In een Rotterdams café zit ik tegenover een wapenhandelaar. Hij is een bekende van een kennis. Ik zit halverwege mijn latte als hij zegt: ‘Mij maakt het niet uit, maar hou er rekening mee dat als je zoiets doet, dat de schoonmaakploeg dan wel even aan de slag moet.’
‘Je bedoelt: lullig voor de nabestaanden?’
‘Het geeft wel teringzooi, ja.’ Hij neemt een slok zwarte koffie en wacht mijn volgende vraag af.
De film Still Alice heeft mij na een paar maanden nog niet verlaten. Als ik weer eens niet op een naam kan komen of iemand voorbij ben gelopen die mij er op attent maakt dat ik hem of haar zou moeten kennen, zie ik de ontredderde Alice Howland voor me. Dat nooit.
Vandaag verken ik de mogelijkheden om, als ik ooit een fatale diagnose krijg gesteld, tijdig ertussenuit te piepen.
Ik vraag de wapenhandelaar hoe hij het zou doen.
Hij lacht schamper. ‘Voor mij is er maar één manier. Gewoon poef! Ik bedoel, wat geen pijn doet of geen rommel geeft is laf, toch?’
‘Een pistool dus,’ zeg ik en ik weet dat ik erg naïef klink. Alsof ik net aan de visboer heb gevraagd of ik vandaag gehakt zal eten of kabeljauw.
‘Eh, met eh, munitie? Wat kost zoiets?’
‘Voor duizend euro kan ik een 9mm Luger, Colt of Glock voor je regelen. Weet je hoe je ermee om moet gaan?’
‘Moet ik ervoor op schietles dan? Je schiet toch niet van afstand?’
Hij haalt zijn schouders op. ‘Mis je je pisbakvlieg vaak?’
Ik lach, ik ben nerveus.
‘Waar richt ik op? Slaap? Mond? Hart?’
‘Mond,’ zegt hij resoluut. ‘Hou er rekening mee dat als je trilt en je hebt de opslag van het wapen niet onder controle dan schiet de kogel de verkeerde kant op en stuit hij op een bot. Als je de loop in je mond zet en je richt schuin naar boven kan er weinig fout gaan, omdat je het verlengde ruggenmerg aan flarden schiet. Je stopt meteen met leven.’
‘Doet het pijn?’
‘Wat jij wilt. Heb je broers?’
Ik kijk hem niet-begrijpend aan.
‘Wat gebeurde er altijd als ze je dreigden de kieteldood te geven? Juist: zodra je hun handen aan zag komen, lag je al in een stuip. Het is maar net hoeveel pijn je je van tevoren voorstelt, weetjewel. Verstand op nul.’
Ik knik. Hij neemt een slok van zijn koffie.
‘Zeg, heb je er weleens over gedacht het uit te besteden?’
‘Huh?’
‘Wij bepalen het moment. Voordat je je er iets bij kunt voorstellen, is het gebeurd. Kost wel iets meer. Dertig. Ik ga hier nu verder niet op in. Als je interesse hebt, praten we verder.’
Ik bedank hem vriendelijk voor deze duurdere variant.
‘Krijg je vaker verzoeken van potentiële zelfmoordenaars of gaat het sec om het criminele milieu?’
Hij lacht zo hard dat een meneer vier tafeltjes verderop verstoord opkijkt. ‘Welk crimineel milieu? Er bestaan geen criminelen. Alleen bangeriken en waaghalzen, mensen die de weg kwijt zijn en mensen die de weg wijzen.
Ik vraag aan jou toch ook niet waarom jij niet gewoon van de Euromast springt?’
‘Ik heb hoogtevrees.’
Hij kan er niet om lachen. Tijdens het opstaan zegt hij: ‘Ik hoor het wel, meneer Borst. Bedankt voor de koffie.’