De vernietiging van Sodom

Op een plek ten zuiden van de Dode Zee,
ongeveer vierduizend jaar voor Christus

Wat hier volgt is zesduizend jaar na de zondvloed en vlak voor de uitdrijving van de broederschap der afvalligen uit de zeven hemelen gebeurd. Na de revolte heerste onder de engelen een vreemd gevoel van onbestemde argwaan tegen de aartsengel Michaël. Deze had eerder al besloten Sodom en andere steden van de vlakte te vernietigen, maar heeft zich vanwege het wantrouwen de schijn van rechtvaardigheid aangemeten en herhaald wat hij bij de zondvloed had gedaan en twee engelen toegestaan naar de aarde te gaan om te kijken of er in de stad goede mensen leefden. Die zouden dan worden gespaard. En om zijn goede wil nog meer te benadrukken heeft hij de vertegenwoordiger van de Hashmalijnen van de missie uitgesloten. Deze kaste van engelen, die Gehenna beheerst, werd immers als verdorven beschouwd. Een Ofanijn en een Cherubijn – een engelbewaarder en een engel-krijger – werden naar de Haled gestuurd. Op een middag in mei kwamen deze twee hemelingen in Sodom aan om hun opdracht uit te voeren. Wel, de Sodomieten waren een rechtvaardig volk, een gewoon volk als alle andere, maar ze hadden onvermurwbare bestuurders. Een klein aantal mannen bestuurde de stad en hun zonden waren afschuwelijk. Het land van Sodom was extreem rijk, maar de leiders koesterden hun hebzucht en deelden de vruchten van het land niet met hun burgers. Ze hadden een ongelooflijke afschuw van vreemdelingen, want ze dachten dat die alleen maar uit waren op hun goud. Ondanks de beveiliging van de stad tegen aanvallen, hadden de rechters voor een wet gestemd, waardoor elke inwoner die betrapt werd op het voeden van een vreemdeling op de brandstapel gebracht kon worden. Reizigers die per ongeluk langs­kwamen, werden gemarteld op bedden, waarop hun ledematen net zolang werden uitgerekt tot ze knapten. Op een keer had een jonge vrouw water aan een wandelaar aangeboden. De leiders kwamen erachter en hebben haar gestraft door haar onder de honing te smeren en voor een bijenkorf met wilde bijen neer te zetten. Maar de vrije arbeiders, de lijfeigenen en de slaven, die tezamen de meerderheid van de bevolking uitmaakten, waren arm; niet alleen fysiek, maar ook van geest. Ze leden vreselijk onder de knoet van hun boosaardige meesters.

      Toen gebeurde het dat ene Lot lag uit te rusten bij de stadspoort van Sodom en in de verte de twee engelen in mensengedaante zag aankomen en hen voor reizigers aanzag. Lot was geen bevoorrechte rijke, maar een eerlijke werker. Hij kende de wetten, maar kreeg toch medelijden met de arme vreemdelingen en riep ze naar zijn huis om ze brood en onderdak aan te bieden. In de nacht klopten de soldaten van de rechters, gewapend met bronzen stokken, op zijn deur. Ze wilden de bezoekers gevangennemen en doden, maar de Cherubijn sloeg hen met blindheid. Voordat ze het huis verlieten, waarschuwden de hemelingen Lot: ‘Neem je vrouw en dochters mee en verlaat Sodom. Wij zijn engelen van God en zeggen je dat voor het aanbreken van de dag de stad vernietigd zal worden. Loop verder dan de bergen en kijk niet om.’

      Voor zonsopkomst verliet de sterveling de vlakte en verstopte zich in de heuvels. En de wil van de aartsengelen werd gedaan.

      Het legioen van engelen nam stoffelijke vorm aan en vloog kilometers lang over de zee tot het bij het bergachtige landschap van Moab kwam en daarna bij de vlakte van Zoar. In die oude dagen was het weefsel van de werkelijkheid heel dun, waardoor de hemelingen gemakkelijk in het fysieke vlak konden optreden. Ze ontvouwden dan hun vleugels en gebruikten hun mystieke wapens om de mensen te martelen, te verminken en te doden. Aan het front van de troepen voerde Apollyon, de verdelger en destijds een hemeling, het bevel. Hij was bereid tot een nieuwe vreselijke afslachting. Hij had in die voorouderlijke tijden witte vleugels en een gouden harnas. Zijn huid was bruin als verbrande aarde en in zijn hand had hij een zwaard. Aan zijn zijde zweefde Euzin, tweede in de commandolijn. Deze engel was een oorlogsheld, maar zijn triomfen hadden hem cynisch en gevaarlijk ambitieus gemaakt. Zijn zwaard heette Stalen Straal. Toen ze de stad Sodom klein in de verte zagen liggen werden de ogen van deze gevleugelde roofdieren groot. De rechters zagen het koor der engelen vliegen als een zwerm bijen en begrepen er niets van. Tot een van hen schreeuwde: ‘Dat zijn de soldaten van God die ons komen doden. Wee ons, die in zonde leven!’ Het volk in de straten begreep dat het zijn lot was te boeten voor de fouten van hun meesters. Velen probeerden weg te rennen, maar het legioen vloog al boven de stad en omsingelde het gebied.

      ‘Verspreiden!’ beval Apollyon zijn Cherubijnenofficieren. ‘Dood, verdelg, verbrand alles! Spaar niemand, ook vrouwen en kinderen niet.’ En op zijn bevel maakte de troep een duikvlucht door de wolken heen en viel aan.

      ‘Dariël, Asson, Ankarel!’ riep Euzin. ‘Kom met me mee. We vallen het huis van de rechters binnen en verbranden hun families.’ De in groepen verdeelde Cherubijnen hadden hun zwaarden in de handen en ze bezetten wegen, huizen en pleinen. Overal waar ze langskwamen lieten ze een spoor van bloed achter. Wie probeerde te vluchten werd van achteren vastgepakt en door midden gesneden of onthoofd. De mystieke zwaarden sneden met ongelooflijk gemak door het vlees, als messen door de boter. Apollyon gaf de soldaten toestemming de menselijke maagden te verkrachten, als ze daar zin in hadden en hij wierp de kinderen in de diepe gemeenschapsput, waaruit de Sodomieten hun water haalden. Een kleine jongen greep zich vast aan de rand en sprong eruit, maar met één klap sloeg de generaal hem in stukken. Op het balkon van het rechtershuis verschenen Euzin en zijn gevolg met in hun handen de hoofden van de bestuurders. Die wierpen ze over de daken van de huizen op de straat. De lichamen werden in een zwembad op de binnenplaats, waarin de rechters krokodillen hielden, op een hoop gegooid.

      Enkele burgers probeerden ondanks hun vrees terug te vechten maar merkten dat hun wapens tegen de hemelingen niets konden uitrichten. De menselijke schildwachten wier taak het was de stad te verdedigen sloegen op de vlucht en sneuvelden zodoende als eersten, heel bijzonder. Een zeer alerte divisie hield zich op afstand. Hun enige taak bestond uit het bewaken van de grenzen van de stad en te voorkomen dat de stervelingen konden ontsnappen. Een enkeling vluchtte in het onderaardse gangenstelsel maar de engelen vlogen erin en plukten de doodsbange mensen eruit. Ze vlogen ermee tot boven de wolken en gooiden ze dan naar beneden. Toen alle burgers van Sodom uiteindelijk dood waren, staken de engelen hun huizen in brand. De rovers vermoordden alle kuddes, rukten de omheiningen omver en verwoestten de tuinen. Toen verzamelde de verdelger zijn legioen in het belangrijkste stadsdeel en beval zijn adjudant: ‘Haal je engelen weg, kapitein. Goed gewerkt. Ik zal de missie beëindigen zoals me is opgedragen.’

      Euzin snapte dit niet. ‘Maar, mijn heer, de missie is al voorbij.’ Hij keek om zich heen, zag de straten vol bloed, de rook uit de huizen en de lichamen verspreid over de pleinen. Had hij iets fout gedaan?

      ‘Nog niet, kapitein,’ antwoordde de wrede generaal. ‘De stad moet compleet worden weggevaagd. Over een jaar mogen de reizigers die de weg door de woestijn kiezen, niet weten dat hier een stad genaamd Sodom heeft bestaan.’ En hij voegde er met de gebruikelijke arrogantie aan toe: ‘Het is de wil van de aartsengelen.’ Zijn ondergeschikte durfde geen vragen meer te stellen. En waarom zou hij ook? Hij wilde zelf ook dat die mensen vernietigd, tot stof gereduceerd en van het aangezicht van de aarde weggevaagd werden. Hij hief zijn Stalen Straal omhoog en het legioen accepteerde zijn commando. De Cherubijnen keerden terug naar de hemel. Velen vroegen zich af waarom de generaal niet meeging en het duurde niet lang voordat ze antwoord kregen.

      Alleen tussen de puinhopen begon Apollyon trots zijn werk te bekijken. Hoe had Jahweh ooit de engelen kunnen scheppen als dienaren van de mensen? Mensen waren eigenlijk dieren, grove beelden van klei, die je met één vuistslag kon verpletteren. Hijzelf was sterk, machtig, Gods waardige erfgenaam. Volgens hem was de Schepping van de mensen de enige fout van de Allerhoogste geweest. Maar hij en vele andere hemelingen waren bereid de rollen om te draaien. De verwoestende engel was Lucifers lieveling, maar was ook een bewonderenswaardige agent van Michaël, de eerste die werd opgeroepen om zulke danteske slachtpartijen aan te voeren.

      Het legioen zou te veel tijd verliezen wanneer ze in de vlakte elke stad apart zouden aanvallen. Apollyon had andere plannen om de campagne tot een goed einde te brengen. Hij droeg een geheim bij zich, een verschrikkelijke, verwoestende en vraatzuchtige godheid. Hij kon hem niet steeds opnieuw gebruiken, want door het gebruik van dit machtige wapen zou hij uitgeput raken en kwetsbaar worden voor vijanden. Nu was hij alleen en veilig en hij zou de wens van de aartsengelen, en ook van hemzelf, vervullen.

      Hij concentreerde zich en trok een cirkel in het zand. Hij ademde diep in en richtte alle energie van zijn aura op zijn eigen avatar. Na een secondenlange extreme doodspijn, liet de verdelger alle in hem samengebalde kracht los en de ademtocht werd een explosie van licht en hitte van een nog nooit in die zuidelijke streken vertoonde titanenkracht. Een golf vuur en hitte veegde over de vlakte en maakte een einde aan Sodom, Gomorra en andere steden. De rook reikte zo hoog als de wolken alsof hij uit een enorme oven opsteeg en vanuit de verte zagen de andere engelen met open mond hoe het spektakel zich ontrolde. Van Sodom en Gomorra bleef alleen maar de herinnering over, vereeuwigd door de dochters van Lot, de enige familie die die onmenselijke gruwel overleefde. Toen de zwarte damp ging liggen, lag de vermoeide Apollyon uitgestrekt op de bodem in de cirkel die hij in het zand getrokken had. De enige plek in kilometers in de omtrek waar de verwoesting geen effect had gehad.