubijnen zijn vechters en niet gewend aan diplomatie.

      ‘Geduld,’ suggereerde Shamira. ‘De onderhandeling is nog niet eens begonnen.’

      De entiteit begon weer te grommen en bewoog in het pentagram. Zijn woorden waren bijna onbegrijpelijke piepgeluiden.

      ‘Sterke aura. Bacarata wil essentie van engel. Essentie voor essentie, dat is de ruil.’

      ‘Dat is de ruil niet, Bacarata.’ De tovenares van En-Dor daagde hem uit met een vervaarlijke blik.

      De geest stootte meteen een scherpe kreet van haat uit toen hij de list doorzag. De overdaad aan secretie die zijn lichaam afscheidde, wees op zijn woede en het schepsel vloog razend op de dodenbezweerster af. Maar de beweging stokte bij de rand van de ster, alsof een onzichtbare muur hem erbinnen hield. In een reflex stapte de generaal naar voren ter bescherming van zijn vriendin. Maar zij weerhield hem en gaf aan dat ze geen risico liep.

      ‘Je zit gevangen in het pentagram van Bethor, Bacarata, als je dat nog niet doorhebt.’

      Kwetsbaar en niet in staat de aangegeven grens te overschrijden, begon de entiteit te kronkelen en zijn lijf scheidde nog een liter kwijl af. Hij stortte een stroom infame vloeken uit over de tovenares.

      Zij glimlachte vals.

      ‘Niet vloeken, “vorst”. Ik kan besluiten dat je daar eeuwig moet blijven,’ dreigde ze en begon opnieuw te onderhandelen. ‘Ik zoek slechts een tweezijdige oplossing.’ Ze wachtte totdat de geest tot rust was gekomen. ‘Zou je je haat kunnen vergeten, als ik je wat bloed van de afvallige zou schenken?’

      ‘Bloed is alleen maar materie,’ bromde het schepsel.

      ‘Jij bent de meester van de materie. Ik weet zeker dat jij een prachtige toepassing kunt vinden voor deze vitale vloeistof. Wat ik vraag is een condix van jouw essentie. In ruil bied ik je de vrijheid aan plus het gloeiende plasma van de voortvluchtige generaal.’

      Bacarata kon geen kant op. Hij was vastgezet, erin geluisd en bedrogen door een tovenares, een behoorlijk vernederende situatie voor zo’n invloedrijke geest. Maar al waren de omstandigheden niet in zijn voordeel, toch concludeerde hij dat zijn verlies kleiner zou zijn als hij het aanbod accepteerde.

      Uit het gebrom, de stokkerige bewegingen van de tentakels en de verkrampte minuscule mondjes maakte Shamira op dat hij de ruil accepteerde, weliswaar tegen zijn zin. Maar had hij een andere keus?

      ‘Ablon, maak een klein gaatje in je vingertop en laat een druppel bloed in het pentagram vallen,’ zei de dodenbezweerster en ze reikte aan de Cherubijn een betoverde naald. ‘Maar pas op, als je met je voet binnen de cirkel stapt, wordt het beschermende zegel verbroken.’

      Geïntrigeerd keek de krijger-engel de entiteit strak aan. Hij weifelde om aan hem zijn bloed af te staan, maar zijn vriendin stelde hem op zijn gemak.

      ‘Maak je geen zorgen. Hij kan geen macht uitoefenen over jouw avatar.’

      Ablon liet zich overhalen en drukte met de punt van de naald in zijn vinger. Er viel een druppel op de bodem vlak bij het monster. Bacarata kronkelde en stootte een oneerbiedig gekreun uit van duivels genoegen, toen zijn huid met het kostbare hemelse vocht in aanraking kwam. Toen hij alles had opgezogen gleed het monster terug naar het gat en de planken werden weer recht alsof ze nooit gebroken waren geweest.

      De dolk in het pentagram was in vlammen gehuld, maar smolt niet. Het vuur was niet rood maar blauw en in wezen spiritueel. Het mes was uiteindelijk in werking gesteld door de essentie van het schepsel, maar één condix was niet voldoende.

      ‘Het weefsel is nog buigzaam. Daar moet ik van profiteren om de volgende entiteit op te roepen,’ kondigde Shamira aan en trok haar tuniek recht.

Zonder veel tijd te verliezen liep de tovenares naar haar handtas en haalde er een perkament uit, waarop magische formules stonden geschreven. Deze inscripties waren even krachtig als die van het oude Grimoire, maar ze zagen er heel anders uit en stamden waarschijnlijk van een oude Europese cultuur. De contouren van de letters waren niet hoekig maar afgerond. Alle woorden waren met krullen aan elkaar geschreven zodat het één pictogram leek. De dodenbezweerster analyseerde het document zorgvuldig en begon te lezen.

      De geest liet lang op zich wachten en Ablon dacht zelfs dat hij helemaal niet meer zou komen. Hoe hoger ontwikkeld een etherisch wezen is, hoe verder het af staat van het vleselijke universum en hoe minder toegankelijk het is. De verdorven entiteiten zijn veel afhankelijker van de energie van de mensen en gemakkelijker te vinden, want ze zwerven net aan de andere kant van het weefsel. Een geest met een vaste woonplek, zoals de opgeroepene van nu, is veel moeilijker te vinden.

      Om deze geest aan te trekken had Shamira de toverspreuk enkele malen moeten herhalen. Toen ze al bijna aan het eind van haar krachten was, verscheen een gouden schijnsel, dat een meter boven de ster zweefde. De geest was gekomen in de vorm van een prachtig spectrum dat koperkleurig licht gaf. De afvallige engel kon armen, benen en ook een hoofd onderscheiden, maar het gelaat bleef verduisterd en onzichtbaar in het helle licht.

      De tovenares liet het perkament vallen en zakte van vermoeidheid bijna door de knieën, maar de afvallige ondersteunde haar. De uiterste inspanning had haar alle kracht ontnomen en ze moest nu allereerst diep ademhalen.

      Terwijl Shamira aan het bijkomen was, nam de entiteit het woord. De stem was vrouwelijk, zacht en muzikaal zoals de aanbiddelijke melodie uit een sprookjeswereld.

      ‘Wat breng je me, tovenares?’ floot de beeltenis. ‘Een hemeling! Ik voel zijn aura kloppen. Een Cherubijn... zesde cyclus. Deze engelen bezoeken gewoonlijk niet het fysieke vlak. Wat doe je hier, heraut?’

      Ablon deed zijn mond open om te antwoorden, maar voordat hij iets kon zeggen, repliceerde het schepsel al: ‘Je bent een afvallige engel en zit in je avatar gevangen.’

      ‘Waarom vroeg ze dat, terwijl ze het al wist,’ fluisterde de generaal tegen de dodenbezweerster.

      ‘Ze wist het niet tot ze jouw gedachten las. Ze plukte het antwoord van de punt van jouw tong, zodra je het in je geest had geformuleerd. Haar naam is Korrigan, een zeer wijze Keltische godin.’

      De geest ging door waar ze gebleven was. Ze had met haar talent om te gissen alles wat Shamira wilde al begrepen en dus ook de bedoeling van dit ritueel.

      ‘De hemelingen voeren onderling oorlog,’ zo begon de godheid profetisch. ‘Het armageddon, zoals de engelen dat noemen, is heel nabij. Wij geesten willen de vernietiging van de planeet niet. Daarom is de spirituele wereld zo in beroering. Voor zover jullie mijn essentie nodig hebben, zit hij al in de dolk.’

      En wat nog meer? Dacht Shamira, want ze was er zeker van dat Korrigan haar kon horen. Jij helpt me vast niet voor niets... Ontwikkelde geesten en etherische goden zijn heus niet zo altruïstisch. Wat wil je als tegenprestatie?

      ‘Alles wat ik wil is het behoud van beide werelden,’ sprak de beeltenis. Ze probeerde onderhandelingsruimte te scheppen. ‘De afvallige generaal... In zijn hand liggen de opties voor de toekomst, de sleutel om de hemelse hebzucht te stoppen. Hij zal verhinderen dat het armageddon volledig wordt,’ besloot ze.

      ‘Maar dit is niet mijn bedoeling en is het ook nooit geweest,’ interrumpeerde Ablon. ‘Wanneer de Apocalyps voorbij is, zal het membraan ontrafeld zijn en dan zal ik opstijgen naar de wolken om de tiran Michaël uit te dagen. Dan zal God ontwaken en de verdorvenen straffen. Ook al sneuvel ik in de strijd, de vorst der engelen zal worden veroordeeld voor de terreur die hij gevoerd heeft en voor zijn gebrek aan eerbied voor de wil van de Vader. Voor mij is het armageddon de definitieve verlossing.’

      ‘En hoe weet jij zo zeker dat Jahweh werkelijk zal ontwaken?’ vroeg de entiteit.

      ‘Dat staat in het Boek des Levens geschreven,’ zei hij automatisch terug.

      ‘En heb je dat boek al eens ooit gezien?’ hield ze aan en de hemeling dacht na. Het Boek des Levens was een mystiek werk dat de Schepper aan Michaël had gegeven en waarin de geschiedenis van de wereld stond opgetekend. Daarin zou de hele episode van de zevende dag staan beschreven, van de Schepping van de mens tot aan het Laatste Oordeel. Maar alleen aartsengelen hadden er toegang toe.

      De geest zweefde naar de rand van het pentagram. Korrigan kon het spoor van gedachten, herinneringen en emoties achterhalen en op hun waarde schatten.

      ‘Niet alles vindt plaats zoals we het gepland hebben, krijger. Precies op dit moment vertrekt een leger van engelen uit de Vijfde Hemel en trekt op naar het Fort van Sion in het etherische plan, waar de aartsengel Michaël de start van de grote slag afwacht. Als de hemelse vorst gestraft gaat worden door de Verlichte, vind je het dan niet raar dat hij zo verlangend naar het einde van deze oorlog uitkijkt? Wat zou zijn belang kunnen zijn in de bevordering van het armageddon?’

      De afvallige engel slikte zijn protest in en bleef bezorgd stil. De Keltische godheid had een ingewikkelde en extreem relevante vraag voorgelegd. Wat was hij blind geweest, dat-ie hier in zoveel eeuwen niet over had nagedacht!

      En wat zie je nog meer, geest? dacht de Cherubijn. Wat kun je ons nog meer onthullen over de plannen aan gene zijde?

      ‘Ik zie alleen maar de schemering der tijden, een platgewalst aardoppervlak, vernietigd door mensen en engelen. Ik zie een impasse, het fundamentele dilemma. Wanneer er al velen dood zullen zijn en de aardkorst alleen nog maar met as bedekt is, dan zul jij een crisis moeten oplossen en moeten kiezen tussen de godheid en de mensheid.’

      ‘Ik weet niet of ik dit begrijp. Waarom is mijn keuze zo belangrijk?’

      ‘Dat zou ik je niet kunnen en ook niet moeten zeggen. Jij bent rechtlijnig van aard, maar op een dag zul je beslissen over de wereld. Dat is alles wat ik weet.’

      ‘Ik zat niet te wachten op zoveel verantwoordelijkheid.’

      ‘Jij bent altijd rebels geweest,’ zei de entiteit. ‘Maar aan de zijlijn van de wereld leven is veel gemakkelijker dan hem besturen. Jouw tijd als reizende vreemdeling is voorbij. Vroeg of laat zul je moeten terugkeren naar de strijd, voor je vijanden moeten verschijnen en je post innemen. De Apocalyps is al begonnen. Het laatste teken is al geopend, het zevende zegel is al verbroken. Nu scheiden slechts de zeven bazuinen ons van de definitieve vernietiging.’

      Nog nooit was Ablon door zoveel schranderheid voorgelicht, zelfs niet in het paradijs. Nu leek het universum om hem heen merkwaardigerwijze zinvoller en zijn perspectief op vele zaken begon te veranderen. Alleen en zonder de hulp van de magie, was hij niet in staat om door te dringen tot het etherische plan en hij had dan ook geen idee van wat zich daar afspeelde. Maar de geest had kostbare informatie over hemelse troepenverplaatsingen verschaft.

      Het muzikale geluid stopte en het bovennatuurlijke licht doofde abrupt. Het etherische lichaam van Korrigan loste op en verdween van het pentagram. Shamira en Ablon bleven even stilzitten. Ze waren met stomheid geslagen en nog niet doordrongen van het belang van wat ze gehoord hadden.

      Het venster van het appartement lichtte op en weerspiegelde opnieuw het wereldse licht van de elektrische lantaarnpalen. Ze keerden terug naar de gewone werkelijkheid. De contouren van de gebouwen waren in het landschap te onderscheiden en in de verte bevestigde een sirene dat ze terug waren.

      ‘Zijn we terug?’ vroeg de afvallige.

      ‘In het stoffelijke plan wel.’

      ‘En de betovering, is die voorbij?’

      ‘Nee, nog niet. Ik zal de energie van de dolk gebruiken om de betovering in werking te stellen.’

      Van nu af aan wist de tovenares precies wat ze moest doen. Het moeilijke deel was achter de rug. In feite had ze dit moeilijke ritueel nog nooit uitgeprobeerd, maar de meeste betoveringen worden maar zelden uitgevoerd, vooral tegenwoordig, omdat er op aarde nog maar weinig tovenaars bestaan.

      Shamira pakte de dolk aan de grootste punt van het zegel tussen haar vingers. Daarop draaide ze op haar hielen om en liep naar waar de engel stond.

      ‘Strek je arm eens. Het doet maar even pijn.’

      Hij stak zijn rechterarm uit. In opperste concentratie markeerde de tovenares met het mes een magische rune in de onderarm van haar vriend. Het lemmet brandde bij de aanraking met de huid en liet een donker rookwolkje ontsnappen. Een klein litteken bleef achter en omlijnde de inscriptie.

      ‘Een gewone wond doet minder pijn,’ constateerde de generaal en proefde de pijn van de inkerving.

      ‘Het mes is betoverd. De snee raakt niet alleen je fysieke omhulsel, maar ook je geestelijke lichaam. Vlees en geest worden getroffen.’ Ze trok het lemmet terug. ‘Laat nu de andere arm zien.’

      De Cherubijn stak zijn linkerarm uit en Shamira kerfde er een tweede rune in, anders dan de eerste maar met hetzelfde iconografische patroon. Ze hoorden wel degelijk tot dezelfde magische code. Er bestaan er honderden van. Praktisch elke menselijke cultuur met mystieke tradities heeft zijn verborgen alfabet.

      De tovenares kerfde de laatste rune in zijn arm en haalde uitgeput diep adem. Ze liet het wapen los, dat meteen zijn glans verloor. De energie van de geesten was opgebruikt en de betovering was voorbij. De natuurlijke elementen in de kommen waren verdwenen, weggehaald door de kracht van de hekserij. De rode klei was opgedroogd en alle in het pentagram opgetekende magische formules waren uitgevlakt of onleesbaar geworden.

      ‘De betovering is compleet,’ kondigde Shamira hijgend aan. Sommige rituelen vergen te veel energie en deze stond bovenaan op de lijst.

      Ablon keek naar de brandwonden op zijn beide armen en voelde in zijn huid de macht van de inkervingen, maar begreep niet waartoe ze konden dienen.

      ‘De wonden worden even snel littekens als bij mensen,’ waarschuwde de tovenares. ‘Helaas heb jij als engel niet de macht om ze te regenereren. Daarna blijft er alleen maar een donker merkteken over als een tatoeage, die in je lijf blijft gegraveerd totdat de rune in actie komt.’

      ‘Welke macht hebben deze runes?’

      ‘Elke rune heeft zijn eigen functie. De eerste in je rechterarm is de rune van je lichaam, die je beschermt tegen dodelijke verwondingen.’

      ‘Als ik dood ben, brengt hij me dan weer terug?’

      ‘Ja, maar hij werkt maar één keer. Daarna verdwijnt-ie en ben je opnieuw kwetsbaar. De tweede rune in je linkerarm werkt op dezelfde manier, maar dan voor je geest. Hij zal je behoeden tegen elke soort psychische aanval zoals vergeten, chantage of gedachtelezen. De kracht van je aanvaller doet er niet toe. De magie zal je beschermen.’

      De afvallige glimlachte. Hij was tevreden met het resultaat van het ritueel, maar vooral blij om te zien hoe zijn vriendin vooruit was gegaan. Ze had veel geleerd en zich gespecialiseerd in al die voorbije jaren. Ze was ongetwijfeld de meest fascinerende vrouw die hij had leren kennen en een perfect beoefenaar van de magische kunsten. Ze was snugger en mooi, wijs en aantrekkelijk.

      ‘Ik ben, geloof ik, goed beschermd. Dat ritueel van jou is veel efficiënter dan ik dacht.’

      ‘Ja, maar vergeet niet, dat elke rune maar één keer werkt, meer niet.’

      Magie is de meest ingewikkelde, de meest stimulerende en de meest dankbare van alle activiteiten op de wereld. En toch kunnen engelen en demonen haar niet gebruiken omdat ze haar nooit echt zullen begrijpen.

      Een gouden straal viel door het raam naar binnen. Een nieuwe dag was in aantocht.

      ‘Is het al dag?’ De generaal was verbaasd. ‘Ik dacht dat...’

      ‘De tijd gaat in het etherische plan veel sneller,’ bracht de dodenbezweerster in herinnering.

      ‘Ja, natuurlijk,’ herinnerde de krijger zich. ‘Het is al zo lang geleden dat ik uit de Haled weg ben geweest. Ik verlies de greep op de etherische thema’s.’

      Shamira was doodmoe.

      ‘Ik moet nu uitrusten en slapen. Ik denk niet dat ik voor de zonsondergang wakker word.’

      Ze wankelde en de afvallige bracht haar naar bed. Hij bleef nog tien minuten bij haar en hoorde hoe ze fluisterde voordat ze eindelijk insliep.

      ‘Wat wilde Korrigan zeggen, toen ze vermeldde dat het zevende zegel al was gebroken?’

      De aandacht van de hemeling was elders in een bewolkte hemel achter het vensterraam.

      ‘Ze bedoelde dat de oorlog vandaag begint.’