6

DE VUURMEESTER

Citadel van het Vuur, centrale regio van de Eerste Hemel

De aartsengel Gabriël zat geknield op de marmeren vloer te mediteren, gehuld in de dampen van de tempel. Hij had een serene uitdrukking op het gezicht als de ochtenddauw die over het oppervlak van planten ligt en blootgesteld wordt aan de eerste zonnestralen. Hij had zijn honingkleurige haren in een lange vlecht samengebonden. Zijn magere maar gespierde lichaam was bedekt door een prachtig gouden harnas, dat niet alleen zijn romp maar ook zijn armen en benen beschermde. Hij droeg onder prachtige epauletten een witte cape die in het midden opengesneden was om de beweging van de vleugels niet te belemmeren. En voor hem op een handpalm afstand lag de vuurzweep, het vlammende zwaard dat in het verleden Lucifer en zijn gevolg uit de goddelijke woonplaats had verdreven.

      De tempel van de harmonie was een gigantische zaal, helemaal in witte steen belegd en ondersteund door dikke zuilen van honderd meter hoog. De bodem was over heel de breedte gevuld met kokend water behalve op de brug naar het platform waar de aartsengel zat. Het onbezoedelde vocht verdampte en hulde alles in een hete en geruststellende mist met een weldadige geur. De nevels belemmerden het zicht, maar de duisternis werd verdreven door lichtstralen die door openingen in het plafond binnenvielen.

      De tempel was het belangrijkste bouwwerk van de vuurcitadel, het politieke centrum van de Eerste Hemel. Hier waren de Isjijnen gehuisvest, de kaste van engelen die de natuurelementen beheersen. De citadel lag in de monding van de grootste vulkaan van het paradijs, de Neptunia. Aan vier grote kettingen, die aan haken in de wanden van de vulkaan waren bevestigd, hing een zeer zwaar blok steen, waar bovenop de vestingstad was gebouwd. Enkele meters daaronder borrelde de lava. Aan Gabriël trouw gebleven agenten patrouilleerden in de omgeving, op hun hoede voor elke binnendringer, engel of demon. In een ver verleden stond de vuurcitadel onder het bewind van Amaël, de heer der vulkanen, maar deze sloot zich bij Lucifer aan en had de teugels van zijn macht aan zijn leerling Aziël, de heilige vlam, gegeven. Toen veel later de eenheid onder de aarts­engelen begon te bezwijken, zou Aziël de tempel uitleveren aan Gabriël als toevluchtsoord voor diens engelen, die niet meer in de Vijfde Hemel onder de tirannie en de onderdrukking van Michaël wilden leven.

Gabriël had zijn handen op zijn knieën en zijn ogen dicht en haalde diep adem zodat hij de hete damp in zijn neusgaten snoof. Hij ontspande en probeerde het universum te voelen en de grenzeloosheid van de kosmos met zijn pulserende aura te raken. Hij was in diepe concentratie maar voelde dat er iemand was. Hij sloeg zijn oogleden op en toonde zijn sublieme bruine ogen. Kalm observeerde hij hoe de bezoeker over de marmeren brug liep. Het was de Isjijn Aziël, de heilige vlam, die op zijn oproep reageerde. Hij liep met lichte tred over de steen en maakte bijna geen geluid. Hij droeg een dunne tuniek van zijde en katoen en zijn lange zwarte haar viel tot zijn middel. Zijn huid was even wit als zijn vleugels en zijn ogen waren zwart als het diepst van de nacht. Aziël knielde voor zijn baas neer en waagde zich niet op het platform. De uit zijn schede getrokken vuurzweep bevond zich met zijn knetterende lemmet tussen hen in, klaar om elke onaangename binnendringer te onthoofden.

      ‘Ik kom op uw bevel aangesneld, vuurmeester.’ Vuurmeester was de belangrijkste titel van de aartsengel Gabriël. Hij was immers beroemd vanwege zijn beheersing van de elementen. ‘Waarmee kan ik u dienen?’

      ‘Ablon leeft nog,’ zei de gigant zonder omhaal.

      ‘Ja. Ik heb de emanaties van zijn aura opgevangen.’

      De vuurmeester ademde de gloeiend hete nevel in en keek zijn ondergeschikte recht in de ogen.

      ‘De afvallige engel heeft zijn aanwezigheid talloze eeuwen lang verborgen gehouden, wellicht om niet door de agenten van Michaël gevonden te worden. Maar nu verspreidt hij de altijd in zijn hart bewaarde aura weer. Die energie is zo sterk dat hij zelfs hier in de Eerste Hemel gevoeld wordt.

      Aziël boog vol twijfels zijn hoofd. ‘Ik begrijp het niet, meester. Waarom zou hij dat doen? Net nu, nu het zevende zegel werd verbroken. Ik dacht dat hij zou wachten tot het Laatste Oordeel en pas dan zijn wraak ten uitvoer zou brengen.’

      ‘Ik zou zeggen dat het een appel is,’ antwoordde Gabriël. ‘Ablon vraagt onze hulp. En ook wij hebben zijn hulp nodig.’

      ‘Maar misschien weet hij wel helemaal niets van ons bestaan, laat staan van onze afsplitsing van Michaël en de vorming van ons eigen leger? Hij is als voortvluchtige ondergedoken, zwerft over de aarde en kan onze ontwikkelingen niet volgen.’

      ‘Dat klopt, Aziël. Maar eigenlijk zou het net zo goed zo kunnen zijn, dat de generaal niet eens weet dat de hemel is verdeeld door zijn ideeën. Hij weet niet dat hij het zaad van de burgeroorlog gezaaid heeft. Maar ik geloof dat hij ondanks alles nog steeds gelooft dat er engelen bestaan die trouw aan zijn zaak zijn gebleven. Tot hen strekt de Cherubijn nu zijn aura uit. Hij rekent op hen en daarom moeten wij hem ontmoeten.’

      Na deze woorden zweeg de aartsengel een minuut lang. Toen pakte hij de vuurzweep en bekeek lange tijd het lemmet. Net als Ablon was ook Gabriël bang dat hij alle situaties waar hij doorheen gegaan was en vooral alles wat hij geleerd had, zou vergeten. Het zwaard was overal getuige van geweest en dat hielp hem zich zijn oude feilen te herinneren om ze niet te herhalen.

      Aziël wachtte geduldig tot zijn meester opnieuw het woord nam.

      ‘Stuur onze troepen naar het etherische plan en breng ze in de buurt van het Fort van Sion in positie, dicht bij het bastion van de vijandelijke macht,’ beval de aartsengel. ‘Alles wijst erop dat de definitieve veldslag op aarde wordt uitgevochten, niet op het fysieke, maar wel op het spirituele plan. Wie deze oorlog wint zal gegarandeerd soeverein van de Haled worden.’

      ‘Onze spionnen hebben gerapporteerd dat een engel met zwarte vleugels een vrouwelijke mens naar Sion heeft vervoerd, waarschijnlijk een tovenares,’ voegde de Isjijn eraan toe.

      ‘Misschien is dat Shamira, de tovenares van En-Dor. Ablon wil onze hulp bij haar bevrijding.’

      ‘Maar waarom zou Michaël een aardling ontvoeren?’

      ‘Het is moeilijk de bedoelingen van mijn broer te doorzien. Ik mag dan aartsengel zijn, maar weet lang niet alles. Ik weet in feite minder dan ik dacht. Maar het enige wat een mens wel en een engel niet heeft, is een ziel.’

      Gabriël keek even dromerig voor zich uit en daarna voegde hij er energiek aan toe: ‘Voer de militaire manoeuvres uit en geef het bevel aan Baturiël, de eervolle. Ga daarna naar Ablon en breng hem naar het bivak van onze troepen. Ik ben erachter gekomen dat beiden vroeger goede vrienden waren. Baturiël is een van de weinigen, waarvoor de krijger bewondering heeft.’

      Na een korte pauze ging hij verder: ‘Op de berg Horeb is een portaal naar het etherische plan. Daar kan de generaal doorheen, al zit hij vast aan zijn avatar. Ik zal daar op hen wachten. Sieme, van de kaste der Serafijnen, zal jou op deze tocht begeleiden.’

      Aziël was onaangenaam verrast, maar liet niets merken. Niet de missie zelf, maar het gezelschap was het probleem. Hij had niets tegen Sieme persoonlijk, maar de koude berekenende houding van de Serafijnen ergerde hem soms. Dat wilde niet zeggen dat ze kwaadwillende engelen waren, maar ze waren te zelfgenoegzaam. Hij beschuldigde ze nergens van. Hoe zou hij kunnen? Hun aard was nu eenmaal zo. De Serafijnen zijn politici, diplomaten en adviseurs, daartoe zijn ze in het leven geroepen. Het ligt in hun aard bevelen te geven, en niet te ontvangen. Ook niet om andermans meningen te accepteren. Ze houden nooit op anderen van hun gezichtspunt te overtuigen en zijn zelf nergens van te overtuigen en Aziël haatte dat laatste ontzettend.

      ‘De afvallige engel is het ontbrekende element van ons aanvalsplan, ­Aziël,’ legde de vuurmeester uit. ‘Alleen hij kan ons leger naar het armageddon leiden.’

      ‘Ja meester,’ antwoordde de Isjijn en boog ten teken van respect. Toen hij zag dat zijn leider uitgesproken was, draaide hij respectvol om en verliet de tempel van de harmonie.

      Gabriël zag de heilige vlam vertrekken. Hij legde de vuurzweep opnieuw voor zich neer en begon weer te mediteren. Maar voordat hij in een mystieke trance ging, zei hij met rustige stem in zichzelf: ‘Eindelijk kun je voor je ideaal vechten, generaal. Jouw revolte is niet vergeefs geweest.’ En hij keerde terug tot de harmonie van de kosmos.

AZIËL EN SIEME

Aziël en Sieme kwamen in de vroege ochtenduren op aarde aan. De zon was nog niet aan de horizon te zien. Om tussen de dimensies te kunnen reizen maakten ze gebruik van een draaikolk die de Eerste Hemel verbond met een strand op het astrale plan dat betrekkelijk dicht bij de stad lag vanwaaruit de vorige nacht de emanaties van de afvallige engel gestraald hadden. Ze vlogen door het astrale plan over de zee en toen ze de straten van de metropool bereikten, gleden ze tussen de gebouwen door tot ze in een steegje kwamen waar het weefsel van de werkelijkheid het dunst was. Ze namen hun stoffelijke vorm aan en bereikten uiteindelijk de fysieke wereld.

      Er zijn vele soorten mystieke verbindingen tussen de verschillende dimensies. De belangrijkste zijn de portalen, bestaande uit draaikolken en wervelwinden. De portalen zijn ongetwijfeld de meest bezochte soorten doorgangen. Ze verbinden de superieure rijken met de inferieure, zoals de hemel met de hel of het etherische plan direct met het materiële. Wanneer een entiteit over deze drempel gaat hoeft hij geen energie te verspillen bij het aannemen van de stoffelijke vorm, want dan gaat hij naar de naastliggende dimensie in zijn spirituele lichaam en hoeft hij geen avatar te maken. Op dezelfde manier kan een mens een ander plan van het bestaan binnentreden met zijn fysieke lichaam zonder zijn geest te hoeven projecteren. De permanente portalen zijn heel zeldzaam en daarom worden ze bewaakt door schepsels die geboren zijn in de erdoor verbonden dimensies. De mensen die aan magie doen, hebben rituelen ontwikkeld die portalen kunnen openen, maar de duur van de opening is beperkt door de conjunctie van de sterren, door klimaatbewegingen of door uitputting van het offermateriaal. Kwaadwillende magiërs openen heel vaak portalen om demonen in al hun vreselijke geestelijke vormen op te roepen en te gebruiken in macabere opdrachten. Dan zijn er nog enkele portalen van minder belang die de stoffelijke wereld verbinden met het etherische plan, maar die worden hoogst zelden opgevraagd.

      Draaikolken zijn verbindingen gelijk aan de portalen, zij verbinden een superieur rijk aan een inferieur rijk op het astrale of op het etherische plan, maar nooit op het fysieke plan. Wanneer de reiziger eenmaal op het astrale of etherische plan verkeert, zal hij gebruik moeten maken van zijn eigen capaciteiten tot verstoffelijking om door het weefsel van de werkelijkheid heen te gaan en de materiële wereld te bereiken. De wervelwind die Aziël en Sieme namen, verbond de Eerste Hemel met het astrale plan boven een strand dicht bij Rio de Janeiro.

      Ten slotte zijn er de wervelwinden, dat zijn eigenlijk geen mystieke doorgangen. Het zijn plekken waar een dimensionale intersectie plaatsvindt. Het zijn plekken die zowel op het materiële als op het etherische plan bestaan. Deze punten kunnen bezocht worden door zowel menselijke wezens als entiteiten in hun spirituele vormen. Natuurlijk komen de wervelwinden in beperkte ruimtes voor zoals kleine grotten, tempels en antieke kelders. In heiligdommen bereikt het niveau van het weefsel het nulpunt, maar in wervelwinden is de graad van het membraan onder nul en dan wordt de fusie van twee plannen mogelijk.

      Aziël, de heilige vlam, en Sieme, de meesteres van het brein, liepen de steeg uit, vlak bij het oude pension waar Ablon gast was. Sieme voelde zich niet op haar gemak in haar fysieke omhulling, want Serafijnen treden meestal niet op in de Haled. Hun vooral politieke werkterrein ligt in de zeven hemelen. Toch deed haar avatar wat betreft elegantie en indrukwekkendheid niet onder voor haar spirituele lichaam. Zij was een mooie vrouw met zilverkleurige haren en een gebeeldhouwd lichaam, een smal gezicht en een ernstige gelaatsuitdrukking. Op haar kleding was niets aan te merken, een leren parka, hoge laarzen en een spiegelende zonnebril die haar blauwe ogen beschermde.

      ‘Ik voel niets,’ waarschuwde Sieme met die typische zelfgenoegzaamheid van Serafijnen die aan arrogantie grenst. ‘Geen enkele emanatie. Weet je zeker dat we op de goede plek zijn?’

      ‘Absoluut,’ antwoordde Aziël. ‘Ik heb zelf gisterennacht de essentie van de generaal opgevangen.’

      Het was ongeveer zes uur in de ochtend en in deze buurt met zijn ouderwetse huizen en lage gebouwen was het hoogtepunt van steedse activiteit nog lang niet bereikt. Over een of twee uur zouden de winkels opengaan, de straathandelaars tevoorschijn komen en de auto’s onophoudelijk heen en weer rijden. Nu was er slechts een groepje vuilnismannen te zien dat het door de mensen weggeworpen en door de regen tegen de stoepranden geduwde vuil bij elkaar veegde. Enkele mensen namen hierlangs een sluiproute naar de metro in een van de grote avenues even verderop.

      ‘Kijk!’ Sieme wees naar de hoogste verdieping van Hotel Montenegro en naar het gebroken raam van Ablons appartement. ‘Het venster is kapot. Er liggen stukken glas op de grond.’ Zij wees op kleine splinters op het natte asfalt waar ze bijna ingetrapt was. ‘Dat zijn tekenen van strijd. Hier is vannacht gevochten.’

      ‘Ja dat klopt,’ zei Aziël instemmend. Het uiterlijk van de heilige vlam verschilde hemelsbreed van dat van Sieme. Hij had eenvoudige lichtgekleurde kleren aan, waartegen het zwart van zijn haren goed afstak. ‘Ruik jij iets?’

      ‘Ik ben een Serafijn, Aziël, en geen Cherubijn met roofdierinstincten. Het enige wat ik ruik is al die smeerboel hier.’ Ze had het over de rottende vuilnis op de stoep. ‘Maar ik ben ook nieuwsgierig. Ik kan beter dan iedereen de trillingen in het weefsel voelen en ik neem nu niets waar. Of de afvallige engel verbergt zijn aura of hij is het slachtoffer geworden van de strijd hier.’

      ‘Wees niet dwaas, Sieme. Als hij gedood was, hadden we het uitbreken van zijn pulserende aura niet gevoeld.’

      Zij sloeg geen acht op de woorden van haar metgezel.

      ‘Hoe dan ook, genoeg gespeculeerd. Laten we naar boven gaan en de boel controleren. Ik heb geen zin om mijn tijd in de Haled staande voor een hol als dit door te brengen.’ Ze liep naar de deur van het hotel en ging binnen. Aziël kwam achter haar aan.

      De deur naar de kamer van Ablon op de bovenste verdieping van het huis stond op een kier. Sieme duwde hem voorzichtig open en bekeek de ruimte binnen. In het vertrek, dat uit slechts één kamer bestond, heerste complete wanorde. Boekenplanken lagen tussen tientallen antieke voorwerpen op de houten vloer. Een zware tafel van mahoniehout lag in stukken in een hoek van de kamer, samen met vele glassplinters. De elektrische bedrading was ook vernield. Maar het nu binnenstromende zonlicht was voldoende om de hele kamer in het licht te zetten. Niets van dit alles kon de aandacht van de Serafijnse wekken. Zij was op zoek naar mystieke sporen. Ze trof geen enkel teken van de afvallige aan, liep de kamer in en voelde onmiddellijk het verschil in atmosfeer.

      ‘Magie!’ riep ze zachtjes uit.

      ‘Wat?’ vroeg Aziël, die meteen achter haar stond.

      ‘Ze hebben magie gebruikt om deze plaats in een heiligdom te veranderen. Voel je niet dat het weefsel hier ongelooflijk zwak is?’

      De heilige vlam was net het vertrek binnengestapt en voelde de verandering ook.

      ‘Ja. Dat is een goed teken. De tovenares van En-Dor moet hier dus binnen zijn geweest. We zitten op het goede spoor. Maar waar is...’

      De Isjijn zweeg meteen. Voordat een van hen kon reageren, rees Ablon achter hen uit de schaduw op en legde het lemmet van de Heilige Wreekster in de nek van Sieme en bedwong haar. De meesteres van het brein voelde de ijskoude aanraking van het metaal in haar hals en haar koude Serafijnenbloed bevroor.

      Aziël begreep dat de generaal daar al die tijd verborgen had gezeten in de hoop hen te verrassen. Hij was erin geslaagd zelfs in die goed verlichte kamer verstopt te blijven en daar was de heilige vlam zeer van onder de indruk. Aziël werd door conflicterende emoties overvallen. Hij was blij zijn vriend terug te zien, maar hij moest hem tegelijk ervan zien te overtuigen, en wel zo snel mogelijk, dat Sieme geen vijand maar een bondgenoot was. Afvallige engelen, en in het bijzonder hun leider, waren wantrouwige wezens, iets wat goed te begrijpen is voor een bende voortvluchtigen die onophoudelijk wordt opgejaagd.

      ‘Aziël!’ riep de eerste generaal hartelijk, maar stevig uit. ‘Jij bent welkom,’ zei hij zonder zijn aandacht voor Sieme te laten verslappen.

      De heilige vlam voelde zich opgelucht met deze ontvangst, maar de impasse was nog niet voorbij. De afvallige had zijn zwaard nog geen millimeter verplaatst.

      ‘Ablon, wij hebben bijna allemaal in de eerste hemel de kosmische expansie van jouw aura gevoeld en daarom zijn wij hier. Wij willen je onze hulp aanbieden. Ik geloof dat wij weten waar ze de tovenares van En-Dor heen hebben gebracht en wie haar heeft gevangen.’ Hij sprak in alle oprechtheid. ‘Maak je geen zorgen. Je kunt op mij vertrouwen.’

      ‘Ik vertrouw jou wel, Aziël. Maar wie is zij?’ vroeg hij en wees met een beweging van zijn ogen op Sieme.

      ‘Dit is...’ De Isjijn wilde beginnen te praten maar de engelvrouw onderbrak hem. Ze toonde moed en bewoog haar lichaam langzaam, terwijl ze de generaal steeds voor zich hield. Het zwaard lag nu tegen haar keel. Ze deed haar gespiegelde bril af en fixeerde lang de grijze ogen van haar beul.

      ‘Ik ben Sieme, meesteres van het brein, van de kaste der Serafijnen,’ stelde ze zich voor. ‘We zijn je komen opzoeken, generaal, niet om over je te oordelen, maar omdat we besloten hebben jou te volgen. We hebben besloten in jouw voetsporen te treden. Samen met velen geloven wij in jouw ideaal en zijn we bereid ervoor te sterven. Ik weet dat wij, Serafijnen, niet zo snel en slim in het gevecht zijn als jullie, Cherubijnen, maar ik bied je voor de verdediging van onze zaak mijn psychische vaardigheden aan.’ Terwijl ze deze woorden sprak, boog ze het hoofd en keek naar de vloer en legde haar lot in handen van de krijger.

      Serafijnen zijn experts in politiek en welsprekendheid. Aziël geloofde niet dat Sieme stond te liegen, helemaal niet, hij wist dat ze voor dezelfde zaak streed als hij. Ze was ook geen spion. Maar toch had ze te veel respect in haar woorden gelegd en dat was volgens hem slechts een diplomatieke manoeuvre om uit deze benarde situatie te raken. Wanneer Serafijnen het zwaard op de keel gezet krijgen, worden ze heel nederig.

      Ablon doorzag veel en had in al die jaren dat hij aan bedrog en wantrouwen was overgeleverd geleerd de waarheid te lezen in andermans uiterlijk. Hij was een soldaat en had deze kunde ontwikkeld om zijn vijanden te herkennen. De keren dat hij in het verleden verraden was en zijn voorzichtigheid hadden voorkomen dat hij een pact had gesloten met Lucifer. Hij besloot geloof te hechten aan de berekenende woorden van Sieme. Hij koesterde geen grote sympathie voor de Serafijnen, maar de deugden van de kaste waren weergaloos. Als deze hemeling zich aan hem had onderworpen, en Serafijnen doen zoiets eigenlijk nooit, dan kwam dat omdat ze geloofde dat de daden van de generaal legitiem waren.

      ‘Heel goed, Sieme,’ zei de afvallige en liet zijn zwaard zakken. ‘Ik accepteer je hulp. Je moet niet schrikken van mijn wantrouwen. Ik heb veel vijanden die graag met mij willen afrekenen, en de situatie is erg onoverzichtelijk.’

      ‘Jouw voorzichtigheid is niet raar,’ constateerde Aziël, toen de spanning was afgenomen.

      ‘Exact, en daarom leef ik nog,’ voegde Ablon toe. Hij was nu niet meer ongerust over de aanwezigheid van de twee nieuwe hemelingen. Hij hoefde zijn aura niet meer in te tomen en liet de remmen los. Sieme en Aziël vingen de volle kracht van de emanaties van de generaal op en begrepen dat hij waarachtig de enige was die de gewaagde revolte, die hem zo beroemd had gemaakt, had kunnen leiden. Zijn kracht was intens, alomvattend, inspirerend en waardig voor iemand die tot de hoogste kringen van de macht was opgestegen.

      Ablon stapte opzij en pakte een paar doeken die tussen de omgevallen kasten lagen. Hij wikkelde de Heilige Wreekster erin om haar te verbergen. Aziël veronderstelde dat hij zich klaarmaakte om het appartement te verlaten.

      Sieme was gevoelig en kon niet nalaten enkele details van de doek op te merken.

      ‘Ik voel de resten van een vreselijke energie in deze zaal, maar het lukt me niet de precieze aard ervan te pakken te krijgen. Het is een merkwaardige, mysterieuze kracht.’

      ‘De zwarte engel,’ verklaarde de afvallige en bond de doeken om zijn zwaard met een touw vast. ‘Een schepsel van onbekende oorsprong dat zichzelf tot engel van de bodemloze afgrond heeft benoemd,’ voegde hij eraan toe en legde aan beide uiteinden van het pakket een stevige knoop in het touw, zodat hij het op zijn rug kon dragen. ‘Hij is hier geweest, gisterenavond met twee andere Cherubijnen. Hij heeft de tovenares meegenomen toen de eerste bazuin klonk.’ Hij keek opnieuw naar de heilige vlam. ‘Aziël, jij zei dat je informatie over de ontvoering had.’

      ‘Ja.’

      ‘Ik wil alles weten. Maar laten we eerst uit deze kamer weggaan. Het heiligdom dat hier was, is geschonden,’ legde hij uit en liep naar de deur. ‘Kom mee. Ik weet een goede plek voor een ontbijt.’

      ‘Ontbijt?’ fluisterde Sieme tegen Aziël, onbekend met de wereldse onderwerpen.

      ‘Dat is een soort voedingsritueel van de mensen,’ legde haar partner in de missie uit.

      ‘Ik begrijp het,’ antwoordde de hemeling. Ze was heel zelden in de Haled geweest en wist bijna niets van de gewoontes van de stervelingen. Gelukkig was ze een meesteres van het brein en leerde ze snel.

EEN INDRUKWEKKENDE ONTHULLING DE BURGEROORLOG

Ablon leidde Aziël en Sieme langs zes blokken totdat ze bij een van de hoofdavenues aankwamen. De generaal vertelde onderweg aan de heilige vlam wat hem overkomen was vanaf het moment dat de tekenen van de Apocalyps begonnen, de ontmoeting met Orion tot aan de ontvoering van Shamira.

      Halverwege hun tocht veranderde het stedelijke landschap en voor ze het wisten waren ze uit de buurt met ouderwetse en lage huizen en bevonden ze zich tussen de moderne gebouwen, wolkenkrabbers van beton en glas. Barokke kerken die beschermd werden door monumentenzorg gingen verscholen in decadente uithoeken in de schaduw van magnifieke constructies. Uitlaatgassen hadden de gevels van de kerken zwart gekleurd en hun steunbalken waren verzwakt door de vervuiling. Ze waren praktisch tot ruïnes vervallen.

      Vanaf het moment dat de winkels opengingen nam de drukte toe. Het was bijna acht uur in de morgen en de temperatuur was al met vijf graden gestegen. De zon sleepte zich door het oosten en nu kon je op de toppen van de gebouwen de vuurbal al in het vizier nemen. Tot Siemes ongeluk werd de atmosfeer steeds benauwder, hoe verder ze in het labyrint van gebouwen doordrongen. De lucht circuleerde er nauwelijks nog. De excessieve hitte verplichtte haar de parka uit te trekken en slechts in hemdsmouwen verder te gaan. Voor haar, een nieuweling in lichamelijke kwesties, waren de harde tropische omstandigheden een extra last. Maar deze onaangename ontdekkingen werden voor de meesteres van het brein gecompenseerd door de vele nieuwe en interessante ervaringen.

      Terwijl ze de massa mensen die haar pad op elk moment kruiste observeerde, stelde Sieme vast hoe zwak de psychische verdediging van de menselijke wezens was. De gedachten sproten uit de menselijke geest als water uit een bron en ze kon ze zonder enige hindernis horen: ‘De beurs is deze week 2,3% gedaald; mijn God, nu is het echt op een oorlog uitgedraaid; ik moet mijn kinderen naar de wedstrijd brengen; mijn baas zal niet tevreden zijn; er zit geklopt ei in het recept.’ In enkele minuten had de schrandere Serafijnse al veel informatie over het menselijke gedrag verzameld, die ze ordende en verwerkte om de werkelijke betekenis ervan te kunnen ontdekken.

      Ze kwamen langs een kiosk, waar een ongebruikelijk grote groep mensen stond. Al kwamen ze te laat op hun afspraken, de meeste mensen wilden eerst naar de voorpagina’s van de opgehangen kranten kijken voordat ze verder liepen. Alle koppen spraken van de nucleaire aanval op Beijing van de vorige avond. De wereldoorlog was nog niet officieel uitgeroepen, maar iedereen ging ervan uit dat het niet lang meer zou duren totdat er een bloedig antwoord uit het Oosten kwam op het offensief dat, naar werd vermoed, was begonnen vanuit één van de militaire steunpunten van de Berlijnse Liga in de Stille Zuidzee. De sensatiepers waarschuwde voor de nadering van het einde van de wereld en de gematigde kranten wezen erop dat de zogenaamd neutrale landen, zoals Brazilië, buiten de gevechtsas bleven. Op de eerste pagina’s waren ook interviews te lezen met wetenschappers, die beweerden dat de vernietigende werking van de nieuwe wapens veel groter was dan die van de bommen op Hiroshima en Nagasaki in de Tweede Wereldoorlog. Volgens hen was één enkele raket in staat een heel land weg te vagen.

      Het koor – zo noemen de hemelingen een groep van drie of meer engelen bij elkaar – liep nog een blok verder en stapte een kleine, smalle en diepe cafetaria in. Van verre kon Ablon de geur van het ebbenhout, waarvan de meubels waren gemaakt, ruiken. Meteen toen hij in Rio was aangekomen had de afvallige deze plaats ontdekt en zich er snel op zijn gemak gevoeld. Het was er kalm, stil en meestentijds leeg. ’s Nachts en na de lunch werd het drukker, wanneer de managers er een kopje thee of een glas whisky kwamen drinken. De gevel was heel oud, waarschijnlijk meer dan honderd jaar. De zaak was rond 1900 opengegaan, eerst als hoedenwinkel, daarna als sigarenwinkel en ten slotte als een café waar koffie, drankjes en hapjes werden geserveerd. Achterin stond op de bar een televisie met het geluid zachtjes aan en een voetbalwedstrijd erop.

      De drie gingen aan een tafeltje vlak bij het raam zitten, vanwaaruit ze een excellent uitzicht hadden op de straat en de grootstedelijke drukte. De afvallige engel vroeg aan de ober een blikje sinaasappelsap en wachtte tot de jonge vrouw verdween voordat hij het gesprek begon.

‘Nou, waar is ze?’

      ‘In het Fort van Sion,’ antwoordde Aziël. ‘Een onbekende engel heeft haar naar de kamers binnen in het fort gebracht. Volgens jouw beschrijving gaat het inderdaad om de zwarte engel, dezelfde die ook jouw appartement is binnengevallen.’

      Het Fort van Sion, dacht de generaal, geïntrigeerd door de toevallige samenloop van omstandigheden.

      ‘Wat is er?’ vroeg de heilige vlam. Hij had Ablons dromerige blik gezien. Ablon kwam weer tot zichzelf.

      ‘Het Fort van Sion. Daarheen wilde Lucifer me sturen toen hij me zijn plan uit de doeken deed.’

      ‘En wat wilde de Morgenster?’

      Ablon bracht ten antwoord zijn hand in de jaszak en haalde er het boerse, ronde, van klei geboetseerde voorwerp uit. Het had een doorsnede van ongeveer tien centimeter en had de vorm van een in een ring gevat kruis. Hij legde de relikwie op tafel.

      ‘Herken je dit ding?’

      ‘Het is de sleutel van één van de dimensionale doorgangen van de Zaal der Portalen, die binnen in het Fort van Sion ligt,’ antwoordde Aziël zeer aandachtig. ‘Aan de inscripties te zien zou ik zeggen dat hij een draaikolk openzet naar de domeinen van de duistere aartsengel in de diepten. Heeft Lucifer deze aan jou gegeven?’

      ‘Ja.’

      ‘Heel eigenaardig.’

      ‘Waarom?’

      ‘Ik kan me niet voorstellen, hoe hij dit voorwerp in handen heeft gekregen. Het Fort van Sion is voor geen enkele duivel toegankelijk.’

      ‘Er kan een verrader zijn geweest.’

      Aziël dacht een seconde lang na en antwoordde toen overtuigd: ‘Dat geloof ik niet. Ook al zou er een engel voor Lucifer werkzaam zijn, hij zou nooit de hand op deze sleutel kunnen leggen. Natuurlijk kan de duivel spionnen over Sion verspreid hebben, wijzelf hebben er een paar. Maar als je de Zaal der Portalen binnengaat, sta je oog in oog met de aartsengel ­Michaël.’

      ‘Kan de sleutel een vervalsing zijn?’

      ‘Dat kan. Maar ik geloof het niet. Ik kan de kracht van het voorwerp voelen,’ meende Aziël, terwijl hij met zijn wijsvinger over de mystieke runen op het kleioppervlak gleed.

      De twee keken elkaar een moment lang zwijgend aan, terwijl ze in hun geest de mogelijkheden om helderheid in het raadsel te verkrijgen naliepen. Sieme volgde het gesprek maar hield haar mond en las de gedachten van de mensen die op straat voorbijliepen. Zo zou ze de wereld waar ze was en waar ze niets van wist, beter kunnen begrijpen, dacht ze.

      De vergadering begint; nee, dat niet! Ik heb een vriend in Beijing; tjeetje, wat een nacht; ik ga een stuurslot voor de auto kopen; o, wat is die jongen lekker; we krijgen een bom op de kop.

      ‘Er is een stukje dat nergens in deze puzzel past, Aziël,’ constateerde Ablon bezorgd.

      De Isjijn knikte instemmend. Hij kon ook niets bedenken, wat de situatie kon ophelderen.

      De generaal stopte de sleutel van klei opnieuw in zijn jaszak. Hij keek de heilige vlam weer aan en vatte het gesprek op waar het gebleven was.

      ‘Met of zonder sleutel, denk je dat je me kunt helpen Shamira te vinden?’

      ‘Ik niet. Maar misschien kan Gabriël dat wel.’

      ‘Gabriël?’ vroeg Ablon verbaasd. ‘Gabriël is een aartsengel! Aartsengelen zijn onze vijanden.’

      Aziël wisselde een blik met Sieme, die zich eindelijk in het gesprek mengde. Tot op dit moment hadden de beide hemelingen er niet bij stilgestaan hoe lang de afvallige op aarde had verkeerd en dat hij echt niet had kunnen weten wat er in de hemel voorviel. Voor het eerst sprak de meesteres van het brein: ‘Er is veel gebeurd sinds jij naar de Haled werd verbannen, generaal.’

      Aziël voegde eraan toe: ‘Ik geloof dat je meer dan tweeduizend jaar achterloopt op de hemelse geschiedenis.’

      De Cherubijn zei niets. Hij ging er goed voor zitten en wachtte tot de boodschappers hem uitlegden wat voor belangrijks er in zijn afwezigheid was gebeurd.

      Aziël begon: ‘Na de wegzuivering van de afvalligen, waren velen van ons in de ban van een vreemd gevoel, een mengsel van verwarring en wroeging. We wilden aan jullie kant staan, maar deden niets om te voorkomen dat Michaël jullie verdreef. We hadden het initiatief niet om jullie strijd door te zetten. Misschien was het de angst voor de aartsengelen of gewoon het gebrek aan een samenhangend leiderschap. Ik weet het niet precies.’

      Bij deze laatste zin werd de Isjijn onderbroken door de dienster die een blikje sinaasappelsap en drie glazen neerzette. Sieme bekeek het glas zonder te weten hoe het werkte of waartoe het diende. Ablon trok het blik open en bediende zijn vrienden, maar de Serafijnse weigerde het gele vocht, onverschillig voor de smaak ervan. Toen ze zagen dat ze weer alleen waren, ging Aziël verder: ‘Sommigen namen de foute beslissing om zich bij Lucifer te voegen. Ze hoopten dat de rebellie van de duistere aartsengel meer kans van slagen zou hebben dan die van jou. Anderen, zoals Sieme en ik, doorzagen de Morgenster, raadden zijn echte bedoelingen en wezen die af. Natuurlijk, velen hebben aan de revolutie meegedaan met sinistere en duivelse verlangens. Toen de veldslag in de hemel uitbrak, had je slechts twee kanten: je stond ofwel aan de kant van Michaël ofwel aan die van Lucifer. Ik gaf mijn voorkeur aan de vorst der engelen, want hij mocht dan een tiran zijn, de zaken zouden er slechter voorstaan, als de rebellen wonnen.’

      Ablon nam een slokje sap zonder zijn ogen van Aziël af te wenden.

      ‘Lucifer is gevallen, samen met zijn bondgenoten,’ vervolgde de Isjijn. ‘Met zijn overwinning op de rebellen werd Michaëls positie sterker en, in de ban van zijn eigen macht, begon hij zich steeds meer te isoleren. Van de vijf aartsengelen die het paradijs bestuurden waren er nu nog maar vier over: Gabriël, Uziël, Rafaël en de vorst der engelen zelf. Van hen was de vuurmeester de enige die partij kon bieden tegen de dictator, maar zijn gebrek aan belangstelling in de hemelse politiek hielp zijn broer om de trap naar de troon te bestijgen. En zonder Lucifer om zich tegen hem te verzetten, was er geen tegenwicht meer om het evenwicht der krachten in de raad te handhaven.’

      ‘In deze context,’ kwam Sieme tussenbeide, ‘leidde alles tot de conclusie dat de Haled en zijn bewoners binnenkort nieuwe rampen zouden ondergaan.’

      ‘Juist.’ Ablon volgde de redenering en stemde ermee in.

      ‘Juist,’ zei Aziël. ‘Dit zou op de lange termijn gebeuren. En toen is er iets voorgevallen dat de richting van de macht in de hemel voor altijd zou veranderen.’

      Geïnteresseerd zette de krijger zijn glas op tafel. De Isjijn zette zijn betoog voort: ‘Ongeveer tweeduizend jaar geleden kwam de tot dan toe afzijdige Gabriël met zijn broer in conflict. De verschillen van opvatting hadden te maken met het lot van het heilige kind. Michaël wilde het kind afmaken, maar Gabriël verzette zich tegen de moord. Het geschil splijtte de zeven hemelen permanent. En hiermee kreeg het ideaal van de samenzwering, waarvan het zaad door jou en de afvalligen gezaaid was, een nieuwe impuls. De aartsengel Gabriël verliet het hemelse paleis en ging in vrijwillige verbanning in de vuurcitadel. Mijn steun had hij ­natuurlijk. Een befaamd en immens legioen begeleidde hem. Allen verlangden de val van de vorst der engelen en een einde aan zijn bewind van angst zowel over de hemelingen als over de aardlingen. Ze wilden een einde maken aan de tirannie en de stervelingen in de Haled beschermen.’

      ‘Michaël heeft nooit begrepen dat de mensheid deel van de Schepping is,’ argumenteerde Ablon. ‘Als je haar verwondt, verwond je een deel van God.’

      ‘Maar zelfs nadat het paradijs twee keer het toneel van opstanden was geweest, gaf Michaël zich niet gewonnen. Zijn aanhoudendheid sleepte de twee facties in een burgeroorlog. De Vierde Hemel werd een eindeloos slagveld, waar de legers meer dan duizend jaar op voet van gelijkheid streden. Beide partijen raakten evenveel forten kwijt als ze herwonnen. De troepen aan beide kanten waren gelijk in aantal en kunde, zodat de strijd geen steek opschoot. De krachten van de tiran slaagden er niet in de Eerste Hemel binnen te dringen en de vuurcitadel te belegeren en ons leger kon niet opstijgen naar de Vijfde Hemel om het paleis aan te vallen.’

      ‘Maar nu de Apocalyps nabij is, wordt alles anders,’ zei Sieme.

      Aziël knikte opnieuw heftig en instemmend.

      ‘De vorst der engelen heeft zijn operationele basis verlegd naar het Fort van Sion op het etherische plan. Van daaruit hoopt hij de overheersing van de Haled te beginnen, zodra het weefsel van de werkelijkheid uiteenvalt. Hij en de engelen die hem steunen, staan al rondom het fort opgesteld. Maar deze vijandelijke manoeuvre pakte voor ons merkwaardig voordelig uit. Bij de aanvallen in de Vierde Hemel voerden de strijdkrachten geïsoleerde veldslagen, maar in het etherische plan zullen beide legers tot het einde toe elkaar tegenkomen en bestrijden in de grote slag van het armageddon. En als prijs krijgen de overwinnaars het voorrecht hulp te bieden bij het ontwaken van de Allerhoogste.’

      De afvallige engel fronste zijn wenkbrauwen. Het vallen van de goddelijke naam gaf hem nieuwe zorgen, en bracht kwesties die hij minder belangrijk vond, aan de oppervlakte.

      ‘Waar denk je aan, generaal?’ vroeg Sieme en vermeed zijn gedachten direct te lezen.

      ‘Alleen maar aan iets wat Lucifer me heeft gezegd. Volgens de duistere aartsengel zou Michaël van plan zijn om de energie die vrijkomt als God ontwaakt, te gebruiken om zelf de goddelijke status te verkrijgen.’

      Aziël en Sieme keken elkaar in absoluut ongeloof aan.

      ‘Dat idee is absurd,’ protesteerde de Isjijn. ‘Geloof jij die verrader?’

      ‘Nee, maar ik geef wel toe dat zijn woorden niet helemaal zonder betekenis zijn. Denken jullie echt, dat Michaël de Schepper onder ogen zal komen op de dag van het Laatste Oordeel, zonder gestraft te worden? Nee, hij zal ongetwijfeld de eerste zijn die veroordeeld wordt. Bovendien ontneemt de terugkeer van Jahweh de aartsengel zijn macht. En niet alleen de duivel is op deze theorie gekomen. Ik heb met een entiteit gesproken die hetzelfde idee had. Eerst had ik ook moeite om het te geloven, maar als je er goed over nadenkt, is het niet gespeend van logica. Ik kan alleen niet begrijpen dat Orion of Lucifer mij hier niets van gezegd heeft, van de burgeroorlog en het leger van Gabriël. Ik weet zeker dat de demon iets aan het uitbroeden was toen hij al die informatie voor mij achterhield.’

      ‘Ik denk het ook,’ antwoordde Aziël. ‘De Morgenster zit altijd iets uit te broeden. Je hebt er goed aan gedaan geen verbintenis met hem aan te gaan.’

      ‘Dat zou ik hoe dan ook nooit doen. Maar als de veldslag gaat tussen Michaël en Gabriël, wat is dan de rol van Lucifer in deze oorlog?’

      Sieme meende: ‘Te oordelen naar zijn verdorven aard, zal hij wachten tot de twee legers elkaar uitmoorden en dan tot een akkoord proberen te komen met de overwinnaars, die dan al door de strijd verzwakt zijn. Wij weten allemaal hoe oorlogszuchtig de helse heerscharen zijn, maar ze zijn nooit sterk genoeg om de in het Fort van Sion gestationeerde engelen, noch ons legioen onder het commando van de vuurmeester aan te kunnen.’ Vuurmeester, dat was de belangrijkste titel van de befaamde engel Gabriël, vanwege zijn absolute macht over de hitte en de vlammen. De enige die met hem op dit gebied op gelijke voet stond, was Lucifer, die naast vele andere meesterkunsten ook de kunst der elementen beheerste. Gabriël had ook nog andere namen, waaronder de boodschapper, kracht van God, vorst van de rechtvaardigheid en engel van de openbaring. Hij heeft de komst van Christus aangekondigd. Hij heeft Kaïn vergiffenis geschonken. Hij heeft de woorden van de Koran aan Mohammed gedicteerd. Anders als Michaël heeft hij altijd in aardse sferen geopereerd.

      Misschien is hij hierdoor op een bepaald moment tot de afwijzing van de ideeën van zijn broer gekomen, bedacht de afvallige en toen dacht hij spontaan aan de andere aartsengelen, Uziël en Rafaël. Waar zouden die zijn?

      ‘Wat is er met de andere aartsengelen gebeurd?’ wilde Ablon weten en besefte dat hij nog niet het volledige verhaal gehoord had. ‘Welke positie hebben die ingenomen in deze oorlog?’

      Aziël schudde met zijn hoofd, negatief deze keer.

      ‘Gedesillusioneerd over de houding van zijn broers heeft Rafaël lang geleden het rijk der engelen verlaten. Hij heeft alle lust om nog te regeren verloren en zich van alles en iedereen afgezonderd in een onbekende dimensie. Uziël stond al aan de zijde van Michaël en voerde de Cherubijnen aan. Dat was nog kort geleden, maar op een dag is zijn aura eenvoudigweg uitgeblust.’

      De eerste generaal haalde diep adem. Even vervloekte hij zijn gebrek aan kennis. Als hij deze dingen eerder had geweten zou hij op de geschikte momenten de juiste antwoorden hebben, net als Lucifer. Maar hij kon zichzelf niet de schuld geven. De noodlottige waarheid was dat hij op de trillingen in het weefsel na over geen enkele manier beschikte om nieuws uit de spirituele wereld te krijgen. De nuances van het membraan waren slechts zwakke sporen van de gebeurtenissen die zich op andere plannen afspeelden.

      Shamira baarde hem nog steeds zorgen en hij kwam terug op de kwestie van haar ontvoering: ‘En die zwarte engel, of engel van de bodemloze afgrond, hoe wil hij genoemd worden? Ik heb zijn aura niet kunnen identificeren. Hij droeg een energie die anders was dan alles wat ik ooit heb gevoeld. Wat weten jullie van hem?’

      ‘Evenveel als jij, generaal,’ antwoordde Sieme. Hij is dienaar van de vorst der engelen en van niemand anders. Hij is sterk, machtig, wreed en genadeloos. Onze spionnen rapporteerden dat zelfs de lakeien van Michaël zijn echte identiteit niet kennen.’

      Ablon dronk de rest van het sap uit zijn glas in één teug op. Hij begreep dat de voetbalwedstrijd op de televisie afgelopen was en nu keken de klanten in de bar naar de ochtenduitzending van het nieuws.

      Aziël en Sieme waren naar de Haled gekomen om de generaal te helpen, maar hij had de indruk dat ze niet alleen hierom bij hem waren. Er was nog iets. Ze waren gezonden door een aartsengel, maar hoezeer hij de verlossing van Gabriël ook toejuichte, hij kon moeilijk geloven dat de vuurmeester zo altruïstisch was. Hij richtte zijn grijze ogen opnieuw op de twee hemelingen en vatte de situatie samen: ‘Jullie hebben een niet te evenaren legioen en een krachtige leider als Gabriël. Wat willen jullie van mij?’

      ‘Armageddon is de grote veldslag,’ erkende Aziël. ‘Het gevecht waar alle hemelingen op wachten. Jij bent de afvallige engel en hebt als eerste de bevelen van de vijand getrotseerd en bent daardoor een legende geworden. Jouw goede en dappere daden tijdens de samenzwering hebben velen van ons geïnspireerd, zelfs de vuurmeester zelf.’

      ‘Gabriël heeft niet de bedoeling ons voor lange tijd te blijven aanvoeren,’ onthulde Sieme. ‘Tot nog toe hebben de twee legers elkaar in evenwicht gehouden, maar in Sion zullen wij de binnendringers zijn en zij hun stellingen verdedigen. Ze zullen het voordeel hebben beschermd te zijn in hun fort. Daarom hebben we jou nodig. Als de laatste afvallige engel onze troepen zou kunnen aanvoeren, als de icoon van het verzet zelf het vaandel van de vrijheid draagt, dan zal de overwinning zeker zijn.’

      Serafijnen zijn gewoonlijk kil en gecontroleerd, maar Ablon bespeurde een hartstochtelijke schittering in de laatste zin van de vrouw-engel. De zelfverzekerde aard van haar kaste verhinderde haar om vast en zeker de in haar schuilende onmetelijke bewondering te laten zien. Toen hij uit de hemel verdreven werd, kon de krijger-engel niet bevroeden dat hij een mythe zou worden. Hier school ironie in, maar hij had deze reputatie nooit gecultiveerd, de aartsengel Michaël echter wel omdat hij de jacht op de afvalligen had bevolen. Als er maar een van hen aan de vervolgingen ontkwam, zoals het geval was met Ablon, dan zou hij een martelaar worden.

      Aziël en Sieme werden rustig en wachtten vol verlangen het antwoord van de eerste generaal af. De hierop volgende seconde leek een eeuwigheid te duren.

      ‘Dit is het type voorstel dat men doet,’ zei Ablon vastberaden en hij riskeerde een flauwe glimlach om zijn mond. Toen hij duizenden jaren geleden gezworen had zich op Michaël te wreken en hem op de dag des oordeels ter verantwoording te roepen, verwachtte hij niet dat te zullen doen met een heel legioen onder zijn commando. Maar nu de situatie eenmaal zo was, des te beter.

      Aziël glimlachte en legde een hand op de schouder van zijn vriend. Hij bood hem zijn onvoorwaardelijke steun aan en zwoer dat hij hem nooit zou verlaten. Sieme maakte alleen een instemmend gebaar maar daarmee was haar tevredenheid niet minder dan die van haar metgezel.

      ‘Maar,’ overwoog Ablon, ‘er is één maar. Ik kan mijn stoffelijke vorm niet afleggen. Hoe verwacht je dat ik de in het etherische plan gelegerde troepen van Gabriël kan vinden?’

      De meesteres van het brein had de oplossing.

      ‘We zijn te weten gekomen dat er een portaal is, waar jij doorheen kunt zonder door het membraan te hoeven gaan. De doortocht zal ons in de buurt van de plek brengen waar het leger van de boodschapper zich aan het voorbereiden is.’

      ‘Een portaal? Portalen zijn heel zeldzaam. Van wie hebben jullie deze informatie?’

      ‘Van de aartsengel Gabriël zelf,’ onthulde Aziël.

      Dit stelde de generaal gerust. Als hij met hart en ziel aan deze oorlog wilde meedoen, dan kon hij niet anders dan vertrouwen hebben in Gabriël en zijn engelen.

      ‘En waar is dat mystieke kanaal?’

      ‘In een grot in de berg Horeb, in de Sinaïwoestijn.’

      De Sinaïwoestijn ligt nu in Egypte, maar is vlak bij het heilige land. Ablon haalde zich dit duizendjarige landschap voor de geest en herinnerde zich toen de bijbelse uittocht uit Egypte. Hij kende de schriften goed.

      ‘De berg Horeb? Daar heeft volgens het oude testament de profeet Mozes zijn eerste openbaring van God ontvangen. Dat is begrijpelijk. Alleen Gabriël kon van de plaats van dit portaal af weten. Hij is de engel van de openbaring, die in de vorm van vuur aan de Hebreeër is verschenen, naast de in brand staande braamstruik. Hiervoor waarschuwde hij Mozes om zijn sandalen uit te trekken en niet te dicht bij het braambos te komen. Als de profeet op die heilige grond zou stappen, zou hij de mystieke tunnel in worden geworpen.

      ‘Nu, dan moeten we meteen vertrekken,’ stelde Sieme voor. ‘Wat is de snelste boot die jullie hier hebben?’

      ‘Laten we iets uitproberen dat een beetje sneller is,’ suggereerde de generaal, die plezier had in de onschuld van de Serafijn. Zij had geen voorstelling van wat een vliegtuig of een auto was, al had ze al enkele auto’s door de straten zien rijden.

      Ablon en Aziël kenden de moderne hulpmiddelen al veel beter en besteedden geen aandacht aan de anachronismes van de meesteres van het brein. Ze maakten zich meer zorgen over de manier waarop ze op een zo kritisch moment waarop de Haled door een wereldconflict werd opgeschrikt, in het heilige land konden komen. De afvallige engel, die al honderden menselijke oorlogen had meegemaakt, wist dat elke vorm van transport in tijden van crisis erg moeilijk werd. Hij had uitgerekend op basis van wat hij in de krant had gelezen, dat de luchthavens in de Arabische landen allemaal gesloten zouden zijn. Dus per vliegtuig naar Egypte reizen was uitgesloten. Het lag het meest voor de hand om aan boord van een vliegtuig naar Israël te gaan. Hij had er alleen niet aan gedacht hoe hij twee engelen zonder paspoort in een vliegtuig kon smokkelen.

      Jeruzalem, de heilige stad, die naam in de geest van de generaal klonk als droevige muziek. Jarenlang wilde hij die streek leren kennen die in het verleden het toneel was geweest van zulke betekenisvolle en grootse historische momenten. Hij bedacht hoe een tocht over de stadsmuren zou zijn, een uitstapje naar de olijfberg of de Joodse, christelijke en mohammedaanse heiligdommen. Maar Ablon was een balling. Hij heeft nooit in de buurt van het heilige land kunnen komen, omdat dat verboden terrein was voor afvallige engelen. Jeruzalem was altijd omringd met Michaëls agenten, die hun rondes maakten vanaf de Dode Zee tot aan de Middellandse Zee. Voor de vijanden van de aartsengelen stond de overschrijding van die grens gelijk aan zelfmoord. Maar nu, bij de nadering van de Apocalyps, had Michaël al zijn soldaten naar het Fort van Sion geroepen. De patrouilles waren opgeschort en de soldaten ervan stonden nu in de frontlijn. Voor het eerst was de stad onverdedigd en kon de afvallige engel er zonder problemen in.

      ‘Sieme heeft gelijk. We mogen geen tijd meer verliezen,’ stemde de krijger in en hij keek over hun schouders naar de serveerster. Toen het meisje hem zag vroeg hij om de rekening.

De drie engelen stonden op het punt op te staan toen een hevige pijn hen overviel. Ze wisten niet waar die vandaan kwam en hadden geen verweer. Het was gekomen met donderend lawaai en een snerpende echo die dwars door hen heen spleet en hen verlamde. De plaag in de oren brandde in hun lijf en Aziël werd er volledig door in beslag genomen. Hij struikelde en viel. Sieme was het gevoeligste van de drie en haar hoofd dreigde te barsten. De Serafijnse viel even flauw maar kwam weer snel bij, toen het mystieke gefluit ophield.

      Aziël was nog verward maar kwam overeind. Nieuwsgierig keken de mensen in de bar naar hem en vroegen zich af waarom een jonge gezonde man zo plotseling was flauwgevallen. De serveerster kwam hem bezorgd helpen en de heilige vlam constateerde dat hij, Ablon en Sieme de enigen waren die last hadden gehad van deze sensatie.

      ‘Gaat het?’ vroeg de serveerster. Ze ondersteunde Aziël.

      ‘Ja, dank je, het was maar een kleine duizeligheid,’ loog de Isjijn nog steeds gedesoriënteerd.

      ‘Ik zal een glas water halen,’ bood het meisje aan en rende naar de bar.

      ‘De tweede bazuin,’ hoorden de engelen Ablon zeggen, terwijl ze bijkwamen. De afvallige had het blazen van de eerste bazuin al gehoord, daarom was hij niet zo erg onder de indruk.

      ‘Toen wij hem in de Eerste Hemel hoorden, klonk hij niet zo scherp,’ mopperde Sieme.

      ‘Wat we zojuist voelden was een nieuwe onherstelbare scheur in het weefsel,’ legde de generaal uit en gooide een paar munten op de tafel. ‘De Haled is er helemaal van doordrongen. Dat het geluid in de fysieke wereld harder is, is logisch. Daar in de eerste hemel hebben jullie alleen maar een echo gehoord van wat er hier gebeurde,’ concludeerde hij en liep naar de uitgang. Aziël en Sieme volgden hem.

      ‘De mensen hebben net de oorlog verklaard. De wereld wordt aangevallen,’ zei de Cherubijn. ‘We moeten naar Jeruzalem voordat de stad in de as wordt gelegd.’

      ‘En hoe denk je naar het Midden-Oosten te reizen?’ vroeg Aziël. ‘Ik weet nog wel enkele afslagen door het astrale plan, maar jij kunt niet dematerialiseren.’

      ‘Laten we vandaag nog een vlucht naar Israël boeken. Ik heb geloof ik nog een oud paspoort in de puinhopen van mijn kamer. Maar ik weet niet hoe ik de identiteit van jullie twee moet maskeren. Ik weet nog niet wat ik moet doen.’

      ‘Wat is een paspoort?’ vroeg Sieme.

      ‘Dat is net als een grensbrief,’ legde Aziël aan zijn metgezellin uit. ‘Die heb je nodig om andere landen binnen te komen. Zonder zo’n papier kunnen we het heilige land niet binnenkomen.’

      ‘Laat mij maar,’ antwoordde de meesteres van het brein. Ze beschikte over efficiëntere, maar minder ethische methodes om langs politieposten te komen. Ablon accepteerde meteen de onschatbare hulp van de vrouw-engel en prees Gabriël dat hij haar op deze missie had meegestuurd. De vuurmeester had waarachtig van tevoren gezien, hoe nuttig ze was. De hulp van iemand die telepathisch was, kwam goed uit, maar paspoorten waren niet het enige obstakel dat ze moesten overwinnen.

      Ablon zou voor het eerst sinds heel lang naar Jeruzalem reizen en voelde kou in zijn buik, toen hij dacht aan de laatste keer dat hij door die contreien had getrokken en was tegengehouden bij de poorten van de stad. Dat was een van de weinige keren geweest dat hij had moeten wijken en van een plan had moeten afzien. Hij was vastberaden en besloot dat hij dit keer Jeruzalem binnen zou gaan en niet weer zou wijken. Even deed de eerste generaal de ogen dicht en voor één moment herinnerde hij zich zijn waarschijnlijk beroemdste avontuur.