De arts van het Verpleeghuis vertelde me laatst in de lift dat ze ma in een heel karakteristieke pose op de gang zag. ‘Aan de arm van Martha, als een koningin. Je moeder schreed als het ware.’
Ik vraag verzorgster Martha of mijn moeder werkelijk koninklijke trekjes heeft. ‘Ze zoekt me op,’ zegt ze en lacht zo’n lekkere Surinaamse lach.
‘Vind je haar een lastpak in vergelijking met anderen, Martha?’
‘Ze weet wat ze wil. Nee is nee. En als ik met iemand anders bezig ben en je moeder heeft me nodig dan moet ik die ander laten staan om je moeder te helpen. Als ik dan niet gelijk kom, is ze boos. Maar ja, soms ben ik met iemand bezig, die naakt is of zo. Nou, dan krijg ik een blik, hè.’
Ik grinnik. Ik ken die blik. Martha vindt het gelukkig grappig.
‘Vind je mijn moeder verwend?’
‘Je moeder is de jongste hè?’
Ik knik. ‘En mijn vader verwende haar ook.’
Martha: ‘Maar ze is niet lastig hoor. Ze weet gewoon wat ze wil. Ik mag haar ook niet te stevig pakken. Dan zegt ze: “Dat doet zeer.” Je moeder is heel gevoelig.’
‘Ja, ma is een delicate dame,’ zeg ik.
Martha: ‘Ik heb ook best een stevige manier van aanraken. Te stevig gaat bij je moeder niet. Dan is het au. Dat is voor mij ook wennen. Ze heeft een gevoelig lichaam. Ik moet iets zachter doen.’
Dan vertelt Martha hoe het er op de wc aan toe kan gaan. ‘Je moeder zegt dat de wc’s altijd vies zijn. Wat inderdaad meestal klopt. Nou, dan ga ik het eerst voor haar schoonmaken.’
Ik schiet in de lach. ‘Martha, je had de wc bij ons thuis moeten zien. Zo schoon dat je niet durfde te plassen uit angst te spetteren.’
Martha: ‘Ze vindt het altijd vies. Zelfs als het schoon is, is het vies. Ik haal er een doekje overheen. Dat laat ik haar echt zien dat ik het schoonmaak. Anders gaat ze er niet op hoor.’