Al een paar maanden gaat de telefoon ’s avonds rond een uur of zeven: ma krijgt de tv niet aan.
‘Zit de stekker erin?’
‘Eh, ik geloof het niet.’
‘Die hoef je er niet uit te trekken, ma.’
‘Jawel. Dat moet toch altijd?’
‘Doe de stekker er maar in.’
‘Maar als het gaat onweren?’
‘Dan haal je ’m eruit. Maar het gaat vannacht niet onweren. Echt. Ik heb net de weersverwachting gehoord.’
Ze legt de telefoon neer. Gestommel. Ze zegt wat, waarschijnlijk tegen zichzelf, ik kan het niet verstaan.
‘Ma?’
‘…’
‘Ma-ha! Joehoe!’
‘Zo, hier ben ik weer.’
‘Heb je de afstandsbediening?’
Ik hoor dat ze de telefoon weer neerlegt, maar ze is sneller terug dan verwacht. Dat valt mee.
‘Druk eens op de groene knop, ma.’
‘…’
‘Ma?’
‘Er gebeurt niks.’
Ik hoor een piepje. Onhoorbaar voor haar slaak ik een zucht. Ongelofelijk. Ze krijgt het weer voor elkaar.
‘Ma, je drukt op het groene knopje van de telefoon. Je moet…’
‘Ach ja.’
‘Druk maar op dat groene knopje van de afstandsbediening.’
‘Er gebeurt niks,’ zegt ma en ik hoor het begin van wanhoop. Het zou niet de eerste keer zijn dat een poging om de televisie aan te zetten haar aan het huilen maakt.
‘Eén keer drukken, ma. En dan moet je even wachten. Het duurt namelijk best lang voordat de tv reageert. Dus niet twee keer drukken, want dan gaat ie weer uit.’
Godzijdank. Ik hoor de tv aangaan.
‘Zet hem op Nederland 1, ma. Druk maar op het knopje met de één. De Wereld Draait Door is bezig en straks krijg je het nos Journaal en daarna Tussen Kunst en Kitsch, dat is leuk.’
Het is volbracht.
‘Kom je nog langs?’
Ik was al bang voor die vraag. ‘Ik kom morgenmiddag, ma.’
Stilte.
‘Vanavond komt er nog iemand van de thuiszorg.’
Stilte.
‘Zet je een bakkie koffie voor jezelf? Je moet goed drinken, hoor.’
Ik ken haar. Ze is teleurgesteld, ik hoor het aan de fluisterende manier waarop ze ‘ja’ zegt.
Dan verbreekt ze zonder gedag te zeggen de verbinding.