14
Op de dag van het feest was Alice vroeg wakker. Ze stapte uit bed, trok een sweatshirt aan over haar pyjama en liep op blote voeten naar de keuken. De lucht buiten was grauw en dreigend, en alles zag er nog deprimerender uit dan anders. Ze keek op de klok. Zeven uur. Ze had de eerste twee uur vrij, dus ze hoefde pas om tien uur op school te zijn. Normaal gesproken had ze lekker uitgeslapen en dan op haar gemak ontbeten voor de tv, maar ze was te opgewonden om terug naar bed te gaan. Ze wilde dat het nú avond was.
Ze dacht liefdevol aan haar nieuwe jurk, die klaar hing in haar kast, en aan haar nieuwe, ontzettend dure panty, en de nieuwe, paarsbruine lippenstift waar ze een uur over had gedubd. Ginny had gezegd dat ze vroeg mocht komen, vóór het feest, dan zou ze haar helpen haar make-up en haar te doen. Daar verheugde Alice zich bijna het meest op. Ze vond het heerlijk als mensen haar opmaakten en aan haar haar frunnikten, en ze vond het heerlijk om in de slaapkamer van Piers en Ginny te zijn, waar het altijd naar Ginny’s zalige parfum leek te ruiken en overal nieuwe, boeiende dingen te zien waren. Soms keek ze in die kamer om zich heen en kon dan bijna niet geloven dat dit de slaapkamer van haar ouders was geweest, waar het naar niets in het bijzonder rook en waar alles bezaaid lag met boeken, kranten en rommel.
Ze drentelde naar de waterkoker, zette hem werktuiglijk aan en leunde tegen het aanrecht, ongeduldig met het snoer spelend alsof het water dan sneller aan de kook raakte. Nog twaalf hele uren tot het feest. Het zou ondraaglijk worden. Toen herinnerde ze zich opeens met een schok wat er die dag nog meer ging gebeuren. Piers zou voor de tweede keer auditie doen voor Summer Street. Of wat hij ook ging doen. Piers noemde het altijd een auditie, maar dan trok Ginny haar neus op en zei: ‘Het is niet echt een auditie, toch? Meer een gesprek.’ Alice wist niet goed wat het verschil was, maar vandaag was het in elk geval zover. Ze zouden vroeger opstaan dan anders, zodat Piers de ochtendtrein naar Londen kon halen. Alice zag ze allemaal – Piers, Ginny en Duncan – aan de ontbijttafel zitten. Ze maakten grapjes over Summer Street, bedachten de laatste dingen die ze voor het feest moesten doen en schonken verrukkelijk sterke koffie voor elkaar in. Ze keek minachtend naar haar eigen kop, die klaar was voor een schep Nescafé. Opeens wilde ze daar bij hen zijn. Wat zou het cool zijn om vóór school even langs te wippen en Piers succes te wensen. Dan kon ze later als Summer Street werd uitgezonden altijd naar Piers op het scherm wijzen en dingen zeggen als: ‘God, ik herinner me de dag nog dat hij de rol kreeg. Toen hebben we samen ontbeten.’
Ze koesterde het moment even, zette de waterkoker uit en haastte zich terug naar haar slaapkamer. In de gang kwam ze haar moeder tegen, die er nog slaperig uitzag.
‘Er is nog warm water,’ zei Alice vriendelijk. ‘Ik ga ergens anders ontbijten.’ Ze stelde voldaan vast dat haar moeder verbaasd opkeek, dook haar kamer in, zocht de minst afstotelijke grijze uniformrok uit die ze had en deed zoveel eyeliner en mascara op als de school zou toestaan.
Toen ze bij het huis in Russell Street aankwam, werd ze even door twijfel bevangen. Ze ging vaak bij Ginny en Piers langs, maar nooit ’s ochtends op werkdagen. Maar het is vandaag een bijzondere dag, stelde ze zichzelf gerust. En toen ze door het keukenraam gluurde, zag ze iedereen tot haar blijdschap precies zo om de tafel zitten als ze zich had voorgesteld, met die prachtige beschilderde mokken, als iets uit een reclamespotje. Duncan kreeg haar in het oog, wuifde en zei iets tegen Ginny en Piers. Ginny keek als door een adder gebeten haar kant op. Ze leek niet blij Alice te zien; ze zag er heel gespannen uit. Alice nam maar aan dat het door de auditie kwam. Het gesprek. Wat dan ook.
‘Wat zie je er goed uit!’ zei ze enthousiast tegen Piers toen hij haar binnenliet. ‘Zo bruin! Hoe komt dat?’
‘Zo bruin is hij nou ook weer niet,’ katte Ginny. ‘Het is maar een tintje. Om hem wat kleur te geven.’ De zonnebank was haar idee geweest, maar nu begon ze zich er zorgen om te maken. Zag hij er niet té gebruind uit? Summer Street was tenslotte een door en door Britse soap.
‘Nou, ik vind het geweldig,’ zei Alice oprecht. Ze keek nog eens naar Piers. ‘En dat blauwe overhemd staat je heel goed.’
‘Dat overhemd is super,’ zei Piers, en hij plukte er liefkozend aan. ‘Het brengt me geluk.’ Hij ving Ginny’s blik en grinnikte. Op haar gezicht, dat nog altijd gespannen stond, brak opeens een glimlach door.
‘Ga toch zitten, Alice,’ zei ze, en ze klopte op een stoel. ‘Ben je op weg naar school?’
‘Ja,’ zei Alice. ‘Ik wilde Piers alleen even succes wensen. Niet dat je het nodig hebt,’ voegde ze er haastig aan toe.
‘O, dat weet ik nog zo net niet,’ zei Piers met een glimlach. ‘Je kunt nooit te veel succes hebben.’
Hij ziet er echt goed uit, dacht Alice verlangend. Zo knap en zelfverzekerd, als een echte beroemde acteur…
‘Heb je al ontbeten?’ vroeg Duncan, die bij het fornuis stond. ‘Heb je zin in mijn vermaarde roerei?’
‘Ja, lekker,’ zei Alice blij.
‘En een kop koffie,’ zei Ginny, die haar de cafetière aanreikte. ‘Pak maar een mok,’ voegde ze eraan toe, en ze gebaarde naar de plank achter Alice.
Achteraf kon Alice niet reconstrueren wat er was gebeurd. Het ene moment had ze het handvat van de cafetière stevig in haar hand terwijl ze zich omdraaide op haar stoel om haar lievelingsmok te pakken, die met de zeemeermin erop. Het andere moment slaakte Piers een boze kreet en omklemde zijn mouw, die droop van de hete koffie.
‘Alice!’ riepen Ginny en Duncan tegelijkertijd. Toen zag Duncan Alice eerst heel bleek en toen knalrood worden en vervolgde: ‘Wat zonde! Piers, snel, trek uit dat overhemd. Heb je je niet gebrand?’
‘Nee, hoor,’ zei Piers beverig. Hij glimlachte naar Alice. ‘Niets aan de hand!’
Alice keek hem met grote ogen aan, ongelovig en verpletterd. ‘Het spijt me,’ fluisterde ze. Piers stroopte zijn mouw op en ze zag zijn natte, rood uitgeslagen arm. Er zaten bruine vlekken op zijn overhemd. Ze wist niets te zeggen.
‘Hoe kun je nou zo stom zijn?’
Ginny’s stem raakte Alice als een zweepslag.
‘Ginny!’ donderde Piers vermanend.
Alice maakte zich zo klein mogelijk. Ze kon niet geloven dat ze iets zo verschrikkelijks had gedaan. Ze had rustig thuis moeten blijven.
‘Het is geen probleem,’ zei Piers. ‘Ik trek gewoon een schoon overhemd aan.’
‘Maar heb je je arm niet gebrand?’ vroeg Ginny. Alice durfde haar niet aan te kijken. Ze klonk alsof ze woest was.
‘Er mankeert niets aan mijn arm,’ zei Piers gedecideerd. Alice wierp een steelse blik op hem. Zijn mond was een strakke lijn en zijn ogen waren onheilspellend donker.
‘Het spijt me ontzettend,’ fluisterde ze. ‘Ik vind het echt heel erg.’
‘Hou op, zeg!’ zei Piers geërgerd. ‘Zo’n ramp is het nou ook weer niet.’ Hij keek op zijn horloge. ‘Laat ik maar gauw een ander overhemd gaan zoeken.’
‘Maar dit is je geluksoverhemd,’ jammerde Ginny toen hij opstond.
‘Nou, dan moet ik maar een van mijn ongeluksoverhemden aan,’ zei Piers effen.
Toen hij weg was, zakte Ginny terug in haar stoel. ‘Ongelooflijk,’ zei ze verslagen.
‘Kom op, Ginny,’ zei Duncan. ‘Niet zo somber! Piers mankeert niets.’
‘Maar het is zo’n slecht voorteken,’ zei Ginny.
‘Onzin,’ zei Duncan met klem. ‘Het had veel erger kunnen zijn. Stel dat hij koffie over zichzelf had gemorst in de wachtkamer van de tv-studio?’
‘Ja, maar…’ begon Ginny. Ze maakte haar zin niet af, maar Alice wist wat ze dacht: Maar zo is het niet gegaan, toch?
‘Ginny, het spijt me echt,’ zei ze beverig. ‘Ik snap niet hoe het kon gebeuren.’
‘Geeft niet,’ zei Ginny, die iets bijdraaide. ‘Het was een ongelukje. Dat kan iedereen overkomen.’ Ze keek op haar horloge. ‘Piers moet opschieten, anders mist hij zijn trein,’ zei ze zorgelijk.
‘Hij zou de trein van elf uur toch nemen?’ zei Alice zonder erbij na te denken.
‘Ja, maar hij heeft besloten een trein eerder te nemen,’ zei Ginny kortaf. Ze zuchtte. ‘Hé, Alice, het spijt me. Ik had niet zo tegen je moeten uitvallen. Alleen…’ Ze slikte en haalde een hand door haar haar. ‘Dit is een heel belangrijke dag voor ons.’
Alice knikte zwijgend en keek mismoedig naar de gemorste koffie, die een plasje had gevormd op het tafelblad en op Piers’ stoel en de houten vloer drupte. Moest ze aanbieden het schoon te maken? Maar zou ze dan niet iets anders omgooien? Ze had het gevoel dat ze haar eigen lichaam niet meer kon vertrouwen.
‘Hoor eens, Ginny,’ zei Duncan vriendelijk, ‘als jij nu eens naar boven ging om Piers te helpen, dan kan Alice me helpen die knoeiboel op te ruimen. Goed?’
Ginny bleef even bewegingloos zitten, wezenloos naar de tafel kijkend. Toen leek ze zichzelf wakker te schudden en keek op. ‘Goed,’ zei ze. ‘Ik ga kijken of Piers een ander geschikt overhemd kan vinden.’ Ze stond snel op, zonder Alice aan te kijken, en liep de keuken uit.
Alice keek haar na en barstte toen tot haar diepe schaamte in tranen uit.
‘O, Alice,’ zei Duncan, ‘niet huilen. De keuken staat toch al blank.’ Alice ging nog harder huilen. ‘Luister,’ zei hij terwijl hij naast haar ging zitten en een arm om haar heen sloeg, ‘Ginny heeft gewoon een rotbui vanochtend. Trek het je niet aan. Je kon er niets aan doen.’
‘Ik ben zo stom,’ snikte Alice. ‘Ik heb het helemaal bedorven voor Piers.’
‘Nee, echt niet,’ zei Duncan. Hij dacht even na. ‘Waarschijnlijk was het juist goed voor hem, een beetje afleiding,’ zei hij toen.
‘Dat zeg je alleen maar,’ zei Alice nog nasnikkend, maar met een sprankje hoop in haar stem.
‘Niet waar,’ zei Duncan. ‘Trouwens, Piers is een ouwe taaie. Over hem hoef je niet in te zitten. Als je een pot koffie over mij heen had gegooid, was het een heel ander verhaal geweest, dat kan ik je wel vertellen!’ Zijn stem werd luid en verontwaardigd, en ondanks alles giechelde Alice even.
‘Zo mag ik het graag zien,’ zei Duncan. ‘En het lijkt me het beste als je nu maar naar school gaat.’
Alice keek als een geslagen hondje naar hem op. ‘En de keuken dan?’ vroeg ze.
‘Die maak ik wel schoon,’ zei Duncan met zijn acteerstem, ‘met mijn supersnelle, extra krachtige Mister Clean-Fast. Had ik je trouwens al verteld dat ik een reclamespotje ga doen?’ voegde hij eraan toe. ‘Het wordt volgende maand opgenomen. Het levert me een smak geld op.’
‘Nee,’ zei Alice, die haar ellende even vergat. ‘Wat goed! Waarvoor?’
‘Tandpoeder,’ zei Duncan. ‘Ik speel een kies.’
‘Wauw!’ Alice giechelde en streek een lok haar achter haar oor. Ze wreef met haar mouw over haar gezicht en snotterde luidruchtig.
‘Brave meid,’ zei Duncan goedkeurend. Hij pakte haar schooltas van de vloer en reikte hem haar aan. ‘Zo,’ zei hij, ‘tot vanavond op het feest. Kom maar lekker vroeg.’
‘Ginny zou mijn make-up doen,’ zei Alice treurig. ‘Dat zal ze nu wel niet meer willen.’
‘Natuurlijk wel,’ zei Duncan. ‘En als zij het te druk heeft, doe ik het wel,’ voegde hij er diplomatiek aan toe.
‘Jij?’ Alice nam hem sceptisch op. ‘Kun je dat dan?’
‘Of ik dat kan?’ riep Duncan verontwaardigd uit terwijl hij Alice naar de keukendeur dreef. ‘Of ik iemand kan opmaken? Waarom zou ik anders de toneelschool hebben gedaan?’
Anthea ontbeet eerst staand, ging toen zitten, roosterde brood en sneed het in steeds kleinere stukjes, tot er alleen maar kruimels over waren. Hannah volgde haar berustend door de keuken met een vochtig doekje, Daniel en Andrew trokken zich niets van haar aan en Marcus lachte om haar. Toen Hannah de jongens naar boven had gestuurd om zich klaar te maken om naar school te gaan, keek Anthea gekweld naar Marcus.
‘Kunnen we ze opbellen, denk je?’
‘Nee,’ zei Marcus opgewekt, ‘dat kan niet. Ze zouden contact opnemen met de school, hadden ze gezegd.’
‘Ik weet het.’ Anthea bracht zenuwachtig een vinger naar haar mond, beet op haar nagel en riep zichzelf tot de orde. ‘De bespreking is vanochtend,’ zei ze langzaam, alsof ze een tekst moest leren. ‘Ze nemen rond het middaguur een besluit.’
‘Tenzij ze niet tot een besluit kunnen komen,’ vulde Marcus aan. ‘En ze kunnen ook besluiten dit jaar geen beurzen te verstrekken.’
Anthea keek hem geërgerd aan. ‘Dan bellen ze de school ook.’
‘En vervolgens belt de school ons,’ zei Marcus. ‘We kunnen alleen maar afwachten.’
‘Je weet hoe die scholen zijn,’ zei Anthea wanhopig. ‘Vorig jaar heeft het dagen geduurd voordat iemand iets hoorde.’ Ze trok haar ochtendjas beschermend om zich heen. ‘Er moet toch een manier zijn om er eerder achter te komen?’
‘We weten niet eens zeker of ze vandaan wel overleggen,’ zei Marcus sussend. ‘Het lijkt me zinloos om erover te piekeren.’
‘Meneer Chambers heeft tegen me gezegd dat ze vandaag zouden beslissen,’ zei Anthea dwars. ‘Hij weet zulke dingen. Hij is bevriend met de directeur van Bourne.’ Er leek haar een lichtje op te gaan. ‘Maar natuurlijk!’ riep ze uit.
‘Wat is er?’ vroeg Marcus, die haar argwanend opnam.
‘We vragen of meneer Chambers vanmiddag de directeur wil bellen om naar de uitslag te informeren.’
‘Nee, dat doen we niet!’ zei Marcus. ‘Dat kunnen we niet van hem vragen!’
‘Waarom niet?’ Anthea stak uitdagend haar kin in de lucht. ‘Hij zit vast net zo in spanning als wij.’ Ze pakte de telefoon uit de houder en begon de toetsen in te drukken.
‘Hier wil ik niet bij zijn,’ zei Marcus. ‘Ik ga mijn tanden poetsen.’ Hij stond op en wees met zijn opgevouwen krant naar Anthea. ‘Hij doet het toch niet, dat kan ik je nu al vertellen.’
Toen hij weer in de keuken kwam, nu met zijn koffertje en klaar om naar zijn werk te gaan, zat Anthea nog steeds te telefoneren.
‘Heel erg bedankt,’ zei ze onderdanig. ‘Tot ziens.’ Ze zette de telefoon terug en glimlachte zelfvoldaan naar Marcus.
‘Heeft hij ja gezegd?’ zei Marcus perplex.
‘Ja!’ zei Anthea triomfantelijk. ‘Ik wist het. Hij zei dat als we na het werk even langskwamen, hij al wel contact met Bourne moest hebben gehad.’
‘Moeten we er allebei heen?’ zei Marcus onwillig.
‘Ja,’ zei Anthea. ‘En daarna gaan we naar het feest. Naar het schijnt zijn meneer Chambers en zijn vrouw ook uitgenodigd. Ik heb gezegd dat ze met ons mee mochten rijden.’ Ze keek met onschuldige ogen naar Marcus op. ‘Het feest van Piers en Ginny Prentice. Je weet wel.’
Marcus trok een lelijk gezicht. ‘Kunnen we dat feest niet gewoon laten schieten?’ zei hij in een opwelling. ‘Waarom gaan we niet lekker uit eten? Hoe het ook uitpakt. Om het te vieren of om ons te troosten.’
‘O, nee!’ zei Anthea. ‘Ik heb al een afspraak bij de kapper gemaakt en ik heb een nieuwe jurk gekocht. We kunnen niet zomaar wegblijven. En trouwens, het wordt leuk.’ Ze trok haar wenkbrauwen naar Marcus op. ‘Waarom wil je er niet heen?’
‘O, dat wil ik wel,’ zei Marcus snel. ‘Echt wel. Het lijkt me heel leuk.’ Hij pakte zijn koffertje en zoende Anthea iets vuriger dan anders. Wat zal ik blij zijn, dacht hij somber, als deze dag voorbij is en alles is geregeld. Op welke manier dan ook.
Piers was vijf minuten te vroeg bij de tv-studio’s. Normaal gesproken zou hij minstens een kwartier te vroeg zijn aangekomen, maar hij dacht dat hij die dag wel iets relaxter kon doen. Hij glimlachte ontwapenend naar de receptioniste en gaf haar besmuikt zijn naam, alsof hij al deel uitmaakte van de vaste bezetting en een bekende figuur was in de studio’s. Vandaag over een paar maanden ben ik dat echt, dacht hij en toen riep hij zichzelf werktuiglijk tot de orde. Toch sprong zijn hart op toen het meisje de telefoon pakte, een paar keer knikte, stralend naar Piers lachte en zei: ‘Alan Tinker komt zo.’
Toen Alan kwam, begroette hij Piers als een oude vriend.
‘Fijn je te zien, Piers. Fantastisch.’ Hij loodste Piers door een klapdeur en een gang naar een wachtkamer. ‘Ik kom zo terug, dan leg ik je alles uit. Neem een kop koffie. Ciao!’ Hij knipoogde naar Piers en liep weg. Piers glimlachte naar hem, draaide zich om en verstijfde. Op een pluchen stoel in de hoek zat een jongeman een bekertje koffie te drinken. Hij was lang en donker en droeg zijn chique vrijetijdskleding nadrukkelijk zelfverzekerd. Hij leek een beetje op Ian Everitt, zag Piers tot zijn schrik.
‘Hallo daar,’ zei de man met een stem die alleen maar aan een acteur kon toebehoren. Piers voelde dat zijn hart begon te bonzen. Wat had dit te betekenen?
De deur ging open en Alan Tinker liet nog een jongeman binnen. Hij was ook lang en donker, en hij had net zo’n blauw overhemd aan als dat waar Alice die ochtend koffie op had gemorst.
‘Momentje nog,’ zei Alan Tinker vrolijk tegen hen. ‘ Jullie zijn nu compleet, maar ik moet nog een paar dingen regelen. Ik ben zo terug.’ En weg was hij weer.
‘Hallo daar,’ zei de derde man nerveus. ‘Komen jullie ook auditie doen voor de rol van Rupert in Summer Street?’
‘Wie niet?’ zei de man in de hoek. ‘Ze hebben wel lef, zeg. Ik dacht dat ik de enige kandidaat was. Die schoft heeft zo ongeveer gezegd dat ik de rol had. Ik kon mijn oren niet geloven toen hij zei dat we met z’n drieën waren.’
‘Ik ook niet,’ zei de man bij de deur geëmotioneerd. ‘Ik dacht weken geleden al dat ik de rol in mijn zak had.’ Hij keek naar Piers. Toen keek hij weer naar de man in de hoek. ‘Nee, maar,’ riep hij uit terwijl hij de wachtkamer in liep. ‘Wat lijken we allemaal op elkaar!’