Toen we de volgende dag terugkwamen, was de caravan leeg. Marleen had een briefje voor ons achtergelaten. 'Nog bedankt voor het lenen.' Ik stond ermee in mijn handen en voelde me plotseling verschrikkelijk triest. 'Wat moet er nou van zo'n kind?' zei ik. 'Volledig in de tang van David. Flink doen en reddersidealen, net als ik...'
'Ze zal er toch zelf achter moeten komen,' zei Simon, 'net als jij en net als ik.'
Ik keek om me heen. Wat een chaos! 
'Simon, hoe vaak hebben we de puinzooi van David al niet opgeruimd...'
'Niet zeuren,' zei hij, 'gewoon aan beginnen.'

Drie weken bleven we in de caravan. Simon ging tweemaal per week terug naar huis om te kijken of er 'niks bijzonders' was. Hij bedoelde eigenlijk: 'of David niet had ingebroken of mijn moeder lastig had gevallen', maar we hadden geleerd om elkaar te sparen. Op één van die dagen kwam hij later dan gewoonlijk bij ons terug. Het was duidelijk: Er was wat.
'Je moeder heeft een brief van David gekregen,' zei hij, 'ze had hem net gelezen toen ik kwam.'
Ik schrok. 'Oh God, was ze erg overstuur?'
'Nou ja, ja natuurlijk. Ik vraag me af wat er gebeurd was als ik niet net binnen was gekomen.' Hij overhandigde mij de brief en ik begon hem hardop te lezen.
'Lieve oma. Hoe gaat het toch met uw gezondheid? Ik heb u al lang niet gezien en ik hoop dat het goed met u gaat. Ik schrijf u om te vertellen dat ik een vriendin heb, Marleen, en ik wil haar graag aan u voorstellen. Wij wonen nu nog op mijn kamer, maar daar moeten wij uit volgende maand en wij zoeken een geschikte ruimte om te wonen. Nu kunnen wij van een goede vriend een parterre huren in een goede buurt, maar dan moeten we wel ƒ 3500 betalen voor overname van meubilair. De moeilijkheid is, dat wij die ƒ 3500 niet hebben en dan zou deze kans voor ons voorbijgaan en u begrijpt dat dit heel jammer is want Marleen heeft een zeer goede invloed op mij. Het is niet uitgesloten dat Marleen binnenkort werk heeft, zij is aan het solliciteren, maar zekerheid hebben we nog niet. Maar als zij werk heeft, kunnen wij u van haar eerste salaris meteen een gedeelte van de schuld terugbetalen. Met mij gaat het goed. Ik heb ook kans dat ik binnenkort aan het werk kan gaan, als het met mijn knieën beter gaat tenminste. U kunt zich vast nog wel herinneren, dat ik vroeger met voetballen ook veel last van mijn knieën had, welnu, ik heb er weer last van gekregen en dat is hinderlijk als ik ga werken. Het is ook zo dat ik reuze pech heb met mijn gebit. Ik weet dat u dat heel erg zult vinden, want u heeft zelf prachtige tanden en u bent er altijd zo trots op, dat u op uw leeftijd nauwelijks gaatjes heeft. Maar helaas zegt de tandarts, dat ik door een erfelijke kwestie een zwak gebit heb en dat ik daar op zeer korte termijn het nodige aan moet laten doen. Hij schatte dat het wel ƒ 4000 zou gaan kosten om alles weer in orde te laten maken en nu brengt me dat toch wel in een zeer moeilijke positie, want wat moet ik nu doen, mijn gebit goed laten maken, of het geld gebruiken voor de overname van het meubilair? Want om u nou om ƒ 7500 te vragen, dat kan ik niet over mijn hart verkrijgen, want ik zou het niet willen dat u er zelf door in moeilijkheden komt. Ik vind wel dat het voor jonge mensen die willen beginnen, vaak erg zwaar is. Lieve oma, wanneer u in staat bent om ons, uw kleinzoon en zijn aanstaande vrouw, te helpen, kunt u het geld dan op mijn girorekening overmaken? Als het kan binnen tien dagen, zodat wij niet te laat zijn voor deze prachtige kans. Uw kleinzoon David...'
Ik vouwde de brief op en merkte toen pas dat Simon bijna flauwviel van de lach. 'ƒ 3500 voor overname meubilair' zei hij. 'Lieve oma, hoe gaat het er toch mee, u bent altijd zo trots op uw tanden... Wat een genie, die jongen van ons! Hij kan het niet over zijn hart verkrijgen om haar ƒ 7500 te vragen, want hij wil niet dat ze in moeilijkheden komt... Binnen tien dagen als het kan... Oh, Len, wat een genie!'
Simon bulderde het uit en dat werkte zo aanstekelijk, dat ik met hem mee ging doen. Ik vouwde de brief weer open en zocht samen met hem naar passages die ons weer deden schateren. 
'Hierzo,' zei ik, 'moet je luisteren... 'Als zij werk heeft, kunnen wij u van haar eerste salaris meteen een gedeelte van de schuld terugbetalen...' Hij vraagt niet eens of hij het geld mag lenen, hij gaat er gewoon van uit dat het gebeurt!'
'Ja, en dan verderop...' stikte Simon bijna, 'van die knieen...'
'O ja,' zei ik, 'hij heeft last van zijn knieën en dat is... hinderlijk. .. bij het wérken...'
'En dat gebit... dat zo zwak is vanwege een erfelijke kwestie...'
We brulden het weer uit. De tranen stroomden over onze wangen en ik eindigde met een enorme hoestbui. 'Oh, Simon,' zei ik, 'wat is het goed om nou eindelijk eens een keer om hem te lachen...'
Het had Simon al zijn overredingskracht gekost om mijn moeder ervan te overtuigen het geld niet over te maken. 'Want het komt niet bij de tandarts en het wordt niet gebruikt voor die parterre.'
'Ja, maar David zal mij toch niet zo bedriegen dat hij het allemaal verzint?'
'Misschien is het niet verzonnen, misschien is het allemaal waar, maar zodra het geld op zijn rekening is gekomen, gaat het weg naar andere dingen. Heus, u kunt David alleen maar helpen door hem met zijn neus op de realiteit te drukken: zorg voor je eigen zaken.'
'Ja, maar straks moet hij een kunstgebit!'
'Als hij werkelijk zo'n dure tandheelkundige behandeling nodig heeft - en dat is niet ondenkbaar na al die drugs - dan zal ik hem niet in de steek laten. Ik ben bereid de tandarts rechtstreeks te betalen, maar David krijgt het geld niet in handen.'
'Nou, dan zal ik hem dat schrijven,' zei mijn moeder, 'het is toch verschrikkelijk, zo jong en dan al een kunstgebit... Hebben jullie hem vroeger eigenlijk wel genoeg kalk gegeven?'

Het was Gerrie die de groep weer bij elkaar haalde. Ze belde ieder van ons op en zei eenvoudig: 'We hebben elkaar nodig. Dat is wel gebleken, want als ik niet in de groep had gezeten, dan had ik Bennies dood niet kunnen aanvaarden.'
Elly was de enige die niet wilde komen. Ze schaamde zich verschrikkelijk over - wat zij zelf noemde - haar aanval van hysterie.
Gerrie zei op de eerste avond: 'We moeten Elly even de tijd gunnen, ze komt wel, ik houd contact met haar. Aan Simon en Len heb ik verteld wat er met Bennie gebeurd is. En jullie weten het van hen, maar ik ben er nu aan toe om het jullie zelf te vertellen. Het is nu bijna twee maanden geleden... Bennie heeft heel bewust gekozen voor niet verder leven. Hij wilde gewoon niet meer. In het laatste half jaar heeft hij zoveel pogingen gedaan die zijn mislukt, dat ik me echt af ging vragen: wat zijn ze eigenlijk met hem aan het doen? Als ik bij hem kwam, kon hij er ook heel rustig over praten. Hij vroeg ook of ik hem helpen wilde... in de inrichting had hij zo weinig kans. Maar als hij een weekend thuis mocht zijn... Ik heb hem toen uitgelegd dat ik er dan aan mee zou werken en dat ik dat niet kon. Er was een ex-patiënt die hem zo af en toe op kwam zoeken en Bennie vroeg of hij niet eens mee mocht met hem om te kijken hoe hij woonde. Hij vroeg dat steeds weer en steeds weer werd het geweigerd. Tot op een dag een verpleger zei: Nou goed, als mijn dienst om is straks, dan gaan we samen even kijken, ik zal vragen of dat mag. Wie er 'ja' gezegd heeft, weet ik niet, maar ze zijn vertrokken in de auto van de verpleger. Die ex-patiënt was nog niet thuis en toen hebben ze eerst in de auto voor dat flatgebouw gewacht. Maar na een halfuur zei Bennie: Misschien hebben we niet goed opgelet, ik ga nog even kijken. Ze hadden zo gewoon over alles zitten praten, zelfs over wat Bennie zou gaan doen als hij 'eruit' kwam, dat de verpleger eerst geen argwaan had. Hij liet hem gaan. Pas na een paar minuten schrok hij daarvan. Hij rende zijn auto uit en wilde met de lift naar boven gaan. Maar dat kon niet. Achteraf is gebleken waarom. Bennie heeft op de hoogste etage de lift geblokkeerd door zijn jas op de drempel te leggen, zodat de deur zich niet sluiten kon. Toen is die verpleger via de trap gegaan en hij heeft steeds de galerijen afgekeken. En toen hij uiteindelijk helemaal boven was... nou ja... toen zag hij op de parkeerplaats wat mensen staan, gebukt over iets. Hij heeft toen geschreeuwd en de mensen keken naar boven en dus gingen ze iets opzij en zo zag hij Bennie liggen... Hij was meteen dood... twaalfde verdieping... Bennie heeft wat hij wilde... Het is verschrikkelijk moeilijk om het van zijn kant te bezien. Maar het is zijn leven en het is zijn keus. Hij wilde niet ziek verderleven en hij wist dat het alleen maar slechter met hem worden zou. Het is verschrikkelijk moeilijk, maar ik heb er nu vrede mee...'
Nadat we lang hadden gezwegen, zei Simon: 'Ik had gehoopt, dat Tom hier vanavond ook zou zijn...'
Maar Gerrie schudde haar hoofd. 'Nee, hij verwerkt het op een andere manier. Ik weet zelfs niet of ik het angstig moet vinden... Ja, soms wel... dan maakt zijn manier me verschrikkelijk bang. Weet je, Tom doet eigenlijk rare dingen. Hij heeft contact gezocht met zo'n stichting, die kinderen adopteert in de derde wereld... en nou adopteert hij kinderen uit Bennies naam... Ik weet het niet... dan krijgt hij alle gegevens en hij zit met de foto's in zijn handen... Ik weet het niet... het maakt me soms heel erg bang...' 
Maar ik wist dat er nóg iets was dat Gerrie bang maakte. Tom wees David als de grote schuldige aan. David had Bennie meegetrokken in de drugs. 'En zolang hij een zondebok moet hebben,' had Gerrie me gezegd, 'blokkeert hij zichzelf en kan hij nooit openstaan voor gesprekken in een groep. En dan zoekt hij maar liever zijn heil bij zijn oude vriend de alcohol en bij kindertjes adopteren...'

Het werd december. Op de brief van mijn moeder had David niet meer gereageerd. Zijn gebit had hij kennelijk ook niet in orde laten maken, want de rekening werd ons niet gepresenteerd. Al die maanden niets meer van David gehoord. En toen plotseling, midden in het sinterklaasgewoel van de Bijenkorf, kwamen David en ik voor elkaar te staan. Ik pakte hem bij zijn beide armen en keek hem aan. Er kwam een vaag lachje op zijn gezicht en hij schudde zich niet los.
'David...' zei ik, maar verder kwam ik niet.
"t Gaat goed met je, hè?'
'Met mij? O ja hoor, 't gaat goed.'
'En met pappa ook, jullie zitten in die groep.'
'Van wie heb je dat gehoord?'
Hij lachte. 'Ach... een vriend van mij, zijn moeder zit er ook in...'
'Wie dan?' vroeg ik. 'Joyce? Tini? Hannie? Noes?'
'Ja, Noes. Ach, doet er niet toe... Ik vind het hartstikke goed van je, hoor, je doet tenminste wat...' Hij wees op mijn tas. 'Wat heb je gekocht? Voor Sinterklaas?'
Ik liet hem los. 'Ja, wat dingetjes voor de kinderen...'
Hij grinnikte. 'Nou, zie je wel? Het gaat goed met je...'
'Wat doe je hier?' vroeg ik.
'Oh, ik loop hier een beetje rond, Marleen is boven.'
'Dat kleine kreng nog steeds?'
Hij lachte weer. 'Ja. We zijn eindelijk weg van mijn kamer. Ze heeft iets gehuurd, want ze heeft nu een baan. Een beetje meer ruimte, dat vindt ze nodig, zegt ze en daar koopt ze nou boven dingen voor. Ach... ik vind het allemaal best...'
Ik beet me op mijn lippen. Ik moest niets zeggen. Vooral niet zeggen: Natuurlijk vind je dat best. Zij werkt, zij zorgt voor je huis, je natje en je droogje, zij maakt je wakker, wast je kleren, koopt nieuwe als het nodig is, zij loopt nu met de rotzooi achter je aan, zoals ik dat vroeger deed. Zij heeft mijn rol overgenomen. Natuurlijk vind je dat best, maar bést is het niet voor je...
'David,' zei ik, 'ik moet weer door, want ik heb een beetje haast. Fijn voor je dat je het zo getroffen hebt. Doe de groeten aan Marleen.' Ik gaf hem een zoen en ik merkte dat hij dat verbaasd onderging. Toen verdween ik tussen de mensen. Toch kon ik het niet laten om nog één keer naar hem om te kijken. Hij stond nog steeds op dezelfde plaats en toen ik naar hem zwaaide, stak hij zijn hand op. Een hand met een klein zwart tasje. Nog steeds datzelfde tasje waar al zijn troep in zat. Ik constateerde dat als een feit, zoals ik een paar seconden later constateerde: 'Hé, het is gaan regenen, terwijl ik binnen was.'

Op kerstavond stond Marleen bij ons voor de deur. Ze wilde niet binnenkomen, maar vroeg of ze mij even spreken mocht. In het portaaltje duwde ze mij een envelop in de hand. 'Van David,' zei ze, 'uw ring die hij gestolen heeft.'
'Mijn ring...' Ik opende de envelop en zag de ring die ik van mijn vinger had moeten weken. De ring met de groeibriljant. 'Heeft hij hem dan niet verkocht?'
'Nee, naar de bank van lening gebracht...'
We keken elkaar aan. We hoefden er niets over te zeggen. Hij had het erg gevonden, dat hij juist die ring van mij gestolen had. Verkopen was te definitief, met de bank van lening was er nog een kans.
'Het zat hem zo verschrikkelijk dwars, vooral nadat hij u ontmoet had in de stad... Ik heb hem teruggekocht.'
'En het geld?' vroeg ik. 'Was het niet te veel voor jou?'
Ze lachte. 'Ik werk nou toch! Er kan best een ringetje van af...'
'Marleen...' zei ik, maar ogenblikkelijk viel ze in: 'Ja, hij is nog steeds aan de drugs! Af en toe kickt hij af, maar dan begint hij weer. Ik kan er niet altijd even goed tegen. Er zijn echt wel momenten dat ik zeg: Jongen, je zoekt het maar uit, als jij je leven wil verzieken, ikke niet. Maar ja, er zijn ook hele goede momenten. Het hangt er dus maar van af, hè, waar het zwaartepunt komt te liggen. Maar me mee laten trekken met hem... nee, dat wil ik niet.'
Ze sloeg haar armen om mijn hals en gaf mij een zoen. Een klein mager wicht, waar de botjes doorheen staken. Het beetje vet dat er had gezeten, was er na zes maanden David wel af.
Ik hield haar nog even vast. 'Maar je láát je meetrekken,' zei ik.
Ze deed heel verbaasd. 'Nee hoor, echt niet!'
'Jawel, want jij koopt die ring terug... Je zegt: Het zat David dwars. Lag het dan niet voor de hand dat David die ring terug zou kopen? Hij heeft toch een uitkering?'
Ze keek nadenkend voor zich uit. 'Tja...' zei ze ten slotte, 'u heeft wel gelijk... maar het komt ook... David praat er dan wel over, maar hij doet dan niks en dan ga ik het voor hem doen... Gosjemijne, dát was even verkeerd!'
'Het is niet alleen verkeerd,' zei ik, 'het is verschrikkelijk jammer. Want eindelijk komt er iets bij David op gang. Die ring zit hem dwars en als jij niet had ingegrepen, dan was hij misschien zelf tot daden gekomen.'
Ze knikte en haar gezichtje werd ineens ontzettend moe. 'Weet u wat het is,' zei ze, 'David komt niet tot daden, zolang hij iemand naast zich heeft als ik. En waarom zou hij ook, ik doe toch zeker alles? En hij weet toch dat ik niet weg zal gaan, want dan sta ik weer alleen en daar kan ik absoluut niet tegen. Ik ben bang alleen, dat heb ik overgehouden van die toestand en dan word ik ook verschrikkelijk depressief. Maar eigenlijk had ik David allang moeten laten vallen, zoals u en uw man dat hebben gedaan.'
'Wij hebben hem losgelaten, niet laten vallen, Marleen, en dat is een proces van jaren geweest.'
'Ja, losgelaten, en daar heeft hij toch respect voor gehad. Ik merk het de laatste tijd, hij gaat heel anders over u praten. Maar ja, nou ik er ben... het gaat gewoon verder over een ander spoor.'
'Marleen, ik kan je niet helpen. Je zult zelf moeten bepalen wat je grenzen zijn, wat je toelaat en wat niet. Misschien moet het eerst nog erger voor je worden, zodat je zeggen kan: Zo gaat het niet meer, dan ben ik maar liever alleen.' 
Ze knikte en opende toen de deur. 'Bedankt,' zei ze en ze rilde in de kou die naar binnen trok. 'Het was fijn om met u te praten.'
Toen wipte ze met kleine sprongetjes weg. Ik keek haar nog even na, maar in het donker was ze snel verloren.

Voor onszelf zaten we niet meer in de groep. Simon, Gerrie en ik, we wisten het nu wel. We bleven komen voor de anderen, voor de nieuwelingen met altijd dezelfde verhalen. En voor Elly, die weer terug was gekomen en die in de groep het stadium had bereikt waarop ze zeggen kon: 'Ik betrap me er zelfs op, dat ik weer plezier heb in mijn leven. Ik heb mijn zoon niet meer de hele dag in mijn hoofd, ik ben alleen nog maar met hem bezig, als hij me opbelt of als hij bij me komt.'
Voor Tini, die van de kamer van haar zoon een logeerkamer had gemaakt. Gesteund door de groep was ze het jaar doorgekomen. Met iedere keer een terugval: 'Ja, maar hij is ziek...' of 'Hij kookt niet voor zichzelf, ik kan het niet langer aanzien...' En iedere keer de groep: 'Volhouden! Laat maar zien dat je er genoeg van hebt, dan gaat hij zichzelf wel redden.' Totdat het moment kwam, dat Tini meldde: 'Ik begrijp er niets meer van, ik heb hem de hele week nog niet gezien.' De groep: 'Niet naar hem toegaan, Tini, hij komt wel als hij dat nodig vindt.' Het kostte haar een jaar om te beseffen dat de jongen zijn kans gegrepen had.
Voor Hannie, die nog middenin haar proces zat en haar vraag: 'Wat moet ik met een kind dat niet leven wil?' soms rechtstreeks aan Gerrie stelde. 'Je afvragen of je zelf leven wilt,' zei Gerrie, 'dat heb ik dus gedaan. Voor mij is het leven nog erg veel waard.' Dan knikte Hannie. 'Jawel,' zei ze, 'ik doe ook alweer een heleboel dingen, maar toch... als je kind niet leven wil...' Nee, Hannie was er nog niet. Voor Joyce en haar Jacques, die uit zijn dodencel was gekomen. Hij zat nu ook in de groep en bouwde voorzichtig aan 'geen relatie hebben' met zijn zoon. Niet door hem dood te zwijgen, maar door een soort niemandsland te creëren, een bodem om een andere relatie met zijn zoon aan te kunnen gaan. En Joyce deed met hem mee. 'Ik heb mijn zoon gezegd dat ik me ook even terug wil trekken. Dan kunnen we later samen - als we niet meer zo geobsedeerd zijn door die drugs - misschien op een andere manier met hem omgaan.'
Voor Noes, die met haar zoon - ondanks de drugs - een prettige verhouding had. Ze praatte veel met hem, ook over onze groep. Hij was een vriend van David en ze hadden over hun moeders gesproken met een zekere trots, zoals kinderen kunnen hebben wanneer hun ouders naar de School voor Volwassenen gaan. De jongen kickte af en viel weer terug, hij kickte af en viel weer terug. En toch was Noes zover dat ze hem niet argwanend bekeek tijdens zijn afkickperiode. 'Ik laat hem gewoon begaan,' zei ze, 'ik sta niet meer onderzoekend te kijken of hij toch niet iets gebruikt heeft, 't Is zijn zaak, niet de mijne. En als het hem niet lukt, dan begint hij maar weer opnieuw.' Maar iedere keer als het niet was gelukt, had ze de steun van de groep hard nodig.
En we zaten er voor Wim en Marijn, die hun dochter niet konden loslaten. 'Dat hebben we wel met onze jongen gedaan en dat is toch maar verkeerd afgelopen. We weten zo langzamerhand wel dat dat onze schuld niet is, maar je kijkt wel uit zo'n tweede keer.'
'Maar je moet ieder mens zijn eigen kansen geven,' zei Gerrie. 'Je hebt toch ook met ieder kind een eigen band? Het is niet billijk dat jullie je dochter de achtergrond van haar broer meegeven.'
'Ja, dat is makkelijk gezegd,' zei Marijn, 'maar de praktijk is: ze komt bij ons, meer dan een schimmetje is ze niet, net als haar broer indertijd. Ze vraagt om geld en als we dat niet geven, duikt ze de prostitutie weer in.
'Dat doet ze tóch,' zei Wim, 'ook al geven we geld, ze is gewend aan dat leven.'
'Ja, zo praat hij dan, maar ik kan dat niet, ik ga kapot als ik haar zie met die dunne armpjes en dat magere lijf...'
'Ja, en als ze dan komt, zit zij ernaast te huilen! Zo komt ze op den duur toch helemaal niet meer!'
'Ik begrijp dat je haar niet los kan laten,' zei Noes, 'nog niet, maar je kunt er wel aan werken, dat je tenminste niet huilend naast haar zit. Dat is gewoon een vertoning geven van jezelf, van: Kijk es hoe ik eronder lijd! Daar kan een gezond mens niet eens tegen en daar jaag je haar zéker de drugs en de prostitutie mee in.' En dan knikte Marijn, ze had het nodig om het keer op keer van ons te horen.
Betty en Niek kwamen niet meer. 'Want we zijn er weer bovenop en het doet ons geen goed als we steeds geconfronteerd worden met nieuwe gevallen.' Hun jongste kinderen van twaalf en veertien jaar hadden ze helemaal voorgelicht. 'Eerlijk verteld wat we afweten van drugs. Geen spookverhalen dus, want anders geloven ze ons later ook niet als we zeggen: van heroïne kan je maar beter afblijven.'
Ik knoopte dat in mijn oren, kocht een boekje over drugs en ging dat lezen met Brammet je en Josien. 

Eind maart werden we 's avonds opgebeld door Marleen.
'Mag ik u spreken?'
'Natuurlijk,' zei Simon, 'zeg maar wanneer.'
'Nú,' zei ze, 'want het kan niet wachten.'
'Komt ze alleen?' vroeg ik.
Ze kwam alleen. Weer met de deur in huis, zoals we van haar gewend waren. 'Kan ik alsnog wat geld van u krijgen om weg te gaan?'
'Ga eerst maar eens zitten,' zei Simon rustig.
Ze pakte een sigaret en verontschuldigde zich meteen: 'Ja, ik rook weer, en stickies ook... zover is het dus, ik ga dus tóch meedoen met David, en werken doe ik ook niet meer. Maatschappelijk werkster, ik heb het nou wel gezien. Dat stelt niks meer voor. Het is gewoon meehuilen en meeroepen dat het allemaal niet erg is zo'n beetje drugs. Ik word nog liever stewardess dan dat ik in een clubhuis ga werken en met mijn eigen stickies die kinderen sta op te jutten... Jezusmina, waar moet ik mee beginnen?'
'Misschien in dit geval bij het eind,' zei Simon. 'Je kan het niet meer aan en je wilt weg. Je bent niet verplicht om ons de reden te vertellen. Wij zullen je helpen, als je dat wilt.' 
Ze bleef lang voor zich kijken. 'Misschien ben ik het niet verplicht,' zei ze ten slotte, 'maar ik wil het graag. Ik vind dat ik niet zo maar kan verdwijnen. U kent mij niet... Wat u weet is, dat ik ook met drugs en zo... en dat ik in zo'n centrum ben geweest, maar u kent mij niet.'
Ze werd ineens spierwit en ik ging naast haar zitten. 'Marleen', zei ik, 'wat wil je kwijt over jezelf?'
Ze slikte een paar maal en begon toen te vertellen. 'Drie jaar geleden ben ik geopereerd. Ontstekingen... daar ben ik natuurlijk niet zo maar aangekomen... in mijn buik, de eierstokken. Eerst een hele lijdensweg met medicijnen, maar het hielp niet en dus moesten ze eruit. Niet helemaal, één, en van de ander hebben ze iets laten zitten. Ik had me ingebeeld: kinderen krijgen is er voor mij niet bij. Natuurlijk was er wel een kans, maar ik had het me nu eenmaal ingebeeld. Trouwens, mijn hele lijf... ik ben zo mager en zo klein... Nou, vanuit dat ziekenhuis ben ik naar dat centrum doorgegaan, daar had die dokter voor gezorgd die mij behandelde, en na een jaar weer terug naar school, mijn studie afgemaakt. Maar eigenlijk was er niets meer van me over en toen ik David tegenkwam, dacht ik: Misschien wij samen... een gewone jongen wil me toch niet meer. Heus, ik heb verschrikkelijk mijn best gedaan, maar ik deed het helemaal verkeerd, dat ben ik pas goed gaan beseffen na die ring. Ik heb nog geprobeerd het een beetje terug te draaien, maar het ging niet meer en ik weet, als ik langer bij hem blijf, ga ik kapot, en dat is het 'm nou juist, dat mag niet meer!' Ze stopte even en keek ons bijna smekend aan. 'Want wat niet kon, tenminste wat ik me ingebeeld had dat niet kon... nou ja... ik ben toch zwanger nou.'
Zwanger... die twee... dat kippenlijf... een kind...
Ze legde haar hand op mijn knieën en zei heel zacht: 'U moet niet schrikken, want ik vind het heel erg fijn. Ik weet het al zo'n veertien dagen, en voor mij is het heel erg goed dat ik een kind ga krijgen... maar u begrijpt, dat kan dus niet met David erbij...'
'Of wij dat begrijpen of niet,' zei Simon, 'wij hóeven dat helemaal niet te begrijpen. Zelfs dit kind, dat ook ons kleinkind is, is een zaak van jullie twee.'
'Van mij alleen,' zei ze fel en ze trok haar hand van mijn knieën af.
'Je hebt er met David niet over gesproken?'
Ze vertrok haar gezicht. 'Dan moet u mij eens vertellen, wanneer hij aanspreekbaar is. Nee, ik heb zelf mijn beslissing genomen. Weg laten halen, dat doe ik niet... maar een vader aan de drugs hóeft voor mij niet...'
'Hij was al aan de drugs,' zei Simon.
'Ja, en toen ik nog niet zwanger was, kon het mij niet schelen of ik daar ook kapot aan ging. Maar nu met dat kind.., nee hoor, ik ga bij hem weg.'
We zwegen. Ik dacht terug aan die avond dat ik moest vertellen dat ik zwanger was. Eerst aan Simons ouders, omdat zij de studie betaalden - en misschien ook wel omdat ik het gejammer van mijn moeder nog erger vreesde. Ik zou het niet in mijn hoofd hebben gehaald om daar alleen aan te komen, nee, Simon zat ernaast, met zijn hoofd omlaag en vooral zijn mond potdicht. Ik had de moed niet om te zeggen: Ik ben wel zwanger, maar geef me maar wat geld om weg te komen, want trouwen doe ik niet met deze blaag. Ik keek naar Simon en zag aan zijn gezicht dat hij er ook aan dacht. Hij knipoogde naar me en plotseling begon ik breeduit naar hem te lachen.
'Ja, sorry, Marleen,' verontschuldigde ik me, 'maar mijn man en ik... wij dachten ineens allebei... je weet dat David ook zo plompverloren is gekomen. Natuurlijk was het een andere tijd, maar ik wou je toch wel zeggen... dingen kunnen veranderen, mensen kunnen groeien. Uiteindelijk weet je niet wat dit kind voor invloed op David heeft.'
'Ik heb geen zin te wachten tot David gegroeid is, hij mag van mij, maar ik ben er dan niet meer bij.'
'Goed,' zei Simon, 'zo staan de zaken dan. Wat wil je dat ik voor je doe?'
Ze ging recht zitten, haalde diep adem, maar liet haar mond openstaan, alsof haar zojuist iets te binnen schoot. 
'Ik moet natuurlijk helemaal niet weg!' zei ze. 'Ik lijk wel gek! Het is mijn etage, ik heb hem gehuurd, ja, ik betaal de huur, en alles wat erin staat, is van mij! Ik heb het gekocht, stukje bij beetje, want Davids geld was altijd weg aan spul. Het enige dat van hem is, is zijn matras. Ik moet natuurlijk helemaal niet weg, laat hij maar gaan. Zie je, dat is het nou, ik ben zo gewend dat het allemaal van mij moet komen, ik heb altijd zo geregeld dat ik hem daar nog wou laten zitten ook... Nee hoor, laat hij maar gaan, ik blijf er zitten...'
Vastberaden stond ze op. 'Ik ben blij dat ik bij u ben gekomen. Heel erg bedankt dat u me helpen wou, maar dat is dus niet nodig, hè.'
Simon bracht Marleen naar de deur en ik liep de kamer op en neer met het gevoel dat er iets mis was gegaan. Toen Simon terugkwam, overviel ik hem meteen.
'Wat zal David doen? Zal hij zich er zo maar uit laten zetten?'
'Ja, weet ik veel,' zei Simon, "t ligt eraan hoe zij het aanpakt.'
'Nou, dat kan ik je wel voorspellen. Die komt thuis, pakt wat spullen van David in een tas en zegt dat hij kan ophoepelen. Nou, en dan David, die zie ik echt niet gehoorzaam de deur uitgaan, die slaat de hele boel kort en klein, met haar erbij. Dat kunnen we toch zomaar niet laten gaan? Dat kind is zwanger!'
Simon zweeg lang en zei toen: 'Wat heb jij nou toch eigenlijk geleerd al die jaren! Waarom vertel je in de groep dat we nooit vooruit moeten denken, geen situaties op moeten roepen die er niet zijn. Het NU, daar gaat het om. Het NU is dat we te maken hebben met een volwassen vrouw, die haar leven in eigen handen wil nemen. Op haar éigen manier en die kan best wel niet zo tactisch zijn, maar LAAT HAAR GAAN! Bel Gerrie op, vraag het aan haar, ze zal het je ook vertellen.'
De naam Gerrie was voldoende om me bijna uit elkaar te laten springen. 'Gerrie, hè,' zei ik, 'die weet het allemaal zo goed! Maar zij komt ook niet steeds in nieuwe situaties. Haar zoon is dood: wat kan er verder nou nog gebeuren?' Ik schrok van mezelf. Zo dacht ik over Gerrie dus. 'Jezus, Simon, wat zeg ik nou! Ik heb het grootste respect voor die meid...'
Hij haalde alleen zijn wenkbrauwen op. Wat voor een antwoord zou hij ook moeten geven?
'Simon...' probeerde ik.
'Weet je...' zei hij, maar hij kon het niet formuleren. Hij schudde zijn hoofd, liep naar de deur en zei: 'Ik ga naar mijn bed.'

Alleen in de kamer draaide mijn hoofd op volle toeren. Was ik jaloers op Gerrie? Ik dacht terug aan Annie en Mike met hun twee heroïnezonen. 'Soms denken we: waren ze nou eindelijk maar eens dood...' Spraken zij uit wat ik in mij verborgen had gehouden? Het was te weerzinwekkend. Hoe laat was het? Marleen zou thuis gekomen zijn. Ik beleefde mee wat zich daar zou afspelen. David hoorde haar aan: Alsjeblieft, hier zijn je spullen, alleen wat kleren, want de rest is allemaal van mij. Ik heb geen zin om me nog langer door jou... En David... eerst gewoon gaan, dan halverwege de trap stilstaan en omkeren. Ja, wat wil je nou nog, ik heb het toch uitgelegd, ik wil niet meer doorgaan met jou... Ik wil mijn matras... Je matras?? Jongen, dat kan, hierzo, raam open. Daar ligt het, buiten op straat! Die ellendige meid! O God, hij slaat haar door de kamer heen! En dat kind is zwanger, dat kind met haar halve eierstok en haar kippenlijf! Hoe wordt zoiets nou zwanger? Maar hij slaat haar door de kamer en als een kingkongfiguur maait hij alles tegen de grond en dan zal hij wel gaan, de trap af, de deur dichtslaan... 'Wat heb jij nou toch eigenlijk geleerd al die jaren? Waarom vertel je in de groep dat we nooit vooruit moeten denken, geen situaties op moeten roepen die er niet zijn?' Ja, jij hebt makkelijk praten, jij ligt met je kop onder de dekens in bed... maar David zwerft op straat en die rotmeid heeft hem eruit gesmeten. Als hij nou terugkomt en hij neemt haar weer te grazen, dan is het haar eigen schuld...
Als hij terugkomt... Ik fixeerde me op die laatste gedachte. Als hij terugkomt en hij neemt haar weer te grazen... Oh mijn God, dat mag niet! Ik moet daarnaartoe... Nee, ik zal me er niet mee bemoeien, maar ik moet ernaar toe, er moet iemand zijn als het nodig is.
Ik sloop naar de gang en deed mijn jas aan. Zacht, vooral zacht, Simon mocht niets merken. Voorzichtig de deur open en dicht. Het tuinhek mocht niet piepen, dan maar eroverheen. Gelukkig, de auto stond om de hoek, Simon zou me niet horen starten. Ik reed verkeerd. Belachelijk, wat deed ik om één uur 's nachts middenin Scheveningen? Ik kwam aldoor in straten met eenrichtingsverkeer. Dan maar stoppen onder een lantaarn en zoeken in mijn stratenplan. Ik ging er met mijn vinger overheen en zocht naar bekende punten. De Badhuisweg, daar woonde onze tandarts. Dat is waar, dat mocht ik niet vergeten, David z'n tanden, hij moest ze in orde laten maken... Hierzo... hier woonden ze...
Zo had ik vroeger bij Kees in de straat gestaan, tussen andere auto's en ver genoeg om niet ontdekt te worden. Dichtbij genoeg om - deze keer - het matras van David op de stoep te zien liggen. Het ging met een schok door me heen. Dus toch... als dit waar is, waarom het andere niet? Dat kreng had het dus toch gedaan. En David had haar in elkaar geslagen.
Ik wachtte. Er waren daarboven geen lampen aan. Zou ze er zijn? Zou ze weg zijn gegaan? Zou David nog komen? Nee, in geen geval mocht ik weg, ik moest daar blijven wachten.

Ik schrok wakker door glasgerinkel. 'Hoer!' hoorde ik roepen. 'Lelijke rothoer!' Ik keek het eerst naar boven, naar de etage van Marleen, waar twee ruiten waren ingegooid. Het licht ging aan en direct daarna weer uit. In de huizen ernaast floepten ook lampen aan. Ik draaide mijn autoraam omlaag en zocht in de straat. Niemand. Na een poosje zag ik Marleen voor het ene goede raam verschijnen, ze maakte het open en kwam iets naar buiten hangen. 
'David...' Het klonk vragend. 'David... ga nou weg...'
In het huis ernaast werd ook een raam geopend. 'Ik heb de politie al gebeld, hoor, mevrouw.' Marleen keek even gestoord naar haar buurman, ze gaf geen antwoord, maar richtte onmiddellijk haar blik naar de overkant. Ik keek met haar mee. Daar, in een soort sleuf tussen twee winkels in, moest David zich verborgen hebben. 'Mevrouw, ik heb de politie al gewaarschuwd hoor...' Weer die gestoorde blik van Marleen, een woordenloos 'Ach, bemoei je met je eigen zaken,' daarna deed ze met een klap haar raam weer dicht.
Direct daarna weer glasgerinkel, nu aan de overkant. In de beide zijruiten, grenzend aan de sleuf, waren gaten en barsten gekomen. Plotseling sprong er een man naar voren, in het licht van de etalages. Hij had een barkruk in zijn handen, de vier poten staken vooruit. David, één moment... maar lang genoeg om door mij herkend te worden. Eén moment stond hij naar boven te kijken, toen draaide hij zich om en sloeg hij willekeurig op auto's en ramen van huizen in. Eén grote golvende beweging van links een ruit en rechts een autodak. Op dit kabaal kwamen er mensen naar buiten, ze schreeuwden, maar bleven dicht bij elkaar op veilige afstand staan. 
Boven, voor haar raam, verscheen weer Marleen. Ik hoorde haar plotseling roepen: 'David...!' een oerkreet, een noodkreet, maar hij was niet te stoppen. De mensen liepen nu langzaam haar richting uit en lieten zich gretig inlichten door de buurman die naar beneden was gekomen. Als hij dan niet door Marleen werd geaccepteerd... in het leven is er altijd een tegenpartij. 
'Dat is die jongen waar ze mee woont, altijd gelazer die twee. 's Ochtends hoor je ze niet, 's nachts is het gedonder. Dat heb je met die schoolverlaters, een uitkering en zogenaamd geen werk te vinden... en na een half jaar zijn ze verpest voor hun hele verdere leven, 's Nachts zuipen en spuiten en overdag in hun nest blijven liggen... Ik heb al zoveel meegemaakt met die twee...'
'Ik zie haar 's ochtends anders de deur uitgaan.'
'Ja, dat was in het begin, maar ze heeft nou door dat ze d'r hand op kan houden!'
Ik zag hoe ze keek. Met minachting naar de mensen beneden en daarna met een zoekende, angstige blik de richting van David uit. Weer opende ze het raam. 'David...' Het werd beneden lacherig overgenomen: 'David! Thuiskomen! Naar je bedje toe...' maar toen hij overstak en terugkeerde, trokken ze elkaar bang naar de andere kant. Weer zag ik haar kijken met die minachtende, spottende blik. 'Politie!' werd er geroepen. 'Daar heb je de politie al!'
De auto reed de stoep op en zette David klem, agenten sprongen eruit en probeerden hem te grijpen. Hij sloeg om zich heen. Een andere auto, weer vier agenten. Eén werd door de barkruk getroffen, ik zag hoe hij naar zijn hoofd greep en terugwankelde naar de auto. Nu sloegen ze op David in en hij viel voorover op de grond, maar hij gaf zich niet gewonnen, hij trapte om zich heen. 
Vlak naast mijn auto hoorde ik haar weer: 'Da-vid...' Ze rende naar hem toe, maar werd een paar meter verder opgevangen door vier agenten uit een derde politieauto. Ze huilde niet, ze spartelde niet tegen, ze liet zich opzij zetten met aan iedere arm één agent. De twee anderen van het viertal liepen door naar hun gewonde collega. Marleen keek toe hoe ze aan Davids armen en benen begonnen te trekken. Ieder een arm en ieder een been, zo smeten ze hem in een auto om even later bovenop hem te springen, de enige manier om hem in bedwang te kunnen houden. Vol gas en weg. 
De gewonde agent was in een auto gaan zitten. Een collega riep versterking op en binnen enkele minuten stond de hele straat vol met loeiende politieauto's. In alle huizen waren nu de lichten aan, uit alle ramen hingen de mensen. Men lachte. Ja, men lachte, de schade werd bekeken, er werd naar boven gewezen naar het huis van Marleen en de buurman had het druk met uitleg geven. 
De twee agenten brachten Marleen terug naar haar huis en werden door haar binnengelaten. 'Zo'n meid moet hier toch eigenlijk niet wonen,' hoorde ik zeggen door een man die tegen mijn auto stond geleund. 
'Wat is het? Zo'n krantenprostituée?' Gelach om hem heen. Een grapjas vond dit het moment om te gaan declameren: 'Anita... jong... bruisend en lekker mollig... Vurig speels poesje vindt alles fijn... Uw wil geschiede, desnoods op z'n Frans...' Gelach, gebrul, wat een sensatie, dat heb je toch ook niet iedere nacht... 
'Hij heeft natuurlijk niet willen betalen, want ze deed het niet goed, en toen heeft ze hem met matras en al de straat opgemieterd... Daar... moet je kijken... daar ligt het matras.' Ze kwamen los van mijn auto en gingen kijken bij het matras. Gelach, gebrul. 
De gewonde agent werd onder gejuich weggereden. 'Opzij jongens! Ga es effe opzij!' De buurman stond het verkeer te regelen, totdat hij vervangen werd door een agent. Er klonk applaus toen de twee agenten bij Marleen de deur uitstapten. 
'En? Hoe was ze? Ging die lekker?' Gelach, gebrul. De agenten namen de barkruk mee. De mensen werden verzocht terug te gaan naar hun huizen, maar ze lieten zich niet zo maar hun pretje ontnemen. De eerste platen hardboard werden voor de ramen gezet. Broederlijk, broederlijk, alles broederlijk. 'John, hou jij effe vast, dan sla ik die spijker erin.' 
De schade aan de auto's werd bekeken. 'Ik bof, joh, ik had al een deuk in mijn dak.' Er kwam iemand met een bezem om het glas weg te vegen. Een mevrouw liep met een gebroken cactus achter een politieman aan. 'Mensen, naar binnen! Mevrouw, gaat u naar binnen alstublieft!'
'Ja, nou, wat denkt u dat dat kost? Zo'n cactus kost gauw een paar honderd gulden! Als ik daar morgen mee aankom, krijg ik het misschien niet meer vergoed.'
De eerste politieauto's verdwenen. 'Wie heeft er nog hardboard nodig? Ik heb hier nog een plaatje staan.'
'Geef effe door, morgenavond hier in de wijk een extra vergadering, want je begrijpt, die hoer gaat eruit...'
'Ze zeggen, die vent is aan de drugs, dat zegt d'r buurman tenminste.'
'Welnee, die vent heeft te veel gezopen, hoe denk je dat die aan die barkruk komt?'
'Ze moesten ze vergassen, allemaal!'
'En hun ouders erbij, die hebben het zover laten komen!'
'En de regering ook!'
'Ja, de regering ook!'
'Allemaal vergassen!'
'En verkeersdrempels, die moeten we ook nog steeds hebben!'
'Nee, een wóónerf hadden we gevraagd!'
'Volgens mij was het een zwartje, ik geloof een Surinamer.'
'Welnee, geen Surinamer, een gewone vent aan de drugs.'
'Die Surinamers hier in de wijk, die gooien we d'r ook allemaal uit!'
'We hebben al genoeg aan dat gedonder met die Molukkers!'
'Dat zeg ik, vergassen, ze moesten ze allemaal vergassen!'
'Ja, allemaal vergassen, en die hoer d'r bij!'
Ik zat versteend in de auto. Niemand had me ontdekt.Ik registreerde wat er gezegd werd, maar het drong niet tot me door. Af en toe keek ik omhoog naar het raam van Marleen. Naar het raam van die kleine dappere hoer met d'r kippenlijf en d'r halve eierstok. Ik huilde zonder geluid en zonder tranen. Om die kleine dappere hoer met d'r kippenlijf en d'r halve eierstok. D'r kippenlijf en d'r halve eierstok. Die kleine dappere hoer, die lak had aan de straat en die ze met z'n allen wilden vergassen.

Het was vier uur geweest. De ruiten waren dichtgetimmerd. De lichten in de huizen waren uit. Op de beide hoeken van de straat stond een politieauto. Er surveilleerden twee agenten, die het huis van Marleen goed in de gaten hielden. Ik stak een sigaret op en startte de auto. De agenten draaiden zich naar mij om, maar lieten mij gaan. Zeker iemand die bang was geworden...