HOOFDSTUK 5  De knallende zweep

 

Jan Jakobs is er heilig van overtuigd. Als zoon Gert meteen na zijn amateurtijd naar de ploeg van Jan Raas was gegaan, zou hij niet de rest van z’n wielercarrière veroordeeld zijn geweest tot een rol als knecht. De voormalige wereldkampioen op de weg was in zijn ogen een veel betere ploegleider en had op dat moment de werkelijke talenten van Gert onderkend. Ook zou hij hem veel beter hebben begeleid, vanaf de eerste dag dat zijn zoon prof werd. Het is de vraag of de oude judoleraar gelijk heeft. Vaders kijken nu eenmaal vaak met een gekleurde bril naar de prestaties van hun zoon. Terwijl de concurrentie toch moordend is: in het internationale peloton peddelt slechts een beperkt aantal kopmannen en beschermde renners rond. Bovendien telt Nederland maar weinig professionele wielerploegen.

Eind 1986 stopt Skala-Skil na een jaar alweer als hoofdsponsor in het profmetier. Raas beschikt met kledingketen SuperConfex wel over een goede geldschieter. Zo krijgt de Zeeuw een aantal sterke renners in de schoot geworpen. Onder hen rassprinter Jean-Paul van Poppel en ook zijn meesterknecht Gert Jakobs. Nog steeds gaan de verdiensten eigenlijk nergens over. Jakobs tekent een contract voor 22 maanden, voor een bruto maandsalaris van welgeteld 3.406,36 gulden. Dat is exclusief 230 gulden aan onkosten, maar inclusief acht procent vakantietoeslag! De Emmenaar kijkt niettemin uit naar de samenwerking met de klassiekerkoning die onder meer vijf keer de Amstel Gold Race won.

Het wordt Gert meteen duidelijk dat Raas een heel ander type ploegleider is dan de beminnelijke Swerts. Raas regeert met zéér strakke hand, tegenspraak wordt niet geduld. Hij laat de zweep met grote regelmaat knallen over de ruggen van zijn coureurs. Jakobs heeft geen moeite met die aanpak. Hij moet het hebben van noeste arbeid en kan wel wat incasseren. Bovendien is Raas een van zijn jeugdhelden.

‘Ik keek op tegen die man. Voor hem had je respect. Hij was knoerthard, maar heel duidelijk. Wielrenners hebben dat nodig. Bij Raas wist je altijd precies waar je aan toe was. Niet zo’n ploegleider die een dag voor de koers zegt: “We zien wel wie er morgen de sterkste is”. Of: “We kijken wel hoe het loopt”. Raas kon met zijn vuist op tafel slaan. Zorgde voor een vlam in de pan. Dan riep hij: “Non-de-ju! Jullie zitten straks bij de finish allemaal nog bij elkaar. Doe je dat niet, dan schop ik jullie allemaal naar huis en krijg je geen contract voor volgend seizoen”.’

De besprekingen van Raas duren nooit langer dan tien minuten en hij geeft altijd duidelijke stalorders. Zoals: ‘We rijden vandaag voor Jelle Nijdam. Gert, jij blijft de hele dag bij hem. Op de Oude Kwaremont zorgen we dat we renners hebben bij de voorste tien. En bij de eerste ontsnapping gaat er altijd iemand van ons mee.’

Als de opdrachten niet worden uitgevoerd, heb je bij Raas de poppen aan het dansen. Jakobs: ‘Dan werd hij bloedlink. Als je bij hem de hele dag niet op kop had gereden, omdat je daartoe zogenaamd niet in staat was, en je bleek bij de finish toch nog goede benen te hebben, dan waren de rapen gaar. Dat vond hij onacceptabel. Kon je tijdens de koers werkelijk niet harder, dan had hij daar wél alle begrip voor. Het gebeurde ook maar al te vaak dat Raas tijdens de koers met zijn auto even langs het peloton reed, om iemand van onze ploeg de mantel uit te vegen. Hij had zo’n vijfhoornige claxon. Tuut-tuut-tuut-tuut-tuut-tuut-tuut-tuut! Je zat meteen rechtop in je zadel. Als je dan snel naar voren vluchtte, werd hij nóg kwader. Je kreeg de volle laag en het hele peloton kon meegenieten. Dat gaf je wel een adrenalineshot. Ik vond hem streng maar rechtvaardig.’

Jean-Paul Poppel ondervindt eveneens weinig hinder van de autoritaire aanpak van Raas. Hij weet zelf ook wel dat hij maar één opdracht heeft: in een eindsprint als eerste over de finish komen. Zolang dat met enige regelmaat gebeurt, kan Raas alleen maar tevreden zijn. ‘Jan ging honderd procent voor mij. Hij zag dat ik de kwaliteiten had om de rapste mensen te verslaan. Voordat ik bij hem kwam, klopte ik in de Ronde van België of Denemarken al Guido Bontempi en Eric Vanderaerden, die toch twee, drie ritten wonnen in de Tour. Iedereen had in de gaten dat er kansen lagen voor mij. Maar je moet het dan nog wel dóén op dat niveau.’

Van Poppel ziet natuurlijk ook wel hoe zijn befaamde ploegleider af en toe tekeer kan gaan. ‘Als het Raas niet naar zijn zin was, kwam hij naast ons rijden en gaf hij orders als: “Iedereen nu op kop en Gölz niet!” Dat hij nooit met zijn auto in de sloot is beland of tegen een boom is gereden, begrijp ik nog steeds niet.’

‘Je had vroeger geen rennersbus’, vervolgt de voormalige topsprinter. ‘We zaten voor de koers in de auto. De wedstrijdbespreking bestond er onder andere uit dat Raas met zijn platte hand op het dashboard sloeg, vloekte. Hij gooide ook altijd met het portier. Hij wilde de boel in de hens zetten. Ik werd er achter in de auto niet warm of koud van. Ik stond toch te popelen om te demonstreren hoe goed ik wel niet was. De rest van de ploeg was er meer mee bezig hoe Raas zich afreageerde. Als je wat ouder wordt, ervaar je de bescherming die je krijgt wel eerder als druk.’

Jakobs stelt dat hij van Raas ‘misschien wel het meest’ heeft geleerd. Hij steekt heel wat op van de sluwe wijze waarop de Zeeuw in het peloton dealtjes maakt met andere ploegleiders. ‘Dan stapte hij naar Jan Gisbers van PDM en zei voor een vlakke rit in de Tour: “Het is voor jullie toch ook belangrijk dat Gert-Jan Theunisse en Steven Rooks vandaag uit de wind worden gereden? Kunnen we niet samenwerken?” Hij was altijd op die manier bezig. Raas kon als geen ander de koers lezen.’

Jakobs gaat onder Raas in zijn tweede hele seizoen als profwielrenner, in 1987, voor het eerst naar de Tour de France. Daar moet elke coureur tot de bodem van zijn kunnen gaan. In de Tour heerst nog weleens vochtige koude in de Pyreneeën of een verzengende hitte in de Alpen. Regen en droogte wisselen elkaar af als de dagen in de week. Niemand ontkomt aan het Grote Lijden. Gert zal de Ronde van Frankrijk dat jaar niet uitrijden. ‘Ziek geworden in de bergen’, schrijven de kranten. Maar de werkelijkheid is anders. ‘Ik was helemaal naar de kloten gereden. Ja, dat noemen ze dan ziek…’

Het wordt hem nu pas echt duidelijk wat het wielervak inhoudt. ‘Het was natuurlijk altijd mijn grote droom geweest de Tour te rijden. Ik wilde genieten, maar daar was ik na drie dagen van genezen. Er wordt ook zó hard gefietst. Dat heeft ook te maken met de aandacht van de media. Niet normaal zoveel pers daarop afkomt. Ik dacht de eerste dagen: Wat is hier aan de hand? Hard fietsen moet je overal, maar in de Tour wordt de snelheid door de aandacht van de media kunstmatig opgevoerd. Jan Raas zei altijd: “Als je in de Tour een scheet laat, staat het de volgende dag in De Telegraaf”. Ik vond het zelf ook mooi als ik voorop reed en de live-uitzending begon. Dat is een fantastisch moment, het echte wielrennen.’

 

De beruchte vete tussen Jan Raas en Peter Post ondervinden de renners van SuperConfex aan den lijve. Van Poppel: ‘Toen Teun van Vliet als renner van Posts Panasonic-ploeg in de Tour van ’88 drie dagen in het geel reed, zei Raas: “Weet je wel wat dit ons kost? Koffers vol met geld”. We moesten ervoor zorgen dat Van Vliet het geel kwijtraakte. Raas had liever dat bij wijze van spreken een Fransman won dan een Nederlander van de ploeg Post.’

Van Poppel probeert die eeuwige controverse decennia later te analyseren. De oorsprong ligt wellicht in 1983, als Raas opstapt bij TI-Raleigh, de succesvolle ploeg van Post, en voor zichzelf begint met Kwantum Hallen-Yoko. Jan Gisbers en de Belg Guillaume Driessens zijn de ploegleiders. Aanvankelijk is Raas renner, later ploegleider. ‘Raas en Post hadden van begin af aan strijd’, weet Van Poppel. ‘Jan was weggegaan en had een aantal coureurs van Raleigh meegenomen. Toen Raas eenmaal ploegleider was, werd die strijd harder en harder. Op een gegeven moment was je alleen nog bezig elkaar te laten verliezen in plaats van dat je voor je eigen overwinning ging.’

Van Poppel kan daar wel voorbeelden van noemen. In 1987 is hij voor minimaal 25 jaar de laatste Nederlandse winnaar van de groene trui. In de ploeg van Raas. ‘Dat jaar wonnen wij aan de lopende band koersen en Touretappes. Post had met Panasonic een veel duurdere ploeg, dus die had het daar heel moeilijk mee. Frans Maassen en Marc Sergeant zaten een keer in een ontsnapping en hielden beiden de benen stil… Post wist niet waar het aan lag, dat Raas zich zo tegen hem afzette. In diezelfde Tour had ik de rit naar Bordeaux gewoon gewonnen als Van Vliet me daar niet in de hekken had gereden. Het was traditie dat Nederlanders in die stad wonnen, maar Panasonic had niemand meer voorin zitten. Alleen Teun reed nog voor me, maar die kon ik ook voorbij. Ontaardde uiteindelijk in een valpartij met nog tweehonderd meter te gaan. Ik heb hem hardhandig opzij gezet omdat hij me afsneed. De renners van Post deden er in elke finale alles aan om ons niet te laten winnen. Het was water en vuur. Iedereen wist het, maar er werd niet over gesproken. Stilzwijgend ging je er elke dag automatisch van uit dat je tegen de ploeg van Post moest rijden.’

Een aantal jaar later rijdt Van Poppel voor Festina en wordt hij als tegenstander geconfronteerd met de opvliegende Raas. ‘In 1992 heb ik meegemaakt dat Rob Mulders van Raas voorop zat en een rit kon winnen in de Vuelta. Wij probeerden hem terug te halen. Toen kwam Raas langs rijden, om ons te bedreigen. Ik keek er niet van op, want ik kende hem natuurlijk. Ik riep: “Je moet oprotten met je kale kop”. Hij reageerde: “Dan ben je nog niet klaar met ons! Moet je eens kijken wat er allemaal gaat gebeuren”. Tegenwoordig is het een basisprincipe dat ploegleiders niet tekeergaan tegen renners van andere ploegen.’ In die tijd duidelijk nog niet.

 

De rol van Jakobs in de stal van Raas is duidelijker dan ooit: hij moet Van Poppel in een zetel naar de finish brengen. Daar maakt de sprinter het karwei vervolgens af. ‘Je hebt raspaarden en werkpaarden’, schrijft journalist Dick Heuvelman in het Nieuwsblad van het Noorden. ‘Jakobs valt in de laatste categorie.’

Volgens Gert is het niet moeilijk te beredeneren waarom hij zich wegcijferde. ‘We hadden de beste sprinter ter wereld aan boord. Dan kun je wel steeds iets anders proberen, maar dat is niet handig. Als buiten JP een van ons in een kopgroepje zat van vijf renners, hadden we twintig procent kans om te winnen. Met Jean-Paul in een kopgroep of peloton was er altijd negentig procent zekerheid dat je won. Daarom wist je van tevoren hoe het zou werken als je naar de Tour de France ging. Daar moest je dan ook niet over zeuren.’

De druk op Van Poppel is daardoor groot. Die wordt nog eens verzwaard door de hoge eisen die Raas aan hem stelt. De meester van de sprint is dan ook niet altijd gemakkelijk te benaderen voor de media. Als hij na wéér een etappezege voor de camera’s moet verschijnen, zegt Van Poppel nog weleens tegen Jakobs: ‘Ga jij maar je verhaal doen.’ Om daarna spoorslags via een achterdeur naar het hotel te vertrekken.

‘Jean-Paul was op dat moment heel nadrukkelijk bezig met de Tour, niet met het randgebeuren’, herinnert Gert zich. ‘Dan had hij geen zin bij de media een nummertje op te voeren. Hij hield er ook niet van om bijvoorbeeld voor de radio interviews te geven. “Dan gaan ze me weer bellen over wat ik heb gezegd”, legde hij mij uit.’

Van Poppel, tegenwoordig ploegleider en operations manager bij Vacansoleil: ‘Ik was vroeger een heel verlegen jongetje. Later, toen ik goed begon te fietsen, veranderde dat. Maar ik vond het nooit belangrijk om op de voorgrond te treden en niet nodig in de publiciteit te komen. Nog steeds doe ik het alleen omdat het werk dat van me vraagt.’

In dat opzicht hebben Van Poppel en Jakobs destijds raakvlakken, maar op een ander gebied vullen ze elkaar weer heel goed aan. Van Poppel: ‘Ja, ’t is echt waar. Gert is altijd een hele stille geweest. Ik sliep bij hem op de hotelkamer. Jakobs snurkte als een Boeing 747, maar op de kamer zei hij helemaal niets. Maar wat ons toen al opviel: op het moment dat je een microfoon onder zijn neus hield, praatte hij honderduit. Gert krijgt een boost als hij in de belangstelling staat. Dat had hij op de fiets ook. Hij was een type aan wie niemand een hekel had. Iedereen kon goed met hem door de bocht. Áls je met hem problemen kreeg, lag het eerder aan jezelf dan aan hem.’

Om Van Poppel in de voorste groep of een gesloten peloton te laten aankomen moet Jakobs, die ook nog de taak van waterdrager heeft door tijdens de ravitaillering de bidons rond te brengen, het tempo de hele dag hoog houden zodat niemand kan ontsnappen. En in het geval dat wel gebeurt, moet hij het stilgevallen peloton weer op gang trekken waardoor de vluchters worden teruggepakt. Of hij moet zelf meegaan met de kopgroep. Drie, vier kilometer voor de finish zit zijn werk erop en dient Jelle Nijdam Van Poppel vlak voor de meet in stelling te brengen. De tactiek is er ook vaak op gericht om het tempo in de finale zo hoog op te schroeven dat niemand er nog overheen komt.

Van Poppel denkt er met genoegen aan terug. ‘Ik heb mijn mooiste jaren bij Raas gehad. Daar gold het adagium: niet zeuren maar rijden. Nijdam kwam op een kilometer voor de finish aanzetten en reed dan vierhonderd meter geweldig hard. Dan moest ik positie kiezen. Bij mijn eerste ritoverwinning in de Tour van 1987 versloeg ik Guido Bontempi die geen kracht meer had omdat hij lek had gereden. Die andere etappes won ik vanuit het wiel van Bontempi’s Carrera-renners die tot het laatst toe volle bak op kop reden. In ’88 reed Jelle steeds tot in de finale hard, kwam het peloton eroverheen en moest ik mijn slag slaan. Een massasprint wordt tegenwoordig veel meer in de laatste meters beslist. Het belangrijkste was dat de ploeg het peloton in de koers bij elkaar hield. De taak van Gert dus. Je had vroeger in de Tour niet zo veel massasprints. Vier of vijf, meer niet. Nu tien. In ’92 waren er zelfs maar twee echte massaprints. Het was in die Tour ook heel slecht weer.’

Jakobs is voor Van Poppel altijd een meesterknecht en belangrijke trainingsmaat geweest. Toch brengt hij een belangrijke nuance aan: ‘In de Tour kwam Gert niet zo goed tot zijn recht. Het niveau was iets te hoog voor hem en hij kreeg ook amper specifieke opdrachten. In de Ronde van Spanje heeft hij het peloton gedomineerd. In de vlakke ritten kwam daar niemand weg. Een andere renner in onze ploeg, Maarten Ducrot, snapte niet dat hij niet mocht rijden als hij mee was in een ontsnapping. Maarten sleurde een keer aan de kop van een groepje, terwijl wij dat hijgend probeerden te achterhalen. We reden dus eigenlijk tegen een eigen ploegmaat. Ducrot deed gewoon waar hij zelf zin in had.’

Jakobs: ‘Vroeger kwam de Ronde van Spanje voor de Tour de France. Dan was ik al voor een deel opgebrand als ik in Frankrijk aan de start verscheen.’

De arbeid die Jakobs verricht, is voor hemzelf verre van bevredigend, geestdodend zelfs. Je moet mentaal wel heel sterk zijn om dat aan te kunnen. Soms mist hij de waardering. ‘Ja, ik rij wel goed, maar ze willen het niet allemaal zien, hè!’, laat hij zich ontvallen in de Tour van 1988. ‘Tv-commentator Jean Nelissen schijnt mijn naam nog niet één keer op de televisie te hebben genoemd, hoor ik van mijn vriendin thuis. Dat is niet leuk als je je uit de naad werkt.’

In diezelfde Tour wint Van Poppel vier etappes. Voor de afsluitende rit naar Parijs heeft hij er al drie op zijn naam geschreven. SuperConfex staat in totaal op vijf etappezeges, want Jelle Nijdam en Rolf Gölz zijn ook al eens als eerste de streep gepasseerd. Raas wil de kroon op het werk zetten met een zesde ritzege in de Franse hoofdstad en klopt aan de vooravond van de slotdag op de hotelkamerdeur van Jakobs.

Raas: ‘Ik wil morgen ook op de Champs d’Élysées

winnen.’

Jakobs: ‘Dan moet je niet bij mij komen. Dat gaat mij niet lukken.’

Raas onverstoord: ‘Ik maak morgen acht bidons klaar met champagne. En in een negende doe ik een dorstlesser. Die is voor Jean-Paul en kom jij apart bij me ophalen. De rest is voor jullie.’

De volgende dag bij de laatste ravitaillering in Parijs doet Jakobs wat hem is opgedragen. De renners van SuperConfex weten van niets en zijn verrast als ze aan hun bidon lurken. ‘Goh Gert, er zitten heel andere bubbeltjes in dan normaal.’ Jakobs geeft geen uitleg. ‘Ja, klopt. Orders van Raas. Achterover klokken en gas geven!’

Jakobs nu: ‘Die mannen réden, dat wil je niet weten. Als je na drie weken afzien een halve liter champagne naar binnen giet, ga je swingend over de klinkers van de Avenue des Champs-Élysées. De laatste vijf rondjes zweefden we gewoon. En Van Poppel raasde hijgend achter ons aan en dacht: Wat rijden ze hard! We fietsten iedereen uit het wiel en meters voor de finish kon hij de handjes al in de lucht steken.’

Van Poppel kan zich geen druppel champagne herinneren. Hij kent de anekdote ook niet, maar dat is verklaarbaar. ‘Ik had nog niet bijgetekend bij Raas. Hij had mij een bepaalde opslag beloofd waarvan ik uiteindelijk geen gulden heb gezien. Frans Maassen was weg met vier, vijf man. Raas stopte aan het begin van de Champs d’Élysées zijn auto. Hij riep dat ik Maassen moest laten gaan. Ik heb dat gat geloof ik zelf dichtgereden. Hij gunde mij die laatste overwinning niet, dat weet ik honderd procent zeker. De rest van de ploeg heeft in de slotfase wel hard gereden. Zoals Gerrit Solleveld. Je wilt zó graag in het voetlicht rijden op de Champs d’Élysées’, aldus Van Poppel, die even in gedachten verzinkt. ‘Misschien wilde Raas vooraf wél dat ik zou winnen… Maar toen Maassen voorop lag, gaf hij de voorkeur aan hem.’

Van Poppel zal zich later net als Jakobs door André Boskamp laten begeleiden. Tot dat moment zit hij zelf aan tafel met Raas en andere ploegleiders voor contractbesprekingen. ‘Daar ben ik misschien te makkelijk in geweest’, beseft hij nu. ‘Ik ben een man van mijn woord. Dan verwacht je dat ook van een ander. Ik was toen nog niet slim genoeg om tegen iemand als Raas zakelijk op te kunnen. Je was jong en je dacht dat je de hele wereld aankon. Je speelde nog geen politieke spelletjes.’

 

In de ploeg van Raas ontmoet Jakobs ook zijn grote idool: Joop Zoetemelk. De Tourwinnaar van 1980 en in 1985 de oudste wereldkampioen op de weg ooit (38 jaar en negen maanden) wint in ’87 en passant nog een Amstel Gold