14. Het zit niet mee!

Zacht trekt Peter de buitendeur dicht en voelt nog even. Hij schrikt. ‘De deur gaat niet meer open’, fluistert hij.

‘Wat?’

‘Ik denk dat we wel naar buiten kunnen, maar niet naar binnen.’

‘Ai, dan hadden we een pinnetje moeten omzetten, denk ik. Dat is in ons vakantiehuis ook zo. Dom, dat ik daar niet aan gedacht heb.’

‘Wat nu?’

‘Ik kan er nu ook niets aan doen. We zien straks wel als we terugkomen. Wacht, bij de achterkant, onder aan de betonnen trap zit ook een deur.’ Meteen loopt Edwin met Tor naar de achterkant de trap af en voelt aan de deur. ‘Ook op slot. Nou eh, we gaan eerst zoeken, hoor.’

Peter voelt in zijn broekzak en haalt er z'n zakdoek uit. Voorzichtig vouwt hij hem open. Leeg! ‘Ook dat nog!’ fluistert Peter geërgerd.

‘Is-ie niet op de grond gevallen?’ vraagt Edwin.

Peter bukt zich en probeert bij het schaarse maanlicht iets te ontdekken. Voorzichtig gaat hij met zijn vingers over de betonnen ondergrond. ‘Niets. Misschien is hij daarstraks op onze kamer al op de grond gevallen.’

‘Dan moeten we toch naar binnen’, zegt Edwin teleurgesteld. ‘Maar hoe?’

‘Eh … misschien aan de andere kant van het gebouw bij het dakterras. Als we daar op kunnen klimmen en we hebben het geluk dat de deur naar de eetzaal niet op slot is …’

Samen lopen ze naar de andere kant en kijken of er een mogelijkheid is om op het terras te klimmen.

‘Hier tegen het hoofdgebouw aan gaat het misschien net’, wijst Edwin. ‘Jij bent wat langer. Als ik nu eens via je hand en je schouder opstap, kan ik wel bij de reling, denk ik.’

Peter gaat meteen op de aangewezen plaats met zijn rug tegen de muur staan en vouwt zijn handen tot een opstapje. Edwin heeft zijn schoenen uitgedaan, pakt Peter bij zijn schouders en wipt omhoog. Zijn handen zoeken houvast aan de grillige wand. Vervolgens zet hij een voet op Peters schouder en nog één. Peter moet zich schrap zetten met dit gewicht op zijn schouders. Edwins handen graaien omhoog. Ha, daar heeft hij een buis van de reling te pakken. Meteen trekt hij zich op. Peter voelt de druk op zijn lichaam wegvallen. Hij draait zich snel om en probeert Edwin tegen zijn voeten nog wat verder omhoog te duwen. Lenig laat Edwin zich onder de laagste buis door rollen. Hij staat op, kijkt over de reling en steekt een duim op. Dan verdwijnt hij uit het gezicht.

Peter pakt de riem van Tor, die de halsbrekende toeren van z'n baasje rustig heeft gevolgd.

Even later is Edwin weer bij de reling. Hij steekt opnieuw z'n duim in de lucht. ‘De deur is open’, fluistert hij met twee handen aan zijn mond. Snel keert Edwin om en loopt weer naar de deur.

Peter slaakt een diepe zucht, steekt zijn handen in zijn broekzak en gaat tegen de muur hangen. Tor legt zich voor zijn voeten neer. Hè? Wat voelt hij nu?

 

Edwin sluipt via de eetzaal naar de hal waar de trap staat. Voorzichtig gaat hij naar boven en staat weldra in de slaapkamer. Als de deur dicht is, doet hij het licht aan en zoekt heel de vloer af naar de armband, maar er is niets te vinden. Ook niet onder de bedden. Edwin wordt een beetje nijdig. Het zit niet echt mee. Zonder armband hoeven we niet te gaan zoeken, denkt hij en slaat een keer nijdig met zijn vlakke hand tegen het stapelbed. Oei, sufferd! Geen herrie maken. Meteen heeft hij spijt.

Hij moet in ieder geval Peter weer op gaan halen. Meteen stapt hij naar de deur, doet het licht uit en sluipt de gang op. Als hij voorbij de kamer naast die van hen loopt, gaat plotseling de deur open. Er kijkt een nors gezicht om de hoek. In het Duits vraagt de man of het niet wat rustiger kan.

Ai, denkt Edwin, die is natuurlijk wakker geworden van die klap tegen het bed. Edwin mompelt iets en wil doorlopen.

‘Wacht eens!’ klinkt opnieuw in het Duits achter hem. ‘Was jij dat daarstraks met die hond in het toilet?’

Edwins hersenen draaien op topsnelheid. Dit was natuurlijk die kerel die op Tor z'n staart trapte, schiet door hem heen. ‘Huh? … Hund?’ antwoordt hij, alsof hij van de prins geen kwaad weet.

‘En wat loop je nu weer rond te spoken?’ vraagt de man bars.

Edwin krijgt het gloeiend heet. Zo meteen is iedereen wakker en dan heb je de poppen aan het dansen. ‘Toilet …’ zegt hij snel en glipt de trap af.

Da's wel een leugen! schiet het door zijn hoofd. Een leugentje om bestwil, probeert hij zich gerust te stellen. Leugens zijn leugens, klinkt weer door zijn hoofd. Onder aan de trap staat hij even in tweestrijd. Zal hij naar het toilet gaan om de man echt te misleiden? Of snel naar buiten? Hij kijkt even achterom. Er is niemand te zien. Edwin is met een paar stappen bij de buitendeur en trekt hem geruisloos open. Snel glipt hij naar buiten en trekt de deur snel weer dicht.

Een moment te laat beseft hij dat hij het pinnetje weer niet heeft omgezet. O, o, een ongeluk komt nooit alleen. Alles wat mis kan gaan, gaat mis. Nu ja, ze kunnen in ieder geval via het dakterras naar binnen. Alleen kost dat wat meer moeite.

 

Wachten duurt lang, maar uiteindelijk komt Edwin om de hoek.

Peter loopt z'n vriend tegemoet, maar deze kijkt niet erg blij.

‘We kunnen het wel schudden …’ begint hij.

‘Hoezo? Heb je de armband niet gevonden? Dacht ik wel. Kijk maar!’ Peter laat het armbandje grijnzend aan een uiteinde tussen duim en wijsvinger voor Edwins neus slingeren.

Edwin is stomverbaasd. ‘Hoe …?’

‘Foutje … Zat nog in mijn broekzak.’

‘Heb ik daar al die stunten voor uit moeten halen?’

‘Ach, vergissinkje is menselijk.’

‘Bijna had weer iemand me te pakken binnen.’

‘Hoe dat zo?’

‘Volgens mij was het die kerel die in het toilet naast ons op Tor z'n staart trapte.’

‘O!’ zegt Peter verbaasd.

‘En ik denk dat deze man in de gaten had, dat ik iets te maken had met dat akkefietje op het toilet. Hij was in ieder geval niet erg blij.’

‘Zullen we nu maar snel gaan?’ vervolgt Peter. ‘Ik heb het weer een paar keer zien weerlichten en heb weinig zin om een bui op m'n nek te krijgen. En dan is Tor z'n spoor kwijt.’

‘Oké, laten we maar gaan. We moeten, denk ik, bij het begin beginnen. Ehm … op het voorterras is het meisje in ieder geval geweest, dus daar maar proberen.’

Samen lopen ze naar het voorterras. Daar houdt Peter de armband vlak voor de neus van Tor. Tor snuffelt er even aan en lijkt te denken: Wat moet ik daarmee?

‘Vooruit, Tor, zoek … zoek. Laat nog eens ruiken, Peet.’

Opnieuw houdt Peter de armband vlak voor de neusgaten van Tor. De neusvleugels van Tor bewegen even. ‘Tor, zoek … zoek dan, vooruit, pak ze … zoek!’

Tor kijkt z'n baasje nu iets actiever aan. Wil z'n baasje een spelletje gaan doen? Dat doen ze wel vaker. Even snuffelt hij wat heen en weer langs de grond.

‘Houd de armband nog eens bij z'n neus’, gebiedt Edwin.

Peter houdt opnieuw het armbandje voor de neus van de hond en sleept het even over de grond. De hond volgt met z'n neus.

‘Zoek, Tor … zoek, pak ze!’

Nu krijgt Tor er aardigheid in. Hij speurt wat heen en weer. Ha, daar ruikt hij hetzelfde luchtje. Ineens loopt hij het terras af. De jongens gaan snel achter hem aan.