4


De maand juli 1977 had ik nodig om te herstellen. De kleintjes hadden vakantie en werden door Simon meegenomen naar de caravan. Juliët ging met haar vriendin mee naar Spanje. Ik zat alleen in huis en voor de tweede maal in mijn leven klampte ik me vast aan 'de dagelijkse dingen'. Elke vorm van hulp had ik van de hand gewezen. 'Nee, nee, nee, geen psychiater, geen pillen, geen groepstherapie waar dan ook. Ik wil alleen zijn, ik wil er zelf achter komen waar ik nu sta en hoe ik verder moet met mijn leven.'
Het begon ermee dat ik in mijn bed bleef liggen. Ik kon niet gekwetst worden, want mijn gedachten bleven weg. Ik staarde naar het behang, voelde alleen de moeheid van mijn lichaam en liet me regelmatig wegvoeren in een diepe, droomloze slaap. Intuïtief begreep ik dat ik alles moest laten gebeuren, elk verzet dat ik pleegde, zou een verzet zijn tegen mijn voortbestaan. Zo moet ik zeker vierentwintig uur hebben gelegen, want vaag herinner ik mij dat het donker en licht werd om me heen. Uit mijn laatste slaap werd ik met gedachten wakker. 'Honger... Dorst... Ik moet plassen...' Maar ik stond niet op. Ik werd eerst nog een tijdje gevangen door mijn eigen ademhaling. 'Ik hoef daar niets voor te doen,' besefte ik, 'mijn buik gaat vanzelf omhoog, ik haal geen adem, ik krijg lucht...' Ik legde mijn hand op mijn buik en hij ging mee op en neer. 'Ik krijg lucht, ik krijg, ik hoef daar niets voor te doen...'
'En nu moet ik opstaan.'
'Nu ga ik een plas doen.'
'Dus moet ik nu opstaan.'
'Ik ga een plas doen.'
De sensatie dat mijn lichaam werkte! Buiten mij om had mijn blaas zich gevuld en ik voelde met vreugde hoe hij zich nu leegde.
Dorst. Ik hield mij vast aan de wastafel en dronk twee glazen water.
Honger. Ik zag kans om naar beneden te lopen. Ik maakte niet de ijskast open, niet de broodtrommel, ik liep direct door naar de achtertuin, waar in een hoek mijn kruiden groeiden. Selderij, kervel, maggie, kruizemunt. Op de grond zittend, met mijn rug tegen de schutting, brak ik de steeltjes af en kauwde ze langzaam op. De geur en de prikkeling trokken door me heen. Ik liet de zon mijn gezicht verwarmen. Met dichte ogen bevoelde ik de aarde onder mij. Mijn buik ging op en neer. Weer dat besef: 'Ik krijg lucht, ik hoef daar niets voor te doen...'
Ten slotte stond ik op. Een duizeling en tastend naar de deur. En vanaf dat moment een houvast aan de dagelijkse dingen.

Pas de vierde dag voelde ik de behoefte om onder de douche te gaan. Daarna keek ik voor het eerst in de spiegel. Ik nam de tijd om mezelf te herkennen. Een gezicht waar geen lachje af kon en dat zich afsloot voor de geluiden die van buiten kwamen. Pas enkele dagen later kon ik geroepen worden door de telefoon. Driemaal, viermaal... hé, ik hoor wat... vijfmaal, zesmaal... de telefoon?? Maar ik kwam niet in actie, ik luisterde alleen en besefte dat ik dat geluid de afgelopen dagen meer had gehoord. Ver weg. Zonder appèl. Een geluid dat nog niet door kon dringen. En nog weer later nam ik op. Een stem. Een stem?? Van wie in godsnaam? Ik legde geschrokken neer. Weer ging de telefoon en toen - zonder schrik - zei ik mijn naam. Adem, een blaas, honger en dorst, een onherkenbaar gezicht en eindelijk een naam.
'Len, ik ben het, Simon, ik wil weten hoe het met je is.' 
De zin was te lang en ik herhaalde het laatste deel: 'Het met je is...?'
'Ja, hoe het met je is. Kan je het redden alleen? Wil je dat ik naar je toe kom?'
'Nee,' zei ik, 'liever alleen...'
'Weet je het zeker? Ik ben bang dat je niet eet. Ik zal niets zeggen, ik zal niets vragen, ik wil je alleen maar helpen, Len.'
'Liever alleen...' Ik legde neer. Mijn hand trilde, mijn hart klopte, mijn lichaam werd zwaar en ik voelde het zweet op mijn voorhoofd komen door dit verschrikkelijk vermoeiende telefoongesprek.Iedere dag won ik een stukje terrein. Ik merkte dat mijn kleren vies waren en mijn planten verdorden. Ik zag de postbode langskomen en liep naar de brievenbus. Ik zat niet meer op de grond in de tuin, maar nam een stoel. Ik kreeg plotseling trek in druiven en besloot ze te gaan kopen. In de winkel even ontreddering, omdat ik mijn geld vergeten was. Weer met het klamme zweet: Kunt u het opschrijven? Ja, natuurlijk, mevrouw. De winkel uit met een juichend gevoel van: 'Het is me gelukt! Ik kan alles weer!' 
Het eerste telefoongesprek met Simon dat op een gesprek ging lijken. 'Ja, ik ben vandaag naar buiten geweest.' Dan plotseling interesse in iemand anders dan mezelf: 'En wat hebben jullie gedaan?' 
Simon, die geleerd had met kortere zinnen te praten: 'Gezeild. Naar de markt geweest. Gebadmintond met Brammetje.' En na drie weken de toezegging: 'Nou ja, goed, haal me dan maar, ik moet het toch ééns proberen.'
Alles wat ik deed 'voor de eerste keer' putte me volledig uit. De autotocht van een uur, het verkeer om me heen, de kinderen, wandelen naar de boot, een buurvrouw die kwam kijken, 's Middags bestond voor mij niemand meer, ik zakte weg in een stoel en viel in slaap. Weer terug naar huis en een week later nog maar eens proberen. Deze maal had ik me 'voorbereid'. Dingetjes gekocht voor de kinderen. Een bikini voor Josien en voor Simon en Brammetje tijdschriften en stripverhalen. Ik was in staat om twee dagen te blijven en te gaan zien hoe zorgzaam Simon was. Ik bespiedde hem terwijl hij redderde en zachtjes met de kinderen sprak. Altijd rekening houdend met mij en dat vervulde me met warmte. Dus toch. Eindelijk volwassen. Geen spoor meer van de student met de lange wollen das. 
Toen de kinderen sliepen: 'Len, herinner jij je nog Henriëtte?'
Mijn nicht Henriëtte... 'Jawel, dat weet ik nog wel.'
'Ze is in Nederland.'
Ik had haar nooit geschreven, het contact waarschijnlijk niet aangedurfd. Omdat een brief aan of van haar me zou herinneren aan mijn slechte huwelijk? Omdat ik het zo nodig allemaal alleen wilde doen? 
'Ik wil hier zélf doorheen,' dat zei ik toch? Hij legde rustig uit: 'Ze is al een tijdje hier, ik hoorde het van je moeder en ik heb haar opgezocht. En natuurlijk gesproken over David en onze situatie nu. Ik denk dat het goed is, als jij ook met haar praat. Ze blijft nog een paar weken, dus je hebt alle tijd.' Ik was nog één week alleen thuis en daar drong pas goed tot me door wat Simon mij gezegd had. 
Henriëtte. De vrouw die zo goed kon luisteren. Ik begon langzaam de behoefte te voelen om bij iemand mijn hart te luchten. Henriëtte. Ik verlangde haar terug te zien. Er werd een afspraak gemaakt en het luisteren begon. Ik liep met haar langs het strand en door de duinen. Zat uren met haar in de tuin. Toen Simon met de kinderen naar huis kwam, ging ik nog twee dagen met Henriëtte naar de caravan. En ik praatte maar, ik praatte maar. Ik vertelde haar alles wat er gebeurd was vanaf het moment dat zij van ons weg was gegaan. Ik liet mijn leven aan me voorbijgaan alsof ik een buitenstaander was. Ik was zelfs in staat om te relativeren.
Toen kwam haar voorstel: 'Ga mee met mij. Blijf een paar maanden. Ik zal je in contact brengen met de Anonymous Families.'
'Anonymous Families? Wat is dat in godsnaam?'
'Dat is een organisatie voor ouders van verslaafde kinderen. Die ouders komen wekelijks bijeen en wisselen hun ervaringen uit. Jouw hele verhaal is het verhaal van een vrouw die alleen staat. In Amerika staan ouders niet alleen als ze een zoon hebben als jullie David. Ze komen bij elkaar, vertellen elkaar hun eigen verhaal, komen eerlijk over de brug met hun gevoelens, hun tekortkomingen en hun kleine succesjes. Het gaat er niet om dat ze van 'deskundigen' advies krijgen of kritiek, nee, zij zélf geven advies en kritiek, zij zélf zijn de deskundigen. Niemand weet beter dan zij zelf wat dat is: een kind aan de drugs.' 
Ik stond perplex. Ineens zag ik mezelf weer in de straat met het gipsen huisje, waar ik met mijn eigen gieter mijn eigen geraniums water stond te geven. 
'Houd ermee op,' zei Gerrie, 'je bent een aanfluiting voor ons allemaal.'
'Voor wie allemaal?'
'Voor alle ouders van drugsverslaafde kinderen.'
'Alle ouders? Waar zijn die dan?'
'Ik weet het niet, ze verstoppen zich, uit schaamte, terwijl ze zich hadden moeten verenigen om elkaar te behoeden voor stommiteiten zoals jij uithaalt.'
'Dus daar in Amerika hébben ze zich verenigd,' zei ik.
'Ja,' zei Henriëtte, 'ze werken in groepen van tien tot vijftien man. Ze gaan ervan uit, dat niet alleen hun kind ziek is, maar zij ook en dat ze dat kind alleen maar kunnen helpen als ze eerst zichzelf hebben kunnen genezen.'
'Henriëtte,' zei ik, 'ik ben verschrikkelijk ziek, ik besef nu pas hóe ziek ik ben. Als ik verder wil leven, móet ik iets doen. Neem me mee, breng me bij die mensen, ik wil van ze leren. Zij moeten me leren hoe ik mezelf genezen kan...

Henriëtte liet er geen gras over groeien. Nog diezelfde avond belde ze op naar een vriendin van de Anonymous Families, de AF, zoals zij het noemde. Ze vroeg haar alle bestaande lectuur op te sturen, brochures, boekjes en wat er in kranten over de AF was gepubliceerd. Na een week viel de stapel bij mij in de bus. Mijn conditie was inmiddels van dien aard geworden, dat ik in staat was om te lezen en me een beeld te vormen van de situatie van die mensen daar. Mijn situatie, kwam ik al gauw tot de conclusie. Zij hadden net als ik een zoon (of een dochter) langzaam te gronde zien gaan, zijn persoonlijkheid zien veranderen, zijn agressie zien toenemen. Zij hadden net als ik gezien hoe hij steeds eenzamer werd. Maar ook hün eenzaamheid was toegenomen, want normale contacten met vrienden en familieleden durfden ze niet meer aan. Omdat niemand iets mocht weten van hun wanhopige probleem, want het zou tegen hen gebruikt kunnen worden. Een zoon aan de drugs, dat gebeurt immers niet zo maar, dat komt ergens door. Dat is de schuld van de ouders... Ook zij hadden net als ik nachten niet kunnen slapen van de schuldgevoelens. Wanneer is het precies begonnen? En wat heb ik toen fout gedaan? 
Ik had mijn antwoorden al gevonden. Het kwam door zijn gehuil, dat ik niet kon verdragen. Het kwam door ons kinderhuwelijk en de bemoeienis van onze ouders. Het kwam doordat ik dit kind als een 'straf' had ondergaan. Mijn schuld, mijn schuld natuurlijk... Ik kon lezen, dat ook die ouders langzaamaan ziek waren geworden, zodat ze alleen nog maar hun dag konden vullen met 'voor detective spelen', de stad doorkruisen op zoek naar hun zoon, zijn kamer omspitten om bewijzen te vinden in de vorm van afbindrie- men en injectienaalden. En toen ze die hadden, kwam hun periode van onmacht, waardoor ze gingen schreeuwen en dreigen en smeken of hij ermee op wilde houden. Maar hij hield niet op. Hij 'beloofde' alleen maar om vervolgens zijn belofte te breken. Want hij was ziek en een zieke kan ook niet beloven, dat hij morgen niet ziek meer zal zijn. 
En ook die ouders waren in het stadium gekomen van woedeuitbarstingen omdat hij zijn woord brak, omdat hij 'dat' niet voor hen over had, omdat ze teleurgesteld waren in hun zoon, omdat ze bang waren voor zijn onberekenbare gedrag. En ook zij hadden in een vlaag van razernij hun zoon de deur uitgeschreeuwd om hem vervolgens te smeken alsjeblieft weer thuis te komen, want ze werden verscheurd door medelijden met hun kind. En ook die kinderen hadden begrepen dat ze macht over hun ouders kregen. Ze gingen chanteren, richtten vernielingen aan, dreigden met zelfmoord, draaiden en logen, hadden lak aan alle waarden van het gezin en keerden ten slotte hun vijandschap naar buiten: ze wilden niet meer werken, begonnen te vervalsen, brand te stichten en te stelen. En de ouders raakten in paniek. Ze moesten en zouden alles doen om hun zoon te beschermen voor de gevolgen van zijn gedrag. Zij zochten verzachtende omstandigheden en praatten goed wat hij deed. Ze betaalden keer op keer zijn schulden en zochten nieuw werk voor hem. Kortom, ze deden alles wat hun zoon zelf had moeten doen en hij leerde daarvan dat zijn ouders bereid waren de kastanjes voor hem uit het vuur te halen. Op die manier moedigden ze hun zoon aan door te gaan met het gebruik van drugs - zonder dat ze het beseften... Mijn God, die ouders hebben precies hetzelfde gedaan als ik...

Mijn paspoort moest ik opnieuw aanvragen, nadat ik aangifte van diefstal had gedaan. Ik ging achter mijn visum aan en maakte mijn kleding in orde. Simon stond volledig achter mijn plan om naar Amerika te gaan. Hij verdiepte zich ook in de AF-lectuur en stelde een lijst samen met vragen, waarop hij graag antwoord wilde hebben. Toch weer een gevoel van saamhorigheid.
'Ja, ik zal je precies schrijven hoe ze met elkaar werken daar.'
'Ja, ik beloof het, als er iets met de kinderen is, dan bel ik je op.'
Mijn ticket. Vertrekdatum 30 augustus. Een dag daarvoor volledig in paniek.
'Jezus, ik kan toch niet zo maar weggaan, zonder dat ik David nog heb gezien?'
'Je kunt hem niet zien, we weten niet waar hij is.'
'Maar waarom komt hij niet meer? Misschien is hij wel dood. Hoe is het in godsnaam mogelijk! Wat is er met me gebeurd al die tijd? Waarom denk ik nú pas aan hem?' 
Een zenuwhuilbui. Simon die over de brug moest komen. 'Nou ja, ik zal het je dan maar zeggen. Bij Mira is hij weg, dat afkicken heeft hij niet vol kunnen houden. Hij is nog bij mij aangekomen in de caravan. Hij vroeg om geld, maar dat heb ik hem niet gegeven. Toen is hij naar de boot gegaan en daar is hij gewoon in gaan liggen, nadat hij gebruikt had natuurlijk. Tegen de avond is hij weer om geld komen vragen. Nou ja, ik heb hem maar wat gegeven.'
'En hij heeft niets gegeten? Je hebt hem zonder iets weggestuurd?'
'Ach, Len, schei nou toch uit! Had ik hem een tros bananen in de hand moeten drukken, of die stomme sinaasappels die jij altijd voor hem perst? Alsjeblieft, Len, we hebben een zoon aan de drugs, een zoon die in niets anders geïnteresseerd is dan in drugs, dat is de realiteit en het gaat er niet meer om wat wij nog voor hèm doen, we moeten nu proberen onszelf te redden. Zet David uit je hoofd, je moet nu doen wat je je hebt voorgenomen, een nieuwe levenshouding vinden met behulp van die mensen daar. Alsjeblieft, Len, doe geen stap meer terug.'
Ik knikte naar hem met een prop in mijn keel. Ik kon niets meer zeggen, alleen maar ritmisch knikken.
Bijna vier maanden bleef ik in Amerika. De eerste twee maanden bij Henriëtte, die me in contact bracht met Irene, haar vriendin van de AF. De groep die zij leidde, bestond slechts uit negen 'man'. Irene; twee echtparen - Sandy en Bob, Annie en Mike; twee gescheiden vrouwen - Vera en Shirley; en Bella en Erna, twee vrouwen van wie de echtgenoten niet mee wilden komen, omdat ze het ronduit onzin vonden. Ze kwamen eenmaal per week bijeen en hadden een telefoonketen voor noodsituaties. Op de eerste avond werden mij in het kort hun levensgeschiedenissen verteld. Irene, een ongehuwde moeder: 'Dat ben ik dus nu niet meer, want mijn zoon heeft zich doodgespoten.' Sandy en Bob - een dochter van 15 jaar, jeugdprostitutie en heroïne: 'En krijg haar dan maar eens los uit de handen van de Chinezen.' Annie en Mike - twee zoons aan de heroïne: 'Soms denken we: waren ze nou eindelijk maar eens dood.' Vera - een zoon die van gebruiker dealer was geworden: 'Ik heb een buks gekocht, als ik hem tegenkom, schiet ik die leeg op hem.' Shirley - een dochter in een inrichting: 'Voor haar leven vernietigd, dertig suïcidepogingen, ik wacht tot ze er eindelijk in slaagt, pas dan kan ik verder leven.' Bella - een heroïnedochter: 'En ze heeft ook nog een baby die verslaafd ter wereld is gekomen.' Erna - drie zoons: 'En alle drie in verschillende graden aan de heroïne.'

Mijn eerste gedachte was: 'Mijn God, wat doe ik hier? Laat ik mijn mond maar houden over David...' En aan Simon schreef ik: 'Het is onbegrijpelijk, maar die mensen kunnen allemaal nog lachen, weet je. Ze vertellen elkaar de vreselijkste dingen die hun kinderen doen. Ze vertellen hoe ze daarop reageren en dan is er altijd wel eentje die in lachen uitbarst, of eentje die roept: 'Ja, dat moet je vooral doen!' En dan weer brullen van het lachen...'
Maar na een paar avonden van verbijstering deed ik daar zelf het hardst aan mee. Erna, die vertelde hoe haar zoon haar vijfhonderd dollar afhandig had gemaakt. 'Hij had dus beloofd dat hij ermee op zou houden. Hij heeft zo voor zichzelf gepleit... alleen, hij had nog een schuld aan een dealer en hij kon er natuurlijk pas echt mee ophouden als hij die had betaald...' 
Op dat moment begon Mike te grinniken. Erna, een beetje verontschuldigend naar hem: 'Nou ja, je moet toch beginnen om hem te geloven.' Gelach van de andere kant, Bella en Bob. Erna, ontredderd die kant uit kijkend: 'Nou ja, het is toch zo, en hij had zijn goeie wil al getoond, hij was al een paar avonden thuis gebleven... Nou ja, en toen heb ik gedacht... en toen heb ik dus...' 
Gebrul van alle kanten. En uitroepen als: 'Je bent naar de bank gegaan!' en 'Je hebt je vakantiecentjes gegeven!' Ik kwam niet meer bij, terwijl ik keer op keer hetzelfde als Erna had gedaan. Het was zo bevrijdend om om mijn eigen stommiteiten te kunnen lachen en om daarna Erna, die met een 'ja, God, het is ook zo moeilijk, wat hadden jullie dan gedaan?' beteuterd bleef zitten, vrolijk toe te roepen: 'Niks gegeven natuurlijk! Kind, je hebt drie van die zoons, je hebt het al tweemaal meegemaakt!'
Maar vijf minuten later schaterde Erna weer om het hardst. Om een verhaal dat Annie en Mike vertelden. 'Hij zei: als ik nou een drumstel van jullie krijg, dan zal echt alles anders worden. En hij zei dat ze hem gevraagd hadden om in een groep te komen en toen dachten we, misschien is dat zo, hij heeft toch jaren in zo'n groep gespeeld...'
Irene: 'Maar daar is hij toch juist met spuiten begonnen?'
'Jawel, dat is wel zo, maar als hij helemaal niks doet de hele dag...'
Irene: 'En waar is zijn vorige drumstel gebleven?'
'Dat heeft hij verkocht, dat weten we wel.'
Gebrul van de hele groep en Erna daarbovenuit: 'Je méént het! Jullie hebben een nieuw drumstel... en hij heeft er niet één klap op gegeven, hij heeft de rotzooi meteen doorverkocht!'
'Ja, luister eens,' zei Mike, 'op dat moment dachten we dus...' Maar hij maakte zijn zin niet af, hij keek om zich heen en lachte ten slotte maar mee.

'Simon,' schreef ik, 'ik zit hier nu zes weken, zes avonden heb ik nu meegemaakt. En de dagen gebruik ik voor gesprekken met ieder afzonderlijk en lezen, steeds maar herlezen van de AF-literatuur. Op de avonden zelf wordt ook altijd een stukje gelezen, één van de twaalf stappen waaruit het programma bestaat. Het is gek, maar pas gisteravond heb ik de eerste stap goed begrepen. Je weet wel, die stap waarin staat: 'Met grote zekerheid zeiden we: Wij als verantwoordelijke mensen hebben toch zeker de plicht alles te doen wat we kunnen om ons kind te helpen een gezond en menswaardig bestaan te vinden. We wilden antwoord op maar één vraag: Hoe kunnen we ons kind veranderen en vormen naar het beeld dat wij in onze gedachten hebben? En hebben we ook niet alles gedaan om die verandering tot stand te brengen? We hadden het geprobeerd met ernstige gesprekken, preken, zaniken, sarcasme, dreigementen, beperkingen opleggen, geld inhouden, geld geven, lichamelijk geweld, en dat allemaal om een opbouwende invloed uit te oefenen. Maar het uiteindelijke resultaat was chaos in de familie, gevechten, tranen, de schuld geven aan vader, moeder, broers, zusters, vrienden, de school, de politie en de regering. Wat we ook probeerden, het leek alleen maar te leiden tot meer vijandigheid en opstandigheid. En doordat onze gedachten volledig in beslag genomen waren door ons 'probleemkind', verwaarloosden wij onze eigen verantwoordelijkheden. Maar als we nu terugkijken op onze pogingen tot hulp, onze faliekante mislukkingen, en luisteren naar de ervaringen van andere AF-leden, die een verbazingwekkende overeenkomst vertonen met de onze, dan kunnen we alleen maar het feit aanvaarden dat we machteloos staan tegenover het leven van anderen èn dat ons eigen leven stuurloos is geworden. Alles, alles hadden we geprobeerd, dat wil zeggen: alles, behalve onze aandacht afwenden van ons kind om die vervolgens te richten op onszelf.' 
De boosheid, omdat ik door David getrapt en verworpen was, had ik nodig om hem los te laten. Maar de erkenning dat ik volledig machteloos sta, betekent het begin van een verandering in mijn eigen leven.'
En er was een tweede stap, er was een derde stap, er waren twaalf stappen, die ik stuk voor stuk ging begrijpen. 
Hoe vaak had ik niet uitgeroepen: 'Ik ben ziek!' En toch had ik er nooit aan gedacht dat ik dus moest herstellen. Nee, David moest herstellen en dan zou het met mij vanzelf beter gaan. Ik ging begrijpen wat dat was: ik moet herstellen. Het betekende dat ik me volledig moest concentreren op mezelf, op mijn eigen handelen, op mijn eigen wijze van ontspannen. Ik moest geen plannen voor een ander maken en me ook niet meer laten manipuleren of laten besturen door schuldgevoelens en angst. Ik moest mijn eigen inventaris opmaken en niet langer die van David. 
HOE STA IK ER NU VOOR? DIT zijn mijn fouten geweest en DAT mijn tekortkomingen. Ik accepteer dat ik ze gemaakt heb, maar ik ben er niet schuldig door, alleen maar menselijk. Dus wèg met mijn schuldgevoelens. En dat zei ik ook tegen Shirley, toen ze een inzinking had en huilde: 'Het is allemaal mijn schuld dat het zo is gelopen. Als ik niet weg was gegaan bij mijn man, als ik die vriend niet had, dan had mijn dochter in een normaal gezin kunnen opgroeien, dan zou ze nooit met drugs in aanraking zijn gekomen...'
'Wèg met die schuldgevoelens, wèg! Je bent niet schuldig, alleen maar menselijk, Shirley...'

Aan Simon schreef ik: 'Het is de warmte, die je voelt binnen de groep, die maakt dat je je niet alleen voelt staan. We hebben allemaal hetzelfde probleem, het wordt op honderd manieren verteld, maar het is altijd hetzelfde verhaal. Altijd hetzelfde gevecht, hetzelfde verdriet, een zelfde manier van reageren. En toch zijn we totaal verschillende mensen, uit verschillende lagen van de maatschappij. Bob is tandarts en Mike is bootwerker. Shirley is onderwijzeres en Vera serveerster. De één heeft vroeg kinderen gekregen, de ander laat. Bij de één waren ze gewenst, bij de ander niet. Ik heb geprobeerd een rode draad te ontdekken, maar met geen mogelijkheid valt te zeggen: In zo'n soort gezin komt een drugsverslaafde voor. In mijn groep zijn gewoon acht geheel uiteenlopende gezinnen. Ik ben natuurlijk toch een buitenbeentje, ik analyseer alleen mijn 'verleden' en kan mezelf niet toetsen aan de praktijk, met David ver van mij vandaan. Natuurlijk reageer ik op situaties die zich voordoen in het 'heden', maar het zijn nooit mijn situaties, ook al leef ik mij volledig in. 
Zodra ik terug ben, wil ik in Holland zo'n groep beginnen - samen met jou? want ik heb nu wel gezien dat het toch mogelijk is om redelijk te 'leven', ondanks dat onopgeloste probleem dat ieder drugsverslaafd kind voor zijn ouders is. En in die korte tijd dat ik hier ben, heb ik ook nog iets anders gezien! Je weet nog wel, Bella, met haar heroïnedochter en kleindochter? Ze heeft met de groep zo dapper aan zichzelf gewerkt, dat ze geen gelegenheid meer had om het leven van haar dochter te regelen. De verantwoordelijkheden kwamen eindelijk terug bij de dochter zelf. Het meisje kreeg eindelijk de kans om zelf te beslissen af te gaan kicken. Natuurlijk valt nu nog niet te zeggen hoe dat zal aflopen, maar er zit een groei in, voor Bella en voor haar dochter, en er is zelfs sprake van een verbeterde relatie tussen die twee.'

Door 'het geval Bella' kwam ik ertoe contact op te nemen met andere oudergroepen. Ik was benieuwd of er daar soms ook resultaten waren geboekt 'naar de andere kant'. In totaal bezocht ik er 14 in naburige steden. De contactpersonen gaven mij alle tijd en nodigden me uit een avond in hun groep bij te wonen. Ik verzamelde mijn informaties en na nog eens zes weken was ik in staat een voorzichtige conclusie te trekken, die ik op schrift stelde en aan Simon stuurde.
Niet alleen aan Simon trouwens, ook aan Gerrie, want ik was begonnen haar over mijn ervaringen te schrijven. Aanvankelijk reageerde ze daar erg negatief op. 'Natuurlijk vind ik het prettig te horen dat ze daar in Amerika het er niet bij laten zitten. Maar zelf zie ik me niet meer actief meedoen in zo'n groep. Waarom ook? Waarom moet ik zo nodig mezelf gaan redden? Met Bennie gaat het zo slecht dat ik geen zin meer heb voor mezelf iets te doen. Ik zoek hem op, dat is alles. Ik kan constateren dat er in zijn ziekte geen vooruitgang is. Hij heeft geen enkele behoefte om uit de inrichting weg te gaan. Bij de bescherming die hij daar krijgt, voelt hij zich prettig. Veel medicijnen, veel onderzoeken, ze hebben ook geïnformeerd hoe het bij ons in de familie zit. Nou, mijn zuster was ook manisch-depressief, ze heeft een eind aan haar leven gemaakt. Toen ik dat vertelde, zeiden ze 'Ja-ja...' en ze zullen er wel veel bij gedacht hebben. Maar zonder die drugs was Bennie nooit zo geworden. Daardoor zijn er dingen bij hem opgeroepen die anders latent zouden zijn gebleven. Als ik lees wat je schrijft over die mensen in jouw groep, dan denk ik: die mensen hebben moed. Ik heb dat niet meer, dus reken maar niet op mij.'
Mijn conclusie bracht ik als volgt aan Simon en Gerrie over:
'De veertien groepen - AF-groepen en oudergroepen van inrichtingen waar jongeren afkicken - worden bezocht door 142 personen. Met onze groep mee 152 personen dus. Hiervan zijn 30 ouderparen en 92 alleenkomenden (6 mannen en 86 vrouwen). Het gaat dus om 122 gezinnen of onvolledige gezinnen. In 12 gevallen is door de veranderde houding van de ouder ook een 'genezingsproces' bij het kind op gang gebracht. Deze 12 gevallen gaven daar zelf de volgende verklaringen voor:
'Ik houd me nu aan mijn afspraken, mijn zoon weet dat ik niet meer door de knieën ga. Ik heb mijn eigen leefregels en hij gaat ertoe over de zijne te stellen.'
'Ik bescherm mijn kind niet meer. Als hij iets doet zijn de gevolgen voor hem. Dat drukt hem eindelijk met z'n neus op de realiteit.'
'Ik los zijn problemen niet meer op, ik 'denk' niet meer voor hem en dat maakt dat hij zélf moet gaan denken.'
'Ik verwijt hem niets meer, want ik erken zijn gebruik als een ziekte. Ik denk en zeg niet meer: Wat heb je me aangedaan, ik heb toch alles voor je overgehad. Daardoor vermindert zijn schuldgevoel. En schuldgevoel activeert het drugsgebruik.'
Twaalf van de 122 gezinnen zeggen dat ze heel duidelijk een verbetering zien bij hun kind. Dat is tien procent! En als ik daarbij ook nog vertel dat 30 gezinnen (dat is 25 procent!) als gezin beter kunnen functioneren, dan geloof ik dat we met de oudergroepen de goede richting in zijn gegaan.'

Twee maanden zat ik bij Henriëtte, zes weken reisde ik als een vertegenwoordiger heen en weer. Op 23 december ging ik weer terug naar huis. Ik kon nog net meemaken hoe Shirley op het dak van haar auto een kerstboom vervoerde. Ze draaide haar raampje omlaag en schreeuwde me toe: 'Voor je vertrekt, kom je nog langs, hè? Ik heb een kèrstboom... voor het eerst na al die jaren! Ik ga er in m'n eentje naast zitten, lach me niet uit!' Shirley met haar suïcidedochter... 
De groepsavonden hadden haar nieuwe kracht gegeven en haar ook verlost uit haar isolement. Bij Shirley thuis mijn afscheid van de groep. Waren dit tien mensen, die elkaar in het diepst van hun wanhoop hadden gevonden? Tien mensen die volkomen eerlijk stonden tegenover elkaar, die alle zwakke plekken van elkaar wisten. Mike zei: 'Jongens, de laatste ontdekking van mezelf: Ik ben zo bezig geweest mijn invloed uit te oefenen op het gedrag van mijn zoons, dat ik zelfs God geprobeerd heb voor mijn karretje te spannen. Toen die jongens niet naar me wilden luisteren, ben ik gaan bidden: O lieve God, laat ze ophouden met spuiten a.u.b... Ik ben wel erg ver gegaan met mijn wilsoplegging.'
En we lachten om Mike. Ja-ja, zo waren we, maar gelukkig konden we er nu met elkaar om lachen.
Sandy stopte mij een dichtbundel in handen. 'Hier, begin maar te lezen in het vliegtuig, ik heb er zelf veel aan gehad.' The Prophet was de titel en ze las het gedicht waar het om ging aan ons voor:

En een vrouw die een kindje aan haar boezem drukte, zeide:
Spreek tot ons over kinderen.
En hij zeide:
Uw kinderen zijn uw kinderen niet.
Zij zijn de zonen en dochteren van 's levens hunkering naar zichzelf.
Zij komen door u, maar zijn niet van u.
En hoewel zij bij u zijn, behoren ze u niet toe.
Gij moogt hun geven van uw liefde, maar niet van uw gedachten.
Want zij hebben hun eigen gedachten.
Gij moogt hun lichamen huisvesten, maar niet hun zielen. 
Want hun zielen toeven in het huis van morgen, dat gij niet bezoeken kunt, zelfs niet in uw dromen.
Gij moogt proberen hen gelijk te worden, maar tracht hen niet aan u gelijk te maken.
Want het leven gaat niet terug, noch blijft het dralen bij gisteren.
Gij zijt de bogen, waarmee uw kinderen als levende pijlen worden weggeschoten.
De Boogschutter ziet het doel op de weg van het oneindige en Hij buigt u met Zijn kracht, opdat Zijn pijlen snel en ver zullen vliegen.
Laat het gebogen worden door de hand van de Boogschutter een vreugde voor u zijn:
Want zoals Hij de vliegende pijl liefheeft, zo mint Hij ook de boog die standvastig is.

The Prophet - De Profeet - van de Libanese dichter Kahlil Gibran. Ik zou het gedicht nog vaak lezen en me de vraag stellen, die Shirley die avond stelde: 'Maar dat doel op de weg van het oneindige kan toch nooit zijn: vernietiging door drugs?' Daar was geen antwoord op. We keken stil voor ons. En Irene, die haar zoon aan een overdosis heroïne had verloren, herhaalde eenvoudig:
'Zij komen door u, maar zijn niet van u.
En hoewel zij bij u zijn, behoren ze u niet toe.'

Op 24 december kwam ik op Schiphol aan. Simon, Juliët, Josien en Brammetje. Vier maanden is lang. Ik zag ineens hoeveel Brammetje op David ging lijken. Dezelfde grijze ogen, hetzelfde ronde gezicht. 
'Knulletje,' zei ik. Ik trok hem tegen me aan en daarmee begroette ik ook David. 
Mijn moeder ontroerd in de deur: 'Ben je daar eindelijk? 't Is hier allemaal goed gegaan.' Ze was weer opgebloeid met de kinderen om zich heen, regelde druk: 'Juliët, jij water opzetten en in de ijskast staat de appeltaart.' Toen haar toevoeging: 'Houd nog een stukje apart voor David...'
Ik keek Simon aan. 'Voor David?' vroeg ik.
'Daar praten we straks wel over.'
'Wat een onzin,' zei ik. 'Is David er dan? Dat wil ik weten...'
En Simon zacht: 'Verknoei het nou niet voor de rest.'

's Middags konden we er even op uit. De duinen in, waar we in alle stemmingen hadden gelopen.
'En nu de waarheid,' zei ik.
Ik zag dat het Simon moeite kostte. 'In september,' zei hij, 'begon hij weer thuis te komen. Eerst een paar maal in de week en... nou ja, met je moeder... Ze gaf hem te eten en nieuwe kleren en het eind van het liedje was dat hij na twee weken weer bij ons woonde. Op de bekende manier: in bed blijven liggen tot in de middag en eten wanneer hij daar zin in had. Onhoudbaar natuurlijk. Toen heb ik je moeder met de twee kleintjes naar haar huis toegebracht en Juliët ging logeren bij haar vriendin. En toen ik alleen met hem was, heb ik geprobeerd om met hem te praten. Het gekke was dat dat eigenlijk best kon. Hij zag heel goed in dat het zo niet verder kon gaan en ook dat hij het niet alleen voor elkaar kon krijgen af te kicken. Hij had gehoord van een stichting in Zeist en daar wou hij wel naartoe. Ik ben toen samen met hem gaan informeren en de week daarop is hij voor een gesprek ernaartoe gegaan. Maar toen hij terugkwam, was hij ontzettend bang. Hij zou daar minstens een jaar moeten blijven. En hij vertelde een verward verhaal over een programma 'dat hij toch nooit volgen kon'. En de dagen erna werd hij steeds verwarder. Hij kwam wel eens 's middags bij mij op kantoor, Ruud heeft ook wel eens met hem gesproken en die zei tegen mij: 'Volgens mij moet je hem in de gaten houden, hij is depressief, ziet het écht niet meer zitten.' Nou ja, en toen ben ik natuurlijk ook bang geworden. Ik heb Kees nog opgebeld en die zei doodleuk: 'Natuurlijk ziet hij het niet meer zitten. Zo gaat dat met die jongens, ze spelen allemaal met de gedachte d'r een end aan te maken. Het beste zou inderdaad zijn dat hij naar Zeist toeging. Maar dat moet hij natuurlijk wel zélf beslissen en niet jij, want anders heeft het geen zin. En die beslissing kan hij pas nemen als hij zélf vindt dat hij mèt drugs niet meer kan leven èn dat hij leven wil.'
Intussen zat hij bij mij, kon niet tot een beslissing komen. De ene keer zei hij: Goed, dan ga ik morgen en dan ging hij zelfs zijn spullen inpakken. De volgende dag zei hij weer: Nee, ik ga toch maar niet en dan zwalkte hij weer over straat om middenin de nacht thuis te komen. Ik wist het ook niet meer. Ik werd al net zo besluiteloos als hij. 
De ene keer zei ik tegen mezelf: Dit is toch te gek, ik zwiep hem de straat op, dan zal die wel weten wat hij doen moet. En de andere keer zei ik: Nee, dat mag ik niet doen, die jongen is helemaal verward, ik moet hulp zoeken ergens. Bij Kees hoefde ik niet meer aan te komen en de dokter, je weet hoe die reageert... en David zelf wou helemaal niks meer. Als ik thuiskwam van kantoor, was hij meestal al weg. Het gekke was, ik ging toch altijd boven op zijn kamer kijken...'
Simon zweeg. Ik wist waarom en ik nam het verhaal emotieloos van hem over. 'Op een dag kwam jij thuis en je liep door naar boven en daar zag je David liggen op zijn bed...'
Hij keek me getroffen aan. 'Ja. Hij had van alles door elkaar geslikt... In het ziekenhuis zeiden ze dat het een serieuze poging was en dat het maar een haar had gescheeld. Ze hebben hem een paar dagen gehouden en er is een psychiater met hem bezig geweest en die heeft hem de Jellinekkliniek geadviseerd en daar is hij naartoe gegaan...'
We liepen zwijgend naast elkaar voort. Langzaam drong tot me door wat Simon vertelde. In de tijd dat ik in Amerika de theorie had bestudeerd, was de bittere praktijk bij ons thuis doorgegaan en op het moment dat ik in staat was om met andere ouders een groep te beginnen, werd ik van top tot teen vervuld door maar één verlammende gedachte: Het gaat om mijn David! Het gaat niet om mij, het gaat niet om Simon, het gaat helemaal niet om ouders... Complete verwarring en radeloosheid. Ik voelde de arm van Simon om me heen. 'Het zijn jouw brieven geweest, die me erdoorheen hebben geholpen,' zei hij. 'We beginnen hier samen zo'n groep, Len. Je had zoveel kracht. Waar blijf je nou?'
Nergens, helemaal nergens...

Na drie weken liep David weg uit de Jellinekkliniek. Dat kon, want hij zat er vrijwillig. Nog steeds was het niet mogelijk om zo'n jongen te verplichten in een kliniek te blijven. Tot half november bleef hij in Amsterdam bij 'vrienden' met wie hij de dag doorbracht met scoren - het geld bij elkaar stelen voor de dagelijkse hoeveelheid heroïne. Toen hem daar de grond te heet onder de voeten werd, vertrok hij naar Groningen, waar hij ook weer een 'vriend' had zitten. Een week voor mijn terugkomst liet hij voor het eerst zijn gezicht zien. 
Juliët zag hem aankomen en wees hem resoluut van de deur. 'Oma heeft d'r handen vol aan de kleintjes. Als je iets wilt, ga je maar naar pappa op kantoor.' Daar is hij niet naartoe gegaan. Hij kwam 's avonds terug toen Simon thuis was en oma helaas niet 'haar handen vol had aan de kleintjes'. 
Juliët zei tegen mij: 'David was gewoon ronduit brutaal en helemaal niet zielig, hoor. Hij vroeg geld aan pappa en pappa zei dat hij niet meer gaf en dat hij maar zelf om een uitkering moest gaan vragen. Maar tegen oma ging hij wél geraffineerd zielig doen. Om eten vragen en vertellen dat hij het erg koud had omdat zijn jack gestolen was en dat hij niet wist waar hij 's avonds moest slapen. Nou ja, je kent oma, ze begon meteen te huilen en pappa razend, die werkte hem de deur weer uit en we zijn de hele avond bezig geweest om oma te kalmeren. Maar intussen had David begrepen dat hij bij oma weer aan kon komen. Met een stalen gezicht zette zij iedere dag eten voor hem apart en dat deed ze niet stiekem, nee hoor, open en bloot, en ze stoorde zich niet aan wat pappa zei. En David kwam gewoon iedere dag langs als oma alleen was. We hebben er samen over gepraat, pappa en ik, en we hebben besloten: we doen helemaal niets, we wachten een paar dagen tot jij er weer bent en oma vertrokken is. Dan zijn we tenminste weer met z'n drieën. En jij hebt zoveel meegemaakt met die groep en pappa heeft me al je brieven laten lezen. Het moet ons nou toch zeker lukken om David duidelijk te maken dat wij geen zin hebben om kapot te gaan aan zijn drugs...'

Juliëtje trok mij weer uit mijn 'nergens' weg en mijn eerste confrontatie met David gaf mij mijn zekerheid weer terug. Op tweede kerstdag stond hij om vier uur voor de deur. Ik twijfelde. 'Als hij gewoon doet, laat hem dan binnen, Simon. Ik heb hem zo lang al niet gezien.' Hij deed 'gewoon' totdat we gingen eten. Toen trok hij zich lang terug in de wc en daar hoorde ik hem 'snuiven'. Ik haalde Simon erbij, we stonden samen voor de wc. 
'Hij snuift,' zei ik, 'heroïnepoeder.' Ik sloeg met mijn hand op de deur. 'David, kom eruit, je houdt je niet aan je afspraak!' Binnen zaten de kinderen. Ik had de tafel feestelijk gedekt. David maakte alles kapot, hij kon zelfs niet wachten tot we gegeten hadden. 
'Kom eruit, David,' zei Simon, 'ik haal een schroevendraaier en ik maak de deur open!' Even kwam er weer die twijfel boven. Ik kon toch niet op Kerstmis... misschien als we gewoon gingen eten... misschien dat de kinderen niets aan hem merkten... Maar toen riep ik bewust mijn boosheid weer op, zoals ik die voelde die keer dat hij me trapte. 
'Simon,' zei ik, 'wacht er niet mee, haal een schroevendraaier en gooi hem eruit.' De deur ging open en David liep zonder ons aan te kijken door naar de kapstok. Daar trok hij een das vanaf, die hij op z'n dooie gemak voor de spiegel om zijn hals drapeerde. Toen sloeg hij zo hard met de buitendeur dat Brammet je verschrikt de gang in kwam rennen. 'Wat is er?' vroeg hij. 'Is er weer wat met David?' Zijn angstige ogen. Zijn gespannen gezichtje. Zijn altijd alert-zijn op wat er verkeerd zou kunnen gaan. Vanaf het moment dat David was binnengekomen, had hij elk woord, elk gebaar van ons in de gaten gehouden. Ik nam het kind mee naar de kamer. Er was geen twijfel meer. 25 Procent van de gezinnen kon als gezin beter gaan functioneren, 10 procent boekte een succes naar de andere kant. Met Brammetjes hand in de mijne besloot ik dat ik tenminste kon proberen tot die eerste groep te gaan behoren.

We hadden een maand nodig om op gang te komen, Simon, Gerrie en ik. Gerrie had me geschreven: 'Die mensen hebben moed. Ik heb dat niet meer, dus reken maar niet op mij.' Maar Simon had niet nagelaten haar mijn brieven door te spelen en toen ik haar opzocht, wilde ze alles van me horen. Met Bennie was niets veranderd, maar wel met haar. Haar wrok was verdwenen, ze was weer de vrouw, die haar situatie aanvaardde en die mogelijkheden zag om 'met een gat in haar hart' verder te leven. Van Tom zei ze: 'Nee, Tom niet... arme Tom, voor hem houdt het allemaal op. Hij zal me niet tegenhouden, als k met jou zo'n groep begin, maar zelf meedoen, nee... Bovendien vindt hij dat wij onze kracht verkeerd gebruiken. We moeten elkaar niet gaan helpen, zei hij laatst, dat is het paard achter de wagen spannen. We moeten de regering onder druk zetten, eisen dat de drugshandel bestreden wordt. Ik zei: Waarom begin jij zo'n actie dan niet? Maar daar ging hij niet op in. Hij kan het niet. Hij is nog helemaal kapot van Bennie.'


In de ochtenduren togen Gerrie en ik aan het werk. We vertaalden de literatuur en zetten het op stencil. Daarna namen we contact op met Kees, die ons plan een groep te beginnen, toejuichte en beloofde ons ouders toe te sturen. We spraken ook met de psychiaters die David en Bennie hadden behandeld en ook zij brachten sympathie op voor ons plan. Vanaf dat moment ging het eigenlijk allemaal vanzelf. We werden opgebeld door wanhopige ouders - heel vaak de moeders - we luisterden eindeloos naar dezelfde verhalen, we stuurden de stencils op en kregen dan daarop weer reacties. Maar de meeste reacties waren: 'Ik ben niet eens in staat om dat stencil te lezen, begin alsjeblieft met die groep!' We schakelden Kees weer in en hij vond voor ons een ruimte, waar we wekelijks bijeen konden komen.
We gingen van start met achttien 'man'. Een roezemoezerige avond met veel emoties, want iedereen wilde zijn eigen verhaal kwijt en Simon, Gerrie en ik waren nog niet in staat dat in goede banen te leiden. Op de tweede avond waren we maar met z'n twaalven. Zes hadden er afgehaakt, drie zonder reden, drie hadden opgebeld en gezegd: 'Ik kan het niet aan, misschien kom ik later nog...' 
Toen we een maand bezig waren, was de groep gestabiliseerd, er kwam niemand meer bij, er ging niemand meer af. En in de maand daarna konden we een systeem op gaan bouwen. Met ons drieën hielden we de avond 'strak'. Niet te wijdlopige verhalen, zorgen dat iedereen aan bod komt. In het begin van de avond gelegenheid geven om er uit te gooien wat het meeste hoog zat. We stelden prioriteiten: 'Ik geloof dat Elly vanavond het moeilijkste zit, laat zij dus maar beginnen.' Het kwam ook voor dat we de hele avond besteedden aan één persoon, omdat zijn of haar situatie onhoudbaar was geworden. Er was een acute beslissing nodig, alles moest op een rij worden gezet. De persoon in kwestie was daartoe niet meer zelf in staat en kon door de groep geholpen worden meer zicht op zijn zaak te krijgen.
April, mei... de groep liep 'lekker', we kenden elkaar van haver tot gort.
We hadden Tini, die nog steeds bezig was het leven van haar zoon te regelen. 'En toen zei ik hem: Zorg er nou eindelijk eens voor dat je op tijd de deur uitgaat, je bent nou al zo vaak te laat gekomen.'
De groep: 'Waarom zeg je dat nou?'
Tini: 'Omdat ik het zonde vind, hij heeft heel leuk werk en als hij dat ook nog verliezen moet.'
De groep: 'Je betuttelt hem, dat moet je niet doen, hij is 24 jaar en hij moet het nou zelf maar weten.'
Tini: 'Nou, ik vind het jammer. Het enige goeie dat er nog is...'
De groep: 'Jij vindt het het goeie, hij kennelijk niet. Ga jij liever werken en ga jij op tijd de deur uit.'
Tini: 'Ja, als ik ga werken, loopt de hele boel in de soep.'
De groep: 'Dat weet je niet, je hebt het nog niet geprobeerd.'
Tini: 'In ieder geval staat hij dan helemaal niet meer op, want er is niemand die hem kan wekken en een wekker hoort hij niet.'
De groep: 'Hij hoeft hem niet te horen, want jij hebt oren.'
Tini's problemen waren nog niet zo ernstig. Zij had geen spuitende zoon, hij rookte alleen maar hasj, slikte zo nu en dan en had nauwelijks sociale contacten. Maar de groep begreep dat haar problemen ernstig zouden kunnen worden, wanneer ze haar moederhouding niet wijzigen zou.
De groep: 'En waarom zit hij nog steeds bij jou in huis?'
Tini: 'Ik kan hem toch niet wegsturen, hij doet helemaal geen kwaad.'
De groep: 'Doet hij zichzélf geen kwaad door bij jou te blijven hangen? Tini, bijt je navelstreng toch door.'
Tini: 'Maar wat moet ik dan tegen hem zeggen?'
De groep: 'Vind je het prettig dat hij bij je blijft?'
Tini: 'Nee, hij hangt maar... hij zit altijd bij mij in de kamer, en ik zit maar op te letten of hij iets heeft gebruikt of niet.'
De groep: 'Praat dan niet over dat 'hangen', maar zeg hem wat jij voelt, dat je het niet prettig vindt, zo weinig privacy.'
Het lukte Tini haar zoon duidelijk te maken wat zij voelde, zonder haar mening te geven over zijn gedrag. De jongen ging op zoek naar een kamer, maar dat vlotte niet zo best.
Tini: 'Hij kan er geen krijgen, zegt hij. Wat moet ik nu doen?'
De groep: 'Vind je het prettig, dat hij bij je zit?'
Tini: 'Nee, ellendig, hij hangt maar... ik word er gek van zo langzamerhand.'
De groep: 'Je zou hem een ultimatum kunnen stellen om jezelf te beschermen. Geef hem een maand de tijd en herhaal dat regelmatig. Laat zien dat je opkomt voor jezelf, maar geef geen kritiek op zijn 'hangen'.'
Uiteindelijk was het dan zover. De jongen verhuisde, maar liet het grootste deel van zijn spullen bij Tini staan. Hij had doorlopend een excuus om thuis te komen, een trui te halen, een boek te halen, en als hij maar even verkouden was, dan liet hij zich door moeder Tini in zijn oude kamertje vertroetelen. Via een angina, die hij drie weken wist te rekken, sloop hij ten slotte zijn ouderlijk huis weer in.
De groep verzette zich hevig: 'Tini, besef je ook wat hier fout is gegaan?'
Tini: 'Nou ja... hij kreeg angina... je stuurt toch geen ziek kind van de deur?'
De groep: 'Maar hij is op twee manieren ziek. Lichamelijk, dus je moet wel voor hem zorgen, maar doe dat bij hèm thuis. En geestelijk, en daarvoor is het zeker nodig dat hij in zijn kamer blijft.'
Tini: 'Hij is niet geestelijk ziek, hoe komen jullie daarbij?'
De groep: 'Iemand van zijn leeftijd wil zich losmaken van zijn ouders. Zelfstandig zijn, veel te vroeg de deur uit vaak. Zijn gedrag kun je dus niet normaal noemen. Je hoeft hem dat niet te verwijten, probeer het bespreekbaar te maken als er een aanleiding toe is.'
Die aanleiding kwam gauw genoeg. De jongen probeerde zijn moeder met cadeaus te paaien, zodat ze hem heel moeilijk terug kon sturen. Haar onvrede groeide en de jongen merkte dat.
In de groep vertelde Tini: 'Toen kwam die weer met een boek voor me thuis en ik zei: Dat moet je niet meer doen, ik voel dit als een soort omkoperij. Hij keek ontzettend teleurgesteld en hij zei: Zes jaar geleden zou je er blij mee zijn geweest als ik wat voor je mee had gebracht. En toen ineens hadden we een gesprek. Ik zei: Zou je dat willen, dat het zes jaar geleden was? En hij zei: Ja. Maar dat kan dus niet, zei ik, we kunnen geen van allen terug, je bent nu een man en geen jongen meer, je moet voor jezelf gaan zorgen. Uit zichzelf is hij toen gaan praten, over hoe hij zich voelde, wat hij dus nooit eerder had gedaan en daarom kon ik ook vertellen hoe ik me voelde en we hadden eigenlijk voor het eerst begrip voor elkaar. Hij klaagde niet en ik verweet hem niets. Gewoon onze gevoelens... 's Avonds is hij terug naar zijn kamer gegaan en daar hadden we allebei vrede mee.'
Er werd gegrinnikt in de groep. Ja, Tini leerde het wel...
'En nou ook nog even afronden,' werd er door Gerrie gezegd.
Tini: 'Afronden? Wat bedoel je daarmee?'
Gerrie: 'Nou ja... zolang jij zijn kamer handhaaft, met al zijn spulletjes erin...'
Tini: 'Maar hij mag toch wel thuiskomen zo af en toe?'
Gerrie: 'Natuurlijk... en hij mag best wel eens de logeerkamer in. Maar zorg dan wel, dat het een LOGEERKAMER is en dat hij een reden heeft om te komen slapen.'