HOOFDSTUK 10  Financiële debacles

 

In het Land van Bartje is Borger een vriendelijk plaatsje met zo’n vijfduizend inwoners, omgeven door een bosrijk gebied. Hier is het grootste hunebed van Nederland te bewonderen en de toren van de dorpskerk wijst erop dat er al in de veertiende eeuw sprake was van een gemeenschap. Velen kennen elkaar, vooral de notabelen en prominente inwoners. André Boskamp bezoekt in de jaren negentig nog weleens de dorpskroeg om daar patat te halen als het weer eens te laat is geworden om te koken. Op een dag zegt de man achter de bar tegen de zaakwaarnemer van Jakobs: ‘Gert gaat een kledinglijn beginnen met Henk Eising, hè?’

Henk Eising is de geslaagde zakenman die eveneens woonachtig is in Borger, en van wie Boskamp dan vooral weet dat hij graag directeur van Eerstedivisieclub FC Emmen wil worden.

Boskamp heeft al enige tijd gemerkt dat Jakobs minder interesse heeft in het verzorgen van hun mountainbike-clinics. De oud-renner wordt ook steeds passiever als het gaat om onaantrekkelijke klusjes als het schoonmaken van de fietsen. Niettemin is Boskamp verrast: ‘Dat bestaat niet.’

Het bestaat toch.

Gert draait er eerst nog wat omheen als Boskamp bij hem navraag doet. Maar vervolgens geeft hij het schoorvoetend toe. ‘Ja, ja, er valt met die kledinglijn veel geld te verdienen. Het heeft een grote toekomst.’

‘Dacht het niet, hè’, reageert Boskamp. ‘Ik heb aardig wat in jou geïnvesteerd.’

Jakobs anno 2012: ‘Ik had geen verplichtingen naar André.’

De kledinglijn betreft Gorilla Wear. Boskamp noemt het ‘woonwagenkampkleding’ en maakt ruzie met Eising. ‘Ik voel me nog steeds geflikt door die man’, meent hij na al die jaren. ‘De kans om Gert op de rails te houden, heeft hij mij ontnomen. Eising heeft Gert ook weer in de steek gelaten.’

 

Voor een meer gedetailleerd verhaal over het contact tussen Jakobs en Eising voert de reis naar De Langeleegte, het stadion van SC Veendam. Na een periode als directeur van FC Emmen haalt de club uit Oost-Groningen Eising binnen als een soort reddende engel. Dat gebeurt in 2010 als de club door een mirakel aan een faillissement ontsnapt. Eising presenteert het seizoen daarop zijn Kolonistenplan, waarmee hij herinnert aan het roemrijke verleden van de veenkoloniën toen turf nog het bruine goud was. Maar roemrijk wil het heden voor SC Veendam lange tijd niet worden. Eising krijgt vanwege zijn verdiensten voor de lokale voetbaltrots weliswaar een erepenning van de gemeente Veendam, maar het voelt voor de zakenman bij tijd en wijle als vechten tegen windmolens. Het is één grote lijdensweg, die in het voorjaar eindelijk voorbij lijkt als de toekomst van de club voor drie jaar is gegarandeerd. Eising heeft op dat moment al zijn vertrek als directeur van SC Veendam aangekondigd.

 

Ook de samenwerking met Gert Jakobs verloopt niet altijd even soepel. De eerste kennismaking tussen de twee heeft plaats op de Drentse hei. Het is opvallend hoe nauwkeurig Eising zich alle details nog kan herinneren. ‘Mijn eerste ontmoetingen met Gert hingen van toevalligheden aan elkaar. Ik ben van 1987 tot 2008 eigenaar geweest van een aantal filialen van De Hypotheker. Elk jaar gingen we met alle franchisenemers van Noordoost-Nederland een dag erop uit. Twintig in getal ongeveer. ’s Middags deden we iets ludieks, ’s avonds gingen we stappen. In ’95 was Drenthe aan de beurt voor de organisatie. Zelf ben ik altijd vrij sportief geweest, ik heb nog twee jaar gewielrend. Ik was eigenaar van De Hypotheker in Emmen. Toevallig stond er een paar weken daarvoor een artikel in het Nieuwsblad van het Noorden over ene Gert Jakobs en ene André Boskamp die mountainbike-clinics organiseerden. Ik dacht: Hé, dat is hartstikke leuk om met de hypothekers te gaan doen.’

Eising wendt zich tot Boskamp en prikt een datum. Ze verzamelen in het Drentse plaatsje Odoorn. Het plan is om na de clinic met z’n allen naar Groningen af te reizen, daar te eten en te stappen. Eising: ‘We hadden een prachtige clinic met Gert. Als je op je fiets stapte, kreeg je een borrel. Na honderd meter weer één, weer een Berenburger. En je stopte halverwege in het bos bij Theehuis Poolshoogte. Daar was de lunch. Gert maakte toen duidelijk dat hij weer van plan was te gaan marathonschaatsen. Hij wilde daaraan een honorarium van 7.500 gulden per jaar overhouden. Je weet wel hoe dat dan gaat. Wij zeiden: “We lappen allemaal vijfhonderd gulden en dan kan hij schaatsen”. De Hypotheker werd daar dus hoofdsponsor van het eenmansploegje Gert Jakobs.’

Een half jaar hebben Eising en Jakobs geen contact met elkaar. Tot het circus van de marathonschaatsers neerstrijkt in Assen. Mevrouw Eising zegt tegen haar echtgenoot: ‘Jij sponsort toch die Jakobs? Moeten we niet eens gaan kijken?’ Henk Eising nu grappend: ‘Nog steeds geef ik haar de schuld van het financiële debacle dat eruit is voortgekomen.’

Op een zaterdag stapt de familie Eising in de auto om de schaatswedstrijd voor marathonrijders te bekijken. Langs de ijsbaan in Assen begint een man die naast hem staat tegen Eising te praten. Het blijkt de broer van Gert te zijn, Albert-Jan. Eising: ‘Je ziet ’t, het verhaal hangt echt van toevalligheden aan elkaar. Albert-Jan vertelde dat hij een kledingzaakje had in Klazienaveen, samen met zijn zus. Ik vraag: “Waarom niet in Emmen?” De huren waren zo hoog in die stad, dat kon hij niet betalen. Mijn vrouw Elly had op dat moment een jaar een kinderkledingzaak aan de rand van het centrum van Emmen, waar de prijzen van de pandjes nog betaalbaar waren. Ik beloofde Albert-Jan: “Als we daar ooit een keer weggaan, dan tip ik jou wel en zal ik kijken of jij in dat pandje kan”. Er was op dat moment absoluut geen sprake van.’

De maandagmorgen na die zaterdag bezoekt een vrouw in tranen De Hypotheker-vestiging van Eising. Zij is eigenaresse van de grootste kinderkledingzaak in Emmen. Ze moet ermee stoppen, want haar man vindt dat ze meer tijd aan de kinderen behoort te besteden. Ze vraagt Eising smekend of hij en zijn vrouw niet haar zaak willen kopen. Eising: ‘Ze dacht waarschijnlijk: Die eigenaar van De Hypotheker heeft ongetwijfeld geld. Mijn vrouw had weleens geklaagd dat de grote merken aan haar voorbij gingen onder meer door de zaak van die vrouw. Dus ik met haar in de slag. De locatie was beter en ze verkocht mooiere merken.’

Dinsdag belt Eising Albert-Jan Jakobs en zegt: ‘Of de duvel ermee speelt, ik zou jou tippen over die kinderkledingzaak, nou, het is al zover! Je kunt dat pandje overnemen. Een heel laag huurcontract. Maar de dames die de zaak beheren hebben wel een jaar geleden 55 duizend gulden aan overnamekosten betaald, dat moet jij nu aan hun betalen.’ Het is even stil aan de andere kant van de lijn en dan reageert Albert-Jan: ‘Daar moet ik over nadenken.’

Die zaterdag erop, dus een week na de ontmoeting op de ijsbaan, belt Gert aan bij Eising in Borger. De zakenman: ‘Hij kwam binnen op de bekende Gert-manier. Dat is: niet echt duidelijk zijn. Hij zegt: “Ik moet toch wat anders gaan doen om een goed inkomen te krijgen”. Ik had meteen een idee: een mooie sportzaak in Emmen. Met Gert Jakobs in grote letters op de gevel. Ik zeg: “Gaan we samen doen”. Het was ook in de tijd van de opkomst van de fitnesscentra. Ik stelde voor: we huren een pandje in Borger en kopen wat apparatuur. Had ik echt geloof in.’

Jakobs laat het op zich inwerken en vertrekt. ’s Avonds komt hij terug met zijn broer. Eising: ‘Toen kwam het hoge woord eruit. Gert en Albert-Jan hadden het concept van Gorilla Wear in handen voor Noordoost-Nederland, Amerikaanse vrijetijdskleding. Zag je bodybuilders in lopen. Ze dachten: Gorilla Wear hangt die winkels vol met kleding en we hoeven pas te betalen als we het hebben verkocht.

De gebroeders Jakobs maken duidelijk dat ze graag het pand in Emmen willen huren, maar kunnen die 55 duizend gulden voor de overname niet op tafel leggen. Eising kan het zich financieel permitteren beiden op weg te helpen. Hij heeft net al zijn zaken verkocht.

Eising is in ’87 in Emmen begonnen met een Hypotheker, vervolgens in Assen en later ook in Stadskanaal. Daarna heeft hij een verzekerings- en een makelaarskantoor geopend. Maar tussen ’95 en ’97 doet hij alles van de hand. Later is hij toch weer vestigingen gaan openen en terugkopen. In Lelystad, Etten-Leur, Oldenzaal, een tweede in Enschede en een in Haaksbergen. Eising: ‘In totaal heb ik twaalf kantoren gehad, maar niet allemaal op hetzelfde moment. Ik was op zoek naar een nieuwe uitdaging. Ik zeg tegen die mannen: “Weet je wat, die 55 duizend gulden betaal ik wel. We gaan samen zakendoen in Gorilla Wear”.’

 

In een krantenartikel eist Eising alle aandacht op. Onder de kop ‘Eising verkoopt kip met de gouden eieren’ wordt uit de doeken gedaan dat hij met Gert Jakobs een kledingzaak begint en zijn Hypothekers, de kip dus, heeft verkocht. De naam Albert-Jan valt niet één keer in het artikel. Albert-Jan: ‘Ik weet nog goed dat mijn vader naar me toekwam en zei: “Jij stapt er nu wel in, maar ik kom je naam nergens tegen. Voor mijn part blijf je gewoon in je winkel in Klazienaveen”.’

Eising ontdekt dat de producent van Gorilla Wear een andere insteek heeft dan zijn nieuwe zakenpartners denken. “Prachtig dat jullie zo’n zaak beginnen”, krijgt hij te horen, “maar boter bij de vis”. Eising staat voor het blok. ‘Ik had A gezegd, dus moest ik ook B zeggen. Mijn reactie was: “Weet je wat, ik betaal ook de voorraad wel”. In het voorjaar van 1996 heb ik de eerste shop laten openen door spelers van Emmen. Vervolgens moesten de mannen aan de slag.’

Kort daarna, in mei, wordt Eising opnieuw vereerd met een bezoekje van Albert-Jan en Gert. Ze vertellen hem dat het niet meer botert tussen Gert en zijn zaakwaarnemer Boskamp, hun relatie zou ernstig zijn verstoord. Kan hij Bikin’ Business niet overnemen? Eising: ‘Ik had A gezegd, B gezegd, dus zei ik ook maar C. We zaten bij mij thuis. Ik had niets met André. Albert-Jan fungeerde als koerier in de onderhandelingen over de overname. Aan het eind van de avond kochten wij Bikin’ Business, maar ík moest het weer betalen: 25 duizend gulden. Een legerauto, het concept en 25 mountainbikes. Het leek me leuk om te doen. Ik zag er wel handel in. En het waren twee frisse, jonge kerels die erachter zaten. Ik heb de overnamesom aan Boskamp betaald en niet aan Gert. Maar hij had er toch ook geld in gestoken?’ Eising is inmiddels door Jakobs geïnformeerd dat hij na zijn professionele wielerloopbaan nog honderdduizend gulden op zijn bankrekening had en daar Bikin’ Business van heeft opgestart. Eising: ‘Is op zich helemaal niet zo veel mis mee. Maar toen hij bij mij kwam, had hij niets. Geen cent.’

De opmerkingen van Boskamp die zich geflikt voelt door de zakenman, doen Eising weinig. ‘Wat moet ik daarmee? Bikin’ Business heb ik gewoon van hem gekocht en dat kan ik bewijzen. Wat heeft meneer Boskamp dan verder voor kritiek? Gert is naar mij gekomen, hè. Hij kan het mij niet aanrekenen dat hij Gert daardoor niet op de rails heeft kunnen houden. En als het toen goed met Gert was gegaan, zou hij nooit naar mij zijn gestapt. Ik begrijp de frustratie van André wel. Had hij Gert maar op het goede spoor gekregen, dan had het mij geen geld gekost…’

‘Boskamp heeft door de jaren heen met vrij veel ploegen ruzie gemaakt om Gert naar een ander team te kunnen brengen. Dat leverde hem dan weer provisie op. Het jaar 1993 was Gerts beste aller tijden. Dat hij toen geen andere ploeg vond, kwam door de handelwijze van Boskamp.’

 

Eising neemt de organisatie in handen van Bikin’ Business en plaatst advertenties in de lokale media. ‘Ja gezellig, ravotten met Gert Jakobs op de Hondsrug of de heide. Boek voor uw personeelsbijkomst of verenigingsfeest bij De Hypotheker in Coevorden.’

‘Gert deed de clinics’, legt Eising uit, ‘dat kon hij fantastisch. Want hij is goed in het verhalen vertellen, zeker met die markante kop van hem. Om de tien minuten stoppen en een anekdote. Gert had natuurlijk het probleem dat er vanaf zijn prille jeugd voor hem is gedacht: Nu moet je gaan trainen, nu moet je rusten, nu moet je eten. De organisatie eromheen kon hij niet managen. Gert zou tevens in de Gorilla Wear-shop aanwezig zijn als bekende Emmenaar. Maar in de praktijk is dat bijna niet gebeurd. Hij was mensenschuw en durfde niet in de winkel te staan. Als je Gert naar de supermarkt stuurde voor een pak koffie, kwam hij met thee terug. Hij was labiel.’

Eising begrijpt nu niet hoe hij zich destijds zo heeft laten meeslepen door de gebroeders Jakobs, in een onderneming die uiteindelijk totaal niet levensvatbaar blijkt te zijn. ‘Gewoon dommigheid dat ik met Gorilla Wear ben begonnen. In Emmen liep het in het begin nog wel redelijk. Ik zag het als schreeuwende, Amerikaanse vrijetijdskleding. Op de achterkant van weekblad Aktueel en in de Veronica-gids werd er steeds mee geadverteerd. Volgens het concept zouden we ook in Groningen een zaak openen. Ik sta erom bekend dat ik een goede zakenman ben, maar ook goede zakenmensen doen een keer wat stoms. Ik was de enige die er geld in stak. Gert en Albert-Jan hebben nooit een cent geïnvesteerd. Sterker nog, ik heb ook de schulden afbetaald van Albert-Jans zaakje in Klazienaveen. Ik bemoeide me totaal niet met die winkels. Had ik dat maar wel gedaan, dan was het probleem mij al eerder duidelijk geworden.’

Albert-Jan probeert de woorden van Eising wat te nuanceren. ‘De tweede zaak in Groningen was het idee van Henk. Hij liep daar door een winkelstraat en belde me op met de woorden: “Ik word gek, ik zie hier een logo van Gorilla Wear op het raam staan. Wij gaan met die man praten en in Groningen zelf een zaak openen”. Ik vond dat nogal snel gaan. Wij hadden inderdaad geen geld om te investeren, maar we zaten wel met z’n allen in een vennootschap onder firma, een vof. Als Henk zeventigduizend gulden in een tweede zaak investeerde, moesten wij daarin wel meegaan.’

Gert deelt in dit opzicht de mening van zijn broer. ‘Henk wilde heel snel een tweede en derde winkel erbij hebben, dat was geen actie van ons. Zo’n winkel in Groningen moest op een A-locatie. Kostte heel veel geld, deed hij niet moeilijk over. Henk, daar kon je bijna geen nee tegen zeggen. Die zei altijd: “Dat doen we gewoon”. En dan was het al geregeld.’

Albert-Jan herinnert zich ook dat Eising hoog van de toren blaast met een duur reclamespotje op TV Drenthe, waarvoor hij voetballers van Emmen inschakelt. ‘Ik had het idee dat wij in die tijd een te grote broek aan hadden.’

Eising ondersteunt Gert wel fysiek met de clinics, ‘qua aanjagen’ zoals hij het noemt, en om klanten binnen te halen. Die onderneming kost daardoor geen geld. Maar het levert ook nauwelijks wat op. In de winter kun je sowieso geen moutainbike-clinics geven. Eising stort af en toe wat geld op de rekening van Gert, zodat de oude Tourheld in leven kan blijven. Ondertussen laat de voormalige pedaalridder zich in de winkels nog altijd bijna niet zien.

 

In april ’97 blijkt dat Albert-Jan de winkels niet naar behoren heeft beheerd. In plaats van een voorgespiegelde winst is er een verlies dat volledig uit het kapitaal van Eising moet worden gefinancierd. Henk Eising én Gert Jakobs besluiten daarop Albert-Jan uit de winkel te zetten en zelfs andere sloten op de deuren te laten zetten. Na een uitverkoop wordt de zaak opgeheven. De vestiging in Groningen is inmiddels overgedaan aan de bedrijfsleider aldaar.

Albert-Jan ontvangt een briefje, gedateerd op 26 april 1997, en ondertekend door H.J. Eising en G. Jakobs.

 

Betreft: opheffing/ontbinding VOF Gorilla Wear Shop

 

Albert-Jan,

 

Bij deze delen wij jou mede dat wij het voornemen hebben om VOF Gorilla Wear Shop op te heffen. Dit gebaseerd op de onverkwikkelijke gang van zaken van de laatste maanden (en eigenlijk al vanaf het begin, zijnde 01-03-1996). Om tot een juiste en correcte afwikkeling te komen, zullen wij ons laten bijstaan door onze gezamenlijke accountant, Adbeco.

Wij stellen met onmiddellijke ingang geen prijs meer op jouw aanwezigheid in de winkel en verzoeken je dan ook om je er niet meer te vertonen en je niet meer met de dagelijkse gang van zaken te bemoeien.

 

Albert-Jan moet verder binnen drie dagen zijn Ford Fiësta inleveren, mag geen gebruik meer maken van de ING-bankrekening en dient afstand te doen van de drie seizoenkaarten van FC Emmen die aan de zaak zijn verbonden.

Hij stuurt drie dagen later een briefje naar zowel Eising als zijn broer, met de aanhef Beste Henk en Beste Gerrit, waarin hij meedeelt niet akkoord te gaan, aangezien de opheffing niet conform het vennootschapscontract kan zijn en in strijd is met de wet. Aan Adbeco Accountants gaat die dag tevens een schrijven uit waarin Albert-Jan refereert aan de afspraak dat hij vóór 8 mei de jaarcijfers zal ontvangen. En deze moeten een getrouw beeld geven van de volledige situatie en mogen niet in strijd zijn met enige wet. Op 22 mei stuurt Albert-Jan een brief naar zijn broer en Eising om te benadrukken dat de Akte van Scheiding en Deling pas kan passeren als de correcte jaarcijfers binnen zijn. De aanhef in de brief aan zijn broer is inmiddels: Geachte heer Jakobs. De broedermoord lijkt in gang gezet.

Gert heeft ook enige tijd geen contact meer met Albert-Jan. De laatste vertelt: ‘Uiteindelijk is het hele spul verkocht met gigantisch veel verlies. Ik kon echter door een truc speciaal Gorilla Wear blijven verkopen. Binnen een paar weken draaide ik alweer. Maar de dag dat ik er in Emmen uit moest, zal ik nooit vergeten. Dat is, weliswaar kort, toch een belangrijk deel van mijn leven geweest.’

In Emmen doet al gauw het verhaal de ronde dat Albert-Jan geld van Eising zou hebben verduisterd c.q. opgemaakt. ‘Maar Henk had zelf ook toezicht moeten houden’, verdedigt hij zich. ‘Bovendien was er sprake van enige transparantie doordat wij een gezamenlijke boekhouder hadden. Als je praat over wanbeheer, wil ik daar best een eind in meegaan. Maar er is meer geld weggesluisd dan het verlies dat er werd geleden. Dáárvoor verlangde ik een onafhankelijk boekenonderzoek. Ik wilde dat de onderste steen bovenkwam. Ik heb dat verzoek bij de accountant neergelegd en er vervolgens nooit meer wat van gehoord.’

Eising is intussen bereid verder te gaan met de mountainbike-clinics en voegt eraan toe: ‘We zien wel waar het schip strandt!’ Tot de maanden juni, juli, de drukste periode voor de clinics, naderen en Gert aanklopt bij Eising: ‘Ik ga met mijn gezin en de eigenaar van de seksclub in Ees, Roelof van der Laan, drie weken op vakantie naar Amerika.’

Eising staat perplex. ‘Gert betaalde in die maanden zijn huur van míjn geld. Hij leefde op míjn zak. Ik heb gezegd: “Gert daar ben ik het niet mee eens, want je moet geld verdienen op de campings”. Hij ging daar elke week heen om mensen clinics te geven.’ Maar Gert vindt dat hij ondanks de ongelukkige timing dit buitenkansje niet kan laten lopen. Want het kost niets, Van der Laan betaalt. De horeca-exploitant neemt de tickets voor zijn rekening en de huur van de luxueuze appartementen in Florida.

Eising weer: ‘Ik was daar zo verdrietig over. Niet eens boos. Ik gun iedereen zijn vakantie. Maar ik dacht: Dit kán toch niet?! In de maand dat je je geld moet verdienen, dat je nog niet hebt, en je van mijn rekening je huur betaalt, ga je drie weken naar Amerika…’

Gert twijfelt jaren later aan die woorden. ‘Volgens mij hadden wij toen allang besproken dat we met die campinggasten zouden stoppen. Als ik daarmee wekelijks een paar duizend gulden had verdiend, was ik echt niet meegegaan met Van der Laan. Ik had geen nagel om aan mijn kont te krabben, ik had het geld goed kunnen gebruiken. We zouden Bikin’ Business doen voor zakenmensen. Die zijn er in de vakantie niet. Ik werkte op een camping met tien mensen die een clinic wilden en allemaal twintig gulden betaalden. Dan had ik aan het einde van de dag tweehonderd gulden. En daarvan moest ik dan ook nog alle onkosten aftrekken. Zoals een kopje koffie, een begeleider. Zette helemaal geen zoden aan de dijk.’ Ook Van der Laan meent zich te herinneren dat Jakobs al is gestopt met de zomerclinics wanneer hij in juli 1997 met Gert voor de eerste keer naar de Verenigde Staten gaat.

Toch is het moment voor Henk Eising de druppel. Hij belt de eigenaar van een grote fietsenhandel in Emmen, Theo Brüning. Deze middenstander wil het hele mountainbikegebeuren wel overnemen. Brüning is altijd een fan geweest van de wielrenner Jakobs. In een seconde verkoopt Eising zo Bikin’ Business voor 45 duizend gulden, twintigduizend gulden meer dan hij ervoor heeft betaald aan Boskamp. Er gaat op 14 augustus 1997 een factuur naar de fietsenhandelaar van 25 duizend gulden voor de overname van de materialen en één naar handbalcoach Harry Weerman van twintigduizend gulden voor de goodwill en het mobiele telefoonnummer. Eising: ‘Puur uit verdriet heb ik dat allemaal gedaan. Een dag later heeft Brüning alles gratis ter beschikking gesteld aan Gert. Uiteindelijk hoefde er van mijn kant geen geld bij Bikin’ Business. Ik heb wél steeds wat moeten bijstorten voor het salaris en de huur van Gert.’

De oud-wielrenner daarover: ‘Ik leefde op de inkomsten van de winkel. Dat is anders. Als je werkt, verdien je toch geld? Dat is niet op iemands zak teren. We woonden in een te duur huis voor huursubsidie. Ik moest een regeling treffen.’

Het financiële verhaal en het avontuur met de familie Jakobs zijn daarmee nog niet afgelopen voor Eising. ‘Achteraf, tot begin 1998, kwamen er uit alle hoeken en gaten schuldeisers van de Gorilla Wear-shops. Er was er maar één die geld bezat, dat was ik. In Groningen had ik ook een bankgarantie voor de huur afgegeven. Jaren later kreeg ik nog een deurwaarder op de stoep. Het enige wat ik kon doen, was die mensen uitleggen dat ik ook een gedupeerde was en vragen of ik de helft mocht betalen. Degenen die daarin toestemden, heb ik uitvoerig bedankt.’

In zijn enthousiasme heeft Eising nimmer een reëel businessplan opgesteld als hij met de mountainbike-clinics en kledingshops begint. Het zijn onverantwoorde investeringen geweest. Eising zal de laatste zijn die dit ontkent. Maar als zakenman trekt hij nog een andere conclusie: ‘De wijze les die ik heb geleerd is: doe nooit iets met iemand die geen geld heeft. Wil jij wat met mij ondernemen? Prima, jij investeert een ton, ik een ton. Dan weet je partner dat hij ook met zijn eigen centen aan het spelen is.’

Dit principe huldigend heeft Eising na de periode Jakobs weer veel zaken geopend, zoals een aantal fietsenwinkels, een uitzendbureau en hij zet een busonderneming op met Rahim Ouedraogo in Burkina Faso, het vaderland van de oud-voetballer van onder meer FC Twente, Heracles Almelo en FC Emmen. In een later stadium bezit Eising ook SNS-banken in Coevorden, Emmen en Klazienaveen.

‘Het gedrag van Gert om bij anderen achter op de fiets te springen, is hij na onze samenwerking niet bepaald kwijtgeraakt’, weet Eising. ‘Gert is een toffe gozer, zit geen kwaad in. Maar hij vertoont soms een beetje vluchtgedrag. Ook nadat ik de fietsen had verkocht, hadden we geen ruzie. Maar als je geen verantwoordelijkheid neemt om geld te verdienen, dan ben ik klaar. Ook het contact met Albert-Jan had er nooit moeten zijn.’

 

Vanaf augustus ’96 woont Eising – weer toevallig! – even bij Gert en André in de straat, omdat hij uit zijn oude woning moet in Borger en in Emmen een nieuw optrekje laat bouwen. Het tijdelijke onderkomen van Eising op De Kubbing in Borger is zelfs recht tegenover de families Jakobs en Boskamp. De huizen, sommige twee-onder-een-kap, zijn veelal geschakeld. De entrees steken wat uit, de straat is smal. Eising: ‘Het was een fantastische situatie. Gert en André woonden naast elkaar, maar spraken elkaar niet meer. Je kon het eten bij de ander op tafel zien staan. Of elkaar door het raam een biertje aanreiken.’

Eising is een poosje zelfs zo close met de Jakobsen dat hij en Gert elkaar drie maanden zwager kunnen noemen. In die periode heeft hij namelijk een relatie met Gerts zuster Trudy. Zij staat weleens in de Gorilla Wear-shop, zodoende.

Albert-Jan kan zich herinneren dat hij Eising een alibi moet verschaffen. ‘Het was een hectische tijd. Ik schrok van de relatie tussen Trudy en Henk. Toen ik nog van niets wist, belde Henk me een keer midden in de nacht. “Albert-Jan, als mijn vrouw belt, dan ben ik vannacht bij jou gebleven na een avondje stappen”. De volgende ochtend belde Elly mij met de vraag of dat klopte. Ik antwoordde: “Ja, inderdaad, Henk heeft bij mij op de bank geslapen”. ’s Middags kwam ik Trudy tegen en zij vertelde mij in geuren en kleuren dat ze met Henk op stap was geweest. Toen begon er bij mij wat te dagen natuurlijk. Mijn toenmalige vriendin zei me: “Ik doe hier niet aan mee en ga Elly bellen om alles uit de doeken te doen”. Dat heb ik maar net kunnen voorkomen door haar op het hart te drukken dat ze haar klep moest houden. Maar later was het wijd en zijd bekend.’

Boskamp denkt nu nog dat de relatie tussen Henk Eising en Trudy Jakobs een negatieve invloed op Gert heeft gehad. De oud-renner zou er erg mee hebben gezeten. Immers, Eising is zijn ‘werkgever’ en overbuurman. Was dit nu de man in wie hij zo veel vertrouwen moest hebben?

Eising kan moeilijk ontkennen dat hij drie maanden bij zijn gezin is weggeweest vanwege een verhouding met Trudy Jakobs. Hij weet nog precies wanneer. ‘We hebben het dan over de periode van 13 september tot 13 december 1996. Daar hadden Gert en Albert-Jan geen problemen mee. Wat is er mis mee als je een relatie hebt met de zus van je compagnon? Ik ben toen drie maanden bij mijn vrouw weggegaan. Na die tijd heb ik Trudy nooit meer ontmoet.’

 

Eising is net terug bij zijn vrouw Elly als het noodlot hen treft. Een nachtmerrie voor elke ouder, voor elk mens. Hij heeft het inmiddels een plaats gegeven, maar raakt toch weer geëmotioneerd als hij de aangrijpende film nog eens afdraait. ‘Mijn vier jaar oude zoon Torsten was een gezond kereltje, nog nooit bij de dokter geweest. Het gebeurde op een vrijdag voor de kerstvakantie. De kinderen van Gert en Boskamp zaten op dezelfde school als Torsten. Op het schoolplein kwam je elkaar dus tegen. Ze hadden een kerstfeest gehad. We haalden de kinderen om een uur of tien van school. Torsten kwam aanrennen, altijd een heel druk en fanatiek mannetje.’

‘Hij riep vrolijk dat hij chocolademelk had gehad en knakworstjes. Om een uur of elf werd hij al wakker en had overgegeven. We hebben hem daarna weer in bed gelegd. ’s Nachts rond vijf uur werd hij weer wakker. Hij moest opnieuw overgeven en had koorts. We hebben de huisarts gebeld en die kwam meteen. Hij rolde nog met een glas over zijn rug. Als je dan zwarte puntjes ziet, is er sprake van hersenvliesontsteking. Hij zei nadrukkelijk: “Het is geen hersenvliesontsteking”. Ik ben midden in de nacht achter die man aangereden om zetpillen op te halen. Er lag sneeuw.’

‘De volgende ochtend ging mijn vrouw gewoon naar haar werk. Ik was vrijdags altijd thuis. Ik heb het zieke jochie op de bank gelegd.’ Op straat komt hij Gert tegen en vertelt dat Torsten ‘hartstikke ziek’ is. De voormalige renner maakt zich niet ongerust over de jongen die vaak bij hem logeert. Kinderen kunnen zo weer beter zijn, weet hij uit ervaring. Het loopt echter heel anders.

Eising: ‘Om een uur of elf begon hij blauw aan te lopen. Weer de dokter gebeld. Het duurde even voordat hij kwam, het was spekglad. Toen hij Torsten zo zag liggen, belde hij meteen een ambulance, maar die had er door de sneeuwval 45 minuten voor nodig om bij ons huis te komen. De wegen waren eigenlijk onbegaanbaar. Om twaalf uur waren we in het ziekenhuis in Emmen. Mijn vrouw was vanuit de winkel gekomen. Wij dachten: Ze geven hem een injectie en het kind wordt weer beter. Zo naïef ben je dan. Maar om één uur was hij overleden.’

 

Torsten is het slachtoffer van een bacterie die miljoenen kinderen, mensen bij zich hebben zonder dat het schade veroorzaakt, maar in de wintermaanden of ten tijde van zwakte ineens kan toeslaan. Baby’s, kinderen en jonge volwassenen lopen de meeste kans om hersenvliesontsteking, dat ook wel nekkramp wordt genoemd, te krijgen. Soms ontwikkelt de ziekte zich zo snel – binnen twaalf uur – dat de patiënt al niet meer te redden is op het moment dat de diagnose wordt gesteld. Dat overkomt Torsten Eising dus ook. ‘Het ging zo snel dat de doktoren pas achteraf de nekkramp konden vaststellen’, vertelt zijn vader. ‘Ik heb zelf ook een uur geholpen met reanimeren. Als ik niet thuis was geweest, maar bij Trudy, had ik me misschien van kant gemaakt… Je wilt echt niet weten wat er met je gebeurt als je zoiets meemaakt. Ik was blij dat ik meer kinderen had.’

Eising heeft nog vier zonen. Torsten was de derde. Met enige spijt in zijn stem zegt hij dat er geen enkele voetballer bij zit. Maar wel een goede wielrenner. Tijmen Eising is zelfs Nederlands en wereldkampioen veldrijden bij de junioren geweest, respectievelijk in 2008 en 2009. Henk Eising: ‘Het geeft achteraf een rustig gevoel dat als Torsten toen was blijven leven, hij altijd een kasplantje zou zijn gebleven. We hebben hem begraven in heel kleine kring. Op de dag van de begrafenis scheen de zon en lag er sneeuw. Het was heel vredig. Gerts ex-vrouw Hanneke heeft nog jarenlang op zijn sterfdag een bloemetje op zijn graf gezet. Dat vond ik heel bijzonder.’

 

Het overlijden van Torsten staat voor Eising natuurlijk los van de zakelijke beslommeringen wat de familie Jakobs betreft. Hij becijfert dat hij van Gert en Albert-Jan nog drieënhalve ton in guldens (159 duizend euro) tegoed heeft. ‘Dat geld krijg ik toch niet meer terug. Ze hebben het niet. Daar heb ik me wel bij neergelegd.’

De fictieve schuld, die immers nergens op papier is terug te vinden, wekt ongeloof bij de familie Jakobs. Albert-Jan wijst erop dat Eising met zijn bv in hun vof zat en door die constructie hoofdelijk nooit aansprakelijk kon worden gesteld. Hij, Albert-Jan, was eigenlijk het enig mogelijke doelwit van de schuldeisers, want Gert had geen geld. ‘Er is op een gegeven moment beslaggelegd op mijn woning in Emmen. Het ging om een factuur van Bert van der Tuuk, een bekende in de schaatswereld, die het sportkledingmerk Hunter in Nederland heeft opgezet. Wat schetste mijn verbazing? De rekening werd al snel betaald door Henk. Hij is wel een man die op een gegeven moment zegt: “Zand erover”. Hij wil iedereen weer recht in de ogen kunnen kijken. Maar ik heb wel altijd gedacht dat dit ook te maken kon hebben met het onafhankelijke boekenonderzoek dat ik had geëist.’

Volgens Gert heeft Henk Eising er in die jaren zelfs belang bij dat hij kan schermen met schulden of een negatief eigen vermogen. Uiteindelijk is Eising toch gescheiden van zijn Elly en moet er een flinke som alimentatie op tafel komen. ‘Toen hij ging scheiden, kon hij zijn vrouw zo duidelijk maken dat hij veel geld aan ons had verloren, om de alimentatie te drukken. Ik weet nog dat zijn zoon Tijmen er niet van was gediend dat Henk naar een andere vrouw ging. Terwijl wij zaten te wachten op geld om die winkels vol te krijgen. Een verhaal heeft altijd twee kanten. Albert-Jan heeft veel fouten gemaakt, dat geeft hij ook grif toe. Maar hij was nog onervaren.’

Gert Jakobs heeft al bij al toch meer respect voor de zakelijke kwaliteiten van Eising dan die van Boskamp. ‘Ik vond Henk tien keer zakelijker dan Boskamp. Als ik hem eerder was tegengekomen, zou het met mij beter zijn gelopen. Boskamp had wel het beste met me voor, maar wat hij wilde leidde tot niets. Nu kan ik die vertaalslag wel maken van de mogelijkheden en onmogelijkheden van Bikin’ Business, maar toen nog niet. Daar had ik Boskamp eigenlijk voor.’

Aan de andere kant zet Jakobs ook kanttekeningen bij de aanpak van Eising. ‘Als een zaak iets minder draait, moet je wel blijven investeren. Als je dan de stekker eruit trekt, houdt het op. Henk was behalve een snelle zakenman ook flamboyant. Henkie Penkie. We doen dit, we doen dat. Investeren we hier een ton en daar een ton. Dan duizelde het mij van de bedragen waarmee hij goochelde. Voor je het wist was het: hupsekee en gaan met die banaan. Financieel hoef je geen medelijden met Eising te hebben. Mijn zus bezocht weleens een casino met hem. Dan ging er niet een paar honderd gulden, maar tienduizend gulden over de tafel.’

De eindconclusie van het verhaal is voor Albert-Jan, inmiddels een trouwe begeleider van zijn broer bij de optredens door het land: ‘Ik wil mezelf niet schoon praten, maar wij waren destijds niet opgewassen tegen Henk Eising. We zijn niet bij machte geweest om tijdig in te grijpen toen er zo veel werd geïnvesteerd. Voor Gert kwam het te kort na zijn wielercarrière, hij was nog zoekende. En ik was nog te jong, 25. Niet mondig genoeg. Tenslotte heb je te maken met een heel dominante zakenman. Dat is hij nog, want anders kun je clubs als Emmen en Veendam niet redden. Henk voelt misschien nog de frustratie over het mislukken van onze ondernemingen. Bij Gert en mij heeft het echter ook littekens achtergelaten. Eising is een man met capaciteiten, maar ook nietsontziend. We werden steeds voor voldongen feiten gesteld.’