9. Hulp per helikopter

Bij het Luitpold Haus loopt vader eerst naar binnen. Zodoende weten moeder en mevrouw Van der Kruit nog niet dat hij al weer terug is. Hij loopt meteen door naar de eetzaal. Maar daar is Andreas niet te zien. Uit de keuken komt een jonge vrouw.

‘Is Andreas hier in de buurt?’ vraagt vader.

‘Mijn man?’ vraagt de vrouw.

‘Eh … ja, dat denk ik wel’, antwoordt vader aarzelend.

De vrouw moet erom lachen. ‘Ik roep hem wel even.’

Ze draait zich om en loopt de keuken weer in.

Even later komt Andreas eraan. Zijn vrouw loopt achter hem aan.

‘Ah, u bent al weer terug … en?’ zegt hij tegen vader. ‘Nog niets gevonden?’ gaat Andreas verder.

Vader schudt het hoofd. ‘Het is een raadsel.’

‘Mmm …’ Andreas gaat met zijn hand door zijn wilde haardos. ‘Hoe oud is het kind?’

‘Zes’, antwoordt vader.

‘En waar is ze precies verdwenen?’

Nu is het vaders beurt om in z'n haren te krabbelen. ‘Tja, eh … hoe moet ik dat nu uitleggen? Wacht, ik heb een kaart bij me.’

Hij neemt de rugtas van z'n rug en opent een van de vakken. Hij vouwt de kaart uit op een tafel van de eetzaal en zoekt even.

‘Kijk …’ wijst hij met een vinger, ‘daar moet het zijn. Even zien wat er staat … Bockartscharte! Daar is het vlakbij.’

Andreas kijkt mee, knikt en haalt een mobiele telefoon uit zijn broekzak. Snel toetst hij een nummer in. Even later heeft hij verbinding en begint hij in rap Duits de situatie uit te leggen.

Terwijl hij het toestel weer in zijn broekzak stopt, kijkt hij vader aan en zegt: ‘Er komt een helikopter met reddingswerkers. Deze mensen worden onder andere ingezet om mensen te zoeken. Ze kunnen ook eerste hulp verlenen en zijn goed bekend in ons gebied, omdat ze zelf ook hier in de buurt wonen.’

‘Die hebben we dan, lijkt me, juist nodig’, vindt vader.

‘Zijn er nog mensen boven?’ vraagt Andreas.

‘Jazeker, de vader van het kind met een zoontje, dat er overigens bij was toen het meisje verdween, en verder mijn zoon met z'n vriend. Wat denk je, zal ik ook weer naar boven gaan?’

‘Mmm …’ Andreas krabbelt in zijn haar. ‘Die heli zou er wel eens sneller kunnen zijn dan u.’

‘Oké, dan ga ik maar naar m'n vrouw en de moeder van het meisje. Die zitten op het terras.’

‘Wacht, ik loop even met u mee’, zegt Andreas. ‘Ik wist niet dat zij er ook waren.’

Op het terras zitten alleen ma De Jongh en moeder Van der Kruit met enkele kinderen. Ze kijken vader De Jongh gespannen aan. ‘En?’

‘Nog niet gevonden,’ zegt vader, ‘maar Andreas, dat is de Hüttewirt hier, heeft hulp ingeroepen.’ Hij wijst naar de man die achter hen aan komt.

‘Er zijn gespecialiseerde mensen in aantocht, mevrouw Van der Kruit. Overigens … eh uw man, zoontje en onze jongens zijn nog boven waar de kleine meid is zoekgeraakt.’

Een van de kinderen, die bij z'n moeder is gebleven, zit stil voor zich uit te turen.

‘Zal ik even wat drinken voor u halen?’ vraagt Andreas. ‘U zult ongetwijfeld dorst hebben.’

Het is erg warm en Andreas haalt voor allemaal een grote beker ‘Skiwasser’. Lekker fris.

Dan vraagt moeder De Jongh: ‘Zeg Martin, Peter heeft volgens mij een mobiele telefoon bij zich. Jij hebt toch zijn nummer? Zou je hem niet even proberen op te bellen, om te zeggen dat er hulp onderweg is?’

‘Goed idee, Trudy.’

Meteen pakt vader de telefoon uit zijn broekzak. Hij zoekt even naar het nummer van Peter en belt. Peter neemt niet op. ‘Wellicht zit de telefoon in z'n rugzak. Hopelijk hoort hij het wel.’

Even later is er contact en zegt vader kort: ‘Er is hulp onderweg, Peter. Een reddingswerker en een helikopter.’

‘Oké, bedankt’, klinkt het aan de andere kant. ‘Ik zal het doorgeven.’

Vera heeft medelijden met mevrouw Van der Kruit en kijkt moeder aan. Moeder knikt en schuift even wat dichter naar mevrouw Van der Kruit toe. Ze legt een hand op de arm van mevrouw Van der Kruit. ‘Er is hulp onderweg, Lenie …’

‘Ik begrijp dat jullie al kennis hebben gemaakt’, komt vader ertussen. ‘Ik had dat graag onder wat leukere omstandigheden gedaan, maar vooruit … Martin is de naam.’ Hij steekt een hand uit naar moeder Van der Kruit.

Ze geeft vader een hand en glimlacht.

‘Ik stel voor dat wij voorlopig bij jullie blijven, als jullie dat tenminste op prijs stellen?’ gaat vader verder.

Mevrouw Van der Kruit kijkt opnieuw op naar vader. ‘Dat is erg aardig van u …’

Als vader nog even doorpraat om haar wat af te leiden, zegt hij opeens: ‘Hoor eens … volgens mij is dat een heli!’

Meteen staat hij op en kijkt om zich heen. ‘Volgens mij zit-ie nog achter een berg.’

‘Ik zie hem!’ roept Vera en wijst in de richting van de bergtoppen.

 

Peter stoot Edwin aan en legt zijn wijsvinger tegen zijn oor. ‘Hoor jij dat ook?’

Edwin draait even met zijn hoofd. Ja, nu hoort hij het ook. Een heli! Het geluid zwelt sterk aan en kort daarna zien de jongens een rood-witte helikopter die rondjes cirkelt boven hun hoofden.

Ook vader Van der Kruit, die door Peter op de hoogte is gesteld van de komst van het toestel, kijkt omhoog en steekt een arm op. Hier moet je zijn!

De helling is niet zo heel erg schuin, maar toch niet geschikt voor een heli om erop te landen. Als het toestel vlak boven de helling is, haalt de piloot een kunststukje uit. Ze zien hoe het toestel de laatste metertjes voorzichtig daalt, totdat de rechterslee onder de heli het gras raakt. De linker blijft in de lucht hangen. In deze positie blijft het toestel zweven. Terwijl de man naast de piloot er vlug uitspringt en de achterste schuifdeur opentrekt, komt er een andere man uit in een rood-blauw pak met een helm op en een rugtas in zijn hand waar een touw aan hangt. Achter hem volgt nog iemand met dezelfde uitrusting.

image

Zodra de mannen eruit zijn, springt de voorste weer op zijn stoel en even later stijgt de heli weer een eindje, om vervolgens af te dalen naar het Luitpold Haus. Daar landt het toestel op een vlak stuk achter de berghut.

De reddingswerkers lopen naar vader Van der Kruit en de jongens toe en stellen zich voor als Ludwig en Tobias.

Kort legt vader Van der Kruit de situatie uit. Hij wijst waar zijn zoons waren toen ze hun kleinere zusje niet meer zagen en hoe ze zelf gezocht hebben, maar zonder resultaat.

De reddingswerkers kijken bedenkelijk om zich heen. Op de grote, vrij egale helling hoeven ze niet meer te zoeken. Daar is iedere vierkante centimeter al zo ongeveer onderzocht. Met z'n allen lopen ze naar een rand.