13
Jonathan werd binnen drie weken drieëntwintig keer gebeld door ouders die informatie wilden over begeleiding bij toelatings examens voor openbare en particuliere scholen. Tegen de tijd dat Daniel voor zijn laatste les kwam, waren er twee vaste bijlesgroepen opgezet, bestaande uit vrijwel al zijn klasgenoten en een aantal andere jongens van elf en twaalf van wie de moeders via via over Huiswerkinstituut Silchester hadden gehoord.
Jonathan voelde zich in zijn element. De jongens waren bijna allemaal intelligent, had hij aan Liz verteld, wat betekende dat het zinvol was om met ze te werken, en een paar van hen waren echt veelbelovend en zouden heel goed een beurs voor een prestigieuze school kunnen winnen. Het enige nadeel van het werken met zulke slimme jongens was dat hun ouders zulke hoge verwachtingen koesterden. Ze bleven na de lessen altijd rondhangen, overlopend van de vragen, opmerkingen en klachten, tot Jonathan uiteindelijk een afsprakensysteem had ingevoerd – en, zo had hij Liz verteld, een redelijk bedrag vroeg voor zijn tijd. Al met al zou het een behoorlijke winst opleveren en als een van de jongens het goed deed, was dat bevorderlijk voor de reputatie van de school.
Liz knikte lauw terwijl hij het haar allemaal vertelde. Ze begreep wel dat de bijlessen een triomf waren; ze had naar de langer wordende lijst aanmeldingen gekeken en beseft wat het voor hun cijfers kon betekenen. Barbara Dean zou ongetwijfeld opgetogen zijn, maar Liz kon geen enthousiasme opbrengen voor de school. Het was en bleef een last. Ze zaten nog steeds tot over hun oren in de schulden. Ze moesten het huis in Russell Street nog steeds zien te verkopen. Ze zouden nog steeds jaren en jaren de eindjes aan elkaar moeten zien te knopen voordat ze eindelijk een fatsoenlijke winst binnen konden halen.
Wat Liz betrof, had ze er niets meer mee te maken. Zij stond boven de verachtelijke machinaties van banken, leningen, hypo theken en afbetalingen. Zij bevond zich op een hoger, comfortabeler, zorgelozer plan. Of althans… daar zou ze terechtkomen. Binnenkort. Het kwam haar nu voor alsof ze de afgelopen weken alleen maar had afgeteld; binnen niet al te lange tijd zou haar echte leven beginnen. Ze keek minzaam naar Jonathan toen die haar over zijn bescheiden succes vertelde en nam gehoorzaam de cijfers door die hij haar voorhield, maar het leek allemaal onbelangrijk en nietig. Honderd pond hier, honderd pond daar. Terwijl Marcus regelmatig veel meer neertelde voor een avondje in een hotelkamer.
Ze had Marcus sinds de kerstdagen niet meer gezien. Die vrouw van hem werd kennelijk steeds veeleisender. Arme Marcus. Liz had Anthea nooit gesproken, maar ze had uit Jonathans verhalen afgeleid dat het een neurotisch mens was. Ze was ongetwijfeld verblind door haar liefde voor Marcus, en ze begon te vermoeden dat er iets aan de hand was. Liz dacht aan Marcus die zijn nerveuze, bezitterige vrouw thuis gerust probeerde te stellen en rilde. Het ging zo niet langer. Ze zouden snel orde op zaken moeten stellen. Ze konden niet doorgaan met die gestolen uurtjes. Hun relatie moest een ander karakter krijgen. Hoe dat eruitzag, wist Liz niet goed, maar ze had een sterk, zeker gevoel in haar maag dat de ontknoping naderde. Ze zou Marcus op het feest zien. Als ze de kans kreeg, dacht ze, zou ze het dan met hem bespreken.
Ginny kon haar oren niet geloven.
‘Wat?’ riep ze uit. Ze keek Piers verontwaardigd aan, alsof hij er iets aan kon doen.
‘Ze zeiden dat het een administratief probleem was,’ zei Piers, die probeerde onbezorgd te klinken. ‘Het stelt niets voor.’
‘Wel waar! Ze kunnen niet zo met je sollen. Wat is er mis met morgen?’
Piers haalde zijn schouders op. ‘Ik weet het niet. Dat hebben ze niet gezegd. Misschien heeft de grote baas het druk.’
‘Nou ja!’ Ginny haalde vertwijfeld een hand door haar haar. ‘Ik dacht dat het maar een formaliteit was. Ik bedoel, je hebt de rol al. Ze hebben gezegd dat ze je wel zagen zitten. Wie die bobo ook is, hij zal toch niet tegen de producent in gaan?’
Piers haalde nog eens zijn schouders op. ‘Wie weet?’ zei hij opzettelijk neutraal.
Ginny keek hem aan, plotseling ontmoedigd. ‘Maar het feest is volgende week,’ zei ze wanhopig. ‘Je kunt geen auditie doen op de dag van het feest.’
‘Natuurlijk wel,’ zei Piers. ‘Makkelijk. We maken alles de avond tevoren in orde.’
‘Maar…’
‘Maar wat?’
Ginny keek zwijgend naar Piers. Ze kon hem niet vertellen dat ze stiekem van plan was geweest het nieuws over de rol op het feest bekend te maken, dat ze in gedachten al een verbijsterend dure jurk voor de gelegenheid had gekocht en dat ze alles nú in kannen en kruiken wilde hebben, niet over een week. ‘Ik vind het gewoon balen, meer niet,’ zei ze uiteindelijk. ‘Ze zouden meer respect voor je moeten hebben. Ik bedoel, stel dat je volgende week niet had gekund?’
‘Ik neem aan,’ zei Piers, ‘dat ze de rol dan aan een ander hadden gegeven.’ Hij liep de kamer uit en Ginny keek hem na, met bonzend hart en een somber gezicht.
Die middag brachten Marcus en Anthea Daniel samen naar Bourne voor zijn toelatingsexamen, dat drie dagen in beslag zou nemen. Toen de indrukwekkende poort van Bourne College voor hem opdoemde, stelde Marcus tot zijn verbazing vast dat hij zenuwachtig was. Toen ze aan de langzame rit over de met bomen omzoomde en van verkeersdrempels voorziene laan naar de school begonnen, draaide hij zich naar Daniel om en grinnikte naar hem.
‘Hoe voel je je?’ vroeg hij.
‘Best,’ zei Daniel, die zijn etui iets te stevig omklemde, en hij grinnikte terug.
Marcus voelde een onverwachte, overweldigende steek van pijnlijke trots. Daniel had keihard gewerkt voor dit examen. Hij verdiende die beurs. Hij was een held, verdomme. Hij grijnsde nog breder naar Daniel en had hem het liefst ter plekken omhelsd.
‘Marcus!’ zei Anthea. ‘Kijk uit! Je rijdt tegen een boom!’ Ze zat naast Marcus verbeten voor zich uit te kijken, met een strak gezicht en haar gebalde vuisten op haar schoot.
‘Wat hebben ze gedaan?’ zei Marcus verbluft toen de schoolgebouwen in zicht kwamen. ‘Wat is dat daar?’
‘Het nieuwe kunst- en mediagebouw,’ antwoordde Anthea prompt. ‘Daar heb ik je toch over verteld? Als je naar de open dag was gekomen, had je het gezien.’
‘Ja, nou ja.’ Marcus had, om redenen die niet alleen Anthea, maar ook hemzelf niet duidelijk waren, geweigerd terug te gaan naar zijn oude school en er rond te lopen als vader van een aspirant-leerling. ‘Ik weet hoe het eruitziet,’ had hij gezegd. ‘Waarom zou ik dan gaan kijken?’ Nu voelde hij een ontroerende mengeling van nostalgie en nieuwsgierigheid bij het zien van de oude, vertrouwde gebouwen en de nieuwe, hypermoderne constructies. Voor het eerst, en met een vreemd gevoel in zijn maag, stelde hij zich voor dat Daniel het schooluniform droeg waar hij vroeger in had gelopen, rugby speelde op dezelfde velden en misschien zelfs in dezelfde slaapzaal sliep.
Toen bedacht hij dat als Daniel een beurs won, hij niet in een slaapzaal in Marcus’ oude gebouw zou worden ondergebracht, maar in de directeurswoning. Hij zou deel uitmaken van de elite van de school, die rondliep in een zwarte toga en regelmatig werd gefotografeerd door de pers. Een van de weinige uitverkorenen. Hij zou net zo worden als Edwin Chapman, Marcus’ jaargenoot die een beurs had gewonnen en nu staatssecretaris was. Of William Donaghue, die een klas lager had gezeten en nu een onstuitbare, beroemde advocaat was.
Marcus parkeerde de auto en bekeek Daniel met hernieuwd respect. Kon zijn zoon echt die wereld van uitblinkers binnenglippen? Zijn eigen zoon? De zoon van een provinciaalse makelaar?
‘Daniel,’ zei hij zonder erbij na te denken, ‘gewoon je best doen. Probeer niet te vergeten wat meneer Chambers je allemaal heeft geleerd. En denk erom dat we trots op je zijn, wat er ook gebeurt…’
‘Heb je genoeg vullingen voor je pen?’ onderbrak Anthea hem gespannen. ‘Heb je je puntenslijper? Heb je…’
‘Anthea,’ onderbrak Marcus haar vriendelijk, ‘me dunkt dat het formidabele Bourne College zo nodig wel ergens een vulling kan vinden.’ Hij ving Daniels blik en ze gniffelden allebei. Marcus leunde naar hem over en woelde vol genegenheid door zijn haar. ‘Kom op,’ zei hij. ‘Ik laat je mijn oude school zien.’
Later, toen Daniel naar binnen was, drentelde hij gearmd met Anthea over het terrein. Anthea verdoezelde haar zenuwen door onophoudelijk te praten: ze wees op interessant uitziende architecturale aspecten van de gebouwen, giste naar het aantal jongens dat een beurs had aangevraagd, bejubelde het interieur van de schoolkerk en vroeg zich telkens weer af hoe Daniel het deed. Marcus glimlachte alleen maar en liep zwijgend naast haar.
Ze bleven uiteindelijk staan bij het kunstmatige meer waarin werd gezwommen en geroeid, en keken om naar de school. Marcus sloeg een arm om Anthea’s smalle, gespannen schouders, die zo broos aanvoelden als kraakporselein.
‘Weet je,’ zei hij bedachtzaam, ‘als Daniel die beurs krijgt, is dat volledig aan jou te danken.’ Anthea keek met grote, vragende ogen naar hem op. ‘Hij heeft jouw intelligentie, om te beginnen,’ vervolgde Marcus spijtig. ‘Ik had met geen mogelijkheid een beurs kunnen krijgen. En jij hebt hem aangespoord zijn best te doen. Jij hebt al het werk gedaan.’
Anthea verstrakte. ‘Ik dacht dat je erop tegen was dat hij een beurs aanvroeg,’ zei ze. Ze keek in de verte. ‘Ik dacht dat je het allemaal zonde van de tijd vond.’
‘Ja, maar misschien had ik het mis,’ zei Marcus na een korte stilte.
‘Misschien had ik het ook mis,’ zei Anthea tot zijn verbazing. Ze slikte iets weg. ‘Ik weet dat ik soms te veel van de jongens verg. Ik weet dat iedereen vindt dat ik ze op de huid zit.’ Ze haalde een hand door haar dunne, rode haar. ‘Maar ik wil gewoon dat ze hun talenten ten volle ontplooien. Ik doe het voor hen.’ Ze keek hem zorgelijk aan. ‘Ik bedoel het echt goed, hoor.’
Marcus werd overspoeld door genegenheid. ‘Dat weet ik toch,’ zei hij teder. ‘Dat weet ik toch.’ Hij sloeg zijn armen om haar heen en trok haar slanke lichaam naar zich toe.
‘Marcus!’ riep ze uit, terwijl ze probeerde zich van hem los te maken en zenuwachtig om zich heen keek. ‘Dat kun je niet maken hier!’
‘Ik ben een oud-leerling van deze school,’ zei Marcus vastbesloten, ‘wat betekent dat ik kan doen wat ik maar wil, waar ik maar wil.’
Alice vroeg zich steeds panischer af wat ze aan moest naar het feest van Piers en Ginny. Toen ze het erover hadden, had ze verondersteld dat ze gewoon in haar gescheurde spijkerbroek zou gaan, misschien met haar Indiase zilveren ketting om. Maar toen ze later thuis nog eens goed naar de uitnodiging keek, zag ze dat er ‘Dresscode: zwart en rood’ stond. Alice had zwarte kleren in overvloed, maar het waren allemaal dingen als verschoten T-shirts en maillots, niet geschikt om op zo’n feest te dragen.
En vandaag had Ginny haar de jurk laten zien die zij voor het feest had gekocht. Hij was van knalrode zijde, heel kort en met zwarte kringels op het voorpand. Als Alice hem in een winkel had zien hangen, had ze hem op het eerste gezicht afschuwelijk gevonden, waardeloos, maar toen Ginny hem aanhad, moest Alice toegeven dat ze er fantastisch in uitzag. En terwijl Ginny pirouettes draaide voor de passpiegel in de slaapkamer, had ze aan Alice gevraagd: ‘En wat doe jíj aan?’ Alice had nonchalant haar schouders opgehaald en gezegd dat ze er nog niet over had nagedacht.
Vanaf dat moment had ze nergens anders meer aan kunnen denken. Zwart en rood, zwart en rood. Een zwarte spijkerbroek met een rood T-shirt? Nee. Verschrikkelijk idee. Echt verschrikkelijk. Een zwarte spijkerbroek met een zwarte polo? Nee. Te saai. Ze stelde zich voor dat ze op het feest was. Piers zou bewonderend naar Ginny’s glanzende kringels kijken. Ze moest iets aantrekken wat hij mooi zou vinden. Een volwassen outfit.
Ze liep de keuken in, waar haar moeder tegen het aanrecht geleund dromerig een kop thee stond te drinken.
‘Ik heb niets om aan te trekken naar dat feest,’ zei ze plompverloren. ‘Ik heb niets zwarts met roods.’ Ze keek zonder veel hoop naar haar moeder, in de verwachting dat die zou zeggen dat Alice meer dan genoeg kleren had, maar Liz’ gezicht lichtte op.
‘Natuurlijk,’ zei ze. ‘We moeten iets moois voor je kopen.’
Alice nam haar wantrouwig op. ‘Het moet zwart zijn,’ zei ze. ‘Of rood. Dat staat op de uitnodiging.’
‘Echt waar?’ zei Liz. ‘Mijn hemel. Nou, dan moet ik misschien ook maar iets nieuws kopen.’ Ze lachte stralend naar Alice. ‘We hebben allebei wel iets moois verdiend, vind je ook niet?’
‘Het zal wel,’ zei Alice. ‘Mag ik dan wat geld?’
‘We gaan samen shoppen,’ zei Liz gedecideerd. ‘We gaan zater dag naar Silchester, we kopen allebei iets moois voor het feest en dan lunchen we daar. Lijkt je dat wat?’
‘Ja, goed,’ zei Alice. ‘Maar ik kan ook in mijn eentje gaan, na school,’ voegde ze er terloops aan toe.
‘Nee, dat kan niet,’ zei Liz. ‘Je gaat zaterdag met mij mee, en anders ga je maar in je zwarte spijkerbroek met mijn rode ribblouse.’
Alice keek haar meesmuilend aan. ‘Goed dan,’ zei ze. ‘Zaterdag.’
Op zaterdag was het altijd loeidruk in Silchester. Toen ze het marktplein op liepen, kreunde Liz.
‘We hadden om negen uur moeten gaan,’ zei ze. ‘Dit wordt een hel.’
‘Geeft niet,’ zei Alice, die naar de drukte om zich heen keek. Ze keek weer naar Liz en dacht dat het misschien wel meeviel om met haar te winkelen. Als haar moeder maar niet probeerde haar een paar walgelijke schoenen op te dringen, zoals de vorige keer…
‘Neem me niet kwalijk! Hebt u even?’
Alice keek op en zag een jongeman met een kuif en een klembord tegenover zich staan. Ze aarzelde. Iemand op school had laatst ja gezegd tegen zo iemand en allemaal verschillende soorten chocoladetaart mogen proeven. ‘Ja, goed,’ zei ze. Ze wierp een blik op haar moeder. ‘Het duurt toch niet lang?’
‘Het is zo gepiept,’ zei de man. ‘Een paar simpele vragen maar. Woon of werk je in Silchester?’
‘Ja. Ik woon er, bedoel ik.’
‘Ben je getrouwd, single of samenwonend?’
Alice bloosde. ‘Waarom moet je dat weten?’ vroeg ze.
‘We bieden een nieuwe datingservice aan in Silchester,’ zei de man. ‘Er zijn hier veel eenzame mensen, weet je.’
Alice werd nog roder. ‘Ik zit nog op school,’ zei ze. ‘Ik denk niet…’
‘O!’ De man bekeek haar nog eens goed. ‘Wat je zegt,’ zei hij. ‘Het is alleen voor boven de achttien. Mijn excuses.’ Hij wilde weglopen, maar Liz’ stem bracht hem tot staan.
‘Wacht eens even! Waarom vraag je mij niets?’
De jongeman draaide zich om. ‘Nou…’ zei hij onzeker. Alice keek Liz verbijsterd aan.
‘Waarom vraag je mij niets?’ herhaalde Liz. ‘Je weet het maar nooit; ik zou geïnteresseerd kunnen zijn in je diensten.’
De man keek naar haar linkerhand, maar Liz had handschoenen aan. ‘Ik nam aan…’ begon hij.
‘Je nam aan dat ik getrouwd was? Dat ik te oud ben voor zulke dingen?’ Liz schudde haar haar over haar schouders en glimlachte naar de man. ‘Hoe weet je dat ik niet jong, vrij en single ben? Of toch in elk geval vrij en single?’
De jongeman grinnikte naar haar en klopte op zijn kuif. ‘Dat weet ik niet, nee. Bent u dat?’
‘Jong? Niet echt, jammer genoeg.’
‘Onzin,’ zei de man hoffelijk. Hij knipoogde naar Alice, die in haar kraag wegdook, gloeiend van schaamte en woedend op haar moeder. Wat had ze toch? Waarom praatte ze zo tegen een onbekende? Ze werd vast oud en excentriek of zoiets. Ik had het kunnen weten, dacht ze gekweld. Winkelen met haar moeder was een vergissing.
‘Goed dan,’ zei de man opgewekt. ‘We beginnen opnieuw.’ Hij sloeg met zwier een bladzij op zijn klembord om. ‘Woont of werkt u in Silchester?’
‘Ja. Ik woon er.’
‘En bent u getrouwd, single of samenwonend?’
‘Soms voel ik me alle drie,’ zei Liz achteloos.
‘Mam…’ zei Alice radeloos.
‘Goed dan,’ gaf Liz toe. ‘Ik ben getrouwd. Gebonden. Wat je maar wilt. En ik ben niet geïnteresseerd in een datingservice.’ Ze zweeg even. ‘Maar ik heb je wel aan het denken gezet, hè?’
‘Dus ik had toch gelijk?’ zei de man quasiverontwaardigd. ‘Ik wist wel dat u getrouwd was.’
‘Ja, maar ik had vrijgezel kunnen zijn, toch?’ zei Liz met opgetrokken wenkbrauwen. ‘Ik zou het eens bij die vrouw proberen,’ vervolgde ze, en ze wees naar een dametje met grijs haar en een geruite boodschappentrolley. ‘Je weet maar nooit. Tot ziens!’ Ze liep weg, en Alice wierp nog een verontschuldigende blik op de man met het klembord voordat ze achter haar aan holde. Ze stond soms versteld van haar moeder.
Tegen lunchtijd wist Alice helemaal niet meer hoe ze het had. Ze waren regelrecht naar Sedgwick’s gelopen, het grote warenhuis in Silchester, en naar de afdeling designkleding gegaan. Haar moeder had tegen de verkoopsters gepraat alsof ze altijd zulke dure kleren kocht, en ze had er drie met kleren heen en weer naar de paskamer laten sjouwen. Uiteindelijk had ze een zwarte broek en een rode zijden blouse gekocht die samen meer dan tweehonderd pond kostten. Alice vond het ongelooflijk.
En toen hadden ze een heel kort zwart jurkje gezien dat alleen uit franje leek te bestaan.
‘Alice! Die is voor jou gemaakt!’ Toen haar moeder dat zei, had ze net als Ginny geklonken. Alice had het jurkje aangetrokken en toen had ze moeten ronddraaien, zodat de franjes uitwaaierden, en alle verkoopsters waren komen kijken, en toen had haar moeder gezegd: ‘Tja, dat moeten we gewoon hebben, hè?’ En ze hadden het in vloeipapier verpakt en nu zat het in een glimmende tas aan haar hand.
Vervolgens waren ze een restaurant in gelopen vol roze, zachte stoelen en bloemen, en in een hoek speelde iemand piano. Alice wist niet wat ze zag. Haar moeder gedroeg zich als een heel ander mens. Zoals de moeder van Genevieve, die een keer met Genevieve en haar naar Harrods was gegaan, tassen en tassen vol spullen had gekocht en toen grote sorbets had besteld. Haar eigen moeder kocht nóóit dure kleren. En ze waren al een eeuwigheid niet meer naar een restaurant gegaan. Niet meer sinds ze de school hadden gekocht.
‘Een tafel voor twee, alstublieft,’ zei Liz tegen de gerant. ‘Nietroken. O!’ ze slaakte een kreetje, en Alice keek op, maar het waren gewoon een paar mannen die haar moeder begroetten. Ze stak heimelijk haar hand in de tas en voelde liefdevol aan de franjes van haar nieuwe jurk. Ze zou er een glanzende zwarte panty onder dragen, besloot ze, en ze zou haar Doc Martens poetsen, en misschien zou Piers haar ten dans vragen…
‘Alice!’ Haar moeder zag er geagiteerd uit. ‘Kom eens kennismaken met Marcus Witherstone. Hij is de makelaar die het huis aan Ginny en Piers heeft verhuurd, weet je nog?’
‘Hoe maakt u het,’ zei Alice beleefd. Ze keek geboeid naar Marcus Witherstone. Ginny had haar iets over hem verteld, schoot haar te binnen. Ze had gezegd dat hij een beetje een deugniet was, en zijn vrouw een complete nachtmerrie. Alice vond hem er absoluut niet uitzien als een deugniet. Hij zag er oud en saai uit, en zelfs een beetje boos. Ze richtte haar aandacht op de andere man. Die was kleiner, met rossig haar en een blozend gezicht. Haar moeder keek ook naar hem, zag ze. Iedereen keek naar hem.
‘Hallo,’ zei hij, en hij glimlachte akelig flauwtjes naar Alice. ‘Ik ben Leo Francis, een zakenpartner van Marcus.’
‘Leo is notaris,’ zei Marcus Witherstone snel. ‘Hij handelt een deel van onze transacties af. Overdrachtsaktes. Alledaagse dingen, eigenlijk.’
Saai, dacht Alice. Haar oog viel op een hoektafel, waar een ober een gerecht had opgediend dat hij nu flambeerde. De vlammen flakkerden blauw, en iedereen aan de tafel glimlachte, zelfs de ober. Dat wil ik ook, dacht Alice. Wat het ook is. Ze had trouwens best honger. Ze keek op naar haar moeder in de verwachting dat die ‘leuk u te zien’ zou zeggen en doorlopen, maar haar moeder glimlachte nog steeds naar die saaie makelaar. ‘We hebben kleren gekocht voor het feest,’ zei ze gehaast. Toen hield ze tot Alice’ stomme verbazing haar tas open om de beide mannen erin te laten kijken. Zelfs Alice wist dat mannen niets om kleren gaven, zelfs niet om de kleren die hun vrouw droeg. ‘Je gaat toch wel naar het feest?’ vroeg Liz. ‘Het feest van Piers en Ginny Prentice?’
‘Ja, ik denk het wel,’ zei de makelaar op verraste toon. Toen betrok zijn gezicht opeens. ‘Ik moet ervandoor,’ zei hij.
‘Dan zie ik je daar!’ zei Liz vrolijk. ‘Dan zie ik je daar,’ herhaalde ze langzaam naar zijn rug. Toen draaide ze zich om en keek Alice met vreemd stralende ogen aan.
‘Weet je wat?’ zei ze, ‘ik lust wel een glaasje champagne. En jij?’
Terwijl ze de foyer in liepen, zei Leo zacht: ‘Dat was een nerveuze vertoning die je daar gaf. Je minnares, zeker?’
Marcus deed kwaad zijn mond open om Leo antwoord te geven, maar hij bedacht zich. Hij wilde geen ruzie met Leo. Hij wilde zo min mogelijk met Leo te maken hebben. Hij wilde Leo uit zijn leven bannen.
Zijn gedachten dwaalden sussend af naar de cheque van tweehonderdduizend pond in de binnenzak van zijn colbert. Het was een mooie beloning voor zijn stress, zijn zorgen, de puinhoop van het hele gedoe. Maar zelfs nu, nu hij het geld had en voor zover hij het kon zien niet bang meer hoefde te zijn betrapt te worden, was hij niet van gedachten veranderd. Hij wilde het nooit meer doen. Toen ze aan hun schol met witte botersaus zaten, had hij Leo te verstaan gegeven dat hij de volgende keer maar iemand anders moest zoeken die zijn reputatie op het spel wilde zetten.
Leo had hem natuurlijk gladjes gerustgesteld en toen het tot hem doordrong dat Marcus het meende, was hij overgegaan op neerbuigende hoon. Het kon Marcus niets schelen. Het kon hem ook niets schelen dat hij afstand deed van wat eigenlijk neerkwam op makkelijk verdiend geld. Het was het risico gewoon niet waard. Tweehonderdduizend pond – maar wat moet ik ermee beginnen? vroeg hij zich weer af. Het schoolgeld betalen? Daar hadden ze al een trustfonds voor. En trouwens, dacht hij glimlachend bij de herinnering aan Daniels opgetogen gezicht van de vorige avond, als de toelatingsexamens zo goed waren gegaan als iedereen scheen te denken, hoefde hij misschien geen schoolgeld voor Daniel te betalen. Wat dan? Een tweede huis op het platteland? In Frankrijk? Dan zou de rest van de familie willen weten waar hij het geld vandaan haalde.
Het probleem met familiegeld, en hun familiegeld in het bijzonder, dacht hij, is dat het allemaal zo transparant is, zo goed gedocumenteerd. Ze wisten allemaal precies van elkaar hoeveel kapitaal ze hadden en hoeveel ze voor hun huis hadden betaald, en ze wisten allemaal hoe het familiebedrijf er voor stond. Bekennen dat hij op zwart zaad zat, zou een minder grote schande zijn dan plotseling op onverklaarbare wijze over grote hoeveelheden geld beschikken.
Marcus voelde een koude rilling over zijn rug lopen bij het idee dat hij het allemaal aan Miles zou opbiechten; hij zag een frons van afgrijzen op het gezicht van zijn fatsoenlijke neef verschijnen. Die lieve Miles, die trouw aan de familie bijna belangrijker vond dan al het andere en overduidelijk het beste van Marcus wilde denken, wat hij ook vermoedde. Sinds dat telefoontje op de dag van de ECO-optocht had Miles met geen woord meer over Leo Francis gerept, en toch moest hij vragen hebben, en piekeren… Marcus huiverde. Hij zou in elk geval een deel van het geld, dacht hij opeens fel, besteden aan een lange, met drank overgoten lunch met Miles bij Le Manoir. Een mooie fles rode wijn, cognac, alles erop en eraan. Een lunch van een hele middag. Net als in de goeie ouwe tijd… de tijd vóór Leo. En vóór Liz…
‘Zo, tot ziens, Marcus,’ zei Leo glad terwijl ze hun jas in ontvangst namen. ‘Het was prettig zakendoen met je.’ Marcus gaf hem een knikje, trok zijn jas met visgraatmotief aan en haastte zich over het zachte tapijt op de trap naar de uitgang van het restaurant. Hij wilde er opeens weg; hij wilde iedereen achter zich laten. Leo, Liz, het hele stel. Hij kon amper geloven dat hij Liz hier tegen het lijf was gelopen. God mocht weten wat er had kunnen gebeuren, wat er per ongeluk aan het licht had kunnen komen. Bij die gedachte rilde hij, en hij vervloekte zichzelf met kracht. Hij had helemaal niet naar dat restaurant moeten gaan. Ze hadden bij Leo moeten afspreken. Ik had kunnen weten dat ik een bekende zou tegenkomen, verweet hij zichzelf kwaad. En ik had kunnen weten dat het Liz zou zijn.
Hij dacht terug aan Leo’s plagerige opmerking en voelde een tinteling onder in zijn rug. Vermoedde Leo echt iets? Had hij de waarheid geraden? En zou hij, uit een soort boosaardigheid, zijn verdenkingen kenbaar maken aan Anthea? Opeens zag Marcus voor zich dat Leo de telefoon pakte, Anthea belde en soepel insinueerde en toespelingen maakte, terwijl Anthea’s verbijsterde frons steeds dieper werd. Die klootzak. Als hij zijn mond opendeed, zou Marcus hem vermoorden, verdomme.
Toen kwam hij weer bij zinnen. Leo had er niets mee bedoeld. Hij zou niets zeggen. Hij had geen reden om Marcus tegen zich in het harnas te jagen. Hoe verder hij het restaurant achter zich liet, en het gevaar, hoe beter Marcus zichzelf gerust kon stellen. Het was gewoon domme pech geweest.
De ontmoeting had hem echter achterdochtig en waakzaam gemaakt. Stel dat hij haar weer tegenkwam? Stel dat hij Anthea bij zich had gehad? Ze had wel iets moeten merken aan Liz, zo druk en geanimeerd als ze zich had gedragen. Hij dacht aan Liz’ rode wangen en sprankelende ogen en huiverde. De aanblik zou hem ooit hebben opgewonden, zodat hij zich nog meer had verheugd op hun volgende ontmoeting, maar nu werd hij er alleen maar angstig van. Ze dacht overduidelijk dat alles nog koek en ei was tussen hen beiden. Begreep ze dan niet waarom hij hun afspraken telkens afbelde? Had ze onopzettelijk de boodschap die hij probeerde over te brengen niet begrepen? Of zelfs opzettelijk?
Marcus besefte dat hij het haar duidelijk zou moeten maken, en snel ook. Hij kon haar niet in de waan laten dat ze op dezelfde voet verder zouden gaan als voorheen; hij mocht het risico niet lopen haar weer tegen te komen voordat ze het hadden uitgepraat. Het hoefde niet al te lastig te zijn, stelde hij zichzelf gerust. Ze moest tenslotte om haar man denken, redeneerde hij, zoals hij om zijn vrouw. En het was een bijzonder aardige man bovendien.
Waarschijnlijk, suste hij zichzelf, terwijl hij het portier van zijn auto open klikte met de afstandsbediening, waarschijnlijk dacht Liz er net zo over als hij. Vermoedelijk was zij hun verhouding ook zat. Hij dacht terug aan haar blozende wangen. Misschien had hij haar gedrag verkeerd geïnterpreteerd. Ze had het vast gênant gevonden om hem te zien waar haar dochter bij was. Hij startte en leunde achterover in zijn stoel. Wat een gedoe om niets, dacht hij. Het kwam allemaal dik in orde.