Het was rond 25 juli dat op ons rustig dorp de eerste oorlogsgeruchten verspreid werden. De oorlog was verklaard door Oostenrijk, Servië en Duitsland aan de ene kant; aan de andere kant zouden Frankrijk en Rusland er zonder twijfel ook aan deelnemen. België zou zijn plicht doen en afzijdig blijven en daarom zou het zijn grenzen goed bewaken. Minister de Brocqueville vroeg de aanpalende landen die gewaarborgde afzijdigheid te eerbiedigen. Frankrijk en Engeland beloofden het, Duitsland antwoordde niet.
Slechts zeven jongens uit Dikkebus waren in werkelijke dienst: Opsomer Henri, Lozie Jerome, Forceville Jerome, Baeke Jules, Ooghe Maurits, Leeuwerck Constant, Grimmonprez Maurits. Op 27 juli werden nog twee klassen binnengeroepen. Trokken op: Leleu Jerome, Haezebrouck Cyriel, Gouwy Richard, Scheldeman Jerome en Cnockaert Camiel.
Grote onrust was er nog niet in Dikkebus. De oorlog tussen Frankrijk en Duitsland was nog niet verklaard en waarschijnlijk zou België niet in het spel betrokken worden. Het werd erger op zaterdag 30 juli. Ineens werden tien klassen opgeroepen (1901–1910). Ze werden ’s nachts ingelicht en moesten reeds met de eerste trein vertrekken. Het waren de volgende jongens: Cnockaert Gustaaf, Lommez Maurits, D’Hellem Hector, Dumortier Hector, Pauwels Henri, Buseyne Julien, Bailleul Cyriel, Deman Henri, Vermeulen Henri, Dereckx Hector, Derycke Arthur, Scherrens Cyriel, Decrock Jerome, Declercq Camiel, Declercq Leon, Milleville Jerome, Vandenbussche Leon, Baeke Camiel, Baeke August, Van Eeckhoutte Arthur, Lauwyck Arthur, Boudry Leon, Perdieu Henri, Heugebaert Leon, Sinnaeve Marcel, Leroy Jules, Spenninck Marcel. Iedereen stond buiten om hen te zien optrekken. Veel geestdrift was er niet. Niet zozeer omdat men een oorlog voor België vreesde, maar omdat men voorzag dat de scheiding lang zou duren, misschien verscheidene maanden. En wie weet zou België er toch niet in gemengd worden.
Die voormiddag was ik in Ieper en het was te merken dat niet alle soldaten gelijkgesteld waren. Veel medelijden had het volk met hen die vrouw en kinderen moesten achterlaten. Het was ook nog des te erger omdat er veel werk was bij de landbouwers, het was immers oogsttijd. In het onderhoud van de soldatenfamilies heeft ons bestuur goed voorzien: 0,50 fr. voor vrouwen; 0,25 per kind indien getrouwd; 0,50 aan de ouders indien jonkman. Dit werd wekelijks betaald, zolang er geld in de gemeentekas was, te weten tot half november. De gemeente moest het geld voorschieten maar zou het terugkrijgen van de staat. Als er geen geld meer in kas was, werd de betaling opgeschort tot er weer binnenkwam en dan werd alle achterstal betaald. De vrees voor oorlog groeide. Het ultimatum was er van Duitsland tegen Rusland en weldra ook tegen Frankrijk. Over iets anders dan oorlog werd er niet meer gesproken.
Op 3 augustus verklaarde Duitsland de oorlog aan Frankrijk. Hoe zou het aflopen met België? Op maandagnamiddag kwam het nieuws in Dikkebus van het Duitse ultimatum aan België. Maar zou het waar zijn?
4 augustus. Helaas, het was maar al te waar. De oorlog was verklaard aan het afzijdige België door het meinedige Duitsland. Algemene verslagenheid. Wat gaat er gebeuren? Maar weldra was er geestdrift bij het volk. Iedereen was met de oorlog bezig, bijna niemand kon nog werken en op straat zag men altijd groepen mensen bezig over de oorlog.
Groot was de verontwaardiging over de Duitse gruwelen, niemand dacht dat de Duitsers daartoe bekwaam waren. Groot ook was de vreugde en de fierheid over de heldendaden van het Belgische leger in het Luikse en het Brabantse. Het volk was ook bang dat er nieuwe klassen zouden worden opgeroepen.
Op 10 augustus werden inderdaad nog twee klassen opgeroepen. Uit Dikkebus vertrok maar één soldaat: Janssens Leon, schaper. Twee jonge mannen gingen binnen als vrijwilliger: Louwage Leon en Lauwyck Maurits. Ook de eerste soldatenbrieven kwamen binnen. Welk een vreugde als een brief meldde dat de soldaat gaaf en gezond was. Helaas welk een ongerustheid als de jongen wat lang wachtte met schrijven.
Zoals te voorzien was, werd er veel vals nieuws verspreid. Nu eens was de kroonprins gevangen. Dan weer waren er dertig- of veertigduizend krijgsgevangenen. Maar de Belgen met hun klein legertje deden wondere zaken. Valse geruchten gingen ook over het papiergeld, dat bijna nergens nog waarde zou hebben. Iedereen trachtte aan zilvergeld te geraken, en wie er had hield het achter, zodat men soms geen zaken kon doen bij gebrek aan zilvergeld. Dat duurde maar een paar maanden. Briefjes van 5 frank werden weldra gedrukt en alles viel in de plooien. Hetzelfde met de winkelwaar: sommige mensen voorzagen zich voor verscheidene maanden uit vrees dat er weldra niets meer te krijgen zou zijn.
Men hoorde in de streek ook vaak spreken over spionnen. Soms met reden maar veel mensen werden ten onrechte als spionnen aangezien en er was veel vals nieuws over spionage. In bijna alle dorpen deed de burgerwacht dienst. Hier duurde het lang voor zij eraan begonnen, ik geloof ook niet dat het eerder nodig was. Eindelijk deden enigen de wacht, maar het ging er niet serieus aan toe en de wacht bestond meestal uit pinten drinken en hesp eten bij de boeren. Men mocht nergens meer naartoe gaan zonder vrijgeleide met foto of persoonsbeschrijving, deze laatste werd gegeven door de burgemeester. Er werd weinig gereisd, er was weinig handel en vervoer. Het gras groeide tussen de kasseistenen.
Alhoewel de Belgen goed hun best deden, moesten zij toch wijken voor de overmacht. Brussel werd ingenomen op 20 augustus. Patrouilles ulanen riskeerden zich weldra tot in Vlaanderen. Men vertelde de verschrikkelijkste gruwelen over de Duitsers. In Dikkebus vreesde men niet dat er in onze streek grote veldslagen zouden plaatshebben, omdat het dorp niet op de weg naar Parijs lag, maar men was bang van de benden ulanen. De schrik was groot, bijna alle mensen begroeven geld en waardepapieren.
Er was geen handel meer, alles werd zeer goedkoop, vooral de dieren. Zwijnenjongen en kippen gingen voor minder dan hun halve waarde.
Rond 20 augustus kwamen Franse dragonders van het garnizoen van Saint-Omer in Dikkebus op wacht staan: vier op het kruispunt van Hallebast, een bij de molen van Van Eecke, twee op de dorpsplaats. Zij kwamen ’s morgens vroeg aan en vertrokken rond 17 uur naar Nieuwkerke, waar zij overnachtten. Verder werd er door andere dragonders nogal wat over en weer gereden en vaak naar de telefoon gegaan. Het zijn de eerste soldaten en iedereen wil ze zien en met hen praten. Zij blijven een tiental dagen en daarna zien we de hele maand september geen soldaten meer tenzij nu en dan een groepje Belgische vrijwilligers of een auto met officieren.
In de zomer van het jaar 1913 was men begonnen met het herstel en de uitbreiding van de vijver van Dikkebus. Het was een grote onderneming. In 1913 had men niet veel kunnen uitrichten, in de winter niets. Men herbegon in de lente 1914, maar voor de oorlog kreeg men veel te weinig werkvolk omdat de lonen voor zulk een zware arbeid niet hoog waren, zodat het werk maar traag vooruitging. Dat veranderde met de oorlog. Veel werkvolk dat in Frankrijk of elders in fabrieken werkte, had geen werk meer en weldra kon men meer werkvolk krijgen dan men kon tewerkstellen. In september werkten 180 mannen aan de vijver.
Voor de oorlog werd hier in bijna alle burgerhuizen en ook bij veel werkvolk het Nieuws van de dag gelezen. Nu de oorlog verklaard was, verkocht die krant meer dan dubbel zoveel. Helaas, Brussel werd ingenomen en het Nieuws van de dag hield op te verschijnen. Dan kwam men rond met Het Volk en De Telegram. Sommigen namen een abonnement op de ‘Métropole’. Slechte kranten waren er voor de oorlog in Dikkebus niet, maar met de oorlog maakte men maar weinig onderscheid meer. Zo kocht men Le Matin, l’Indépendance, de best ingelichte, Het Vaderland, Vooruit. Die kranten spraken in het algemeen weinig of geen kwaad over de godsdienst, uitgenomen de Vooruit die altijd op de een of de ander manier de katholieke partij hatelijk zocht te maken. Later werd ook Le Nord Maritime van Dunkerque veel gelezen.
In het begin van de oorlog werd er zeer veel gebeden en het volk had een zeer goede instelling. Zeer groot was het aantal biechten en communies. Elke zondag werd tussen de vespers en het lof de ommegang gedaan langs de Melkerij, ook eens naar O.L. Vrouw van Frezenberg. De stoet was buitengewoon groot, slechts de volstrekt nodige thuiswachters waren afwezig. Op 15 augustus hadden wij 850 communies. Ook veel bedevaarten werden door het volk gedaan: naar O.L. Vrouw van Frezenberg, de Rodeberg, St.-Jan van Poperinge, vooral door hen die soldaten in de familie hadden.
Op 30 augustus waren ulanen tot in Rollegem-Kapelle gekomen, waar zij op de gendarmes van Ieper gebotst waren. Helaas werden twee gendarmes doodgeschoten. Het was het eerste bloed dat in de streek vloeide. Mensen van Dikkebus hadden de dode en gewonde gendarmes gezien in Ieper en er werd niet anders gedacht dan dat de Duitsers een paar uren nadien in Dikkebus zouden zijn. Gelukkig namen zij een andere richting, waar zij haast allen gedood of gevangen werden.
In het begin van september kwam een verordening dat alle wapens naar het gemeentehuis gebracht moesten worden. Hierdoor zouden de Duitsers hun gewone beschuldiging niet kunnen uiten: ‘de burgers hebben geschoten’, voorwendsel om hun gruwelen te verontschuldigen. Deze verordening werd nogal goed opgevolgd.
Nog 2 maal werden in de maand september ulanen in het Ieperse gezien, maar er kwamen er geen in Dikkebus.
De eerste maal werden hier de kanonnen gehoord rond 12 augustus, maar daarvoor moesten plaats en weer gunstig zijn. De vijvermeersen waren daartoe het best geschikt. Eind augustus bij de slag van Péronne hoorde men ze bijzonder goed en sedertdien elke dag, nu eens minder dan weer meer.
Half september kwamen hier veertig vluchtelingen van het Mechelse, allen ongetrouwde mannen. Zij waren armelijk gekleed en hadden veel geleden. De meesten waren van Rotselaar, Werchter, Kampenhout en omstreken. Zij werden geplaatst bij de boeren, die hen voor niets aanvaardden. In sommige plaatsen werden zij zeer goed onthaald, in andere niet. Sommige vluchtelingen, vooral die uit de stad, konden het niet gewoon worden op een hofstee, hoe goed zij er ook waren en vertrokken ’s anderdaags naar Ieper, waar zij in de kazernes woonden en onderhouden werden. Anderen bleven, pasten zich goed aan en een jaar nadien vindt men er nog.
Sedert 8 augustus zag men in Ieper geen soldaten meer, maar rond 18 augustus kwamen de vrijwilligers naar de kazernes, waar zij verscheidene dagen verbleven. Zij zagen er zeer moedig uit, maar velen waren ruwe en ongetemde kerels wie de soldatentoom wellicht geen kwaad zal doen. Zij bleven er enige dagen en dan was Ieper weer zonder soldaten.
Rond 12 september werd de klas van 1914 opgeroepen; de 7 jongens van Dikkebus vertrokken moedig en welgezind. Zij werden naar Lier gezonden. Het waren Leeuwerck Marcel, Leeuwerck Maurits, Titeca Maurits, Lamerant Camiel, karabiniers en Derycke Jules, Ollivier Maurits, Odent Marcel bij de linietroepen.
Het werd eind september. De Duitsers die tot nu toe Antwerpen opzij hadden gelaten, trokken er nu met alle geweld opaf. Lier, waar de jonge rekruten zaten, kreeg zijn eerste granaten. En dadelijk werden die rekruten naar Ieper en Diksmuide gezonden. Op zaterdag 26 september kwamen zes lange treinen jonge soldaten in Ieper aan. Zij droegen nog burgerkleren en waren beladen met ransel en deken. Jonge gezichten, open en moedig. Zij waren het reeds gewend om op de grond te slapen. Zij verbleven hier een paar dagen en vertrokken dan naar Veurne en Nieuwpoort.
In geheel Vlaanderen had men zalen gevraagd voor hulpposten. Burgemeesters en pastoors hadden edelmoedig al wat zij konden vinden ter beschikking gesteld van het leger, maar pas eind september kwamen de eerste gewonden in Ieper aan. In alle dorpen had men voor de gewonde soldaten ook een omhaling gedaan, die van Dikkebus werd in de kerk gedaan en ze bracht veel op.
Het college van Ieper had zijn deuren geopend op 25 september. Bijna alle scholieren waren binnengegaan. Op 1 oktober ging in Dikkebus de jongens- en ook de meisjesschool open. Enkele leerlingen bleven achterwege.
In het begin van oktober werden hier opnieuw Franse wachten geplaatst; ditmaal waren die zeer streng voor de voorbijgangers, iedereen werd naar zijn vrijgeleide gevraagd. Dat Dikkebus weldra het bezoek van de Duitsers zou krijgen, daar twijfelde niemand nog aan. Wij hoorden duidelijk genoeg dat het geschut van de kanonnen voortdurend naderde.
Zondag 4 oktober donderden de kanonnen bijna de hele dag rond Menen en Wervik. In Waasten kwam die dag een bende van 600 ulanen aan. Een Franse patrouille had zich verscholen in Pont-Rouge bij het huis van meneer Volbrecht. Een man van de patrouille schoot en een Duitser viel dood van zijn paard. Daarop keerde de hele bende zich om en vluchtte weer naar Waasten. Kort nadien keerden zij ongelukkiglijk terug en zeiden dat een burger geschoten had. Meneer Volbrecht, de belangrijkste man van het gehucht, werd verantwoordelijk gesteld en ondanks het smeken van de burgemeester door de kop geschoten. Meneer Volbrecht was eigenaar van drie hofsteden in Dikkebus en twintig in Reningelst en Vlamertinge. De ulanen trokken verder naar Nieuwkerke, waar zij onderpastoor E.H. Reynaert de hele nacht bij hen deden staan.
5 oktober, maandag. De 600 ulanen trokken door Dranouter, Loker, Westouter. Een ogenblik hadden wij gevreesd dat zij door Dikkebus zouden komen. Het was gelukkig niet zo. Aan de Rodeberg ontmoetten ze de veldwachter en Lagache, een boer uit Westouter. De veldwachter die anders geheel in burger gekleed was, droeg nog de onderjas met koperen knopen van zijn tenue van veldwachter. Hij werd vastgegrepen en afgetast. Men haalde helaas een revolver uit zijn zakken. Daarop werden beiden naar de dorpsplaats geleid en aan de ijzeren tralie van het kerkhof gebonden. Een kort bevel en de veldwachter werd met vier geweerkogels doorboord. Lagache, die volop doodsangst had uitgestaan, werd losgelaten. De vrijwilligers die in Loker in de gendarmerie waren, vluchtten op minder dan een kilometer voor de Duitsers uit, in Westouter waren zij maar 100 meter voor de vijand. Daarop trok de wrede bende verder naar Boeschepe, waar het merendeel dood of levend in de handen viel van de Fransen. De hele dag was het erg rond Wervik. Die dag werden veel huizen in brand geschoten en gestoken in Wervicq-Sud en het gevecht was hevig aan de Leie. Veel volk van Wervik en Waasten kwam hiernaartoe gevlucht.
6 oktober, dinsdag. 17 ulanen kwamen tot aan de hofstee van Spillebeen op de kasseiweg van Krommenelst naar Vlamertinge en enigen zelfs tot aan Petrus Storme. Daar werden zij beschoten door een Engelse mitrailleur. Vier paarden en twee soldaten werden neergeschoten. De overigen vluchtten weg en hielden zich verscholen in de Kriekbossen. Toen zij Ieper wilden binnengaan, heeft de burgerwacht ernaar geschoten.
7 oktober, woensdag. Die dag had ik conferentie bij de heer kapelaan van Dranouter. Na lang beraad waagde ik het erop om te gaan. Ik was nog niet aan Millekruis toen kanonnen hevig begonnen te bulderen vanuit de richting van Menen, het waren de Duitsers bij ’t Hoge. Plots was er mitrailleurgeschut vanachter de Kemmelberg. Het was dus al te gevaarlijk op dat ogenblik om mij ver van mijn huis te verwijderen. Ik keerde terug. Het kanongeschut duurde maar een uur. En dan werd alles weer rustig. Maar niemand was op zijn gemak. ’s Namiddags deed ik een wandeling te lande en keerde huiswaarts rond 16.30 uur. Ineens komt de mare dat de Duitsers reeds bij het exercitieplein zijn en afzakken naar Dikkebus. Het was inderdaad maar al te waar. Het was 17 uur toen zij ons dorp binnenkwamen. Geen enkele burger was op straat, veel jongelingen hadden zich van de dorpsplaats verwijderd. Enkele Duitsers sloegen de Kerkstraat in. Zij vroegen de sleutels van de kerk, zijn op de toren geklommen en hebben de automatisch luidende horloge gebroken.
Eerst was er allemaal paardenvolk, kurassiers, ulanen, huzaren, jagers. Zij hadden lansen van wel drie meter lang. Daar waren ook karabiniers-cyclisten en enkele duizenden infanteristen. Verder was er zeer veel vervoer, van alle soorten werktuigen, kanonnen, mitrailleurs, auto’s, wagens met grote laadbakken. Er waren ook enkele burgers met wagens die door de Duitsers verplicht waren mee te rijden. Ze werden allen na een of twee dagen teruggestuurd maar er waren er die paarden en wagens moesten achterlaten. De Duitsers die door Dikkebus trokken, waren allen uit Beieren. Zij gingen bellen aan het huis van de gemeentesecretaris meneer Thevelin. Zij hadden gevraagd naar de burgemeester, maar vermits die te lande woonde, gingen zij naar de secretaris die op het dorp woonde. Meteen namen zij schikkingen om te overnachten: de officieren gingen naar de mooiste huizen, de soldaten naar de andere. Nergens gingen zij verder weg dan 5 minuten van de grote kasseiweg. Zo bleef de helft van de boeren van de Duitsers gespaard. Op de dorpsplaats bleven ook veel huizen vrij van soldaten. Die nacht hebben tussen 2000 en 3000 Duitse soldaten in Dikkebus overnacht. In het begin bleef iedereen binnen, maar na een half uur riskeerde zich toch nu en dan een burger op straat. In de pastorie hebben veel soldaten gelogeerd, bij de onderpastoor geen. Slechts 6 hebben er hun avondmaal bereid en gegeten. Het was 21.30 uur toen zij aanbelden en om 23 uur was ik hen kwijt. Dezelfde avond nog gingen zij het Beiers vaandel op de staande wip voor het gemeentehuis hangen. Voortdurend reden zij voorbij met alle mogelijk zwaar vervoer tot rond 23.30 uur. Dan werd het stil. Die nacht sliepen de vermoeide soldaten waarschijnlijk beter dan de onrustige burgers.
8 oktober, donderdag. Het was 6 uur toen de soldaten in beweging kwamen en om 7.30 uur begon de passage opnieuw. Het eerste wat zij deden was 20.000 kilo haver en 1000 broden opeisen. De gemeente moest die leveren voor 12 uur, Duitse tijd. Zo niet: 5000 frank boete. Of de burgemeester en de secretaris in hun haar krabden! Zij hadden slechts drie en een half uur tijd en veel boeren hadden nog maar weinig haver gedorst. Meteen werden alle boeren gewaarschuwd en om kwart voor 12 waren er 1000 broden en 18.500 kilo haver. Alhoewel er wat te kort was, werd het toch aanvaard en de Duitsers betaalden met een bon. De Duitsers hebben niemand mishandeld, maar nogal veel gestolen. In de huizen waar niemand thuis was, hebben zij alles meegenomen wat hun dienen kon, in veel herbergen betaalden zij niet, van hooi en stro bedienden zij zich naar willekeur en ze namen er een flinke voorraad van mee. Bij Jules Maerten en bij Hilaire Lievens stalen zij een paard en bij Petrus Braem een paard en twee fietsen. Deze laatste kreeg een bon ver beneden de waarde. Bij Henri Vandecasteele hebben zij het wreedst gehandeld. Half dronken doorzochten zij voortdurend met de revolver in de hand kasten en bedden. Zij namen alles wat hun aanstond en bespotten en bedreigden het volk. Bij Justin Thevelin schoten zij 2 koeien in de weide neer, op diens vraag gaven zij hem een bon. Zij gaven ook een bon van 50 fr. voor wijn gestolen uit de pastorie.
In de voormiddag werd het volk wat moediger en men zag al enkele nieuwsgierigen op straat. Sommige soldaten en officieren waren heel vriendelijk, zelfs waren er die fooien gaven waar zij gelogeerd hadden. De Duitse soldaten zagen er kloek volk uit, moedig en nog fris. Zij hadden hard roggebrood mee. Hun paarden echter waren vermoeid en vele waren in ellendige staat. Men hoorde ook dat zij veel vals nieuws wijsgemaakt waren. Zo waren zij verwonderd dat zij nog in België waren en vertelden mij dat Antwerpen gevallen was, hetgeen pas drie dagen later zou gebeuren. Ook vertelden zij dat de oorlog weldra gedaan zou zijn.
De troepen gingen voortdurend tot 15.30 uur voorbij met nu en dan een korte stilstand. Wat een pak van ons hart toen wij ze zagen weggaan, maar toch was men over het algemeen tevreden ze eens gezien te hebben. Waarlijk, hun organisatie is prachtig!
In Ieper kwamen zij op woensdagnamiddag aan om 15 uur. Zij eisten al het geld op uit de kassen van het gemeente-, armen- en godshuizenbestuur. De burgerwacht die een paar uren voordien geschoten had, vluchtte een uur voor hun komst met de tram naar Veurne. Zij plunderden ook de verlaten huizen maar mishandelingen of andere grote beschadigingen hebben zij niet gepleegd.
In Voormezele heeft een deel van het leger overnacht. Geen mishandelingen, maar verscheidene paarden werden meegenomen.
In Vlamertinge zijn rond de 1500 manschappen voorbijgetrokken. Bij de dokter hebben zij het paard meegenomen, de motorfiets, de auto en twee fietsen en ze hebben bijna de hele apotheek geplunderd zonder een cent te betalen.
In De Klijte zijn zij alleen op donderdag voorbijgegaan, maar hebben niet overnacht. In Reningelst hebben zij overnacht. Daar is veel volk gevlucht naar Poperinge. In Westouter zijn de pastoor en de burgemeester moeten meegaan om hun de weg te tonen. In Poperinge zijn maar 500 Duitsers voorbijgekomen.
Het eerste wat de Duitsers deden, was een telefoon plaatsen en de gewone telefoon vernietigen. In het algemeen heeft Dikkebus niet veel te lijden gehad, de burgemeester en de secretaris meneer Thevelin hebben in die moeilijke omstandigheden goed hun taak vervuld. Het was erger in Kemmel, waar de burgemeester gevlucht was. Zij hebben er gedineerd met zijn beste servies en bijna geheel zijn kelder geledigd. In Kemmel hebben zij veel meer opgeëist dan in Dikkebus, deels uit misnoegdheid over de vlucht van de burgemeester, ook deels omdat zij daar langer gebleven zijn.
Het leger dat door Dikkebus voorbijgekomen is, schat men tussen de 12.000 en de 15.000 manschappen.
9 oktober, vrijdag. Het leger is al voorbij Bailleul, toch hoort men weinig kanongeschut. Nu en dan rijden enkele Duitse soldaten heen en weer tussen Dikkebus en Ieper. De hele dag is het kalm in Dikkebus. Rond 20 uur komt het Duits leger weer in volle draf aangestormd. Zonder licht en zonder te spreken rijden zij de Kerkstraat in en haasten zich naar Vierstraat en Wijtschate. Het leek een ware vlucht. Het duurde anderhalf uur. Dan was alles ongeveer een uur weer rustig.
Rond 22 uur echter kwam er een tweede groep, weer in dezelfde draf, ditmaal echter reden zij Ieperwaarts. Ineens stilstand. Men hoort niets tenzij nu en dan een bevel van de officieren. Ineens komt er weer leven in de bende. Zij draait zich om en de helft van de groep keert terug. Wat heeft er gehaperd? Deze tweede groep is, in plaats van, evenals de eerste, de Kerkstraat in te slaan om naar Wijtschate te gaan, te ver doorgereden langs de Iepersteenweg en heeft de fout pas ontdekt toen de eerste groep al voorbij de molen was. Daarop zijn de eersten doorgereden langs Café Français en de anderen zijn teruggekeerd, maar zij hebben een tweede fout begaan: in plaats van de Kerkstraat te nemen hebben zij de Neerplaatsstraat genomen zodat een deel terecht is gekomen in de vijvermeersen, waar zij de meeste moeite hadden om eruit te geraken.
’s Anderdaags vernemen wij dat de Duitsers voorbij Bailleul in aanraking zijn gekomen met de Senegalezen, die erop los gingen met hun bijltjes. Wel honderd wagens met gewonden zijn die dag door Kemmel gereden.
Vandaag zijn enkele lieden van het dorp gevlucht uit vrees voor mishandelingen vanwege de Duitsers en ook omdat zij bang zijn dat de slag hier misschien zal plaatshebben, voor het geval de Duitsers wat achteruitgeslagen zouden worden. De kloosterzusters, die daar twee benauwende nachten afgezonderd doorgebracht hebben, achtten het raadzaam ook het dorp te verlaten. Spijtig genoeg sloegen zij de weg in naar Passendale, vandaar naar Sint-Jozef, Hooglede en vandaar naar Heist, waar zij in plaats van de Duitsers te ontvluchten weldra door hen ingesloten worden.
10 oktober, zaterdag. Men ziet de hele dag geen 5 Duitsers. maar om 19 uur komen hier 20 Duitse soldaten met een Engelse automitrailleuse, die zij veroverd hebben door een gat te schieten in de benzinetank. Zij plaatsen hem aan de hoek van de Kerkstraat en houden er de hele nacht de wacht bij. In Ieper ziet men nu eens bondgenoten dan weer Duitsers.
11 oktober, zondag. Om 6.30 uur vertrekken de Duitsers met de mitrailleur, die zij laten trekken door de paarden van Hector Dalle. Hector was bang dat hij zijn paarden niet meer terug zou zien. Toch kwamen zij bij valavond thuis. De knecht had de mitrailleur langs Loker naar Wulvergem moeten brengen, maar was verder niet verontrust geweest. Van ’s middags 11 uur tot ’s avonds horen wij verschrikkelijk schieten rond Merville en Estaires. Niemand komt naar de mis.
12 oktober, maandag. Ik riskeerde het om naar Ieper te gaan. Er waren 6 Duitsers langs de weg, maar toen ik hun moest voorbijgaan, waren zij juist de Pannenstraat ingeslagen. In de namiddag was het kanongeschut weer zeer hevig, maar ditmaal scheen het wat dichterbij. Geen twijfel dat de Duitsers moesten wijken. Die dag waren er bijna voortdurend vliegtuigen te zien. Ik heb er een gezien dat nogal vreemde toeren uithaalde, nu eens met de kop omhoog, dan weer met de staart, dan geheel scheef en soms ook bleef het helemaal stilstaan. Wat de vliegtuigen betreft: tijdens de maanden augustus en september hebben wij er maar 5 of 6 gezien, maar vanaf begin oktober zagen wij er elke dag en weldra bijna voortdurend.
13 oktober, dinsdag. Het kanongeschut begon reeds in de vroege morgen, geweldig en ook van langsom dichterbij. Niemand twijfelt eraan: de Duitsers worden achteruitgedreven. Veel mensen kwamen hier gevlucht uit de streek van Bailleul en Loker, omdat zij vreesden dat de slag daar weldra zou plaatshebben. Veel vluchtelingen hadden hun dieren mee. In de morgen rond 7.30 uur kwamen hier 12 Duitse soldaten, die wat stilhielden en dan vertrokken. Een half uur nadien kwamen hier 3 automitrailleuses. ‘Weer Duitsers’, zei het volk. Maar het waren Belgen en Engelsen. Alle gezichten klaarden op. Dadelijk werd gezegd langs waar de Duitsers vertrokken waren en de auto snelde achter hen aan. Zij hebben ze gevonden en drie of vier werden neergeschoten.
In de namiddag passeren 150 Franse soldaten langs Hallebast. Zo zijn die dag in Dikkebus vier soorten soldaten te zien geweest: Duitse, Belgische, Engelse en Franse. In de namiddag is het kanongeschut nog geweldiger en dichterbij. Men plaatst kanonnen op de Rodeberg. Naar wij vernemen hebben de Duitsers een ferme klap gekregen. Voorbij Bailleul is er verschrikkelijk met de kanonnen gevochten, vooral rond Merville. Maar de Duitsers zijn nog verder naar het westen gegaan. 500 manschappen zijn in Hazebrouck geraakt en zij zijn zelfs tot in de nabijheid van Cassel gekomen. Het is er op de Catsberg wreed aan toegegaan met geweer en bajonet en de prins von Hessen, die met zijn leger door Vlamertinge gepasseerd was, is in het trappistenklooster met de bajonet gedood. Zijn lijk is naar Engeland overgebracht. Met geweer en bajonet werd ook veel gevochten in Borre, Pradelles, Strazeele, Méteren. Een jaar nadien ben ik langs daar gepasseerd en ik zag er nog de sporen van.
In het westen gebeurde het gevecht meestal tussen Duitsers en Engelsen. Meer oostwaarts was het tussen Duitsers en Fransen. Verscheidene dagen vreesden wij hier dat de Duitsers, als ze moesten wijken, langs dezelfde weg zouden terugkeren en dat de slag misschien voortgezet zou worden in Dikkebus en wie weet wat er ons dan te wachten zou staan.
Gelukkig werd onze vrees niet bewaarheid. De Duitsers hebben zich teruggetrokken langs de bergketen en langs de Leie naar Waasten en Lille. De hele dinsdagnacht zijn zij gevlucht langs Loker, Dranouter, Nieuwkerke en hun kanonnen op de Rodeberg zijn ook verdwenen.
14 oktober, woensdag. De hele nacht bevonden zich Duitse wachtposten op verscheidene plaatsen in het dorp. Rond 8.30 uur stonden twee Duitse soldaten aan de Kerkstraat op wacht. Twee of drie burgers stonden met hen te praten. Ineens kwamen vijf Engelse ruiters over de velden naar de kasseiweg naast herberg De Congo. De Duitsers zagen niet meteen dat het Engelsen waren en een van hen naderde enkele stappen om hen te herkennen, maar ineens weerklonken er wel 15 geweerschoten. In een oogwenk sprongen de Duitsers op hun paarden en renden weg in de richting van Kemmel. De Engelsen achtervolgden hen door de Kerkstraat en losten verscheidene geweerschoten. Een van de wachten werd gewond. Het was al bloed voor de deur van Jules Goethals. Zijn makkers hebben hem meegenomen naar Kemmel; maar toen zij daarvandaan moesten vluchten, hebben zij hem achtergelaten en zo werd hij krijgsgevangen genomen. Camiel Blomme, herbergier, heeft een schram aan zijn knie door een kogel. Op 5 plaatsen zijn de stenen uit de muren geschoten. Het duurde verscheidene minuten eer de mensen uit hun huizen durfden te komen. De hele dag zijn er toch nog Duitsers in ons dorp verscholen gebleven, het meest langs de kant van Kemmel, alhoewel de Engelsen volop het dorp binnenkwamen.
Rond 10 uur zagen wij een Duits vliegtuig boven het dorp. Het ging tot boven Voormezele, waar het ineens een draai maakte en terugkeerde. Onmiddellijk klonk er hevig geweervuur, verscheidene minuten lang. Het vluchtte, maar weldra zagen wij dat het getroffen was en moest neerdalen. Voorbij Ieper viel het in de handen van de Engelsen. Er zaten twee officieren in en zij hadden verscheidene bommen mee.
Rond de middag rijden 300 Engelse ruiters door het dorp en de hele dag zien wij er nu en dan passeren. Een groot leger Engelsen is ook langs Voormezele naar Kemmel getrokken en van ’s namiddags 16 uur tot ’s nachts 3 uur passeren zij voortdurend met alle soorten vervoer. Deze avond is er veel volk gevlucht van Ploegsteert en Nieuwkerke omdat men vreesde dat de slag daar ging plaatshebben. De Duitsers immers plaatsten hun kanonnen in Ploegsteert en de Engelsen tussen Kemmel en Nieuwkerke.
15 oktober, donderdag. Iedereen vraagt zich af of er nu in Kemmel zal worden gevochten of niet. Gelukkig niet. De Duitsers, die vreesden ingesloten te zullen worden, zijn nog verder achteruitgeweken naar Lille. Er zijn geen Duitsers meer in Dikkebus te zien, maar men ondervindt dat er gedurende twee tot drie dagen in de bossen van Voormezele en Wijtschate verscholen zijn gebleven.
Rond de middag zijn 200 Engelse ruiters voorbijgereden, ze kwamen van Ieper en reden in de richting van Bailleul. De paarden waren in zeer goede staat.
16 oktober, vrijdag. In de morgen zijn hier Engelse infanteristen en enkele ruiters en cyclisten voorbijgekomen in de richting van Bailleul. ’s Middags van 11.30 tot 13.30 uur zijn hier ongeveer 2000 Franse ruiters voorbijgetrokken: dragonders, huzaren, kurassiers alsook 500 cyclisten. Hun paarden waren in slechte staat, maar toch beter dan de Duitse. Allen gingen naar Ieper. Verder passeerden de hele namiddag groepjes ruiters en cyclisten. Zij zagen er allen moedig en vriendelijk uit. Het volk was blij onze bondgenoten te zien en fruit werd in overvloed uitgedeeld. Men denkt er nog niet aan dat de bondgenoten niet voor enkele dagen maar voor vele lange maanden in ons dorp zullen verblijven. Het zijn de eersten, wanneer zullen het de laatsten zijn? Men hoort voortdurend kanonnen uit de richting van Waasten. Rond 20 uur komen hier twee eskadrons Franse kurassiers aan en ze brengen hier ook de nacht door. De staf logeert bij meneer Thevelin; de aalmoezenier, een pater dominicaan, bij de kapelaan. ’s Nachts passeert een deel van de artillerie.
17 oktober, zaterdag. De kurassiers vertrekken rond 7 uur in de richting van Ieper. Verder ziet men de hele dag groepjes Franse ruiters en cyclisten optrekken in de richting van Ieper. Weer klinkt er de hele dag kanongeschut rond Staden en ook in Waasten. De eerste schoten klinken hier in de namiddag langs Millekruis, Hallebast naar Ouderdom. ’s Avonds komen hier 39 grote Engelse autobussen en 6 vrachtwagens aan. Zij blijven op de dorpsplaats tot ’s anderdaags ’s middags. Een honderdtal man was erbij voor de dienst. Het was wonderlijk om te zien. Niet te verwonderen dat de straten voortdurend vol nieuwsgierigen staan.
18 oktober, zondag. De hele dag zeer hevig kanongeschut rond Waasten, Staden en Esen. Die dag is er verschrikkelijk gevochten op Stadenberg. Enige tijd moesten de Duitsers wijken en ’s namiddags om 16 uur kwamen de Franse ruiters zelfs Roeselare binnengestormd. Helaas, het was van korte duur. Duitse versterking kwam vanuit Antwerpen, en de Fransen en de Engelsen moesten ’s anderdaags Roeselare in de handen van de vijand laten. In Waasten beschoten de Fransen de kerk, waar de Duitsers in schuilden. De auto’s vertrokken rond de middag in de richting van Ieper en kwamen terug rond 14 uur met Engelse infanteristen die zij van Reningelst naar Ieper vervoerden. Verder passeerden 25 vrachtwagens die voorraad naar Ieper voerden. Een paar uren later keerden zij terug. Tegen de avond waren de autobussen hier weer.
19 oktober, maandag. Rond 8 uur vertrekken de autobussen naar Elverdinge. De hele dag passeren vele auto’s en moto’s. Van nu af aan rijden regelmatig ’s middags en ’s nachts de Engelse vrachtwagens door de dorpsplaats met bevoorrading. Het zijn er gewoonlijk van 25 tot 40. Alles davert en ’s nachts is het bijna onmogelijk om niet wakker te worden. Zo zal het 3 weken lang gaan.
20 oktober, dinsdag. Reeds om 7 uur hoort men de kanonnen tekeergaan over het hele front van noord naar zuid maar het ergst langs de kant van Moorslede. Helaas, men hoort dat het geschut nadert. Rond 10 uur komen de eerste vluchtelingen aan en weldra wordt het een massa, meestal volk van Roeselare, Oostnieuwkerke, Westrozebeke, Passendale, Moorslede, Beselare. Wat een droevige stoet! Veel wagens vol kinderen en vrouwen. Voetgangers met zware pakken, en andere zonder iets omdat ze de tijd niet gehad hebben om iets mee te nemen. Hier en daar een die een koe leidt. Droefheid en deernis op alle gezichten met toch in het hart de zoete hoop dat zij dezelfde week nog zullen mogen terugkeren. Helaas, wat zullen zij in die verwachting teleurgesteld worden. Voorgoed is hun de weg naar huis afgesloten. Tegen de avond komen ook reeds vluchtelingen van Geluveld.
21 oktober, woensdag. In de ochtend is het nieuws van de kant van Roeselare beter, maar dat van rond Waasten is slechter en weldra ziet men de vluchtelingen van Zandvoorde, Hollebeke, Mesen. Rond de middag komt hier een Engels konvooi aan, zij kamperen in de weide van de burgemeester. De straten zien zwart van de vluchtelingen.
In de namiddag verslechtert het ook langs de kant van Poelkapelle enz. en in de avond zien wij hier de vluchtelingen van Langemark, Bikschote, Noordschote. Die nacht hebben niet minder dan 5000 vluchtelingen in Dikkebus geslapen in huizen, schuren en stallen. Iedereen had medelijden en deed zijn best.
’s Morgens en ’s avonds was er geweldig kanongeschut rond Waasten.
22 oktober, donderdag. Het nieuws van de kant van Waasten is er niet beter op geworden. De Engelsen schieten geweldig vanuit Hollebeke, Mesen, Wijtschate, Ploegsteert. De hele nacht is er gevochten met geweren en mitrailleurs, vanaf 5.30 uur begint het kanongevecht tot ’s avonds. Nog nooit was het gedonder zo geweldig. Tegenwoordig zijn de legers zo ingedeeld: vanaf de zee tot Woumen de Belgen samen met een brigade Franse fusiliers marins, vanaf Woumen tot Zonnebeke de Fransen, vanaf Geluveld de Engelsen.
De Engelsen moeten lichtelijk wijken en ’s namiddags vallen de granaten boven Wijtschate, waar enkele inwoners reeds de vlucht nemen. Enkele inwoners van Dikkebus moeten helpen loopgraven maken rond Vierstraat. In de namiddag komen de Indiase troepen als versterking. In de avond komt een regiment Franse infanteristen, die hier overnachten. Het kanongeschut vermindert met de avond, maar geweldig is het gevecht met geweren en mitrailleurs. Het is de eerste maal dat men het zo goed hoort. ’s Nachts logeren in het dorp niet minder dan 5000 vluchtelingen en 3000 soldaten. ’s Nachts rijden de autobussen van de Engelsen voorbij met Indiase troepen.
23 oktober, vrijdag. Het nieuws van de kant van Mesen is iets verbeterd. De Duitsers zijn wat achteruitgegaan. ’s Morgens is het hier waarlijk stichtend in de kerk. Tijdens de mis is de kerk bijna vol en zeer velen gaan te biecht en te communie. Men ziet de ongelukkige vluchtelingen ronddwalen op straat, met voortdurend de vraag of er al beterschap komt en of er geen middel is om naar huis te gaan. Sommigen riskeren het en worden teruggezonden. Anderen kunnen tot bij hun huis geraken, stellen de vernieling en plundering vast, melken de koeien, geven ze wat eten, nemen het een en het ander mee, terwijl de granaten vallen. Zij zijn blij dat zij levend terug in hun vluchtoord geraken. Nog anderen kunnen niet meer tot bij hun huis geraken omdat het gevaar te groot is. Helaas, nog anderen willen doordringen en verdwijnen zonder dat men nog ooit een woord over hen hoort. Zo was het onder andere het geval met de secretaris van Hollebeke en drie van zijn gezellen. Helaas, zoveel van die mensen hadden geld en waardepapieren gedolven. Allen zullen het zich beklagen.
Sommigen zullen het reeds de eerste dagen gaan uitdelven en meebrengen, anderen zullen het binnen twee of drie maanden doen met of zonder vrijgeleide, velen vergezeld van een soldaat, zo kunnen veel mensen van Langemark, Sint-Juliaan, Zonnebeke, Voormezele het doen. Vele anderen zullen het helaas nooit meer kunnen doen en zullen hier als arme mensen, hoewel zij schatten in de grond hebben, moeten ronddwalen, met de gegronde vrees er nooit meer een cent van terug te zullen zien. Zo zijn er veel ongelukkigen van Wijtschate, Mesen, Hollebeke, Zandvoorde, Geluveld, Beselare, Moorslede, Passendale enz. Helaas, nog anderen die hun schatten vol moed gaan halen, vinden de schuilplaats ontdekt en de spaarpot geroofd. Het toeval heeft gewild dat de soldaten daar loopgraven of putten maakten of de schat is bloot geschoten of erger nog, de soldaten hebben rondgezocht en gevonden wat zij zochten. Ineens is de vrucht van een geheel leven zwoegen en sparen verdwenen!
Men mag zeggen dat de Dikkebusnaren de vluchtelingen zeer goed hebben behandeld. Veel boeren hadden er wel 200, sommigen hebben er zelfs hun dood aan gehaald of ziekten in hun huizen getrokken door de overbevolking. Dat was het geval met Leonard Vermeulen en ook bij Jules Delanotte, die slachtoffer werd van zijn edelmoedigheid. Enkelen hebben de vluchtelingen uitgebuit, maar zij waren de uitzondering. ’s Avonds in het lof was altijd veel volk aanwezig vol vertrouwen in O.L. Vrouw van Dikkebus.
In de vroege morgen vertrokken de Franse troepen. Om 9 uur waren er 8 vliegtuigen te zien. En in de voormiddag zijn hier de infanterie en de artillerie van een hele Franse divisie voorbijgetrokken. De soldaten waren moedig en in goede staat, maar de paarden waren ellendig. In de namiddag passeerden nog zo’n 2000 infanteristen, voortdurend waren er ook vliegtuigen. Men hoorde de kanonnen slechts bij tussenpozen langs de kant van Hollebeke. 65 Franse vrachtwagens brengen in de nacht en in de namiddag infanteristen naar Ieper. Hetzelfde regiment kurassiers logeert hier weer. Deze nacht zijn er wel 6000 vluchtelingen.
24 oktober, zaterdag. ’s Morgens grote passage van Franse infanterie en artillerie naar Ieper: 5000 tot 7000 man. Om 8.30 uur doortocht van 380 Duitse krijgsgevangenen. Men hoort de kanonnen meestal rond Langemark en Hollebeke. In de namiddag trekken infanterie en artillerie voorbij: ongeveer 7000. Passage naar Frankrijk van 150 Engelse gewonden in auto’s. Het regiment kurassiers verblijft de hele de dag in het dorp en logeert er. Het kanongeschut is geweldig.
25 oktober, zondag. De kurassiers vertrekken ’s morgens vroeg. Ze gaan de achterhoede vormen van het leger en doen zelfs nu en dan een aanval als er een mogelijkheid is. ’s Avonds komen zij weer naar Dikkebus. Dat doen zij verscheidene dagen, maar zij komen niet altijd in Dikkebus overnachten. Tijdens de nacht een verschrikkelijke kanonnade die iedereen wakker maakt en beangstigt. Het nieuws is niet slecht: langs Passendale en Mesen gaan de Duitsers weinig achteruit maar ook niet vooruit. Rond 7 uur doortocht van 50 Duitse krijgsgevangenen. Hun trots is sterk afgenomen. Rond 15 uur nemen de Duitsers 150 Engelsen gevangen en maken zich meester van 2 kanonnen. Men hoort maar weinig kanongeschut. De kerk is veel te klein voor al het volk dat op de parochie verblijft. Tijdens beide missen moeten velen buiten staan. Veel Engels paardenvolk kampeert op de hofsteden. Meestal langs de kant van Vlamertinge, bij Claeys, Heugebaert, Lemahieu. Bij Amand Heugebaert zullen zij blijven tot december.
26 oktober, maandag. In de nacht veel kanon- en geweerschoten. Het nieuws is niet goed. Op verscheidene plaatsen is de vijand vooruitgegaan. Hij is zeer talrijk, minstens drie tegen een en hij heeft zwaar geschut terwijl de bondgenoten hier nog zonder zijn. Van 5 tot 14 uur passeren rond de 600 autobussen en vrachtwagens met Franse infanterie: rond de 14.000 man. Om 20 uur passeren 50 Duitse krijgsgevangenen, waaronder 2 Oostenrijkers. In de voormiddag staat de kerk van Hollebeke in brand. ’s Namiddags die van Mesen en ’s avonds het gesticht, alle zijn in brand geschoten door de Duitsers. Het nieuws verbetert en de kurassiers die ’s avonds komen logeren, vertellen dat de Fransen 3 kilometer vooruitgegaan zijn langs Passendale. Passendale is in de handen van de Fransen, evenals de helft van Moorslede. De hele dag veel kanongevechten, weinig anders.
27 oktober, dinsdag. De nacht is nogal kalm en tijdens de dag is er slechts bij tussenpozen kanongevecht. Een bestuurbare luchtballon hangt bijna de hele dag tussen Ieper en Brielen. Zeer veel vliegtuigen. Er wordt geschoten naar de Duitsers maar zonder resultaat. In de avond en ’s nachts gaat Franse artillerie en infanterie, het 16de legerkorps, voorbij.
28 oktober, woensdag. Tijdens de hele dag weinig kanongeschut. Rond Mesen wordt er toch hevig gevochten met geweren en mitrailleurs. Boven Dikkebus in de namiddag gevecht van twee vliegtuigen met mitrailleurs. Er wordt afgekondigd dat van ’s avonds 18 uur tot ’s morgens 6 uur niemand zijn omgeving mag verlaten en dat na 20 uur niemand nog op straat mag zijn.
29 oktober, donderdag. Van in de vroege morgen zijn de kanonnen geweldig, de ruiten daveren, men gebruikt reeds grof geschut. E.H. onderpastoor, meneer Thevelin en madame Brigou rijden naar Ieper met de koets. Zij komen zoveel auto’s en wagens en paarden tegen dat zij niet minder dan vijf kwartier op weg zijn tot Ieper. Ineens, tussen Pannenstraat en de brug waar de kasseiweg door de lage meersen loopt, wordt een bom geworpen uit een Duits vliegtuig en ze ontploft op drie meter van de koets aan de kant van de kasseiweg, die daar een paar meter hoog is. Een meter van de aardeweg is weggeslagen. Als bij mirakel zijn paard en personen niet gedood. Men schiet langs alle kanten naar het vliegtuig. Nochtans werpt het nog verscheidene bommen. Bij Leon, de gewezen knecht van Brigou, wordt het paard gedood in de stal. In Ieper zijn de inwoners slecht op hun gemak, het kanongeschut is er verschrikkelijk geweldig en komt van langsom dichter. Zelfs gisteravond zijn er granaten gevallen tot aan de Bascule en nu zijn het vliegtuigen die bombarderen. In de stad is het een gewoel van vluchtelingen en Engelse en Franse troepen. In het station komt voortdurend de ene kar na de andere aan om Franse gewonden te vervoeren. Alle voornaamste gestichten zijn hulppost. Vandaag mag ik waarlijk de goede God danken dat hij mij nog laat terugkeren naar Dikkebus.
Het konvooi van de Engelsen dat in de weide van de burgemeester stond, is vertrokken naar het kasteel van madame Mahieu. Tot groot genoegen van Amand Vermeulen, wiens hooi zij bijna allemaal gestolen hebben en wiens windmolen zij verbrand hebben. De hele dag geweldig kanongeschut, nog nooit was het zo erg. ’s Avonds ook veel geweergeschut. Bezoek van mijn broers.
30 oktober, vrijdag. Van ’s morgens vroeg is het kanongeschut vervaarlijk, vooral langs Hollebeke, Geluveld, Mesen. De huizen daveren. Het laatste nieuws is niet goed. De kanonnen naderen tot Sint-Elooi, Voormezele. Reeds vlucht er volk van daar weg. Ieper wordt beschoten door de Duitse kanonnen. Men wordt angstig in Dikkebus. In de nacht passeren veel wagens en paarden die terugkeren uit Ieper. Het zijn munitieposten die achteruittrekken. Maar wat ons opbeurt is dat er nog kanonnen naar Ieper trekken alsook nog nieuwe infanterie. Er is nog geen infanterie teruggekeerd van de slag. Er zijn er die reeds tien dagen lang vechten en slechts nu en dan enkele uren mogen slapen, onder de blote hemel en in voortdurend gevaar. Gelukkig dat wij de hele maand oktober bijzonder mooi weer hebben.
31 oktober, zaterdag. Wij hebben van Z.E.H. deken van Ieper de toelating gekregen om zondag met Allerheiligen 4 missen te doen (2 binaties), dat is nodig voor 6000 vluchtelingen. Op vrijdag hebben wij veel biechten gehoord en op zaterdag de hele dag. Niet minder dan 800 biechten.
De nacht is kalm. In de morgen begint het kanongeschut tussen Wijtschate en Mesen en het wordt hoe langer hoe heviger en het komt dichterbij. Men ziet de schrapnels vallen op Wijtschate, waarlijk, het regent er schrapnels. De Franse kanonnen worden geplaatst aan Vierstraat en men ziet ze reeds schieten. In de namiddag vlucht bijna heel Wijtschate. Men ziet verscheidene branden, waaronder de beide onderpastorieën. Als de toestand nog iets verslechtert, zal het gevaarlijk worden voor Dikkebus. Veel mensen hebben reeds hun pak gemaakt en bijna allen hebben hun kostbaarste zaken gedolven. Sommige boeren hebben hun dieren verhuisd. Het is een verschrikkelijke avond voor Dikkebus en iedereen vraagt zich af: ‘Is het morgen onze beurt niet om te vluchten?’ In de avond komt de Engelse staf uit Ieper naar Dikkebus, maar enkele uren later gaat hij terug naar Ieper. Ieper is vandaag nog meer beschoten, reeds met marmieten.
’s Avonds nog een nieuwe brand in Wijtschate: het klooster van de Franse zusters. De streek is helaas reeds tien dagen niet zonder branden, iedere avond is het een klaarte van noord tot zuid, de hele oostkant. Het is de tactiek van de Duitsers: hofsteden en huizen in brand schieten opdat de bondgenoten er geen verdedigingsplaatsen van kunnen maken.
’s Avonds rond 20 uur verbetert de toestand een weinig. Franse kurassiers en huzaren zijn gekomen als versterking – de vijvermeersen staan er vol van – en rond 21 uur komt er ook zeer veel Franse infanterie. Dikkebus zit vol soldaten. Men vindt ze slapen langs de huizen buiten op de blote grond, niet minder dan 150 liggen er in de kerk. Veel Engelsen zijn hier ook. Bij de onderpastoor logeren twee Engelse kolonels.
1 november, zondag, Allerheiligen. Droevige dag. Geen gezongen missen, alleen gelezen missen worden gedaan, ook door twee aalmoezeniers van het Franse leger.
’s Namiddags geen diensten. Slechts de helft van de mensen die te biechten geweest zijn, gaat te communie. In Voormezele daarentegen, waar reeds verscheidene hofsteden aan het branden zijn, worden de diensten gedaan zoals in vredestijd. De soldaten die in de kerk zijn, maken er gebruik van om te biechten.
De hele nacht vreselijk kanongeschut en tegen de ochtend hoort men de mitrailleurs en de geweren verschrikkelijk tekeergaan. De soldaten vertellen ons dat men er zelfs geweldig op los gaat met de bajonet. Veel versterking trekt naar de slag en om 9 uur zitten de soldaten die in de kerk en op straat waren reeds in het gevecht. Voorbij de dorpsplaats van Wijtschate en aan het kasteel van madame Mahieu is het gevecht het hevigst, maar de granaten vallen reeds bij Sint-Elooi en Vierstraat. De mensen, die het geschut nog niet gewend zijn, beven bij dat vervaarlijke lawaai. Dankzij de versterking verbetert de toestand in de voormiddag. 50 Duitse krijgsgevangenen die de nacht doorgebracht hebben in het huis van Vermeulen vertrekken naar Frankrijk, en weldra worden 21 Duitse krijgsgevangenen binnengebracht in de magazijnen van meneer Thevelin. Zij zien er verschrikkelijk uit: bemodderde gezichten, velen zonder muts en met gescheurde kleren. Men ziet dat zij uit het gevecht komen. Het klooster wordt ingericht tot hulppost van de Fransen. Van 10 uur tot bij valavond worden niet minder dan 150 Franse gewonden binnengebracht, ook 2 Duitse gewonden. De Engelse gewonden worden door Dikkebus verder gevoerd, er zijn er zeer veel.
De Franse staf is bij meneer Thevelin. Rond 9.30 uur wordt de naald van de kerktoren van Wijtschate afgeschoten en weldra begint de kerk te branden. Droevig schouwspel! De vluchtelingen komen reeds van Sint-Elooi en Vierstraat. De toestand verslechtert in de namiddag en ’s avonds zijn de Duitsers meester van Wijtschate.
2 november, maandag, Allerzielendag. In de sacristie zei mij een Franse aalmoezenier: ‘Jour des âmes, jour des morts, ce sera aujourd’hui vraiment le jour des morts.’ Inderdaad, ik geloof niet dat er in de hele oorlog geweldiger werd gevochten en meer bloed vergoten dan die dag.
In de nacht voortdurend hetzelfde geweldige kanongeschut. Er komt ook versterking aan: artillerie. Weldra worden verscheidene hofsteden van Dikkebus die dicht bij de gevechten liggen door de Franse artillerie met paarden en munitiewagens bezet. Voortdurend ziet men de manschappen voorbijtrekken met munitie die zij naar de kanonnen brengen. Men ziet ook wagens met levensmiddelen en andere bevoorrading ernaartoe rijden en terugkeren. Het volk, dat nog maar weinig oorlogskennis heeft en bang gemaakt wordt door de vluchtelingen, legt het eigenaardig uit. Men is angstig wanneer men een wagen of enkele mannen van het gevecht ziet weggaan. Men denkt dan dat zij vluchten. Het is hetzelfde wanneer men soldaten naar hun rustplaats ziet gaan.
De Engelse kanonnen worden bij de hofstee van Van Haecke aan de Kemmelbeek en ook aan Café Français geplaatst. In de ochtend wordt Wijtschate door de Fransen heroverd, maar om 11 uur moeten zij het weer aan de Duitsers overlaten. De granaten vallen tot aan de vijver. In de namiddag verbetert de toestand wat langs Wijtschate, maar hij verslechtert langs Voormezele. De granaten vallen reeds op de dorpsplaats en zelfs tot bij Café Français. De onderpastoor vlucht rond 16 uur en neemt zijn intrek bij mij. Bijna iedereen vlucht. 6 personen van de Kruisstraat vluchten, maar als zij op de hoogte van Café Français komen, ontploft er ineens een granaat. René Lelong, zijn dochter van twaalf jaar en vrouw Delannoy van Wijtschate zijn op slag dood. Zij worden door de soldaten begraven in een weide aan Café Français. Jan Delannoy, kantonnier van Wijtschate, wordt dodelijk gewond naar de hulppost van de jongensschool gedragen, waar hij ’s anderdaags sterft. Hij wordt begraven op ons kerkhof.
Wanneer wij ’s ochtends de kerk binnenkomen, zien wij met deernis en medelijden dat onze kerk vol gewonden ligt. Het klooster is te klein geworden, maar met de kerk zal men nog niet genoeg hebben: dezelfde dag nog worden het huis Ghyselen, de jongensschool en het huis in opbouw van Vermeulen tot hulppost herschapen. Men zoekt matrassen voor de gewonden in de voornaamste huizen en ze worden graag geleend. In de jongensschool zijn slechts lichtgewonden, op de andere plaatsen veel zwaargewonden. De lichtgewonden worden gewoonlijk in de eerste uren verder gebracht, ook de zwaargewonden die het vervoer aankunnen. Zij die het vervoer niet vermogen, worden na enkele uren in de meisjesschool gelegd, waar zij in rust en soms in beweegloosheid op beterschap wachten.
Ik schat dat er op Allerzielendag niet minder dan 500 gewonden in Dikkebus werden binnengebracht. Wat een droevig schouwspel in de kerk! Wat een gejammer, wat een gekerm van die ongelukkige gewonden. Wat een hartroerend gesmeek naar de dokter om weldra verpleegd te worden. De eerste verpleging in de hulppost tijdens het gevecht is immers maar voorlopig. Er zijn, helaas, op verre na niet genoeg dokters en verplegers voor het overgrote aantal gewonden. Ik heb in het huis van Vermeulen zwaargewonden gezien die er reeds zes uur lagen en het bezoek van de dokter nog niet gekregen hadden. De ongelukkigen lagen daar vol modder en bloed, soms omwonden zodat men hun gezichten niet meer zag. Sommigen lijkbleek door het geweldige bloedverlies. Anderen helaas rood als een kool vuur, ontstoken door de koorts. Smekend met een stem die ons deed huiveren tot in het diepst van de ziel: ‘Docteur, infirmier, monsieur l’ abbé, à boire, à boire… ’ Wie kon eraan weerstaan? Gaarne ging onze medelijdende bevolking met water naar die ongelukkigen. Helaas was water voor veel gewonden door de dokter verboden. Hoe wreed hun dat te moeten weigeren! Bij velen, helaas, deed de dood zijn werk, men zag hen in doodstrijd worstelen en hijgen, dan verstillen en weldra bewegingloos liggen voor altijd. De lijken werden in het magazijn van de sacristie gebracht. Die deed nu dienst als dodenzaal. Nu en dan werden er begraven maar enkele uren nadien lag het magazijn weer vol.
In de namiddag wordt onderluitenant Lombès, 3de reg. artillerie, van Toulouse, begraven in een bijzonder graf en 5 soldaten naast hem in een gemene put.
Zinking: begrafenis
Door de toestand waarin onze kerk zich bevindt, kunnen de gewone diensten niet meer gedaan worden. Bijna de hele maand worden slechts gelezen missen gedaan. Bij de zinkingen wordt ook alles gelezen. Vandaag lezen Franse aalmoezeniers en een priester-brancardier de mis. Wat zijn de Franse priesters te beklagen! Zij worden evenals de burgers opgeroepen naar de oorlog. Veel te weinig priesters mogen dienstdoen als aalmoezenier, slechts 4 voor een hele divisie. De oudste, zij die soldaat geweest zijn voor de ongelukkige scheiding van 1904, zijn brancardier of ziekenverpleger. De jongste zijn soldaten en moeten sedert de scheidingswet vechten zoals de andere soldaten. Zo vind ik vandaag twee priester-soldaten in de hulppost van de jongensschool die tijdens de slag gewond werden. Ik vind een andere priester die met zijn paarden onder het afdak van herberg Risquons-Tout staat. Weliswaar zijn veel priesters officier of onderofficier. Sommige hebben hun officiersexamen tijdens hun dienst gedaan, weinige zijn simpel soldaat. Ook is de strijdende dienst niet algemeen onder de jonge priesters en ik heb er verscheidene gevonden, zelfs seminaristen, die in dienst van het Rode Kruis waren. Er zijn ook verscheidene priesters in de bureaus. Voor het overige logeren en leven zij ongeveer zoals de overige soldaten. Verscheidene verplegers slapen op stro in de huizen van de Neerplaats. Een aalmoezenier, een Franse jezuïet van rond de vijftig jaar, uitstekend door zijn werkzaamheid en zelfverloochening, slaapt in de kerk. Een andere aalmoezenier slaapt in de hulppost van het klooster. Sommige Franse priesters, zoals de verplegers die ter plaatse blijven, kunnen dagelijks mis lezen. Andere op sommige dagen, enige bijna nooit. Zo is er rond Kerstdag een priester bij mij gekomen die zei dat het nog maar de derde maal was van de hele oorlog dat hij het geluk had mis te kunnen lezen. Nooit heb ik hier klachten gehoord over het gedrag van de Franse priesters, integendeel, overal lieten zij de beste indruk. De aalmoezeniers stellen er zich in het algemeen tevreden mee de absolutie en het H. Oliesel aan hun gewonden toe te dienen. Zelden heb ik er gezien die de communie gaven.
Vandaag komt een deel van de staf naar de onderpastorie, waar dadelijk telefoon en elektrische verlichting geplaatst worden. Rond 11 uur wordt er bevel gegeven dat geen enkele burger zich nog op straat mag bevinden. Sommigen denken dat het is omdat men het dorp gaat beschieten en ze vluchten weg uit het dorp. De ware reden was dat het gedrang van burgers te veel het vervoer en de gang van de troepen belemmerde, ze moesten dus wat plaats maken. Een andere reden was dat de vliegtuigen de grote menigte volk in de straten niet mochten merken.
3 november, dinsdag. De nacht is tamelijk kalm. De kerk is propvol gewonden. 7 missen gelezen en 100 communies uitgedeeld. De geur in de kerk is onverdraaglijk en dat is een reden waarom sommige mensen verzaken om naar de kerk te komen. Tijdens de nacht is Franse versterking aangekomen en kanonnen staan op het land van Jules Verschelde. ’s Morgens kunnen de Fransen zich weer meester maken van Wijtschate, maar in de namiddag moeten zij het weer aan de vijand overlaten. Het gevecht gaat meer in de richting van Kemmel. Soms zijn de kanonnen zeer geweldig, soms veel minder, maar men verzekert dat het gevecht geweldig blijft. Weer staan de vijvermeersen vol ruiters. Men ziet vliegtuigen die tekens geven, die tekens lijken op een sterrenregen. Een kleine granaat valt in de weide voor het wethuis, zij ontploft niet maar de Franse soldaten doen haar uit voorzichtigheid ontploffen. E.H. pastoor vertrekt vandaag naar Poperinge. In de namiddag begraaft de aalmoezenier kapitein Marcel Pasdeloup en onderluitenant Jean Delpy in een bijzonder graf en 18 soldaten in een gemeenschappelijk graf bij de haag aan de zuidkant op zeven meter van de hoek zuid-oost. Droevig werk. De officieren liggen in een kist, de soldaten en korporaals worden in de put gelegd in de kleren waarin zij gestorven zijn. Er worden er soms vier of vijf boven elkaar gelegd. Men zoekt kalk om boven de lijken te strooien, maar nergens is er te vinden. De begrafenis van deze eerste officieren gaat door zonder de minste plechtigheid of eerbewijzen. Hun manschappen zijn immers in de loopgraven en hebben de tijd niet om eruit te komen.
4 november, woensdag. De nacht is tamelijk kalm. Gisterenavond waren er geen gewonden meer in de kerk. Ze zijn allen weggebracht. Deze morgen vind ik de kerk weer vol gewonden, allen zijn binnengebracht tijdens de nacht. Het sacristiemagazijn ligt vol doden. Veel kanonnen zijn bijeengebracht voorbij de Kemmelbeek. Tussen de hofsteden van Goudeseune en Van Haecke staan niet minder dan 35 kanonnen. Het zijn de kleine 75’ers van de Fransen, zo gevreesd door de Duitsers omwille van hun snelle en zekere werking. Men ziet ze voortdurend schieten vanop het kerkhof, maar het is rond de middag dat het gevecht het geweldigst is. De schoten houden waarlijk aaneen. Wat een hels lawaai! De Duitse kanonnen zwijgen ook niet en men ziet de granaten voorbij de vijver, in de vijver en zelfs langs deze kant vallen. Ook reeds aan Krommenelst. Tot nu toe zijn het meestal schrapnels. Men hoort ook de geweren en mitrailleurs geweldig tekeergaan, waarschijnlijk is de vijand nog genaderd.
Weer worden verscheidene Duitse krijgsgevangenen binnengebracht in de magazijnen van Thevelin. Er zijn er met helm en zonder helm, maar enkele zien er nog zeer jong uit. In het salon van E.H. kapelaan zetelt de Franse tolk, een zeer brave officier die de Duitse krijgsgevangenen moet ondervragen. Hij vertelt mij soms het een en het ander over wat hij verneemt. Vandaag werd bij hem een jongen binnengebracht van 17 jaar, vrijwilliger, student aan de normaalschool. Hij was nog geen 2 maanden in het leger en men had hem tussen de anderen geplaatst. Er zijn veel zeer jonge gezichten bij, ook veel die een bril dragen, een bewijs dat men niet nauw kijkt voor de aanvaarding. Een andere jongen van 17 jaar vertelt dat hij wees is en dat men hem gedwongen heeft zich als vrijwilliger te melden.
De pastorie wordt hulppost voor officieren en ook voor enkele gewonden die in volkomen rust moeten liggen. De hoeve van Alfons Huyghe is ook hulppost en de hofstee van Marcel Verschelde aan Vierstraat is eerstehulppost. Het vervoer van de Franse gewonden gebeurt overal met paarden en tramkarren, auto’s hebben zij hier niet. Zij hebben er voor het ogenblijk niet genoeg en men ziet soldaten die gewond zijn aan de benen en te voet van Vierstraat komen. Bijna alle gewonden komen hier van Vierstraat, ook enkele van de kant van Voormezele. Niet minder dan drie mannen zijn op het kerkhof bezig met putten te maken om soldaten in te begraven. Men maakt ze zeer diep om er velen boven elkaar te kunnen leggen. In de voormiddag begraaft de aalmoezenier 4 soldaten en ook 4 officieren. In de namiddag begraaft de onderpastoor 18 soldaten, allen in dezelfde put. In de avond geweldig geweer- en mitrailleurgeschut onder gietende regen.
5 november, donderdag. De nacht is tamelijk kalm. Rond 5 uur doen de Fransen een tegenaanval. Het gaat er buitengewoon geweldig aan toe, in de voormiddag wat minder, maar in de namiddag erger dan ooit. Verscheidene Duitse krijgsgevangenen worden binnengebracht en ondervraagd in de onderpastorie. Zij vertellen dat de keizer hier op het front is. Kost wat kost moeten zij hier doorbreken. Het is reeds 4 dagen dat zij voortdurend in dikke drommen komen toegesneld. De eersten worden altijd onvermijdelijk weggemaaid door de mitrailleurs. Hun verliezen zijn verschrikkelijk, maar door het geweld winnen zij toch wat veld, maar het kost hun verschrikkelijk veel. De Franse 75 mm-kanonnen richten verschrikkelijke verwoesting aan. Ook de Fransen en de Engelsen lijden bloedige verliezen. Bij dag worden er niet meer zoveel gewonden binnengebracht omdat het vervoer te gevaarlijk is om reden van de geweldige beschieting. Maar zodra de avond valt is het voortdurend de ene kar na de andere, zodat wanneer het dag wordt de hulpposten bijna allen vol nieuwe gewonden zitten. In de namiddag komt veel Franse versterking. De Fransen die hier zijn, behoren bijna allen tot het 16de legerkorps: 31ste en 32ste divisie. Hier zijn ook enkele chasseurs die deel uitmaken van een ander korps.
Vandaag 8 missen. De Franse zusters van Wijtschate zijn gevlucht bij meneer onderpastoor. Zij vertellen dat zij sedert 4 dagen in het gesticht Godtschalck verscholen waren. Wijtschate is sedert 4 dagen wel 8 maal verloren en heroverd, maar nu is heel het dorp bezet door de vijand. De Fransen zitten in het gesticht. De zusters hebben daar 4 verschrikkelijke dagen doorgebracht. Voortdurend viel de ene granaat na de andere op dat mooi kloek en groot gebouw. Gelukkig waren er kloeke kelders, maar meer dan eens werden ze door de Duitse zware granaten ingeslagen en zo waren er 2 zusters gedood. Uiteindelijk was het er niet meer uitstaanbaar en gisterenavond om 22 uur zijn zij weggevlucht maar onder een regen van kogels en granaten. Meermaals hebben zij zich moeten verbergen in de loopgraven. Eindelijk geraakten zij in de brouwerij van Depuydt aan Vierstraat en zij hebben er in de bierkelders de rest van de nacht doorgebracht. ’s Morgens is de helft ervan tot in Dikkebus gesukkeld. Die brave mensen waren meer dood dan levend. ’s Namiddags hebben zij een Franse auto gekregen, die hen naar Poperinge voerde. De Duitsers hebben zich ook meester gemaakt van het kasteel van madame Mahieu, langs de vaart, bij de tunnel. Dat gebouw is een ware vesting, nog bevoordeligd door de ligging. De vijand heeft een sterke positie veroverd.
17 Franse soldaten worden begraven op het kerkhof. Ook een protestant wordt door de dominee begraven in het ongewijde hoekje. Er is hier bij het korps ook een dominee en een rabbijn. De protestantse aalmoezenier draagt net als de katholieke het kruis op de borst. De rabbijn draagt de tafels van de wet. Men hoort nieuws over de oorlog met Turkije.
6 november, vrijdag. De hele nacht en ’s ochtends voortdurend passage van troepen, het meest Engelse, ook veel Franse, misschien wel 15.000. Het zijn verse troepen en zij trekken Ieperwaarts. Nog meer nieuwe kanonnen trekken er ook naartoe. Er hangt een dichte mist. In de morgen is het gevecht het geweldigst langs de kant van Armentières. De Fransen doen een tegenaanval met de bajonet aan het kasteel van madame Mahieu en kunnen het heroveren. Maar ze kunnen het slechts enkele uren behouden. De vijand zal er nu voorgoed blijven. De kanonnen zijn de hele namiddag uiterst geweldig. Wijtschate is bijna helemaal verwoest en de grote hofstee van Leterme, Hollandse Schuur, staat in brand. Zij hebben hun dieren weggebracht, maar niets van gereedschap en vruchten. De hofstee zal bijna een week lang branden en benevens vele machines zal niet minder dan 40.000 kilo tabak door de vlammen vernield worden.
Vandaag worden 8 missen gedaan. Rond 13 uur gaan 4000 Engelse infanteristen, verse troepen, in de richting van Ieper. De 8 andere zusters van Wijtschate worden samen met een oude vrouw naar de onderpastorie gebracht. Het zagen er brave maar dutsachtige zustertjes uit, twee van hen waren onnozel. Ik ga op zoek naar een koets om hen naar Poperinge te brengen, maar nergens iets te vinden. Alle koetsen en karren staan geladen met koffers en andere benodigdheden om te vluchten en niemand die voor zo lang zijn paard durft te missen. Eindelijk is een man van Voormezele bereid hen voor 20 fr. naar Poperinge te brengen, maar hij kan pas om 22 uur vertrekken. Er is immers bevel gekomen dat alle passage op straat van ’s morgens 4 uur tot ’s avonds 22 uur voor de burgers verboden is. Bij dag zijn de Franse gendarmen voortdurend op gang om de voorbijgangers de weg af te snijden en ze terug te zenden. En wordt gij tweemaal gevat, dan riskeert gij in de gevangenis te moeten. Zo zijn er zelfs mensen die hun nodige boodschappen niet kunnen doen. De reden van dat bevel is voorzeker gedeeltelijk de vrees voor spionage, het gemak van de troepenbewegingen, het zich verbergen voor de vliegtuigen en voorzeker ook wel om het verblijf voor de vluchtelingen in ons dorp lastig te maken en ze zo te dwingen wat verderop te trekken naar streken die niet zo overbevolkt zijn. Velen hebben dit gedaan en ik denk dat er reeds meer dan 2000 Dikkebus verlaten hebben. Allerellendigst is de staat van die ongelukkige mensen. Sommigen hebben de enige centen die zij meegebracht hadden reeds moeten verteren en staan nu zonder de minste middelen van bestaan. Anderen kunnen met hun geld niets meer kopen van winkelwaar omdat alles uitgeput is en helaas, indien er nog iets in bakkerijen of winkels overblijft, dan komen de vluchtelingen altijd het laatst omdat de gewone klanten voorgaan. Is het dan te verwonderen dat er uit die droevige toestand veel lichamelijke en zedelijke ellende voortspruit? Zo gaan vele vrouwen hunkeren naar het soldateneten en soldatengeld. En helaas, er zijn slechteriken genoeg in het leger om die nood van onze ongelukkige bevolking uit te buiten tot voldoening van hun dierlijke driften. Voeg daarbij de ellendige staat van de woonplaatsen, soms moeten 2 of 3 families wonen, huizen en slapen in een en dezelfde kamer allen dooreen, personen van elke leeftijd en van elk geslacht. Hoeveel huizen en stallen zijn er niet waar burgers en soldaten allen dooreen zitten en dooreen leven. Zo heb ik een vrouw berecht in de grote zaal van het gemeentehuis. Die vrouw lag daar te midden van andere vluchtelingen en soldaten, niet minder dan 150. Het was er een hels lawaai en zo is die vrouw daar gestorven zonder dat zich schier iemand om haar bekreunde. 4 uren na haar dood was zij reeds begraven.
Er is inderdaad schaarste van vele eetwaren. Gelukkig zijn er twee zaken in overvloed: aardappelen, die zeer goed gelukt zijn, en vlees. Veel landbouwers immers hebben hun dieren meegenomen op de vlucht en moeten ze verkopen voor de eerste de beste prijs. Het brood wordt zeer zeldzaam. Bloem is er volstrekt niet meer. Sedert enige tijd durfden de bakkers er niet veel meer indoen en nu is alles in korte tijd uitgeput door het grote aantal soldaten en vluchtelingen. Veel landbouwers hebben nog niet kunnen dorsen, ze hebben bijgevolg geen graan om te laten malen. Slechts hier en daar kunnen de bakkers wat tarwemeel krijgen en ze geven dat het liefst aan hun klanten. Zo ziet men vluchtelingen 2 uur staan wachten in de bakkerij en sommige moeten nog met lege handen weggaan. Koffie is er ook niet meer, ik moet cichorei drinken. Noch suiker, noch kaas, noch vis. Boter en melk en eieren veel te weinig. Vandaag vrijdag mag ik mijn patatten droog eten. De toelating om ’s vrijdags vlees te eten is immers nog niet binnengekomen. Er zijn maar weinig herbergen meer waar nog bier te krijgen is. Andere dranken zijn volstrekt niet meer te vinden. Hofsteden en huizen zijn nu al vol soldaten, bijna overal Fransen. De soldaten houden zich overal meester van en ze gaan stro en hooi halen naar believen en spelen erin dat het een schande is. De Fransen betaalden, maar de Engelsen in het algemeen niet. Zo waren er boeren die met december reeds zonder hooi zaten. Toch kon het volk in het algemeen die lastige behandeling nogal verdragen omdat zij dachten dat het niet lang zou duren, en dat zij zich gelukkig mochten achten nog niet te moeten vluchten. Ondertussen is iedereen in angst en verlegenheid dat het toch weldra onze beurt zal zijn om te moeten vluchten. Het is al soldaat wat men ziet en al kanon wat men hoort.
Bij landbouwer Emiel Vandenbroucke wordt er een hulppost ingericht in de nieuwe gebouwen en ook in een grote tent. In de tent zijn het enkel de erg gewonden. Er liggen er ongeveer 35. Men ziet dat ons kerkhof, indien men er voortbegraaft, weldra te klein zal worden. Daarom zal men een soldatenkerkhof maken in de weide van meneer Thevelin, naast het andere kerkhof op de grond van meneer Thevelin en de kerkfabriek. De hoek van de haag wordt omgehakt en er wordt een omheining gezet.
In de namiddag wordt Julien Lauwyck aangehouden op de toren. Hij was zijn nieuwsgierigheid gaan voldoen. Men beschuldigt hem ervan tekens te hebben gegeven aan de Duitsers en zo de schuld te zijn van de dood van een officier van de artillerie. De onderpastoor wordt als getuige geroepen en verklaart aan de kapitein van de gendarmerie dat de beschuldigde daar niet toe in staat is; hij is vaderlandsgezind en heeft 2 broers bij het leger waarvan 1 vrijwilliger is. Hij moet zijn getuigenis ondertekenen. Een paar uren nadien wordt Lauwyck losgelaten. Men is uiterst streng voor de spionnen en hele dagen ziet men de Franse gendarmen passeren met aangehouden burgers, meestal vluchtelingen die zich wat te dicht van hun huis geriskeerd hebben. Het eindigt altijd met hen los te laten. Nooit heb ik hier een aanhouding geweten met gegronde bewijzen van spionage. Niettegenstaande het mooie weer is het ellendig gesteld met de kasseiwegen door het overgrote vervoer. Burgers worden aangesteld om ze te herstellen.
Verscheidene soldaten worden begraven op het kerkhof. In de avond is er weinig geschut. Vandaag heb ik in de hulppost bij Vermeulen een soldaat gezien die getroffen was door een dumdumkogel.
7 november, zaterdag. Vandaag is er minder gevochten dan naar gewoonte. Ook zijn er minder gewonden binnengebracht. Nochtans wordt Vierstraat in de namiddag ferm beschoten. Er vallen ook schrapnels in de vijver en achter Hallebast. In Ieper regent het granaten. Elke dag veel granaten en de grootste marmieten. Veel huizen zijn kapotgeschoten en reeds verscheidene verbrand. Het is verschrikkelijk! Zeer velen vluchten.
Nog 3 soldaten worden begraven op het kerkhof. Er liggen daar nu 75 soldaten en 7 officieren. 4 soldaten worden ook begraven op de hofstee van Emiel Vandenbroucke. Er is een hulppost gekomen op de hofstee van Jules Maerten en een in de brouwerij van Peirsegaele.
’s Morgens 10 missen. E.H. onderpastoor van Voormezele gaat ’s morgens om 6 uur naar zijn huis. Hij geraakt er met veel moeite na aangehouden te zijn geweest door de schildwachten. Hij vindt zijn hele huis geplunderd door de Franse soldaten. Wijn, kippen, zijn geit, alles wat eten of drinken was is weg en wat zij niet konden gebruiken, hebben zij in stukken geslagen. Alles werd goed doorzocht en wat hun dienen kon, is meegenomen. Men heeft er gebrast en gemorst en vlees ligt er in overvloed. In het geitenhok ligt een dode soldaat. Op de dorpsplaats zijn verscheidene huizen beschoten, nog geen verbrand. Op Sint-Elooi zijn er reeds verscheidene verbrand, ook veel hofsteden.
Meneer pastoor is gisteren vertrokken met de zusters van het klooster en het oudemannenhuis. In het oudemannenhuis zijn er 2 mensen doodgeslagen door een granaat en is een zuster gewond. Meneer pastoor is ook lichtgewond.
In de avond passeren 2500 mannen. Schotse troepen. Kloek volk, met korte rokken en blote benen.
8 november, zondag. 18 missen van 6 tot 10 uur, alle gelezen, 150 communies. Om 8 uur mis voor de Franse soldaten op de speelplaats van de meisjesschool en om 8.30 uur in de weide van Lemahieu achter Julien Bryon. Mooi gezang van de priesters-brancardiers en sermoenen door de aalmoezenier. ’s Namiddags om 14.30 uur vespers en lof, ook in de weide van Lemahieu. Veel burgers zijn er ook naartoe getrokken. Vandaag doen 2 Engelse aalmoezeniers mis. De ene draagt een purperen soutane. Zij hebben een hulppost voorbij herberg America in het villaatje links. Zij zullen er maar een tiental dagen blijven. 3 Engelsen worden in die tijd begraven in de weide ernaast.
De nacht is tamelijk kalm. Er zijn minder gewonden in de kerk gebracht dan gewoonlijk. In de voormiddag ga ik eens met meneer Van Themsche naar De Klijte. Wij zien de granaten vallen aan de Kemmelbeek. Op De Klijte zit het ook vol soldaten. Er is ook een hulppost en verscheidene Fransen zijn er begraven. Op 4 november hebben de Engelse officieren er het signaal gegeven van de vlucht. Zij zeiden dat de Duitsers naderden en weldra gingen bij De Klijte zijn. Zeer veel mensen zijn gevlucht maar ze keren nu weer. In de voormiddag is het geschut niet geweldig; maar met de middag begint het verschrikkelijk te worden. Schrapnels te allen kant, eerst boven Vierstraat, dan rond de Kemmelbeek, maar weldra voorbij de grintweg en tot bij Hallebast. Bij Emiel Ghesquiere worden 2 soldaten door een granaat gedood. Het zijn de eerste slachtoffers die op Dikkebus gevallen zijn. Zij zijn ter plaatse begraven. Bij Emiel Thuylie wordt de hoek van het wagenhuis afgeslagen en Emiel en zijn vrouw worden bijna gedood. De stukken vlogen juist naast hen. Deze boeren, evenals Benjamin Dequeker, vluchten met hun dieren. Ook Goudeseune verhuist zijn dieren. Er zijn zeer veel vliegtuigen. Kemmel wordt verschrikkelijk gebombardeerd, Ieper nog meer. Verscheidene huizen, waaronder het huis van meneer Fraeys, staan in brand.
In de weide van meneer Thevelin worden 18 soldaten begraven. In de avond zijn hier 4000 mannen Franse infanterie, verse mannen, aangekomen. Ze hebben hier overnacht en zijn ’s anderdaags vertrokken. 33 Duitse krijgsgevangenen worden binnengebracht, van wie velen worden verhoord in de onderpastorie. In de onderpastorie slapen 2 Franse aalmoezeniers: E.H. Sahu, pastoor van Montpellier, die zeer verstandig, moedig en ijverig is, en kanunnik E.H. Vignes, pastoor van Le Soler, Pyrénées Orientales, die reeds oud is en moeilijk te been. Zij zijn beiden van de 32ste divisie, 16de korps.
9 november, maandag. 26 missen. Weinig kanongeschut tijdens de nacht. Toch worden zeer veel gewonden binnengebracht in de kerk, daar er gisterennamiddag geen binnengebracht konden worden omdat de weg naar Vierstraat niet veilig was. Maar om 5 uur zijn reeds al deze gewonden verder gevoerd. Het 16de legerkorps, 32ste divisie, van het zuiden gaat rusten. Om 12.30 uur passeren 4000 chasseurs te voet die uit de loopgraven komen en 8 dagen lang gevochten hebben. Het 20ste korps van de streek van Nancy komt ze vervangen. Deze spreken met weinig lof over de troepen van het zuiden, toch moeten wij bekennen dat die hier erg hun best gedaan hebben en ons misschien gered hebben. In Ieper altijd verder granaten en branden. In Elverdinge zijn deze nacht ook granaten gevallen en ook in Vlamertinge deze ochtend tussen 6 en 7 uur. Een persoon werd gedood. Ze werden waarschijnlijk afgeschoten door een kanon op een auto die dicht genaderd was.
Jongens van het verbeteringshuis van Ieper komen naar hier gevlucht en zijn blij eens in de vrije wereld te zijn. Vluchtelingen van Voormezele die zich wat ver geriskeerd hebben, worden als spionnen aangehouden. Het 20ste legerkorps moet Wijtschate weer trachten in te nemen. De hele namiddag geweldig kanongeschut. De staf verlaat de onderpastorie, de elektrische verlichting is weg. Veel ambulancen zijn ook weg uit Dikkebus. 52 Duitse krijgsgevangenen worden binnengebracht in de schuur van Bryon en vertrekken in de namiddag. 2 officieren worden op het kerkhof begraven.
10 november, dinsdag. 23 missen. De hele nacht geweldige kanonnade in het noordwesten van Ieper. In de nacht komen nog troepen aan van het 20ste korps. Zij logeren in de kerk. In de voormiddag nog troepen: Franse territoriaux, reeds van jaren, en in de namiddag: Schotten en Franse chasseurs. Allen gaan Ieperwaarts. In de voormiddag kanongeschut langs Wijtschate en in de namiddag geweldige kanonnade langs Noordschote, Bikschote. Op de hofstee van Vandenbroucke liggen nu 13 soldaten begraven.
11 november, woensdag. Meer dan 30 missen. In de kerk gewonden en ook gezonden die er rusten. De hele nacht is er geweldig gevochten geweest. Kanonnen zonder ophouden, granaten vallen in de vijver en rond het kasteel van Verschoore. Rond de middag is het gevecht zo geweldig dat wij wel 150 schrapnels tellen in een half uur. De Duitsers hebben zich ook meester gemaakt van het gesticht van Wijtschate en van meneer Godtschalcks kasteel. Zij willen er zich in verschansen en nu beginnen de Fransen die gebouwen te beschieten. Het is wreed om te zien. Wij zien het Franse kanon afgaan, wij horen het zoeven van de obus en weldra zien wij een wolk van rood stof opvliegen boven het kasteel. Voortdurend de ene obus na de andere. ’s Avonds wordt het kloeke nieuwe gebouw van het gesticht in brand geschoten door de Fransen en weldra is het een uitgestrekte vuurpoel. In de avond gietende regen en wind terwijl het kanon aanhoudt met bliksem en gedonder. Verschrikkelijke avond! De toestand is niet goed. Mensen komen gevlucht van Voormezele over de plas en vertellen dat de Duitsers maar op een kwartier van daar zijn. De Fransen hebben grote verliezen. Zij hebben nog een bos verloren in Wijtschate.
Een Elzasser, vrijwilliger in het Franse leger, toont mij een dumdumkogel. Zijn ransel werd ermee doorschoten, maar hij is niet verder binnengedrongen. De boorden zijn helemaal overgeplooid. De hulppost vertrekt naar Ouderdom. Tegen de avond trekken wel 3000 huzaren Ieperwaarts. Hier komt ook een compagnie van 250 Belgische soldaten. Het zijn meestal kanonniers die hun kanonnen hebben moeten achterlaten en nu gebezigd zullen worden om de wegen te herstellen.
12 november, donderdag. De hele nacht grote passage van troepen, waaronder veel paardenvolk. Logement te kort. Rond de middag nogmaals passage van troepen, chasseurs alpins en chasseurs te paard van de kanten van Limoges. Allen trekken Ieperwaarts. Later nog Engelse infanterie en veel zware Engelse artillerie, allen nemen dezelfde richting. De hele dag geweldig kanongeschut langs de kant van Bikschote, maar minder langs de kant van Vierstraat. Vooral de Franse kanonnen hebben weinig geschoten. Rond 9 uur vallen 4 Duitse schrapnels langs de oostkant van de parochies in de weide van de burgemeester en van Thevelin achter de Neerplaats. Geen schade. In de voormiddag trekken de Belgische werkers met schoppen Ieperwaarts. In de magazijnen van meneer Thevelin worden 44 krijgsgevangenen binnengebracht, waaronder 2 officieren. In de namiddag zijn 2 Duitse officieren komen onderhandelen bij de staf. Zij werden gebracht in een auto, geblinddoekt en langs omwegen. Ik heb ze zien uit- en instappen. Nooit hebben we geweten waarvoor zij kwamen. Waarschijnlijk om een korte wapenstilstand te vragen. In elk geval: die werd hun niet toegestaan. In de onderpastorie logeren een kolonel en een aalmoezenier uit Perpignan en Limoges.
13 november, vrijdag. 18 missen. De kerk is vol chasseurs alpins die er rusten, ook zijn er enkele gewonden, maar zij worden vroeg weggevoerd omdat de toestand hier niet meer zeker is. Reeds van ’s morgens vroeg en de hele dag is het kanongeschut geweldig langs de kant van Wijtschate en Kemmel. Granaten zijn gevallen op het kasteel van madame Ségard van Voormezele. Vluchtelingen van Voormezele die naar huis geweest zijn, vertellen dat de Duitsers er nog genaderd zijn: zij hebben zich meester gemaakt van een bos voorbij de hofstee van Mouton. De onderpastoor heeft 8 soldaten en 1 officier begraven op de hofstee van Vandenbroucke, in de weide van Paul Nollet.
Passage van Engelse en Franse troepen naar Vlamertinge.
14 november, zaterdag. 20 missen. In de avond en ’s nachts weinig kanongeschut. In de ochtend geweldig geschut langs Bikschote, maar kalm langs Wijtschate. Ik hoor van een Franse gewonde dat de Fransen gisterenavond de bossen voorbij Mouton heroverd hebben. De cavalerie van Limoges vertrekt weer naar Lorraine, daar ze in de tegenwoordige toestand hier van weinig nut wordt. Weldra zal er hier maar weinig cavalerie meer te zien zijn. Het wordt van langsom meer een loopgravenoorlog. In het klooster worden 8 Duitse gewonden binnengebracht, waarvan 2 zeer erg gesteld zijn. Een van hen was zeer tevreden een katholieke priester te zien en bedankte de heer onderpastoor. Bij de kinderen Cannaert zitten verscheidene burgers gevangen, allen om belachelijke redenen door de Franse politie aangehouden. Er zijn er die een hele dag zonder eten gebleven zijn. Iedereen denkt dat het vandaag voor Dikkebus een rustige dag zal zijn. Tot ineens rond 13 uur schrapnels ontploffen boven het dorp, het meest langs de westkant tussen herberg Risquons-Tout en Cannaert, ook aan de Melkerij. Tussen 13 en 16 uur vallen er ten minste 17. Het zijn maar kleine en zij hebben geen schade gedaan, maar iedereen heeft schrik en verscheidene mensen vluchten. Geen twijfel aan: men zoekt Dikkebus te beschieten! Al de gewonden wier toestand het vermag vervoerd te worden, worden weggevoerd. Maar verscheidene van hen vermogen het niet en moeten hier blijven. Daarom vraagt men de sleutel van de kelder van de pastorie om desnoods in geval van een beschieting de gewonden daar te laten binnenvluchten.
Rond 16.30 uur komt een soldaat-infirmier bij mij en zegt mij dat men een verschrikkelijke maatregel gaat nemen om Dikkebus beter tegen het vijandelijke geschut te kunnen vrijwaren. Men gaat de lieve toren van onze mooie kerk doen springen! De gebeurtenis wordt aangekondigd voor 17 uur. Ik ga kijken en merk dat de lont die het vuur moet leiden naar de meliniet-springstof reeds naar beneden hangt en dat alle schikkingen zijn genomen. Nog vraag ik hun of het wel nodig is die wrede maatregel te nemen. Zij antwoorden mij dat het is opdat de Duitsers hun geschut niet op de toren zouden kunnen regelen. Ik zeg hun dat de Duitsers die langs deze kant van Wijtschate zitten daarvoor de toren niet nodig hebben, dat Wijtschate zeer hoog ligt, dat zij niet alleen onze toren, maar ook het overige van de kerk en de huizen kunnen zien, dat zij bijgevolg nog punten genoeg zullen hebben waarop zij hun geschot kunnen regelen. Dat alles helpt niet, de beslissing is genomen. Allen die het weten, wachten met angst en verlegenheid. Om 17.40 uur heeft de ontploffing plaats. Het is het verschrikkelijkste lawaai dat ik ooit van mijn leven gehoord heb. In die lange tijd van beschietingen van ons dorp heb ik veel granaten, zelfs grote, horen ontploffen, veel dichter bij mij, maar nooit een lawaai dat met het springen van de toren vergeleken kon worden. De toren is afgeslagen tot aan de klokken, deze echter hangen er nog. Het merendeel van de stenen ligt op het plein voor de kerk. Ook in de kerk of naast de toren. Het dak voor de toren is ook ingestort. Stenen en planken werden wel 60 meter ver gesmeten. Al de ruiten van de Neerplaats en de Kerkstraat vliegen uit, ook deze van de grote kasseiweg die uitgeven op de kerk. Veel pannen zijn gebroken en afgesmeten. Zelfs balken van wel 70 kilo vlogen op de Neerplaats. De kerkvensters daarentegen zijn in het algemeen weinig beschadigd. De gevelvensters zijn wel grotendeels ingeslagen, maar aan onze mooie geschilderde vensters van de koorzijden is er weinig schade. Had onze kerk van verdere beschieting gespaard kunnen blijven, hoe gemakkelijk ging zij hersteld kunnen worden. Weinig mensen wisten van tevoren iets af van het springen van de toren. Niet te verwonderen dat sommigen zich bijna dood schrokken. Helaas, wat gejammer wanneer ons christen volk de vernieling gaat bezien en dat zij over het puin sukkelen om de H. Mis bij te wonen. ‘O onze toren! Wat zal er toch van onze mooie kerk geworden? En was dat toch zo nodig?’
Na een jaar oorlog is het mijn mening gebleven dat die vernieling tot niets gediend heeft. Nooit hebben wij het kunnen verstaan of ondervinden! Voor die ontploffing heeft men 25 kilo meliniet gebruikt.
Het springen van de toren doet de onrust in het dorp nog toenemen en morgenochtend zullen nog verscheidene personen vluchten. De chasseurs alpins die hier de hele dag gerust hebben, trekken naar de slag. Anderen komen rusten. Het is bedroevend om het aan te zien: die mannen vol slijk van in de loopgraven te zitten.
9 soldaten worden begraven op de hofstee van Vandenbroucke.
15 november, zondag. Voortdurend missen van ’s morgens vroeg tot rond 10.30 uur. De helft van het volk heeft geen mis bijgewoond. Sneeuw en regen. Bijna de hele dag vallen schrapnels op Dikkebus. In de voormiddag zeer veel langs Hallebast, Henri Baes, de Melkerij, in de namiddag minder en ongeveer op dezelfde plaatsen. Er vallen er in het geheel tenminste 50. Deze zijn reeds groter dan gisteren. Bij Hector Dalle heb ik een stuk gezien van 35 cm lang, 15 breed en 1,5 dik. Gelukkig waren er geen ongelukken. Het gefluit van de schrapnels is benauwend om horen en de tijd van dat gefluit, tussen het afgaan van het kanon en het ontploffen van de schrapnel, is voor iedereen een benauwend ogenblik. Er is het meest geweld langs Vierstraat.
Weerom verscheidene Duitse krijgsgevangenen. De Franse aalmoezenier van de hulppost bij Vandenbroucke heeft tyfus en vertrekt naar Frankrijk. 9 soldaten worden bij die hulppost begraven. De Franse klas van ’14 is hier aangekomen, het zijn allen chasseurs te voet. Zij blijven enkele dagen in het dorp vooraleer in de loopgraven te gaan om zo aan het front te wennen. Om 8.30 uur soldatenmis in de kerk met sermoen van de aalmoezenier.
In deze dagen wordt het H. Sacrament dat nog berustte in de kerk van Zillebeke gered door een Engelse diaken, een bekeerde protestant, reservist en dienstdoende als simpel soldaat, en processiegewijs en begeleid met flambouwen naar Ieper gedragen. Toen het volk in Ieper de stoet zag afkomen, meenden zij dat men ergens een generaal ging berechten. Die diaken heeft enige tijd in Reningelst verbleven bij de familie Durein.
16 november, maandag. 25 missen. Reeds in de nacht geweldig kanongeschut langs Vierstraat. Het duurt de hele nacht. En in de vroege morgen vallen reeds schrapnels boven de plaats, bijzonderlijk langs de westkant en de Melkerij. Bij Henri Hoedt aan de Melkerij worden verscheidene pannen afgeslagen. Toch geen ongelukken. Voortdurend regen. De soldaten die van de loopgraven komen, zien er verschrikkelijk vuil en ellendig uit. Zij vertellen dat het er deze nacht buitengewoon hevig aan toegegaan is met de bajonet. De loopgraven, die nog maar weinig af waren, waren vol geregend en men is elkaar met de bajonet te lijf gegaan. De Fransen hebben veel verliezen maar de Duitsers nog meer. De generale staf van het 16de korps vertrekt in de namiddag.
17 november, dinsdag. Verschrikkelijke dag voor Dikkebus! Reeds van ’s nachts 2 uur is het kanon- en geweergeschut buitengewoon geweldig, altijd langs de kant van Wijtschate. De Duitsers zijn nog genaderd. Zij zitten in Hollandse Schuur, de hofstee van Leterme, 10 minuten voorbij Vierstraat. Het is nog geen 8 uur wanneer de schrapnels reeds boven het dorp ontploffen. Het is vooral bij Cannaert. De post die er was, komt naar mijn huis omdat die kant te gevaarlijk wordt. Ondanks het voortdurend gevaar blijft toch nog veel volk in de straten. Rond 9 uur wordt het oudste zoontje van Julien Bryon licht gewond. Geen 5 minuten zonder schrapnels. Ineens, rond 10 uur, valt een schrapnel op de paardenstal van Camiel Gontier, herberg Risquons-Tout, en slaat een hoek van het dak af. Scherven ijzer en kogels spetteren rond. Ongelukkiglijk zat Pharailde Mahieu, oude jongedochter, 72 jaar, voor haar venster en een kogel trof haar in de linkerkant van haar hoofd. Zij had een grote wonde die tot in de hersenen kwam. Vlug liep men de onderpastoor halen. Ik was juist aan de hoek van de Kerkstraat. De H. Olie had ik bij mij, hetgeen ik gedurende de hele oorlog gedaan heb. Dadelijk liep ik ernaartoe, maar ineens ontplofte nog een schrapnel op 30 meter van mij op dezelfde plaats. Het was benauwend om te naderen. Toch heeft de Goede God voor mij gezorgd en ik heb haar nog in leven gevonden om de absolutie en de H. Olie te geven. Nauwelijks was het sacrament toegediend of Pharailde was een lijk. Het was het eerste slachtoffer onder de burgers. De verslagenheid onder het volk was groot. Nog andere burgers gaan op de vlucht. Dezelfde voormiddag wordt op de hofstee van Hector Dalle nog een soldatenpaard doodgeslagen.
Rond de middag werden wij enige tijd gerust gelaten, maar in de namiddag werden zeer veel schrapnels en zelfs kleine granaten naar Hallebast gezonden en zelfs tot aan de Canada. Rond 2.30 uur werd een soldaat doodgeslagen langs de kasseiweg aan Van Eeckes molen.
Helaas, een wrede ramp moest hier nog een van onze braafste werkliedenfamilies in de rouw dompelen. Naast de molen van Van Eecke woonde de familie Camiel Baeke-De Turck. Camiel, soldaat, was gewond geworden in de slag van Halen en lag in het hospitaal in Engeland. Zijn vrouw met haar 2 kinderen was rond de middag gevlucht naar haar schoonouders Theophiel Baeke in Ouderdom. Rond 16 uur gingen Theophiel Baeke, schoonvader, en René Baeke, zoon van de weduwe Baeke en neef van Theophiel, naar het huis van Camiel om wat gerief te halen. Daar vonden zij 4 Franse soldaten, die begeerden konijnen te kopen. Zij waren bezig met de prijs te bespreken, toen plotseling een schrapnelobus ontplofte op het huis zelf. Het huis werd ingeslagen en helaas, René Baeke werd helemaal in stukken geslaan, hij was onkennelijk en op slag dood. Theophiel had verscheidene wonden en werd de benen afgeslagen. Hij heeft maar enkele ogenblikken meer geleefd. De twee soldaten waren ook op de slag dood en 2 andere waren gewond. Verschrikkelijk! Theophiel Baeke was Reningelstnaar. René Baeke was van Dikkebus, voorbeeldig jongeling en de vaandeldrager van onze jonge katholieke wacht.
Hommel: hop
Met de avond was het weer de beurt van de dorpsplaats om beschoten te worden. In de valavond rond 17.15 uur zaten wij in onze voorplaats. Opeens zoeft een schrapnel over, hij ontploft voorbij ons in de tuin van meneer Thevelin. Wij hebben begrepen dat er groot gevaar is voor ons huis en het gebuurte. Wij blijven in de voorplaats. Veel soldaten komen ook in het huis staan. 10 minuten nadien, zoef, een tweede granaat en een verschrikkelijke ontploffing. De deur van de voorplaats vliegt open, het is al stof en vuiligheid. Wat is er gebeurd? Een grote schrapnel is ontploft juist achter ons huis, een grote ijzeren scherf is door de vensterluiken in onze kerk gevlogen en heeft 4 tegels uitgeslagen, een grote put gemaakt en is verder in de muur terechtgekomen. Een ander stuk ijzer heeft zich door de muur van de spreekkamer geboord, verscheidene stenen op het hoofd gesmeten van de telefonisten die daar juist onder waren, en is verder tot in de muur gevlogen. Buiten die 2 grote stukken zijn er veel kleine stukken en misschien wel 150 kogels rondgevlogen overal op muur en dak, zodat aan de achterkant een derde van mijn pannen gebroken was en de zolder vol loodkogels lag. De andere aanpalende huizen van Delanotte, Devos, Leeuwerck, Thevelin hebben ook hun deel gehad van kogels en stukken ijzer maar geen grote stukken. Wij schrokken geweldig, maar niemand was dood noch gewond. Dat was het voornaamste. Daarmee was het niet gedaan. 5 minuten nadien valt een schrapnel bij Julien Bryon en een groot stuk ijzer dringt door tot in de kelder. Enkele minuten later valt er nog een bij Felix Philippe en Henri Coene. Grote stukken ijzer vallen tot in hun keuken. Een uur nadien nog een schrapnel op de hommelkeet van Hector Dalle. Die dag heeft de vijand 3 slachtoffers gemaakt onder onze burgerbevolking. Maar wanneer wij de gevaren overdenken waarin wij verkeerd hebben, zijn wij bijna verwonderd dat er niet meer geweest zin. Niet minder dan 200 schrapnels zijn vandaag op Dikkebus gevallen.
18 november, woensdag. De hele nacht veel geschut. Nog een deel van ons volk vlucht, zodat op de dorpsplaats maar een vierde meer thuis is. Te lande zijn er ook velen weg. Vooral de vluchtelingen zijn verderop gegaan. Nochtans zijn er op Dikkebus nog veel meer vluchtelingen dan parochianen. Het is droevig voor onze Dikkebusnaren. Velen weten volstrekt niet waarnaartoe. Zij gaan hun intrek nemen ergens in een stal of schuur, lijden veel koude en gebrek, geraken vlug hun geld kwijt en komen weldra van armoede terug met het voornemen liever angst en vrees te lijden in hun Dikkebus dan kommer en ontbering in den vreemde. Het is met iedereen hetzelfde. Al wie eens gevlucht heeft, is niet meer zo gereed om een tweede maal te vluchten.
Met ons Dikkebus is het armtierig gesteld, nergens nog winkelwaar, noch eten noch drinken. Met moeite twee bakkers die nog tarwebrood bakken. Bloem is er nergens nog te krijgen. Men vraagt er langs alle kanten aan de besturen maar nergens gehoor of mogelijkheid. Het bier is overal uitverkocht. De wijn zou men dubbel willen betalen, maar de enige nog te verkopen flessen zijn weldra weg. Kaas, eieren, chocolade, biscuits en soortgelijke waren nergens nog op de hele parochie. Niemand immers durft er indoen, zodanig is iedereen bevreesd alles in de steek te moeten laten. En zelfs indien men zou durven, zouden het vervoer en de passage bijna onmogelijk zijn. En nochtans vroegen de Franse soldaten er hele dagen naar en geld hadden zij in overvloed. Alleen vlees was er te krijgen: varkensvlees in overvloed, de varkens immers waren goedkoop. Rundvlees kregen de soldaten in overvloed van het leger. Ook was iedereen beenhouwer, er zal een ogenblik komen op het einde van december dat er niet minder dan twaalf zwijnenslachterijen zullen zijn.
Al de hulpposten van Dikkebus zijn weg, uitgenomen de eerstehulppost van brouwerij Peirsegaele, van de hofstee van Vandenbroucke, en van Millekapelle op de hofstee van Jules Maerten. Die is daar sedert acht dagen en er zijn reeds verscheidene soldaten begraven. In het klooster is er niemand meer, in de pastorie liggen er nog twee of drie gewonden die niet vervoerd kunnen worden. De hele dag is er veel geschut, en rond 13 uur vallen er veel schrapnels op en rond de hofstee van Hector Dalle: niet minder dan twintig in een half uur. Geen ongelukken.
’s Morgens om 9 uur begrafenis van Pharailde Mahieu op het kerkhof van Dikkebus en ’s namiddags om 15 uur begrafenis van Theophiel en René Baeke op het kerkhof van Reningelst.
Alle hofsteden hebben verschrikkelijk veel soldaten. Bij de burgemeester zijn er niet minder dan 700. Melk is er elke dag veel te weinig, boter nergens.
19 november, donderdag. Er is maar weinig geschut in de voornacht maar veel in de nanacht. In de morgen komen schrapnels en obussen langs Hallebast. Er is in de voormiddag weinig geschut.
Vandaag sneeuwt en vriest het. Niettegenstaande het gevaar, blijven de munitiewagens nog dicht bij het vuur. Op de hofstee van Hector Dalle zijn zij nog niet weg.
20 november, vrijdag. Het geschut is minder. In Dikkebus vallen er enkele schrapnels en kleine granaten rond de hofstee van de burgemeester en de vijver. Vandaag ga ik naar Westouter en daar zijn het allemaal Engelsen. Op Bruloze staan er grote Engelse kanonnen.
21 november, zaterdag. Slechts 4 missen. Vandaag is er maar weinig geschut. De soldaten hebben lelijk gehandeld in de huizen waar de bewoners gevlucht waren en alles geplunderd wat hun onder de handen viel. Zo hebben zij het gedaan in het klooster en zij hebben geslapen op de mooie processiekleren. Wij verbergen deze in de kasten van de sacristie. In de kerk zijn al onze kaarsen gestolen door de soldaten en wij moeten ons behelpen met alle soorten van overschot, waarvan geen twee kaarsen op elkaar gelijken.
22 november, zondag. 13 missen. ’s Morgens tijdens de missen komt een compagnie chasseurs alpins in de kerk om erin te rusten. De luitenant is een onderpastoor van Marseille, die tijdens zijn dienst zijn examen gedaan heeft voor officier, als onderluitenant is begonnen en nu luitenant geworden is op het slagveld.
Vandaag is het gevecht langs deze kant zeer geweldig, het geweer- en kanongeschut verschrikkelijk. Er vallen in de voormiddag veel schrapnels boven de vijver en granaten en schrapnels tussen het Zweerd, Hallebast en Canada. Deze dagen is ook een grote granaat gevallen op de achterkeuken van Alfons Huyghe, alles is platgeslagen en een soldaat en een officier zijn gedood.
Vandaag branden de Hallen van Ieper gedeeltelijk af. Het is een verschrikkelijke rook en in de avond een droevige vuurgloed. Dat is het werk van de Duitse cultuur! Het geschut duurt tot ’s avonds, dan wordt het kalmer. Het vriest geweldig en het is bitter koud. Verschrikkelijk voor de soldaten en de vele ongelukkige vluchtelingen.
Gisteren hebben de soldaten-brancardiers de kerk wat gekuist. Het was verschrikkelijk nodig, want de stank was onverdraaglijk, het vuil afstotend. Hetzelfde stro lag er nog waarop zoveel gewonden gelegen hadden en gestorven waren. Ook doen zij een weinig de steenbrokken weg voor de ingang zodat de mensen enigszins kunnen passeren.
23 november, maandag. 8 missen. Rond 8 uur komt de onderpastoor van Voormezele hier mis lezen. Hij is deze morgen om 4.30 uur van Reningelst vertrokken naar Voormezele. In Voormezele werd hij aangehouden, maar met veel moeite heeft hij toch bekomen in zijn huis te mogen gaan. Hij had iets van waarde gedolven en heeft het gelukkig teruggevonden en is tevreden naar Dikkebus gekomen. Vandaag is het geschut kalmer. In de voormiddag vallen er toch granaten op De Klijte. In herberg De Fontein worden de bazin en haar broeder doodgeslagen, ze worden begraven op De Klijte zelf. De Duitse brandstichters blijven niet onledig en het is vandaag dat de mooie hoofdkerk van St.-Maarten van Ieper gedeeltelijk afbrandt. Er vallen geen granaten op Dikkebus. Ook beginnen veel mensen weer te keren.
24 november, dinsdag. 5 missen. Om 10 uur begint de vijand weer ons dorp te beschieten en een uur lang ontploffen wel veertig schrapnels. De mensen zijn minder bevreesd dan gewoonlijk, zij kennen de richting en zij weten dat voor iemand die binnenblijft en verborgen achter de muren de schrapnels in het algemeen niet zeer gevaarlijk zijn. Daarom verbergen ze zich goed binnen en eens de vlaag gepasseerd, komen zij tevreden en nieuwsgierig naar buiten: tevreden dat zij nog eens aan het gevaar ontsnapt zijn, nieuwsgierig om te weten wat de granaten uitgehaald hebben, juist zoals het in vredestijd gebeurt na een dondervlaag. Maar wee de ongelukkigen die zich dan op straat wagen. De schrapnel ontploft immers gewoonlijk op een hoogte van 50 tot 60 meter en zit vol loden bolletjes, soms meer dan 1000, die bij de ontploffing samen met de stukken en het gebroken omhulsel rondgezaaid worden. Soms vindt gij 20 zulke kogeltjes op een vierkante meter, en ik heb doden gezien die ervan doornaaid waren. Verscheidene schrapnels hebben vandaag schade gedaan. Een stuk van de paardenstal van het Paradijs werd afgeslagen. Ook werd er een gat geslagen in het schuurtje van Isidoor D’Hellem. Stukken vlogen op het huis van Henri Dumortier en van de weduwe Boudry. Jammer van 3 ongelukken. Bij het Paradijs werd een soldaat zijn arm afgeslagen en 2 kindvluchtelingen bij Camiel Blomme gewond, een zijn duim af en een ander een kogel in het been, dat gebroken werd.
Vandaag is Hector Wullepit, landbouwer van Langemark, op zijn hofstee geraakt. Hij had veel moeite om te passeren. Hij heeft nog 9 koebeesten gevonden en ze meegebracht. Zij kwamen goed van pas. Er waren daar veel soldaten en verscheidene soldaten waren op zijn hofstee begraven, toch was er in het algemeen nog niet veel kapotgemaakt. Gehele dagen passeren er koeien. Soms grote benden, van mensen die zijn moeten vluchten en ze nu gaan halen. Helaas, veel mensen brengen ook koeien mee die de hunne niet zijn en zo gebeurt er veel onrechtvaardigheid. Ook de Franse soldaten komen af met gehele benden koeien en zwijnen en verkopen ze voor wat ze ervoor kunnen krijgen. Deze avond heb ik hier Franse soldaten zien passeren met een kudde van dertig zwijnen, grote en kleine. Zij kwamen van Vierstraat. Zij stelden ze aan iedereen te koop en ik heb gehoord dat iemand drie mooie zwijnen gekocht heeft voor 100 frank.
Hommelpersen: hopstaken
Vertrek: toilet, WC
Nu kunnen wij beginnen met ons een mening te vormen van de oorlog en van de Franse soldaten. Het is onbetwistbaar dat de Franse soldaten die hier in Dikkebus waren, moedig waren en zij hebben hier goed gevochten. Maar nog veel liever hadden zij te plunderen, te breken en te vernielen. Alle mensen die gevlucht waren, vonden bij hun terugkeer hun huizen deerlijk gesteld. Alle eetwaar en keukengerief waren verdwenen, hetzelfde met dekens en klederen, de matrassen waren naar andere huizen gedragen. Bij veel boeren waren gereedschap en hommelpersen3 verbrand, sloten opengebroken, stoelen en nog vele andere meubels vernield en verbrand. De Fransen die wij hier hebben, zijn meest allen uit het Zuiden en zij zijn verschrikkelijk vuil. Zij zijn goed voorzien van eten, brood, suiker, koffie, vlees. Hun brood is niet goed, gezouten en zuur, maar hun vlees is zeer mooi en goed. Zij snijden het mooiste af en het overige met de beenderen werpen zij waar het vliegen wil, het dichtste het beste, zo doen zij het ook met al hun afval. Achter de huizen en zelfs in de huizen vindt gij zo gehele hopen vuil die stinken als de pest. Het is genoeg dat gij sommige huizen voorbijgaat of de stank slaat u tegen. Het vlees dat moet dienen voor hun eigen gebruik behandelen zij ook niet zacht. Zij leggen het op de vuile grond en steken het zomaar in de pot en bijna nooit zullen zij hun pot uitkuisen. Sommige soldaten doen nu koffie, dan melk dan wijn in hun pullen zonder ze ooit uit te kuisen. Het weggeworpen vlees en de beenderen worden door de burgers opgeraapt en zo hebben zij een goede bouillon, hetgeen zij sedert lang niet meer gewend waren. Nog het vuilst van al zijn de Fransen wanneer zij hun behoeften moeten doen. Een vertrek kennen zij niet, en zijn er soms die tot daar gaan, dan is het niet om erop te zitten, maar om erop te staan en het zo ineens geheel en helemaal te bevuilen. Dat is de mode van de officieren zowel als van de simpele soldaten. Zij hebben vuile gezichten, weinigen scheren zich en velen wassen zich zelden. Toch vindt men uitzonderingen en vooral de officieren zien er proper uit wanneer zij zich behoorlijk uitgerust en dan verschoond hebben. Nu ja, de meeste zuiderse soldaten zijn het zo gewoon in hun huis, en het is niet te verwonderen dat zij vinden en opmerken dat ons volk zo proper is.
Enige personen van Dikkebus vinden het goed om een kleine handel te wagen. De moeilijkheden om zich sommige waren aan te schaffen en te vervoeren zijn wat verminderd. Enigen gaan naar Bailleul een pak truien of andere stoffen halen en raken ze dadelijk kwijt aan de soldaten. Reeds 2 of 3 rijden naar Bailleul, kopen er een vat wijn voor 100 of 110 fr., trekken het dadelijk op flessen en verkopen die tegen 2,50 fr. per fles. Zo zijn er die dagelijks 500 fr. winnen aan de wijn. Er is ook bloem binnengekomen. Henri Coene heeft er zaterdag 4000 kilo kunnen kopen. Ongelukkiglijk wordt ze niet gebruikt volgens de begeerte van het volk. In plaats van witbrood te bakken wordt zij meestal gebruikt voor het bakken van suikerbroodjes die voor de oorlog voor 60 centimes verkocht werden en nu 2 fr. betaald moeten worden door de soldaten en 1,75 fr. door de burgers. Veel burgers kunnen bijgevolg niet anders dan ook zulke broodjes te kopen alhoewel hun geldbeugel het weinig vermag. Wat de wittebroodjes aangaat aan 50 centimes, dat zijn maar koeken. Concurrentie was er dat ogenblik niet daar het de enige bakkerij was die werkte en ongelukkiglijk was er nog geen wet op de duurte van de eetwaren. Zo zijn het niet alleen de soldaten die lelijk handelen. Nu en dan geraakt een herbergier aan een ton bier, maar deze gaat maar een paar dagen mee.
25 november, woensdag. ’s Nachts om 12 uur moeten de chasseurs alpins die hier op rust zijn, onverwachts naar de strijd. Nochtans is het de hele nacht alsook de hele dag kalm, en er is weinig geschut tenzij langs de kant van Langemark. Er zijn veel granaten gevallen en er waren weinig soldaten. In de namiddag krijg ik het bezoek van meneer pastoor van Voormezele. Hij had goed nieuws vernomen van de kant van Voormezele, dat ongelukkiglijk niet waar was, en hij was op weg naar zijn parochie. Maar hij heeft geen vrijgeleide gekregen. Hij heeft geslapen bij Benoit Leleu en is ’s anderdaags weer vertrokken naar Abele.
26 november, donderdag. Voortdurend missen van 6 tot 9 uur. Vandaag ben ik naar de klokkenzolder gegaan en ik heb vastgesteld dat op het oksaal de blaasbalg van het orgel was afgesneden en gestolen en ook 2 of drie 3 pijpen. In de namiddag vallen granaten voorbij de vijver. Hector Wullepit gaat naar Langemark maar vindt geen dieren meer. Zij zijn waarschijnlijk gehaald door anderen.
27 november, vrijdag. 7 missen. De soldaten hebben deze nacht mijn huis verlaten en het is verschrikkelijk vuil. In de namiddag is er zeer veel geschut en schrapnels ontploffen boven de vijver, burgemeesters hofstee, het kerkhof en aan de meisjesschool. In deze laatste plaats niet minder dan 20. Geen ongelukken. Gehele dagen zien wij bij dag zowel als bij nacht de artillerie voorbijrijden met munitie voor de kanonnen.
28 november, zaterdag. Nogal veel geschut. Veel granaten vallen voorbij de vijver rond de kanonnen aan de hofstee van Dumoulin en Goudeseune. Bij Dumoulin wordt een luitenant erg gewond. Gedurende 3 weken ligt hij in het huis van Henri D’Hellem omdat zijn toestand niet toelaat om verder vervoerd te worden. Leopold Vandevoorde sterft plots na de absolutie ontvangen te hebben van een soldaat-priester op de hofstee van Henri Baes. De koster komt weer van Boeschepe, waar hij gevlucht was.
29 november, zondag. Wel 25 missen. Om 8.30 uur grote soldatenmis met sermoen door aalmoezenier Vignes. Zeer veel soldaten waren aanwezig. Om 9 uur begraaf ik een Duitse soldaat die overleden is in het klooster in de hulppost. Hij wordt begraven in de grote put te midden van de Franse soldaten in de weide. Sedert enkele dagen zijn er weer gewonden in het klooster. De hulppost van de hofstee van Vandenbroucke is weg.
Vandaag is er weinig geschut geweest. Ieper is reeds verschrikkelijk verwoest. Nochtans wordt het nog elke dag beschoten. Veel mensen zijn reeds door de granaten gedood, waaronder E.H. Leys, onderpastoor van St.-Pieters, dodelijk getroffen terwijl hij een berechting deed in een kelder. Dit gebeurde rond 12 november. Nochtans zijn er nog veel mensen in Ieper gebleven. Sommige mensen van hier riskeren het om naar Ieper te gaan om winkelwaar. Vele dingen immers die elders uitgeput zijn, kan men daar nog vinden. Het is nochtans gevaarlijk en velen kunnen er niet geraken. In Ieper zijn E.H. Delaere van St.-Pieters, Dassonville van St.-Jacobs en de onderpastoors Breyne, Verriest en Roose gebleven, te midden van het gevaar. Z.E.H. deken werd weggevoerd naar Poperinge nadat hij bloed gespuugd had.
Deze namiddag vespers met sermoen voor soldaten.
30 november, maandag. Om 5.30 uur worden wij gewekt door het zoeven van de schrapnels. Nochtans horen wij niet dat zij kwaad gedaan hebben. Om 6.15 uur attaqueren de Fransen op de hele lijn en dat met alle geweld. Op verscheidene plaatsen is het gevecht gelukt, op andere niet. Helaas, de Duitsers zijn reeds te zeer versterkt, men zal de lijn niet meer kunnen doorboren. Van beide kanten zijn de verliezen groot.
In Voormezele werd een compagnie chasseurs alpins van het 6de regiment die de aanval deed met de bajonet op enkele manschappen na geheel en helemaal door de Duitse mitrailleurs weggemaaid. Waar de Duitsers hier vooral in vooruit zijn, dat is dat zij veel meer mitrailleurs hebben. De aanval duurt ongeveer de hele dag. Bij dag gaan er maar weinig soldaten meer naar de loopgraven, het is immers te gevaarlijk. De aflossingen worden ’s nachts gedaan. Tweemaal daags, ’s avonds om 17.30 uur en ’s ochtends om 5.30 uur gaat men eten dragen naar het volk dat in de loopgraven zit. Dat eten wordt hier klaargemaakt. Sedert enkele dagen wordt men ook minder moeilijk om het volk te laten passeren. Een Belgische gendarme is hier bij de Fransen gevoegd.
1 december, dinsdag. De hele dag nogal veel kanongeschut. Anders niets bijzonders. Door de overbevolking, de slordigheid van de soldaten en elk gemis van reinigingsdienst en misschien nog vele andere oorzaken is een ziekte ontstaan in de streek, een diarree die bijna algemeen wordt. Sommige mensen lijden er weinig onder, maar voor veel oude en zieke mensen wordt die plaag dodelijk. Ook zullen er van nu af aan weinig dagen voorbijgaan zonder dat ik een berechting te doen heb. De gezondheidstoestand in Dikkebus verbetert er niet op, daar er te allen kant dode paarden liggen en de Fransen verwaarlozen ze te begraven. Vandaag mis gezongen ter ere van Sint-Elooi. Van nu af aan zullen wij ongeveer elke dag mis zingen. Er zijn minder soldaten in het dorp dan gewoonlijk.
2 december, woensdag. De hele dag veel geschut. Anders niets bijzonders.
3 december, donderdag. Weinig geschut. In de namiddag biecht voor eerste vrijdag. Bezoek van meneer pastoor.
4 december, vrijdag. Gezongen mis met uitstalling van het sacrament. 200 communies. Om 8 uur requiemmis door de aalmoezenier voor een kapitein van de artillerie gedood in de schuur van het Bellegoed. Na de mis wordt het lijk vervoerd naar Boeschepe, waar de begrafenis plaatsheeft. De hele batterij is in de mis. Veel granaten vallen aan Ieper-Kruisstraat.
5 december, zaterdag. Veel schrapnels vallen in de vijver. Ook rond de burgemeester, zelfs op het land waar zij bezig zijn met cichoreien uit te doen. Ook twee vallen aan het Zweerd.
6 december, zondag. 150 communies. Om 8.30 uur soldatenmis, waarna wijding van een groot kruis geplaatst in de weide van meneer Thevelin boven de grote gemene begraafplaats. Op het kruis staat geschreven dat het gegeven is door de brancardiers van de 32ste divisie ter ere van hun gesneuvelde broeders. Ik zing de hoogmis om 10 uur. Om 15 uur vespers, paternoster en lof door de aalmoezenier. E.H. pastoor komt naar Dikkebus. Vandaag veel kanongeschut en vele vliegtuigen.
7 december, maandag. Het is zeer slecht weer. In de namiddag biecht voor het feest van morgen. 50 biechten. Nog waren E.H. pastoor, ik en de koster in de kerk toen een verschrikkelijke beschieting van ons dorp begon. Zij duurde van 16.15 tot 18.30 uur. Ditmaal waren het niet slechts schrapnels maar ook grote granaten, waarvan sommige voorzeker met wel 24 centimeter diameter. Wij verborgen ons in het sacristiemagazijn en ongeveer elke 5 minuten klonk een vreselijke zoef en een verschrikkelijke ontploffing. Geheel het machtige kerkgebouw daverde, verscheidene malen hoorden wij het glas op de grond vliegen. Voorzeker zijn stukken ijzer en kogels door de ruiten gevlogen. Het waren benauwende stonden. ’s Anderdaags kon men vaststellen waar zij gevallen waren. Op het land voor het Schoonhuis was er een put waarin men twee paarden kon begraven. Hetzelfde voor het huis van de weduwe Alfons Gontier. Alle ruiten waren uit de serre. Nog zulk een put langs de grintweg voorbij Isidoor D’Hellem, ook bij de Neerplaats in de weide van Goethals. Ook in burgemeesters weide. Een schrapnel op de maalderij van het molenhuis. Geen waren er op huizen gevallen, nochtans waren veel huizen beschadigd door de stukken ijzer en de kogels. Veel ruiten uitgeslagen. Gelukkig geen mensenlevens te betreuren.
8 december, dinsdag, feest van O.L. Vrouw-Onbevlekt. 150 communies. Weer gaan sommige mensen vluchten. Enkele granaten ontploffen op korte afstand van het dorp.
9 december, woensdag. Zeer slecht weer, de soldaten die van de loopgraven komen, zijn afschuwelijk door de modder. Op sommige plaatsen staan de loopgraven vol water. Ook hebben veel soldaten vervroren voeten van de kou en de vochtigheid. Wat zijn zij te beklagen! Het volk heeft in het algemeen veel medelijden met hen. Nochtans is dat medelijden wat verminderd doordat er zoveel slechte soldaten en deugnieten bij zijn. Zo moeten de goeden het dikwijls met de kwaden bekopen. In onze waskeuken hebben wij nu fantassins des montagnes: rode broeken en platte blauwe petten. Wij zijn er minder content over dan over de chasseurs alpins. Die droegen een wijde blauwe pofbroek, blauwe jas, blauwe pet en blauwe kapmantel. Bij hun aankomst hier werden zij eerst aanzien als zeelieden. Het waren moedige en geoefende soldaten. De Duitsers waren er bang voor en noemden ze ‘zwarte duivels’. Hier zijn nu ook alle soorten troepen, veel zoeaven met hun wijde rode stropbroeken, kort vestje en Turkse pet. Ook tirailleurs algériens, met hun halfzwart gezicht, grijze stropbroek en kapmantel. Deze laatsten waren half wild en mochten niet vaak alleen gelaten worden en meer dan eens heeft men in de streek over hun boze toeren gehoord. Er was hier in die tijd maar weinig paardenvolk, maar er waren er allerlei soorten, het meest chasseurs en huzaren, ook enkele dragonders en kurassiers en ook enkele spahi’s, Algerijns paardenvolk.
In de voormiddag vertrekt de hulppost van de 32ste divisie, waarover wij nogal tevreden waren. Zij gaan zich installeren op de hofstee van Vandenbussche langs de kasseiweg De Klijte-Reningelst. In de namiddag vertrek ook de staf van de 31ste divisie. Vandaag komen hier vele kisten toe met klederen gezonden voor de soldaten. Zeer veel fluwelen broeken. Van nu af aan immers zal men in het Belgische en Franse leger allerlei soorten kledij zien en dikwijls zal het moeilijk zijn de soort te herkennen. Elke avond wordt er ook wijn uitgedeeld aan de soldaten. Er wordt een eerstehulppost ingericht bij Benjamin Dequeker en Emiel Thuylie, ook verscheidene soldaten zullen daar begraven worden.
De hele dag is er weinig geschut. Nochtans vallen in de voormiddag schrapnels bij Benjamin Dequeker.
Om 15 uur begrafenis van kapitein Planche, de hele compagnie woont de begrafenis bij en bewijst de laatste eer.
Blauwen: smokkelen
10 december, donderdag. Slechts 1 mis. Weinig geschut en slecht weer. Om middernacht geweldig geschut gedurende een half uur. Veel passage van zoeaven en turco’s. Om 15 uur begrafenis van kapitein Ardant du Picq van de tirailleurs algériens. Laatste eerbewijzen door de hele compagnie. Van nu af aan is hier meer winkelwaar te krijgen: kaas, chocolade, biscuits, zout enz. maar alles is peperduur en toch is de waar seffens uitgeput. Nu wordt er buitengewoon veel wijn verkocht, niet alleen in de herbergen, maar ook in winkels, hofsteden en andere huizen. Velen venten er zelfs mee rond langs de straten en hofsteden. De prijs is maar 2 fr. meer en welhaast 1,50 fr. Bier wordt er nog maar weinig verkocht, maar veel korte drank, brandewijn en cognac. Men kan hem gemakkelijk overblauwen en zo een mooie stuiver winnen. Toch ziet men maar weinig dronken soldaten. In enkele winkels verkoopt men ook champagne. Tegenwoordig wordt er nergens naar patentrecht omgekeken. De mensen beginnen zich te riskeren om wat in te doen. Ook kan men gemakkelijker aan de waar komen, alhoewel het nog moeilijk is. Het is meestal met Bailleul dat men nu zaken doet, ook met Poperinge.
11 december, vrijdag. De hele nacht verschrikkelijk kanongeschut langs Langemark, Reninge en niet minder hevig geweergeschut langs Voormezele. Langs Boezinge is de toestand verbeterd en in Voormezele hebben de Fransen ook twee loopgraven heroverd. In de namiddag vallen enkele schrapnels rond de Hert. Vandaag komt een nieuwe hulppost aan, die van de 31ste divisie. De hoofdaalmoezenier is meneer Birot, vicaris-generaal van Albi, schrijver van verscheidene werken. Zijn ordonnans is ook priester. Meneer Birot is zeer welsprekend en werkzaam. Bij deze eenheid zijn minder priesters dan bij de andere. 4 missen. Zij kantonneren ook bij Jules Noyelle.
12 december, zaterdag. Vuil, slecht weer. Kalme nacht en voormiddag. ’s Namiddags wat geweldiger. In de nacht komen hier officieren logeren, die alles breken en vernielen wat hun onder de handen valt. Ik geef hun een welverdiende berisping. Zij schijnen er niet mee gediend te zijn en vertrekken naar een ander logement. Schone hielen!
Schone hielen: blij dat ze weg zijn
13 december, zondag. 80 communies. Missen om 7, 8, 9, 10 uur. Om 9 uur soldatenmis met prachtig sermoen van meneer Birot. Schrapnels vallen rond de hofstee van Jules Verschelde.
In Kemmel bij Oscar Ghesquiere zijn nu Engelsen gekantonneerd, hun front gaat tot bij Wijtschate. Er is sprake van dat ook in Dikkebus de Engelsen weldra de Fransen zullen komen vervangen.
14 december, maandag. Vandaag willen de bondgenoten in het zuiden van Ieper eens proberen of er een middel is om de Duitsers achteruit te drijven. En daarom hebben zij besloten een algemene aanval te doen. Deze begint om 7 uur precies en dat met alle geweld. Nooit in de hele tijd van de Fransen heb ik de kanonnen in zo’n groot aantal en met zo’n snelheid zien schieten. Voortdurend uren- en urenlang schoten de kanonnen zo vlug als tellen. Zware kanonnen waren geplaatst voorbij Peirsegaele. En voorbij de vijver rond Goudeseune stonden zij zeer dicht. Het was verschrikkelijk en toch hoorden wij het gaarne omdat wij hoopten dat de vijand plaats zou moeten maken. De infanteristen begonnen weldra ook de aanval en zij sprongen uit hun loopgraven met de bajonet voorop. O, hoeveel bloed heeft er die dag niet in Wijtschate en Voormezele gestroomd! Helaas, de aanval is niet gelukt zoals men het gehoopt had. In Wijtschate maken de Engelsen zich meester van een bos, maar op Voormezele en Vierstraat werden de Fransen onverbiddelijk door de Duitse mitrailleurs weggemaaid. Velen zijn er gevallen tussen de Franse en de Duitse loopgraven, wier lijk men nooit heeft kunnen halen en verscheidene maanden nadien vertellen de Engelsen die daar de Fransen vervangen, dat er nog veel Franse soldaten voor de eerste loopgraven liggen te rotten. Doch, al hebben de bondgenoten grote verliezen, de Duitsers moeten er ook veel hebben. De Franse 75’ers moeten verschrikkelijke vernielingen in de vijandelijke rangen gezaaid hebben. Goede kanonnen, goede schutters en in zo’n groot aantal. Het kanongeschut duurde tot 18 uur. Toen het donker was, ben ik gaan kijken op het kerkhof en hetgeen ik zag van vuur en vlam en hoorde van geschut was onbeschrijflijk. Het was een verschrikkelijk vuurwerk! Men had het een wonder en groots en mooi schouwspel mogen noemen, had dat alles helaas niet moeten dienen om mensen te doden.
De Duitse artillerie bleef ongelukkiglijk ook niet onledig en onze kanonnen werden ook verschrikkelijk beschoten. Bij het Vijverhuis werden verscheidene Franse kanonniers gedood en gewond en nochtans kwamen de kanonniers toch voortdurend met munitie aanrijden. De hulppost van de 32ste divisie, die sedert verscheidene dagen weg was, kwam ook weer voor de aanval. Na de middag besloten de dokters eens te gaan kijken naar Vierstraat om beter het gevecht te aanschouwen. Zij waren gekomen aan de hofstee van Marcel Verschelde bij de Kleine Vierstraat toen opeens een grote granaat bij hen ontplofte. Helaas werden 2 dokters op slag gedood en 3 gewond, van wie 1 ’s anderdaags is overleden. Zij werden begraven in Reningelst.
Vandaag komt de brave tolk voor de Duitse krijgsgevangenen weer zetelen in onze salon. Ongelukkiglijk heeft hij geen werk. Nochtans maken de Engelsen in Kemmel 50 krijgsgevangenen.
15 december, dinsdag. De Fransen verliezen hun moed niet en om 7 uur vallen zij weer met hetzelfde geweld aan. Het geschut vermindert met de middag maar duurt toch de hele dag voort. Jammer dat de pogingen van de moedige Fransen niet beter gelukt zijn.
Nu beginnen wij te voelen dat wij hier de oorlog hebben voor de hele winter.
16 december, woensdag. Guldenmis waarin 250 mensen aanwezig zijn. Ik doop een kind van Kemmel, daar zijn immers geen priesters meer. Weinig kanongeschut.
17 december, donderdag. Redelijk kanongeschut. Veel vliegtuigen. Veel Belgische soldaten herstellen de routes. In de namiddag begrafenis van kapitein Laffitau, een zeer moedig man, gisteren doodgeschoten en overgebracht naar de hofstee van Charles-Louis Hoflack. Daar moet ik het lijk gaan afhalen. De hele compagnie woont de begrafenis bij en bewijst de laatste eer.
18 december, vrijdag. Redelijk kanongeschut. Rond de middag begrafenis van sergeant Bertrand, genie.
19 december, zaterdag. Het kanongeschut is de hele dag zeer geweldig. De Fransen hebben nieuwe grote kanonnen geplaatst op de weide van Vandepitte en Verpoort voorbij het kasteel van meneer Hynderick. Reeds staan er veel kanonnen langs de dreef van het Hemelrijk naar de kapel van Frezenberg bij het kasteel van meneer Hynderick. Al die kanonnen schieten geweldig. Ook de Duitsers zenden granaten, in de voormiddag naar Hallebast en in de ochtend en ’s namiddags rond de vijver en de hofstee van de burgemeester. Bij de burgemeester was het zeer benauwend. Ook de geweerschoten waren in de namiddag buitengewoon talrijk.
20 december, zondag. In de missen van 9 en 10 uur is de kerk vol soldaten. In de mis van 9 uur prachtig sermoen door de aalmoezenier meneer Birot: een vergelijking tussen de ellende van Jezus’ geboorte en de ellende en de ontberingen van de soldaten in de loopgraven. Uit het een als uit het ander zal nieuw leven en grootsheid voortspruiten. Veel missen door priesters-brancardiers. Ook door priester-soldaten. Om 9 uur op het O.L. Vrouwaltaar doet de jezuïet luitenant De Gironde mis. Hij was gedecoreerd met het erelegioen en over heel Frankrijk bekend om zijn heldendaden en uitermate bemind door zijn soldaten. Morgen helaas zal hij door een kogel getroffen worden terwijl hij bij de loopgraven de begrafenis doet van twee chasseurs alpins. Hij is begraven op Verbrandemolen in Zillebeke. Bijna al de soldaten worden ter plaatse begraven waar zij vallen, maar de officieren worden gewoonlijk in de kerkhoven van de bewoonde dorpen begraven.
In de voormiddag weinig Frans geschut, in de namiddag wat meer, maar de hele dag veel Duits geschut. Veel granaten vallen aan de vijver en Krommenelst, waar een kapitein en twee sergeanten van de artillerie doodgeschoten worden. Voor Krommenelst is het veel verslechterd sedert er kanonnen in de dreef van meneer Hynderick staan. Om 14.30 uur vespers. In de avond veel geweergeschut. De Duitsers hebben de Engelse kust beschoten.
21 december, maandag. Weinig geschut, enkele granaten voorbij de vijver. Bij Vierstraat wordt een Frans munitiemagazijn in brand geschoten. De Duitsers zitten nu op minder dan tien minuten van Vierstraat en ook maar tien minuten van de plaats van Voormezele. De hoop en de moed van veel Franse soldaten zijn verflauwd. Velen beginnen nu te bekennen dat de Duitsers sterk en goed ingericht zijn. Hector Wullepit is vandaag naar Langemark gegaan. Rond zijn huis heeft hij geen enkele soldaat meer gezien. Het is alsof het in de streek al dood is.
Zothuis: psychiatrische instelling
22 december, dinsdag. De Belgische werkers, meestal paardenvolk en kanonniers zonder paarden en kanonnen, ook infanterie van de oudste klassen, komen op twee of drie hofsteden kantonneren en nemen ook hun intrek in de pastorie. Daar doen zij vooreerst een grote kuis, want het is er verschrikkelijk vuil en zij steken ook ruiten in, maar zij nemen glas uit de kaders. Er zijn ruim 300 Belgische werkers in het dorp. Grote granaten vallen vandaag op het zothuis van Ieper. Ieper zelf wordt minder beschoten.
23 december, woensdag. Sedert er kanonnen staan aan het kasteel Vandenpeereboom wordt die kant erg beschoten. In de voormiddag waren de zonen van Henri Derycke samen met een vluchteling op het loofveld bezig met loof te trekken toen plotseling een granaat naast hen viel. Jules Derycke, vijfentwintig jaar, en een vluchteling werden op slag gedood. Maurits, twintig jaar, werd erg gewond. De arme jongen wordt vervoerd naar het hospitaal van Poperinge, waar hij ’s anderdaags sterft. Beiden waren brave jongelingen, leden van onze jonge katholieke wacht van Dikkebus. In de namiddag Franse artillerieaanval.
24 december, donderdag. De hele nacht geweldig geschut, vooral met geweren. Ook hevig de hele dag. De hele dag zeer veel biechten. De aalmoezenier komt in de kerk met de avond en blijft er biecht horen voor de soldaten tot middernacht.
25 december, vrijdag. Kerstdag. Het is gevroren. Gisteren reeds hebben de priesters alle toebereidselen gemaakt voor de middernachtmis. De vensters hebben zij overspannen met stof opdat de Duitsers het licht van onze kerk niet zouden bespeuren. Om middernacht zingt de aalmoezenier meneer Birot de kerstmis met groot muziek door de priesters. Bijna de hele kerk is vol soldaten, ook zijn er enkele burgers. De generaal en de hoge officieren zijn er nagenoeg allemaal. Velen die anders nooit naar de kerk gingen, houden aan de kerstmis. Prachtig sermoen en zeer veel communies. Na de mis gaan de soldaten een lekkere maaltijd nemen en een goed glas drinken uit de kostbare geschenken die hun door de liefdadigheidscomités gegeven werden ter gelegenheid van Kerstdag. Om middernacht op de twaalfde slag werden twaalf kanonschoten naar de vijand gezonden.
Nog op verscheidene plaatsen werd er een middernachtmis gedaan. Op Sint-Hubertushoek in de schuur van Henri Baes, in die van Gustave Desmarets, bij het kasteel van madame de Gheus, ook op Vierstraat op 800 meter van de Duitsers. Ook de burgers zijn naar de mis gekomen en ter Heilige Sacramenten genaderd. 450 communies. Van 5 tot 11.30 uur werden voortdurend missen gedaan op drie altaren. Het is zeer moeilijk om was te vinden en daarom zijn wij op het einde verplicht kaarsen te gebruiken.
Vandaag hebben de Fransen nogal redelijk geschoten maar de Duitsers weinig.
26 december, zaterdag. Tweede Kerstdag. 80 communies. In de ochtend vorst en ’s avonds regen. Rond de middag vallen granaten in de vijver. Op het kerkhof zien wij goed de Duitse loopgraven langs de kant van Wijtschate. Dat dorp is grotelijks verwoest. De toren staat er nog, maar de naald is eraf, en hij is ook op sommige plaatsen doorschoten. Er is ook een eerstehulppost in herberg Risquons-Tout.
27 december, zondag. 150 communies. Veel missen. Soldatenmis met sermoen. Het is de eerste zondag dat er weer rondgegaan wordt voor stoelgeld. De hele ochtend en bijna heel de dag veel kanon- en geweerschoten. De Duitsers vallen aan langs Zillebeke. Zij slagen erin twee loopgraven te winnen en pakken 2 mitrailleurs. De Fransen zullen ze trachten weer te pakken, daarom gaan veel troepen naar de loopgraven. Het gevecht is de hele dag zeer geweldig geweest. Jonge mannen van klas ’14 op oefening in Montebourg schrijven dat zij weldra naar het front zullen moeten komen. De gebroeders Minne van Dikkebus, werkzaam in Frankrijk, zijn binnengegaan als vrijwilligers.
28 december, maandag. ’s Ochtends om 8.30 uur wordt de schuur van Florent Lievens, van voorbij de vijver, in brand geschoten door de Duitsers. In de namiddag vallen granaten in de vijver, in de weide van Justin Thevelin en achter het Zweerd. Alle huizen en hofsteden zijn nog voortdurend vol soldaten, allen Fransen, uitgenomen drie of vier Belgische werkers. Sedert het begin van december zijn er nergens nog Engelsen, uitgenomen bij Oscar Ghesquiere.
29 december, dinsdag. In de voormiddag om 10 uur ga ik een berechting doen langs de kant van Kemmel. Ik merk dat de toren van de berg omvergeschoten is. Reeds sedert verscheidene weken waren er gaten in. Hij schijnt nu nog maar drie of vier meter hoog te zijn. Het is ongelooflijk wat al munitie de Duitsers aan die toren verspild hebben. Een Franse officier verzekerde mij dat die toren de Duitsers ten minste een miljoen gekost heeft. Er staan twee zware Engelse kanonnen op Bruloze, tussen Kemmel en Loker. Bij mijn terugkomst vallen veel granaten aan de vijver. Plotseling zie ik achter een zwarte rook, een witte rook opgaan en dan vlammen. Het is de hofstee van Alouis Callens van Voormezele, voorbij de vijver, die in brand staat.
De rook van de Duitse schrapnels is een witte rook, een grote wolk in de lucht en die gewoonlijk veel verder is dan hij wel schijnt. De rook van de Duitse granaten is een zwarte rook die uit de grond komt, daarom noemt het volk de granaten ‘koolbakken’. Nochtans heb ik van sommige kleine bommen ook nog een witte rook gezien. Wat de schrapnels betreft die naar de vliegtuigen gezonden worden, de rook van de bondgenoten is wit, die van de Duitsers zwart.
De wind is zeer geweldig. Het is verschrikkelijk vuil en in de loopgraven staan de soldaten tot aan de knieën in het water.
Bijna al het volk is weergekeerd naar het dorp en er zijn daarbij misschien nog wel 2500 vluchtelingen. Sommige boeren hebben er nog wel 50, een nog meer dan 100. De gezondheidstoestand is zeer slecht, bijzonderlijk van de oude mensen en de kinderen. De diarree heerst algemeen, ook is er reeds hier en daar een geval van tyfus. Sedert 5 weken heb ik dagelijks berechtingen en begrafenissen, het meest van vluchtelingen. Ook wordt niets gedaan voor de openbare gezondheid. Gij kunt nooit 200 meter ver gaan of gij vindt hopen verrot vlees of dode paarden. Alle water is besmet. Men vraagt zich af wat er met ons volk zal gebeuren. In de winkels kan men nu reeds verscheidene soorten waren krijgen. Er zijn er die dagelijks wel 100 kilo kaas verkopen. Men betaalt 5 fr. per kilo. Petroleum 1,20 fr. per liter. Geen boeren kunnen dorsen doordat alle schuren vol soldaten zijn. Sommige boeren verkopen hun beesten. Het zijn de beste, want van nu af aan zal er niet veel meer aan te verdienen zijn. De zwijnen zijn zeer in prijs verminderd en gelden nu 1,15 per kilo tegen 65 centimes op Allerheiligen. De boeren wordt ook veel stro gestolen, waarvan veel met het graan erin, zo zijn gehele graanschelven in een paar dagen weggedragen. De soldaten slapen erop en strooien het onder hun paarden. Sommige boeren vinden verscheidene zakken graan als ze hun schuren en de slaapplaatsen van de soldaten uitkuisen.
Wat nagenoeg nergens te vinden is, dat zijn lucifers. De mensen moeten hout splijten en zich zo behelpen zoals in de oude tijd. De kaarsen zijn niet meer zo zeldzaam, maar toch is er nog schaarste van.
30 december, woensdag. Weinig geschut. De Fransen hebben nog wat moeten wijken langs de kant van Zillebeke. De grote schuld ligt bij de Senegalezen. Die zijn moedig en onbevreesd voor de dood, maar zij zijn bang voor het lawaai van de kanonnen en hun bijgeloof zegt hun dat zij niet naar de hemel kunnen gaan eens zij door een obus geschonden zijn. Zo naderen de Duitsers stap voor stap de stad Ieper.
31 december, donderdag. De staf van de 31ste divisie is weergekeerd van De Klijte naar Dikkebus. In de namiddag vallen grote granaten langs deze kant van de vijver. Om middernacht, om het jaar af te sluiten: verscheidene grote kanonschoten. Zo eindigde het oorlogsjaar 1914. Moge het jaar 1915 dat wij intreden het jaar wezen van zegepraal en vrede. Het is de grote wens van iedereen! In het jaar 1914 zijn op Dikkebus 66 personen overleden, waarvan 51 sedert Allerheiligen, waaronder 28 vluchtelingen. 45 geboorten, waarvan 10 vluchtelingen. Dokters kan men zeer moeilijk vinden. Meneer Thevelin van Reningelst zit in Holland. Meneer Verbeke van Vlamertinge is overbelast en heeft reeds genoeg met zijn oude cliënten. Velen vragen dan de militaire dokters. Die zijn over het algemeen nogal gedienstig, maar zij kunnen niet regelmatig bezoeken en het zijn vaak anderen. Sommige zieken wensen hen niet. Helaas, hoeveel zieken zijn er niet die maar half verzorgd kunnen worden.