Gebroken hart

Al een paar dagen achtereen krijgt Leila brieven. Brieven die haar doen verstijven van schrik, haar hart sneller doen slaan en haar al het andere doen vergeten. Nadat ze ze gelezen heeft, versnippert ze ze en gooit ze in de kachel.

De brieven maken haar ook aan het dromen. Over een ander leven. De krabbels geven haar gedachten een hoge vlucht, en ze siddert bijna van spanning. Deze emoties zijn nieuw voor Leila. Plotseling is er een wereld haar hoofd binnengedrongen waarvan ze het bestaan niet vermoedde.

'Ik wil vliegen! Ik wil weg!' schreeuwt ze op een dag terwijl ze de vloer veegt. 'Weg!' roept ze en ze zwaait de bezem rond in de kamer.

'Wat zei je?' vraagt Sonja. Ze kijkt op van de vloer, waar ze met afwezige blik haar vinger over het patroon van het tapijt laat gaan.

'Niets', antwoordt Leila. Maar inwendig beseft ze dat ze niet langer meer kan. Dat het huis een gevangenis is. 'Waarom is alles zo moeilijk?' klaagt ze. Zij, die er normaal niet van houdt om het huis uit te gaan, voelt dat ze naar buiten móét. Ze gaat naar de markt en komt een kwartier later terug met een bos uien.

Argwaan is haar deel. 'Ga je de deur enkel uit om uien te kopen? Vind je het zó leuk om jezelf te laten zien dat je naar de bazaar gaat terwijl we eigenlijk helemaal niks nodig hebben?' Sjarifa is bitter. 'De volgende keer vraag je een van de buurjochies maar.'

Inkopen doen is eigenlijk het werk van de mannen of van oude vrouwen. Het is verkeerd voor jonge vrouwen om stil te staan en met mannelijke winkeliers of marktkooplieden te onderhandelen. Alle eigenaars van een winkel of kraam zijn mannen, en onder het Taliban-bewind verboden de autoriteiten de vrouwen om alleen naar de markt te gaan. Nu legt Sjarifa haar vanuit een duister ongenoegen een verbod op.

Leila antwoordt niet. Alsof een gesprek met een uienverkoper haar ook maar iets kon schelen... Ze gebruikt alle uien in het eten, enkel om Sjarifa te laten zien dat ze de bos echt nodig had.

Ze staat in de keuken als de jongens thuiskomen. Achter zich hoort ze Aimal kloeken als een hen en ze krimpt ineen. Haar hart klopt sneller. Ze heeft hem gevraagd om geen brieven meer mee te nemen. Maar Aimal stopt haar opnieuw een brief toe -en een hard pakje. Ze verbergt ze beide onder haar jurk, haast zich naar haar kist en verstopt de gaven achter slot en grendel. Terwijl de anderen eten, sluipt ze de kamer uit en gaat ze naar het vertrek waar ze haar schatten bewaart. Met bevende handen opent ze de kist en ze vouwt het papier open.

'Lieve L. Je moet mij nu antwoorden. Mijn hart brandt voor je. Je bent zo mooi, wil je mijn triestheid wegnemen, of moet ik voor eeuwig in de duisternis leven? Mijn leven is in jouw handen. Alsjeblieft, stuur me een teken. Ik wil je ontmoeten, geef me antwoord. Ik wil mijn leven met je delen. Groeten van K.'

In het pakje zit een horloge. Met een blauw glas en een zilverkleurig bandje. Ze doet het aan, maar legt het snel weer weg. Ze kan het immers nooit dragen. Wat zou ze moeten antwoorden als de anderen vroegen van wie ze het had gekregen? Ze bloosde. Stel je voor dat haar broers het te weten zouden komen, of haar moeder. Grote genade, wat zou dat een schande zijn. Zowel Soeltan als Joenoes zou haar verdoemen. Door brieven te ontvangen pleegt ze een volstrekt immorele daad.

'Voel je hetzelfde als ik?' had hij geschreven. Ze voelde eigenlijk niets. Ze was doodsbang. Het was alsof er een nieuwe werkelijkheid over haar heen was gedaald. Voor de eerste keer in haar leven vroeg iemand haar om antwoord. Hij wil weten wat ze voelt, wat ze vindt. Maar ze vindt niets, ze is niet gewend iets te vinden. En ze zegt tegen zichzelf dat ze niets voelt omdat ze weet dat ze niets behoort te voelen. Gevoelens zijn een schande, heeft Leila geleerd.

Karim heeft gevoelens. Karim heeft haar één keer gezien. Dat was die ene keer toen zij met Sonja naar het hotel kwam om Soeltan en zijn zoons de lunch te brengen. Karim had maar een glimp van haar opgevangen, maar ze had iets waardoor hij wist dat zij de ware was. Haar ronde, bleke gezicht, haar mooie huid, haar ogen.

Karim woont alleen op een kamer en werkt voor een Japanse tv-maatschappij. Het is een eenzame jongen. Zijn moeder werd gedood door een granaatscherf die tijdens de burgeroorlog op hun binnenplaats landde. Zijn vader hertrouwde kort daarna. Karim mocht de nieuwe vrouw niet, en zij hem ook niet. Ze hield niet van de kinderen van de eerste vrouw en sloeg ze als hun vader het niet zag. Karim klaagde nooit. Zijn vader had haar uitgekozen en hem niet. Toen hij klaar was met school, werkte hij een paar jaar in de apotheek van zijn vader in Jalalabad, maar na een tijdje hield hij het niet meer uit in het nieuwe gezin. Zijn jongste zus werd uitgehuwelijkt aan een man in Kaboel, en Karim verhuisde ze achterna en ging bij hen in huis wonen. Hij volgde een aantal studies aan de universiteit en toen de Taliban vluchtten en horden journalisten de hotels en pensions van Kaboel vulden, ging Karim naar ze toe en bood ze zijn diensten als kenner van het Engels aan. Hij had het geluk een baantje te vinden bij een bedrijf dat een kantoor in Kaboel wilde vestigen. Ze gaven Karim een langetermijncontract met een goed salaris. Ze betaalden een kamer voor hem in een hotel. Daar maakte Karim kennis met Mansoer en de rest van de familie Khan. Hij vond het een aardige familie en hield van hun boekhandel, hun vakmanschap, hun nuchterheid. Een goede familie, dacht hij.

Toen Karim een glimp van Leila opving, was het raak. Maar Leila kwam nooit meer terug naar het hotel. Eigenlijk had ze het die ene keer helemaal niet prettig gevonden.

Karirn kon met niemand over zijn verliefdheid praten. Mansoer zou alleen maar lachen en in het ergste geval zou hij alles verpesten. Voor Mansoer was niets heilig, en hij was niet bijster op zijn tante gesteld. Alleen Aimal wist ervan en Aimal hield het voor zich. Aimal was Karims boodschapper.

Als hij betere vrienden met Mansoer werd, bedacht Karim, kon hij via hem een ingang bij de familie vinden. En hij had geluk: op een dag nodigde Mansoer hem uit voor het avondeten. Het is de gewoonte dat vrienden aan de familie worden voorgesteld, en Karim was een van de meest respectabele vrienden van Mansoer. Karim deed zijn uiterste best om in de smaak te vallen, hij was charmant en vol aandacht en hij overstelpte ze met complimenten voor het eten. Het was vooral belangrijk dat de grootmoeder hem mocht, want die had het laatste woord als het om Leila ging. Maar degene voor wie hij eigenlijk kwam, Leila, vertoonde zich helemaal niet. Zij stond in de keuken het eten te bereiden. Sjarifa en Boelboela brachten het naar binnen. Een jongeman van buiten de familie krijgt zelden de ongetrouwde dochters te zien. Toen het eten verorberd en de thee gedronken was en ze zouden gaan slapen, ving hij opnieuw een glimp van haar op. Vanwege de avondklok bleven de maaltijdgasten vaak slapen, en Leila had opdracht gekregen om de eetkamer in een slaapkamer te veranderen. Ze legde de matten neer, haalde dekens en kussens tevoorschijn en maakte een extra slaapplaats voor Karim. Ze kon aan niets anders denken dan dat de briefschrijver in de flat was.

Hij dacht dat ze klaar was en wilde naar binnen gaan om te bidden voordat de anderen gingen slapen. Maar daar stond ze nog steeds, over de mat gebogen, met haar lange haar in een vlecht op haar rug, bedekt met een kleine sjaal. Hij draaide zich om in de deuropening, verwonderd en opgewonden. Leila merkte niet eens dat hij daar gestaan had. Het beeld van haar in gebogen houding boven de mat bleef hem de hele nacht voor ogen zweven. De volgende ochtend kreeg hij niets van haar te zien, al was zij degene die het waswater voor hem had klaargezet, eieren voor hem had gebakken en thee voor hem had gezet. Ze had zelfs zijn schoenen gepoetst terwijl hij sliep.

De volgende dag stuurde hij zijn zus naar de vrouwen van de familie Khan. Zij mocht Leila ontmoeten. Als iemand nieuwe vrienden krijgt, worden niet alleen de vrienden aan de familie voorgesteld, maar meestal ook diens familieleden, en Karims zus was zijn nauwste verwant. Ze wist van Karims fascinatie voor Leila, nu moest ze haar bekijken en de familie nader leren kennen. Toen ze thuiskwam, vertelde ze Karim allemaal dingen die hij al wist.

'Ze is handig en ijverig. Ze is mooi en gezond. De familie is rustig en fatsoenlijk. Zij is een goede partij.'

'Maar wat zei ze? Hoe was ze? Hoe zag ze eruit?' Karim kon de antwoorden niet vaak genoeg horen, zelfs de naar zijn mening al te tamme beschrijvingen die zijn zus van Leila gaf.

'Het is een fatsoenlijk meisje, dat zeg ik toch?' zei ze tot slot.

Omdat Karim geen moeder meer had, was het aan zijn jongere zus om namens hem een aanzoek te doen. Maar daarvoor was het nog te vroeg, ze moest de familie eerst beter leren kennen, omdat er geen familieband tussen hen bestond. Als ze het niet voorzichtig aanpakte, zouden ze zeker meteen nee zeggen.

Nadat zijn zus op bezoek geweest was, begon iedereen in de familie grappen te maken over Leila en Karim. Leila hield zich van den domme als ze haar plaagden. Ze deed alsof hij haar niets deed, al brandde ze vanbinnen. Als ze dat van de brieven maar niet te weten kwamen. Ze was boos omdat Karim haar in gevaar gebracht had. Ze verbrijzelde het horloge met een steen en gooide het weg.

Ze was vooral doodsbenauwd dat Joenoes erachter zou komen. Niemand in de familie was zo streng in de leer als Joenoes, ook al hield hij zelf niet aan die leer vast. Bovendien was hij het familielid op wie ze het meest gesteld was. Ze was bang dat hij haar van allerlei slechte dingen zou verdenken als hij te weten kwam dat ze brieven had ontvangen. Toen ze een keer een deeltijdbaan aangeboden kreeg vanwege haar kennis van het Engels, wilde Joenoes niet hebben dat ze die aannam. Hij kon niet accepteren dat ze zou werken op een plek waar ook mannen waren.

Leila herinnerde zich het gesprek dat ze over Jamila hadden gevoerd. Sjarifa had haar verteld hoe Jamila door verstikking gedood was.

'Wat zeg je?' barstte Joenoes uit.'Je bedoelt dat meisje dat omgekomen is door kortsluiting in een elektrische ventilator?'

Joenoes wist niet dat het verhaal van de elektrische ventilator gelogen was, dat Jamila vermoord was omdat ze 's nachts bezoek gehad had van een minnaar. Leila ontvouwde de zaak voor hem.

'Verschrikkelijk, verschrikkelijk.'

Leila knikte.

'Hoe kon ze zoiets doen?' voegde hij eraan toe.

'Zij?' riep Leila. Ze had de uitdrukking op zijn gezicht verkeerd begrepen en dacht dat hij gechoqueerd, kwaad en verdrietig was over het feit dat Jamila door haar eigen broers vermoord was. Maar hij was gechoqueerd en kwaad dat ze een minnaar had genomen.

'Haar man was rijk en knap', zegt hij, nog natrillend van opwinding over de onthulde toedracht. 'Wat een schande. En dan nog wel met een Pakistaan. Nu weet ik nog zekerder dat ik een heel jonge vrouw moet hebben. Jong en ongerept. En dat ik haar heel strak moet houden', voegt hij er verbeten aan toe.

'En die moord dan?' vroeg Leila.

'Het is met haar misdaad begonnen.'

Leila wilde ook jong en ongerept zijn. Ze was doodsbang dat haar geheim onthuld werd. Ze zag geen nuanceverschil tussen ontrouw zijn aan je echtgenoot en brieven van een jongen ontvangen. Beide daden waren onwettig, beide waren slecht, beide waren een schande als ze ontdekt werden. Nu ze Karim als haar redding was gaan zien, als middel om aan haar familie te ontkomen, was ze bang dat Joenoes haar niet wilde steunen wanneer Karim om haar hand kwam vragen.

Van verliefdheid was bij haar geen sprake. Ze had hem immers nauwelijks gezien, alleen maar van achter een gordijn naar hem gegluurd en door het raam naar hem gekeken toen hij met Mansoer meekwam. En het weinige dat ze gezien had, vond ze maar matig.

'Hij ziet eruit als een kleine jongen', zei ze later tegen Sonja. 'Hij is klein en mager, en hij heeft een kindersnoet.'

Maar hij had een opleiding, hij maakte een aardige indruk en hij had geen familie. Daarom was hij haar redding, omdat hij haar misschien kon bevrijden uit het leven waartoe ze anders veroordeeld was. Het beste van alles was dat hij geen grote familie had, zodat ze geen gevaar liep om als dienstmeisje te eindigen. Hij zou haar laten studeren of werken. Ze zouden maar met zijn tweeën zijn, misschien konden ze reizen maken, misschien wel naar het buitenland.

Het punt was niet dat Leila geen vrijers had, ze had er al drie. Maar dat waren allemaal familieleden, die ze niet wilde hebben. Eentje was de zoon van haar tante, analfabeet en werkloos, een luie nietsnut.

De tweede was de zoon van Wakil, een lange slungel. Hij had geen baan; af en toe hielp hij Wakil op zijn rondreizen.

'Wat ben jij een bofkont, je krijgt een man met twee vingers', plaagde Mansoer haar altijd. Wakils zoon, die drie vingers had verloren toen hij ondeskundig aan een motor zat te prutsen, viel ook af voor Leila. Haar oudere zus Sjakila probeerde haar tot een huwelijk met hem te pressen. Ze wilde Leila graag bij zich in de buurt hebben. Maar Leila wist dat ze dan nog steeds een huissloof zou zijn. Ze zou altijd onder het commando van haar zus blijven staan, en Wakils zoon zou altijd moeten accepteren wat zijn vader hem opdroeg.

Dan moet ik niet voor dertien mensen de was doen, zoals nu, maar voor twintig, dacht ze. Sjakila zou de geachte vrouw des huizes zijn, en zij het dienstmeisje. Opnieuw. Bovendien zou ze op die manier nog steeds niet aan haar familie ontsnappen, ze zou net als Sjakila altijd achtervolgd worden door kippen en hanen, en kinderen aan haar rokken hebben hangen.

De derde vrijer was Khaled. Khaled was haar neef— een knappe, rustige, jonge man. Ze was samen met hem opgegroeid en mocht hem eigenlijk graag. Hij was aardig en had mooie, warme ogen. Maar helaas had hij een verschrikkelijke familie. Een grote familie, van rond de dertig personen. Zijn vader, een strenge oude man, was zojuist vrijgelaten uit de gevangenis, waar hij was opgesloten op beschuldiging van samenwerking met de Taliban. Hun huis was tijdens de burgeroorlog geplunderd, net als de meeste andere huizen in Kaboel, en toen de Taliban orde op zaken kwamen stellen, klaagde Khaleds vader een paar moedjahedien uit zijn dorp aan. Die werden gearresteerd en voor lange tijd gevangengezet. Maar toen de Taliban gevlucht waren, kregen ze de macht terug en uit wraak gooiden ze Khaleds vader in het gevang. 'Net goed', zeiden ze. 'Had hij ons maar niet moeten aanklagen.'

Khaleds vader stond bekend om zijn woede-uitbarstingen. Bovendien had hij twee vrouwen die onophoudelijk ruziemaakten en die nauwelijks met elkaar in één ruimte konden vertoeven. Nu overwoog hij een derde vrouw te nemen. 'De andere zijn een beetje te oud geworden, ik moet er eentje hebben die me jong houdt', had de zeventigjarige gezegd. Leila moest er niet aan denken dat ze in die chaotische familie terechtkwam. Bovendien had Khaled geen geld, dus ze zouden nooit op zichzelf kunnen gaan wonen.

Maar nu is het lot zo genereus geweest om haar Karim te schenken. Haar nieuwe gevaarlijke leven prikkelt haar en geeft haar hoop. Ze weigert op te geven en zoekt verder naar een mogelijkheid om naar het ministerie van Onderwijs te gaan en zich daar als lerares te laten registreren. Als duidelijk blijkt dat niemand anders in de familie haar wil helpen, ontfermt Sjarifa zich over haar. Ze belooft om mee te gaan naar het ministerie. Maar de tijd gaat voorbij en er gebeurt niets. Ze kunnen niets afspreken. Leila verliest de moed weer, maar dan is er opeens een opmerkelijk lichtpuntje.

Karims zus heeft Karim verteld over Leila's problemen om zich als lerares te laten registreren. Karim kent de rechterhand van de minister en na vele weken lukt het hem een ontmoeting te regelen tussen Leila en de nieuwe minister van Onderwijs, Rasoel Amin. Leila krijgt toestemming van haar moeder om erheen te gaan, omdat ze nu eindelijk de leraarsbaan kan krijgen die ze zo graag wil. Soeltan is gelukkig in het buitenland en zelfs Joenoes steekt er geen stokje voor. Alles lijkt haar opeens mee te zitten. De hele nacht dankt ze Allah en ze bidt dat alles goed mag gaan, zowel de ontmoeting met Karim als die met de minister.

Karim zal haar om negen uur ophalen. Leila probeert al haar kleren uit en is nergens tevreden mee. Dan probeert ze de kleren van Sonja en Sjarifa, en opnieuw die van haarzelf. Nadat de mannen in huis vertrokken zijn, installeren de vrouwen zich op de vloer, terwijl Leila met nieuw kleren binnenkomt.

'Te strak!'

'Te veel patronen!'

'Te veel glitter!'

'Doorzichtig!'

'Nee, die is vuil!'

Overal is wat mis mee. In het brede spectrum van Leila's kleren - van oude, versleten en pluizige truien tot glitterbloezen met nepgoud - is niets normaals te vinden. Als ze een doodenkele keer kleren koopt, is het voor een bruiloft of een verlovingsfeest, en dan kiest ze altijd het glitterendste dat ze kan vinden. Ten slotte kiest ze een van Sonja's witte bloezen en een ruime zwarte rok. Daar is niet veel van te zien, ze hult zich toch in een lange sjaal die haar hoofd en bovenlijf tot ver over haar heupen bedekt. Maar ze laat haar gezicht vrij. Leila is namelijk opgehouden met een boerka te dragen. Ze had met zichzelf afgesproken dat ze hem uit zou doen als de koning terug zou komen. Dan was Afghanistan immers een modern land geworden. Op de ochtend in april dat Zahir Sjah voet op Afghaanse grond zette, na dertig jaar ballingschap, hing ze haar boerka voorgoed aan de spijker en zei tegen zichzelf dat ze het stinkende ding nooit meer zou dragen. Sonja en Sjarifa volgden haar. Voor Sjarifa was het eenvoudig, haar gezicht was het grootste deel van haar leven onbedekt geweest. Voor Sonja was het moeilijker, ze had van jongs af aan een boerka gedragen en ze vond het eng om onbedekt rond te lopen. Ten slotte was het Soeltan die haar het dragen verbood. 'Ik wil geen voorhistorische vrouw, je bent de vrouw van een liberale man en niet van een fundamentalist.'

In veel opzichten was Soeltan inderdaad liberaal. Toen hij in Iran was, had hij westerse kleren voor zichzelf en Sonja gekocht. Hij noemde de boerka vaak een kooi en hij was blij dat er vrouwen in de nieuwe regering kwamen. In zijn hart hoopte hij dat Afghanistan een modern land zou worden en dat hij een warm pleidooi voor vrouwenemancipatie kon houden. Maar binnen zijn familie bleef hij de autoritaire patriarch.

Als Karim eindelijk komt, staat Leila in haar sjaal gehuld voor de spiegel, met een glans in haar ogen zoals ze nog nooit gehad heeft. Sjarifa loopt voor haar uit naar buiten. Leila is nerveus en loopt met gebogen hoofd. Sjarifa gaat voorin zitten, Leila achterin. Ze groet kort. Alles is goed gegaan, ze is nog steeds gespannen, maar er is iets van haar nervositeit verdwenen. Hij maakt een volstrekt ongevaarlijke indruk en ziet er aardig en een beetje apart uit.

Karim praat met Sjarifa over koetjes en kalfjes — haar zoons, zijn baan, het weer. Ze vraagt hem naar zijn familie en zijn werk. Ook Sjarifa wil haar baan als lerares weer opnemen. In tegenstelling tot Leila heeft ze haar papieren in orde en hoeft ze zich alleen maar opnieuw te laten registreren. Leila heeft een bonte verzameling documenten — een paar van de school in Pakistan, een paar van de cursus Engels die ze gevolgd heeft. Ze heeft geen lerarenopleiding, ze heeft zelfs de middelbare school niet afgemaakt, maar de school waar ze nu solliciteert, krijgt nooit een andere leraar Engels als zij er niet heen gaat.

Op het ministerie aangekomen moeten ze urenlang wachten voor de korte ontmoeting met de minister. Rondom hen zitten een heleboel vrouwen. Ze zitten in hoeken, langs de muren, met of zonder boerka. Ze staan in een rij voor een van de vele loketten. Ze krijgen formulieren toegeworpen en gooien die ingevuld weer terug. Sommige ambtenaren slaan degenen die niet snel genoeg opschuiven. De wachtenden in de rij schelden op de loketbeambten en de loketbeambten schelden op de mensen in de rij. Een paar mannen die duidelijk in dienst zijn van het ministerie, rennen rond met stapels papieren, maar het ziet eruit alsof ze in een kringetje lopen. Iedereen schreeuwt. Een stokoud vrouwtje met een uitgedroogd gezicht sjokt rond, ze is duidelijk verdwaald, maar niemand helpt haar, dus ze gaat uitgeput in een hoekje zitten en valt in slaap. Een ander oud vrouwtje zit te huilen.

Karim maakt goed gebruik van de wachttijd. Op een gegeven moment kan hij Leila zelfs onder vier ogen spreken, als Sjarifa iets gaat vragen bij een loket en in een lange rij komt te staan.

'Wat is je antwoord?' vraagt hij.

'Je weet dat ik je niet kan antwoorden', zegt ze.

'Maar wat wil je?'

'Je weet dat ik geen wil mag hebben.'

'Maar vind je me aardig?'

'Je weet dat ik niets mag vinden.'

'Zul je ja zeggen als ik om je hand vraag?'

'Je weet dat ik dat niet beslis.'

'Wil je me nog eens ontmoeten?'

'Dat kan ik niet.'

'Waarom doe je zo onaardig? Vind je me niet aardig?'

'Mijn familie beslist of ik jou aardig vind of niet.'

Het ergert Leila dat hij haar dit soort dingen durft te vragen. Wat ze ook antwoordt, de beslissing is aan haar moeder en aan Soeltan. Maar het is duidelijk dat ze hem aardig vindt. Ze vindt hem aardig omdat hij haar redding is. Maar ze heeft geen gevoelens voor hem. Hoe kan ze zijn vragen nou beantwoorden?

Ze moeten uren wachten. Eindelijk mogen ze binnenkomen. Achter een gordijn zit de minister. Hij groet ze kort. Dan pakt hij de papieren die Leila hem aanreikt en zet zijn handtekening eronder zonder ze verder te bekijken. Hij ondertekent zeven documenten. Daarna worden ze weer naar buiten gebonjourd.

Zo functioneert de Afghaanse samenleving, je moet iemand kennen om iets te bereiken. Het is een verlammend systeem. Er gebeurt niets zonder de juiste handtekeningen en goedkeuringen. Leila wist tot de minister zelf door te dringen; een ander moet genoegen nemen met de handtekening van een minder prominent persoon. Maar omdat de ministers een groot deel van de dag gebruiken met het ondertekenen van papieren van personen die smeergeld hebben betaald om ze te ontmoeten, worden hun handtekeningen steeds minder waard.

Leila denkt dat, nu ze de handtekening van de minister heeft, de weg naar de onderwijswereld voor haar open ligt. Maar ze moet deze dag nog een hele massa nieuwe kantoren, loketten en hokjes langs. Meestal doet Sjarifa het woord, terwijl Leila naar de grond zit te staren. Hoe is het mogelijk dat het zo’n toer is om als leraar geregistreerd te worden, terwijl Afghanistan om leraren schreeuwt? Op heel veel plaatsen in het land zijn er wel lokalen en boeken beschikbaar, maar is er niemand om te onderwijzen, had de minister gezegd. Als Leila bij het kantoor komt waar examens voor nieuwe leraren worden afgenomen, zijn haar papieren helemaal verkreukeld door alle handen waar ze doorheen zijn gegaan.

Ze moet een mondeling examen doen om te laten zien of ze geschikt is als lerares. In een kamer zitten twee mannen en een vrouw. Nadat haar naam, leeftijd en opleiding zijn genoteerd, komen de vragen.

'Ken je de islamitische geloofsbelijdenis?'

'Er is geen god dan Allah en Mohammed is zijn profeet', dreunt Leila op.

'Hoeveel keer per dag moet een moslim bidden?'

'Vijf keer.'

'Het zijn toch eigenlijk zes keer?' vraagt de vrouw achter de tafel. Maar Leila laat zich niet voor de gek houden.

'Misschien voor jullie, maar voor mij is het vijf keer.'

'En hoeveel keer per dag bid jij?'

'Vijf keer' liegt Leila.

Dan komt er een wiskundige vraag. Daar kan ze antwoord op geven. Daarna leggen ze haar een natuurkundige formule voor waar ze nog nooit van heeft gehoord.

'Moeten jullie mijn Engels niet toetsen?'

Ze schudden hun hoofd. 'Je kunt tóch zeggen wat je wilt', lachen ze schamper. Geen van de drie kent namelijk Engels. Leila heeft het gevoel dat ze haar noch een van de andere kandidaten een baan als leraar gunnen. Na afloop van het examen en na lange onderlinge discussies komen ze tot de conclusie dat ze een bepaald document mist. 'Kom maar terug als je dat papier hebt', zeggen ze.

Na acht uur op het ministerie rijden ze mismoedig naar huis. Tegenover deze bureaucraten heeft zelfs de handtekening van de minister niet geholpen.

'Ik geef het op, misschien wil ik wel helemaal geen lerares worden', zegt Leila.

'Ik zal je helpen', zegt Karim glimlachend.'Nu ik hier eenmaal aan begonnen ben, zal ik het ook afmaken', belooft hij. Het wordt Leila een beetje warm om het hart.

De volgende dag reist Karim naar Jalalabad om met zijn familie te praten. Hij vertelt ze over Leila, over de familie waar ze uit komt en zegt dat hij haar graag ten huwelijk wil vragen. Ze stemmen toe, en het enige wat ze nu moeten doen is zijn zus erheen sturen. Dat duurt even. Karim is bang om afgewezen te worden, en hij heeft veel geld nodig, voor de bruiloft, de uitzet en het huis. Bovendien begint zijn vriendschap met Mansoer te bekoelen. Mansoer heeft hem de laatste dagen genegeerd en gooit zijn hoofd in de nek als ze elkaar tegenkomen. Karim vraagt op een dag of er iets aan de hand is.

'Ik moet je iets over Leila vertellen', antwoordt Mansoer.

'Wat dan?' vraagt Karim.

'Ach nee, ik kan het niet zeggen', zegt Mansoer. 'Het spijt me.'

'Wat is er?' Karim staart hem met open mond aan.'Is ze ziek? Heeft ze een ander, is er iets met haar aan de hand?'

'Ik kan je niet zeggen wat het is, maar als je het wist, zou je nooit met haar trouwen', zegt Mansoer.'Nu moet ik gaan.'

Elke dag dringt Karim er bij Mansoer op aan om hem te vertellen wat er mis is met Leila. Mansoer ontwijkt hem steeds. Karim bidt en smeekt hem, hij wordt kwaad en stuurs, maar Mansoer wil nooit antwoorden.

Mansoer heeft via Aimal van Karims brieven gehoord. In beginsel zou hij er niets tegen gehad hebben dat Karim Leila kreeg, integendeel, maar Wakil heeft ook lucht gekregen van Karims toenaderingen. Hij heeft Mansoer gevraagd om Karim uit de buurt van Leila te houden. Mansoer moet doen wat de man van zijn tante hem opdraagt. Wakil is familie, Karim niet.

Wakil bedreigt Karim ook rechtstreeks. 'Ik heb haar voor mijn zoon uitgekozen', zegt hij. 'Leila hoort tot onze familie. Mijn vrouw wil graag dat ze met mijn zoon trouwt, en ik ook, en Soeltan en zijn vrouw zullen dat ook beslist een goed idee vinden, dus het is het beste als je je erbuiten houdt.'

Karim kan niet veel zeggen tegen de oudere Wakil. Zijn enige kans is dat Leila voor hem vecht. Maar is er iets mis met Leila? Is het waar wat Mansoer zegt?

Karim begint aan de hele hofmakerij te twijfelen.

Ondertussen komen Wakil en Sjakila op bezoek in Mikrorayon. Leila verdwijnt naar de keuken om eten te maken. Nadat ze vertrokken zijn, zegt Bibi Goel tegen haar: 'Ze hebben om je hand gevraagd voor Said.'

Leila blijft als versteend staan.

'Ik zei dat het wat mij betreft in orde was, maar dat ik zou gaan horen wat jij ervan vond', zegt Bibi Goel.

Leila heeft altijd gedaan wat haar moeder haar aanraadde. Nu zegt ze geen woord. De zoon van Wakil — met hem krijgt ze precies zo'n leven als ze nu leidt, alleen met nog meer werk en nog meer mensen die haar werk opdragen. Bovendien krijgt ze een man met twee vingers, eentje die nog nooit een boek opengeslagen heeft.

Bibi Goel doopt een stuk brood in de olie op haar bord en steekt het in haar mond. Ze pakt een bot van Sjakila's bord en zuigt de merg naar binnen, terwijl ze haar dochter aankijkt.

Leila voelt het leven, haar jeugd, haar hoop uit zich wegglijden — zonder dat ze zichzelf kan redden. Ze voelt dat haar hart een zware en eenzame steen is, die gedoemd is voor eens en voor altijd verbrijzeld te worden.

Leila draait zich om, neemt de drie stappen tot de deur, sluit die zachtjes achter zich en gaat. Haar verbrijzelde hart blijft achter haar liggen. Weldra vermengt het gruis zich met het stof dat door het raam naar binnen stuift, het stof dat in de kleden woont. Nog diezelfde avond zal ze het zelf opvegen en op de binnenplaats gooien.