19. Een blij weerzien
Bij de deur onder aan de betonnen trap staan Peter, Edwin Bettine en Tor stil.
‘Wat zullen we nu doen?’ vraagt Peter. ‘We moeten toch naar binnen.’
Edwin krabbelt zich achter zijn oor. Tja, wat nu? ‘We kunnen natuurlijk een steentje tegen de ruit van het kamertje van m'n vader, moeder en Veertje gooien, maar ik weet eigenlijk niet zeker welk raam het is.’
‘Nee, ik ook niet’, moet Peter toegeven. ‘Stel je voor dat die Duitser weer in z'n kamer is en we gooien net tegen zijn ruit, dan zijn de rapen helemaal gaar, natuurlijk.’
‘Wacht, ik weet iets’, zegt Edwin. Hij neemt Tor mee aan de riem en loopt een stukje van het gebouw weg, zodat hij alle ramen kan zien. Dan zegt hij tegen Tor: ‘Zit!’
Gehoorzaam gaat de hond zitten.
‘Luister, Tor … Dit kunstje ken je nog wel … praten, doe eens praten!’ Edwin buigt zich voorover naar de hond en balt zijn vuisten. ‘Tor … praten … hup, praten … vooruit!’
Tor die wel van spelletjes houdt, laat voorzichtig wat gegrom horen.
‘Goed zo … kom op, praten nu!’ Bij ieder woord bewegen Edwins vuisten.
Dan laat Tor een korte, heldere blaf horen. Een keer, maar het is wel genoeg. Edwin klopt op z'n donkere vacht.
Op het vloerkleedje naast Vera's bed tilt Tim zijn kopje op. Wat was dat? Dat kan niet missen: z'n maatje. Hij staat op en zet z'n voorpootjes op de rand van het bed vlak naast Vera's hoofd. Snel geeft hij haar een lik over haar neus.
Vera veegt in haar slaap over haar gezicht. Tim krabt nu met een poot over de deken. Dat helpt beter. Vera opent haar ogen.
Wat doet Tim nu? vraagt ze zich af.
Tim blijft met z'n voorpootjes tegen het bed staan en krabt nog eens over de dekens.
Er moet iets aan de hand zijn, bedenkt Vera. De jongens! En … O, ze is in slaap gevallen. Meteen stapt ze zo stil mogelijk uit bed en loopt op haar tenen naar de deur. Vervolgens gaat ze de gang op en opent de deur van de kamer ernaast. Het is donker. Ze stapt binnen. Tim glipt achter haar aan.
Dan doet ze het licht aan. Er is niemand te zien. Nu begrijpt ze het even niet. Dan klinkt er in de verte weer een heldere blaf. Eén keer maar.
Het komt van buiten, denkt Vera. Meteen loopt ze naar het raampje en tuurt in het duister. Een eindje naast de berghut ziet ze iets bewegen. Dat lijkt Eddy wel. Hij staat te zwaaien. Waarom komt hij niet gewoon naar binnen? vraagt ze zich af.
Dan ziet ze nog twee figuurtjes bij haar broer staan. Een grote en een kleine.
Ineens voelt ze zich helemaal warm worden. Natuurlijk, de jongens gingen met Tor op speurtocht naar dat kleine meisje. Het lijkt wel … of ze haar gevonden hebben!
Ze pakt de grendel van het raam en opent hem. De frisse nachtlucht stroomt binnen.
‘Zijn jullie daar?’ roept ze.
‘Natuurlijk, dat zie je toch.’ Het is de stem van haar broer.
‘Wil je de deur opendoen? Die zit op slot.’
‘Op slot?’ vraagt ze ongelovig. ‘Hoe zijn jullie dan buiten gekomen?’
‘Ja, dat leggen we straks wel uit’, klinkt het buiten ongeduldig. ‘Maak hem nu eerst maar open.’
Vera sluit het raam en loopt de gang op naar de trap. Onderaan slaat ze rechtsaf naar de buitendeur en voelt aan de klink. De deur gaat gewoon open. Nou zeg, denkt ze bij zichzelf, waar is al die drukte voor?
Meteen staat Edwin voor haar neus. Tim stuift langs hen heen richting Tor. Als begroeting wordt er even driftig aan elkaar gesnuffeld en gaan hun staarten enthousiast heen en weer.
Dan ziet Vera Peter met Bettine aan de hand. Nu ze de kleine meid echt ziet, kan ze het bijna niet geloven. Haar mond gaat open, maar ze weet eigenlijk niet wat ze zeggen moet.
‘Zullen we naar binnen gaan’, stelt Edwin voor.
Vera draait zich onmiddellijk om en rent de trap al op. Tim trippelt haar achterna.
In een mum van tijd staat ze naast de bedden waar vader en moeder liggen. Ze heeft het licht aan gedaan en schudt aan allebei de armen tegelijk en fluistert nu niet meer. ‘Wakker worden, kom eens snel kijken!’
Moeder knippert met haar ogen en vader draait zich kreunend om.
‘Wat is er aan de hand?’ vraagt moeder verbaasd.
‘Bettine is terug!’
Moeder komt overeind, maar begrijpt er even niets van, totdat Edwin en Peter in de deur verschijnen met Bettine aan de hand.
Onmiddellijk stapt moeder uit bed en trekt vader aan zijn arm.
‘Martin … Martin, o, kijk nou eens.’
‘Huh … brand?’
‘Martin.’ Ze slaat een hand voor haar mond. Hoe is dat nu mogelijk? Het lijkt wel of ze droomt.
Vader komt nu ook overeind en kijkt met knipperende ogen in het rond. Dan stapt hij resoluut uit bed.
De jongens hebben een heleboel uit te leggen, maar voordat ze daar de kans voor krijgen, zegt moeder: ‘Zullen we niet eerst Bettines vader en moeder wakker maken?’
Ze neemt het meisje, dat steeds een beetje beduusd heeft staan kijken, op haar arm. ‘Jij wilt vast naar papa en mama.’
Bettine knikt.
‘Kom’, zegt moeder en loopt de gang op. De rest loopt er in colonne achteraan.
Juist als moeder de kamer van de jongens is gepasseerd, gaat de volgende deur open en komt er een boze man naar buiten. Hij kijkt verbaasd naar het kleine meisje.
‘Kijk eens, ze is weer gevonden’, zegt moeder in haar beste Duits.
De man zwijgt en kijkt de passerende stoet verbaasd na. Dan schudt hij het hoofd en sluit de deur weer.
Bij de deur van de familie Van der Kruit klopt moeder een paar keer.
Het duurt niet lang of meneer Van der Kruit doet de deur open. Hij weet geen woord uit te brengen en draait zich om. ‘Lenie,’ roept hij, ‘Lenie, kom eens gauw …’
Hij loopt terug naar binnen. Er klinkt wat gestommel. Meneer Van der Kruit is zo in de war, dat hij helemaal vergeet het licht aan te doen.
Met een hand op de schouder van zijn vrouw komt hij weer naar de deur. Mevrouw Van der Kruit herkent onmiddellijk haar dochter en barst in snikken uit.
Ook Bettine begint weer te huilen. Snel geeft moeder haar over.
De anderen staan wat onwennig naar dit vreemde, maar o zo blije tafereel te kijken.
Vader heeft een voorstel. ‘Zullen we even met z'n allen naar de eetzaal gaan? Ik wil Andreas ook even roepen.’
Dat vindt iedereen een goed idee. En nadat de tranen zijn gedroogd, gaat er nu een nog langere stoet de trap af op weg naar de eetzaal.
Vader loopt meteen de keuken door en opent een deur. Even later is hij terug met Andreas, die zich vliegensvlug heeft aangekleed. Als hij Bettine ziet op de arm van haar moeder klapt hij in z'n handen. ‘Super!’
Terwijl ze allemaal gaan zitten en Andreas snel het koffieapparaat aanzet, krijgen Edwin en Peter de kans hun verhaal te doen.
Nu pas ziet moeder dat hun kleren nat zijn.
‘Och, het is al weer aan het opdrogen’, zegt Edwin.
Peter grijnst maar een keer, maar moeder staat erop dat ze eerst iets droogs aan gaan trekken.
Als dat gedaan is, staat er voor iedereen koffie of fris op de tafeltjes. De vrouw van Andreas is er ook bij gekomen.
De jongens steken van wal en vader vertaalt iedere keer een stukje voor Andreas en zijn vrouw.
Edwin zit naast meneer Van der Kruit met Tor aan zijn voeten. Ook Tim is bij z'n maatje komen zitten.
Terwijl Edwin en Peter vertellen, zakt Bettine van haar vaders schoot en gaat voor Tor zitten. Voorzichtig gaan haar handjes langs de zwarte vacht van de hond. Ook Tim wil nu worden aangehaald en wringt zijn kopje onder haar andere hand. Bettine kijkt lachend op naar haar vader, die haar een knipoog geeft.
Johan en Erik, die aan de andere kant van hun vader zitten, zien het ook en langzaam laat Johan zich op de grond glijden en schuift voor vader langs. Voorzichtig glijden zijn vingertoppen een keer langs de haren van Tor.
Tor kijkt een keer achterom naar zijn baasje. Edwin aait Tor snel een keer over de kop.
Ook Erik is behoedzaam dichterbij geschoven en volgt het voorbeeld van zijn broer. Toch wel leuk om de redder van je zusje te mogen aanraken. Tor laat het nu gewillig toe en Tim hangt intussen half op de schoot van Bettine.
Als de jongens allebei zijn uitverteld en alle vragen gesteld zijn, blijft het even stil.
‘Wat een wonderlijk verhaal’, begint meneer Van der Kruit.
Hij weet verder even niets te zeggen.
Tor legt zijn kop op Edwins knie. Hij knippert met zijn ogen.
Tim heeft zich intussen helemaal op Bettines schoot genesteld. Johan en Erik kriebelen voorzichtig tussen de haren van de honden.
Dan gaat meneer Van der Kruit verder: ‘Martin … eh … je hebt daar de afgelopen avond gebeden … Zou je nu met ons willen danken?’
Vader kijkt meneer Van der Kruit even een beetje verbaasd aan, maar zegt dan: ‘Ik ben blij dat je daarom vraagt, John.’
Zonder dat er verder iets wordt gezegd, sluit iedereen z'n ogen. Samen danken ze de Heere voor de redding van Bettine.