11

In de eerste week van januari ging Piers auditie doen voor Summer Street. Hij nam een vroege trein naar Londen en Ginny, die hem had uitgezwaaid, bleef nog even op het perron staan, keek naar de rails, sloeg haar armen om zichzelf heen tegen de kou en hoopte er het beste van. Ze stelde zich even voor hoe hij die avond terug zou komen. Hij zou uit de trein springen, haar in zijn armen nemen en met een stralende, triomfantelijke blik in zijn ogen uitroepen: ‘Ik heb de rol!’

Ze voelde een steek van kwellende hoop en bleef gebiologeerd door haar visioen staan; in allebei haar ogen welde een traan op. Toen ze over haar wangen rolden, draaide ze zich resoluut om en liep het station uit. De auditie maakte haar nog nerveuzer dan ze had verwacht, besefte ze. De kerstdagen bij haar ouders in Buckinghamshire waren gespannen geweest. Piers was steeds prikkelbaarder geworden en haar moeder had haar door het hele huis achtervolgd met vragende, kritische ogen. De reden voor haar afkeuring was op kerstavond laat duidelijk geworden, toen ze opeens een hele waslijst had opgenoemd van dochters van kennissen die hun moeder de afgelopen maanden hadden verblijd met een kleinkind, en toen had ze bijna in één adem door aan Piers gevraagd hoeveel werk hij voor het komende jaar had.

Ginny had het heerlijk gevonden als hij tegen haar ouders had kunnen zeggen dat alles in orde was, dat er een grote rol zat aan te komen en dat ze binnen de kortste keren genoeg geld zouden hebben voor wel vijf kinderen, maar Piers wilde de auditie koste wat kost geheimhouden voor haar ouders.

‘Als ik vertel dat ik auditie ga doen en de rol vervolgens niet krijg,’ had hij gezegd, ‘is het eind zoek. Dat wordt een nachtmerrie.’ Ginny moest toegeven dat hij gelijk had, maar hij kreeg die rol toch? Hij moest hem krijgen.

Toen ze Russell Street in liep, stelde ze zich voor hoe hij in de trein zat. Misschien nam hij het script nog een laatste keer door en prevelde hij zijn tekst. Niet dat het nodig was. Ze kenden dat vervloekte script allebei zo langzamerhand uit hun hoofd. Allemaal. Duncan en zij, en zelfs kleine Alice, hadden het zo vaak gelezen dat ze het in hun slaap konden opzeggen. Duncan had er een spelletje van gemaakt een halve zin te zeggen om te zien wie hem af kon maken, maar hij hoefde nu nog maar één woord te zeggen en dan maakten de anderen de zin samen af. Uiteindelijk hadden ze het spel in de ban moeten doen.

Piers had zich niet beter kunnen voorbereiden, mompelde Ginny geruststellend in zichzelf terwijl ze over het tuinpad liep. Hij had er alles aan gedaan. Maar het lag niet alleen aan de voorbereiding of hij de rol zou krijgen. Ze moesten hem ook aardig vinden.

Ze duwde de voordeur open en stapte de schemerige gang in. Ze wist opeens niet meer hoe het verder moest. Nu Piers echt op weg was naar de auditie, leek ze geen doel meer te hebben. Ze kon niets doen; ze kon hem niet helpen. Hij stond er alleen voor.

Zij ook. Duncan zat nog in Schotland, waar hij een lange kerstvakantie vierde, en hoewel ze de eerste dagen van de rust in huis had genoten, begon ze Duncan nu gek genoeg te missen. Zeker vandaag. Ze had wel behoefte aan iemand die de stilte doorbrak en haar afleidde van haar gepieker. Ze liep een beetje ontmoedigd naar de woonkamer en zakte met haar jas nog aan op een stoel. Ze keek op haar horloge. Het was pas kwart over negen. De auditie was in de middag. Ze moest de hele ochtend zien door te komen voordat Piers haar zelfs maar zou bellen, laat staan dat hij de uitslag zou weten. O, god. De uitslag. De spanning werd haar te veel en ze kwam ongeduldig overeind. Ze hield het niet vol, een hele ochtend alleen thuis op de telefoon wachten. Ze had behoefte aan prikkels, afleiding, mensen, licht en warmte. Ze wilde kantoorroddels horen. Alles, alles was beter dan haar eigen obsessieve gedachten.

Toen Marcus om een uur of elf op kantoor kwam, zat Ginny op de vloer van zijn voorkantoor een stapel cliëntendossiers door te nemen. Suzy, zijn secretaresse, keek ernaar terwijl ze haar nagels vijlde, en tussen hen in op de vloer stond een cafetière vol koffie.

‘Hallo, Marcus!’ riep Ginny uit. Ze sprong op en een stapeltje foto’s zeilde over de vloer. ‘Alles goed?’

‘Ja, hoor, Ginny, dank je wel,’ zei Marcus met een waakzame glimlach. Sinds die keer dat hij Ginny een lift had gegeven, had hij haar opzettelijk gemeden. De eerste dagen erna had het geluid van de telefoon hem nog aan het schrikken gemaakt, maar langzamerhand was hij gaan geloven dat ze niet in de smiezen had gehad wat hij die dag had gedaan. Hij glimlachte nu in zichzelf om het idee. Ze is eigenlijk een beetje een dom blondje, dacht hij, kijkend naar haar knalrode minirok die onfatsoenlijk was geweest als haar zwarte panty ook maar iets van haar benen had laten doorschemeren. Het was wel duidelijk dat ze geen lont had geroken. Haar gezicht verried geen spoortje achterdocht, haar ogen twinkelden en ze leek nog geanimeerder dan anders.

‘Let maar niet op mij,’ zei ze. ‘Ik kom je niet uithoren. Ik wilde gewoon wat spullen bij elkaar zoeken voor algemene persberichten.’

‘Goed idee,’ zei Marcus hartelijk. ‘Zeg het maar als je nog vragen hebt.’

‘Dat zal ik zeker doen,’ zei Ginny. ‘Wees maar niet bang.’

Ze ging weer zitten en pakte nog een dossier. Toen herinnerde ze zich dat ze ervan overtuigd was geweest dat Marcus een verhouding had met de moeder van Alice. Zou het waar zijn? Ze wierp een blik op Marcus, die naar zijn eigen kantoor liep, en probeerde zich hem met Liz Chambers in bed voor te stellen, maar het beeld zweefde meteen weer weg en werd vervangen door de gedachte aan Piers, die nu aangekomen moest zijn en misschien al in een taxi naar de televisiestudio’s zat. Misschien was hij al in de televisiestudio’s. O, god… Ginny’s maag verkrampte van de zenuwen en ze dwong zichzelf naar het dossier te kijken.

Marcus liep zijn kantoor in, ging aan zijn bureau zitten en drukte op de knop van de intercom om Suzy er vriendelijk op te wijzen dat hij ook graag een kop koffie wilde. Toen viel zijn blik op de open la van zijn hangmappenkast. Hij liet de knop van de intercom los en liep snel naar de kast. De la was leeg. De la met cliëntendossiers.

Hij hoorde een kreet vanuit het voorkantoor en liep snel naar de deur. Zijn hart begon te bonzen. Ginny had het dossier van Panning Hall te pakken. Ze keek op en lachte stralend naar Marcus.

‘Dit is een mooi verhaal!’ riep ze uit. ‘Net wat ik zoek voor het nieuwe jaar.’

‘Wat heb je daar?’ vroeg Marcus geveinsd joviaal. Hij voelde een bijna lugubere grijns over zijn gezicht trekken.

‘De kans om een huis op het terrein van een landgoed te kopen!’ zei Ginny. ‘Of misschien het landhuis zelf!’ Ze lachte stralend naar Marcus. ‘Ik maak een stel verschillende persberichten. De weekendbijlagen zullen ervan smullen.’ Ze keek weer naar het dossier. ‘En moet je die fantastisch lage prijzen zien! Ik dacht dat alles in Panning peperduur was.’

‘Het is een heel realistische taxatie,’ snauwde Marcus voordat hij zich kon bedwingen.

‘Echt?’ Ginny keek weer naar het dossier. ‘Daar sta ik van te kijken. Ik bedoel, Panning is zo’n mooi dorp. Ik zou er dolgraag zelf iets willen kopen.’ Ze bladerde gedachteloos door het dossier en Marcus kreeg opeens zin om het uit haar handen te rukken. De deur van het kantoor stond open; Ginny praatte maar door met die harde stem van haar; er kon elk moment iemand binnenkomen. Hij voelde zijn paniek in golven opkomen.

‘Maar weet je,’ zei hij welbewust achteloos, ‘het is al verkocht.’

‘Echt waar?’ Ginny keek teleurgesteld op. ‘Goh, dat is snel. Wat jammer. Het was een prachtig artikel geweest!’

‘Tja, het is niet anders,’ zei Marcus gedecideerd. ‘Geeft niet. We hebben vast nog veel meer in onze boeken voor een interessant persbericht.’ Hij stak zijn hand uit om het dossier aan te namen, maar Ginny bleef erin bladeren. Het was om gek van te worden en hij durfde er niets van te zeggen, want Suzy zat erbij. Suzy was geen licht, maar zelfs zij zou zich kunnen afvragen waarom hij zich zo druk maakte om dat dossier. Ze zou het nodig kunnen vinden het aan Miles te vertellen, of nog erger, aan Nigel. Hij leunde nonchalant tegen de deurpost en dwong zichzelf naar Ginny te glimlachen.

‘Ik ben helemaal verliefd op Panning,’ zei ze dromerig. ‘Als ik ooit een smak geld heb, zou ik zeker overwegen er te gaan wonen.’ Ze keek weer naar het dossier en begon te blozen. ‘Ik bedoel,’ zei ze, ‘moet je die mooie boerenwoning zien. Maar honderdduizend pond.’

Marcus balde zijn vuisten. Het boerenhuis was minstens anderhalf keer zoveel waard, maar hij had alles iets naar beneden moeten bijstellen. Misschien was hij te drastisch te werk gegaan.

‘Tja,’ zei hij snel, ‘de markt is ingestort. Zoals je maar al te goed weet.’

‘Wie heeft het gekocht?’ vroeg Ginny onverwacht. ‘Misschien kunnen we de koper interviewen.’

‘Nee!’ riep Marcus zonder erbij na te denken. ‘Ik bedoel,’ voegde hij eraan toe, ‘ik denk niet dat de kopers daar zin in hebben. Er zijn wat complicaties geweest. Zet het maar liever uit je hoofd.’ Hij bukte zich, bedwong de neiging het dossier uit Ginny’s handen te grissen en nam het behoedzaam van haar over.

‘Mag ik alsjeblieft een kop koffie, Suzy?’ kon hij nog net uitbrengen voordat hij zich in zijn kantoor terugtrok.

Hij zakte zwaar op zijn bureaustoel, draaide hem met de rug naar de deur en keek onwillig naar het dossier. Tijdens de taxatie had hij zichzelf er bijna van kunnen overtuigen dat zijn bedragen klopten. Het was een automatisme geworden om een vijfde, een derde of zelfs de helft van elk bedrag af te trekken, bijna alsof het om een onvermijdelijke toeslag of belasting ging.

Maar nu, in het genadeloze daglicht, was het zonneklaar dat de vraagprijzen veel te laag waren. Wanneer Leo de boel doorverkocht, zou hij minstens een miljoen winst maken. Misschien wel een paar miljoen. Marcus’ gedachten dwaalden ongewild af naar de erfgenamen. De nietsvermoedende dochters in Amerika. Leo en hij hadden die twee van een flink deel van hun nalatenschap beroofd. Voel ik me nu schuldig? vroeg hij zich af. Heb ik spijt? Hij ging behoedzaam na wat hij voelde, maar het enige wat hij herkende, was angst. Het hele plan had ooit waterdicht geleken, maar leek nu zo lek als een mandje te zijn.

Hij hield zichzelf streng voor dat Ginny het hele geval waarschijnlijk alweer vergeten was, maar ergens in zijn achterhoofd was een reeks verontrustende beelden op gang gekomen. Ginny die iedereen die het maar horen wilde over de prijs van Panning Hall vertelde. Miles die belangstellend vroeg of hij het dossier mocht zien. Die verschrikkelijke oude man uit het dorp die besloot de politie te bellen. Miles zou erachter komen. Miles zou er kapot van zijn. Marcus voelde dat hij zijn schouders ongemakkelijk kromde. De gedachte aan Miles zou hem ooit hebben aangespoord, maar nu werd zijn angst er alleen maar door verergerd.

Hij keek door het raam naar de sombere grijze lucht en voelde een rilling over zijn rug lopen. Opeens vroeg hij zich af waarom hij eigenlijk met Leo in zee was gegaan. Het geld was het niet waard; het was het écht niet waard, dacht hij opeens vurig. Hij verdiende goed bij Witherstone’s, hij zat er warmpjes bij, dus waarom zou hij meer willen? En hoe wilde hij die plotselinge meevaller gaan uitgeven? Hij had daar nog niet eerder aan gedacht. In Silchester bleef niets onopgemerkt, of het nu een nieuwe auto, een luxevakantie of zelfs maar een nieuw pak was. Trouwens, dacht hij korzelig, ik hoef geen nieuw pak. En geen nieuwe auto.

‘Uw koffie, meneer Witherstone,’ onderbrak Suzy zijn gedachten.

‘Dank je, Suzy.’ Marcus wachtte tot ze de kamer uit was voordat hij zijn stoel omdraaide en een slok koffie nam. De oplossing was simpel en voor de hand liggend, hield hij zichzelf voor. Hij kon zijn deel van de winst gewoon weigeren. Die twintig procent. Leo mocht het landgoed met een enorme winst verkopen, en als iemand vragen stelde, kon hij de markt de schuld geven. Niemand zou hem iets kunnen verwijten.

Hij probeerde zichzelf ervan te overtuigen dat hij het zo zou aanpakken; hij probeerde zich voor te stellen dat hij Leo een briefje schreef en opluchting te voelen bij het idee dat hij zich uit zijn precaire situatie manoeuvreerde.

Alleen kon hij het niet. Hij kon zoveel geld gewoon niet weigeren. Het was menselijkerwijs niet mogelijk om zo’n bedrag te laten lopen, al kreeg hij er zorgen en schuldgevoelens bij cadeau.

Hij trok bruusk een la van zijn bureau open en schoof het dossier erin. Hoe sneller de boel werd verkocht, hij zijn geld kreeg en de hele zaak werd gesloten, hoe beter. Hij keek naar de dichte deur van zijn kamer en belde toen gehaast naar Leo’s kantoor.

‘Leo,’ zei hij zodra hij was doorverbonden. ‘Hoe staat het ermee?’

‘Waarmee?’ vroeg Leo gladjes.

Marcus klemde zijn kiezen op elkaar. ‘De verkoop,’ zei hij geërgerd. ‘Je weet wel.’ Hij haalde diep adem. ‘Heb je al een koper gevonden? Je bent toch niet van plan het uit te stellen?’

‘Ik ga het te zijner tijd verkopen.’ Leo klonk neutraal en beleefd, en Marcus vroeg zich af of hij niet alleen was. Opeens maakte Leo’s kalmte hem kwaad.

‘Tja, er zijn vragen gesteld,’ zei hij kortaf. Daar zal die zak van schrikken, dacht hij.

‘Wat?’ Leo’s stem klonk opeens gespannen. ‘Hoe bedoel je?’

‘Het valt wel mee,’ zei Marcus snel. ‘Gewoon een pr-meisje dat in de dossiers zat te neuzen,’ vervolgde hij zachter.

‘Hoezo, een pr-meisje? Verdomme, Marcus, dat staat me niet aan.’ Leo zweeg even en Marcus voelde dat zijn gezicht begon te gloeien. Hij had niets moeten zeggen. ‘Als je het hebt verkloot…’ vervolgde Leo dreigend.

‘Niets aan de hand,’ zei Marcus. Zijn hart bonsde. ‘Er is niets gebeurd. Echt niet. Ik heb het allemaal onder controle.’

‘Dat is je geraden,’ zei Leo. ‘In je eigen belang.’ En de verbinding werd verbroken.

Marcus hing op en nam verstrooid een grote slok lauwe koffie. Hij was van slag door het gesprek, of hij wilde of niet. Hij had gerustgesteld willen worden; hij had willen horen dat alles onder controle was en hij binnenkort veilig zou zijn, maar hij voelde zich niet veilig. Hij voelde zich bekeken, alsof hij elk moment ontmaskerd kon worden. De telefoon ging en hij schrok stom genoeg voordat hij opnam.

‘Hallo?’ Jezus, zelfs zijn stem beefde.

‘Marcus, met Liz.’

Marcus deed zijn ogen dicht. Een vage weerzin vervulde hem. Liz. Zijn minnares. Die hem op zijn werk belde. Meer bedrog, meer problemen, meer kans betrapt te worden. Het viel hem in dat Liz een deel was van de ellende die hij zich op de hals had gehaald.

‘Marcus, we gaan zo naar dat gesprek bij de bank,’ zei ze. Ze klonk gespannen.

‘O, ja?’ zei hij afwerend.

‘Heb je al met iemand gesproken?’

‘Ik ben bang van niet,’ zei Marcus kortaf. Haar stem werkte hem op de zenuwen, en hij voelde zich opeens rusteloos, alsof hij de hele dag met de hoorn aan zijn oor had gezeten. ‘Was dat het?’ vroeg hij.

‘Ik denk het.’ Liz klonk terneergeslagen.

‘Goed, ik heb het nogal druk. Mag ik je erover terugbellen?’

Er viel een verblufte stilte. Toen zei Liz: ‘O, is er iemand bij je?’

‘Ja, inderdaad,’ zei Marcus, om zich heen kijkend in de lege kamer.

‘O, hemel. Goed, ik bel je later nog wel. Wens ons sterkte!’

‘Tot ziens,’ zei Marcus vormelijk, en hij wilde ophangen.

‘Marcus, wacht!’ Haar stem klonk opeens zacht en beverig. ‘Ik wilde je alleen nogmaals bedanken. Voor je mooie kerstcadeau.’

‘Dat heb ik toch gezegd? Het stelt niets voor.’

‘Het stelt wel iets voor. Het is prachtig!’

‘Ja, goed.’ Hij deed geen enkele moeite om zijn ongeduld te verdoezelen.

‘Sorry,’ zei ze. ‘Ik hang al op. Ik wilde je alleen maar even bedanken.’

‘Tot ziens,’ zei Marcus weer, en nu hing hij op voordat ze nog iets kon zeggen.

Hij duwde de telefoon van zich af en stond op. Hij was niet tevreden over zichzelf, en ook niet over Liz. Ze leek zich steeds verder in zijn leven te dringen; een leven dat ooit veilig en van smetten vrij was geweest, maar steeds ingewikkelder en stiekemer leek te worden. Het cadeau was een vergissing geweest, dat zag hij nu wel in. Hij liep naar de deur en keek door het glazen paneel naar Ginny en Suzy, die samen genoeglijk op de vloer onschuldig door eindeloze mappen met onroerend goed zaten te bladeren. Opeens zou hij erbij willen gaan zitten en deelnemen aan hun gezellige geklets en ongecompliceerde, onschuldige leventjes. Hij kon zich niet voorstellen dat Ginny zich ooit ergens zorgen om maakte, laat staan Suzy.

Opeens dacht hij aan Anthea. Anthea, die op haar eigen manier net zo ongecompliceerd en onschuldig was als die twee. Hij zag haar bleke gezicht voor zich, dat hem met een zorgelijke frons aankeek; haar smalle hand, die onzeker door haar pas geknipte haar tastte, en hij liep over van genegenheid. Hij draaide zich op zijn hakken om en pakte de telefoon weer. Toen Hannah opnam, bedacht hij zich geen moment.

‘Zeg maar tegen mijn vrouw,’ zei hij, ‘dat ik Daniel wel wil ophalen van zijn bijles en dan gaan we uit eten.’

‘Wauw!’ Hannahs schelle stem raakte Marcus’ trommelvlies met kracht. ‘Dat klinkt goed! Ik zal het haar vragen. Ze is hiernaast.’ Marcus hoorde Hannah luidkeels de boodschap doorgeven en stelde zich voor dat Anthea geërgerd haar wenkbrauwen fronste. Ze zei om de haverklap tegen de jongens dat ze hun benen moesten gebruiken, niet hun stem, en ze hoopte dat Hannah de hint zou oppikken. Bij die gedachte glimlachte hij.

‘Ze zegt dat het goed is,’ zei Hannah. Ze vervolgde op gedempte toon: ‘Ik geloof dat ze het eigenlijk heel leuk vindt.’

‘Mooi zo,’ zei Marcus. Hij voelde zich opeens een stuk vrolijker. ‘Ik ook.’

Liz en Jonathan waren tien minuten te vroeg bij Brown & Brentford aangekomen en zaten zwijgend naast elkaar in een kleine wachtruimte op bruine stoelen met schuimrubberen kussens. Liz voelde zich angstig en gespannen. Ze had nooit gedacht dat Marcus geen oplossing zou vinden en er dus niet bij stilgestaan wat er dan zou gebeuren. Ze had geen idee wat ze van het gesprek moest verwachten of wat ze ging zeggen.

Toen de deur van het kantoor voor hen openging, schrok ze. Er dook een vriendelijk gezicht op.

‘Meneer en mevrouw Chambers? Ik ben Barbara Dean.’ Liz keek naar Barbara Dean en voelde zich opgelucht. Ze was zo te zien van middelbare leeftijd, droeg haar haar in een knotje, had een bril aan een gouden kettinkje en een zachtaardige gezichtsuitdrukking. Een gesprek met deze vrouw kan nooit al te verschrikkelijk zijn, dacht Liz.

Een halfuur later voelde ze zich vermorzeld. De samengevatte financiële positie van Jonathan en haar en de school keek verwijtend naar haar op vanuit het plastic mapje. Barbara Deans doorwrochte beoordeling van de situatie lag eronder. De zelfverzekerde beloften die ze hadden gedaan in hun oorspronkelijke bedrijfsplan zaten ergens in de berg papieren voor haar verstopt; Liz wilde er niet naar kijken.

Barbara Dean had het over cashflow, over schulden, herstructurering en persoonlijke leningen. Overal leningen. Liz had niet beseft dat ze zoveel leningen hadden. Bij het idee alleen al kreeg ze het koud. Ze keek triest naar beneden en meed de ogen van Barbara Dean. Wat niet gaf, want Barbara praatte alleen tegen Jonathan; al snel was gebleken dat Liz niet aan het gesprek kon of wilde meedoen. Afgezien van een enkele bloemrijke uitbarsting in het begin, die Barbara Dean en Jonathan beleefd hadden uitgezeten, had ze niets bijgedragen.

Jonathan voerde het woord. Liz stond versteld; ze stond versteld en schaamde zich ervoor. Ze kreeg het gevoel dat ze Jonathan had onderschat. Ze luisterde nederig terwijl hij een verbazingwekkende kennis van de boekhouding van de school tentoonspreidde, uitlegde hoeveel efficiënter ze al werkten en opsomde hoeveel leerlingen er per docent waren, hoeveel manuren er werden gedraaid en hoe hoog de beheerskosten waren.

‘En hoe zit het met de zomercursussen moderne talen?’ vroeg Barbara Dean terwijl ze een vel papier uit haar map pakte en er door haar bril met verguld montuur naar keek. Liz voelde een panische schok door haar lichaam trekken. Ze had helemaal niets aan de vakgroep moderne talen gedaan. De besprekingen met de docenten, de retoriek en het opzetten van cursus programma’s waren na een paar weken allemaal verwaterd. Toen Marcus in haar leven was gekomen. Ze dacht aan de computers met speciale taalprogramma’s die nog keurig ingepakt in een lokaal stonden. Ze was al weken van plan ze in gebruik te nemen, een cursus uit te stippelen, maar op de een of andere manier was het er niet van gekomen…

‘Dat is uw terrein, nietwaar, mevrouw Chambers?’ zei Barbara Dean, en ze keek Liz recht aan.

‘O, ja,’ zei Liz zwakjes. Ze pakte de map die voor haar lag en bladerde erin alsof ze een cruciaal stukje informatie zocht. Wat moest ze tegen dat mens zeggen? Wat moest ze in vredesnaam zeggen? Ze voelde dat haar lippen beefden en haar wangen rood werden, maar ze kon nog steeds geen zelfverzekerde woorden vinden, zoals Jonathan. Haar passie en enthousiasme voor de school leken als sneeuw voor de zon verdwenen te zijn, en daarmee ook haar welbespraaktheid. Jonathan wierp haar steels een verontschuldigende blik toe, alsof hij wist wat er in haar omging.

‘Liz doet voor de vakgroep moderne talen wat haar drukke schema toestaat,’ zei hij loyaal. ‘Ze werkt ’s avonds zelfs aan het perfectioneren van haar Italiaans. Ja toch, schat?’ Hij glimlachte naar Liz, die een verschrikkelijk moment lang niet wist waar hij het over had. Toen wist ze het weer. O, shit. Haar sneue alibi voor de avondjes met Marcus werd ingezet om hun zaak bij de bank te steunen. Ze voelde een steek van schuldgevoel in haar borst en glimlachte laf naar Barbara Dean, alsof ze het goed wilde maken, maar Barbara keek haar streng aan en dat ergerde Liz. Wedden dat je me anders zou behandelen als ik hier met Marcus zat? dacht ze tot haar eigen verrassing. Als ik zijn vrouw was? Ze stelde zich voor dat ze in een dure jas de bank binnen kwam zeilen, mevrouw Witherstone uit Silchester. Rijk. Bekend. Gerespecteerd. Geen sprake van een kruisverhoor. Alleen dat zou het al de moeite waard maken om met Marcus te trouwen, dacht ze.

Ginny winkelde de hele middag als een gek. Ze kocht verse pasta, wijn, knoflook, wilde paddenstoelen, een lichtgele suède rok, geurig badschuim en twee grote aardewerken borden met een tulpendecor. Toen kocht ze een muffin met extra chocola voor bij haar thee en zeulde al haar inkopen naar huis, nog steeds niet moe.

Ze kon niet meer wachten. Ze werd er gek van. ’s Ochtends was het nog draaglijk geweest; een gedistilleerde, geconcentreerde versie van het blije verlangen waar ze al twee maanden mee rondliep, maar hoe dichter het tijdstip van Piers’ auditie naderde, hoe zenuwachtiger ze werd. Om halftwee begon ze op haar horloge te kijken en dacht aan Piers – waar? In een studio? Een repetitieruimte? Zat hij in een kantine op zijn beurt te wachten? Om twee uur begonnen haar zenuwen pijnlijk op te spelen en voelde ze een ondraaglijke opwinding, die nog sterker werd doordat ze zich niet mocht opwinden; ze had Piers bezworen dat ze nu echt zover was dat ze zowel de voorals de nadelen van het krijgen van de rol kon zien.

Dat was alleen niet waar. Ze zag alleen de voordelen. Een nieuw leven voor hen beiden; het eind van de onzekerheid, de geldzorgen en mensen wijsmaken dat ze de ups en downs van Piers’ carrière eigenlijk best spannend vond en nee, ze waren nog niet aan kinderen toe. Een nieuw huis, met een tuin en genoeg slaapkamers. Een nieuwe vriendenkring in televisieland. Beroemdheid.

En de nadelen… Ze wist niet eens meer wat de nadelen waren. Een lijst met gezeur die Piers voor zichzelf had verzonnen in een poging het allemaal te rationaliseren. Dat hij een typetje zou worden. Dat het verraad was. Iets over te veel op tv komen. Het zei Ginny allemaal niets.

Toen ze thuiskwam, pakte ze eerst welbewust al haar inkopen uit. Ze hing haar nieuwe rok met zorg op en zette de bordjes liefdevol op de antieke vurenhouten kaptafel voordat ze naar het antwoordapparaat keek. Twee berichten. Ze ging op haar gemak zitten, pakte een notitieblok en een potlood en drukte de knop in. Het eerste bericht was van Marcus Witherstone. ‘Ginny? Ik had je nog iets willen zeggen. Dat landgoed waar jij in geïnteresseerd was – ik had moeten vermelden dat de eigenaren me hebben verzocht de verkoop anoniem te houden.’ Het bleef even stil, en Ginny hield beleefd haar hoofd schuin terwijl ze het liefst krijsend van ongeduld het bericht wilde doorspoelen. ‘Dus als je het stil zou kunnen houden,’ zei Marcus, ‘… je hebt er vast wel begrip voor…’

‘Hou je kop, hou op!’ zei Ginny hardop. ‘Kop dicht!’ En terwijl ze het zei, klonk de piep en hoorde ze Piers. Hij klonk buiten adem en zijn stem leek van ver te komen. Ginny’s hart sloeg pijnlijk over.

‘Ginny? Ben je thuis? Ginny? O, je zult wel weg zijn. Nou ja…’ Hij zweeg en Ginny hield het niet meer. Ze omklemde het potlood en hield het boven het papier alsof ze iets gedicteerd kreeg. ‘Tja, het ging eigenlijk best goed!’ Opeens hoorde ze een lach in zijn stem. ‘Ze mochten me wel! Dat denk ik tenminste, en het lezen ging heel goed, en de stukken die ik had voorbereid ook, en ik heb een uitstekende scène gespeeld met de grootmoeder, je weet wel, in dat decor in het zomerhuis. We hebben vrij veel op de set gedaan. En toen zijn we met z’n allen thee gaan drinken, en iedereen deed heel aardig, en, nou ja… God, Ginny, waarom ben je er nou niet? Ik wil je erover vertellen. Over de telefoon is het waardeloos. Hé, ik ga nu meteen naar huis. Ik zie je daar. Ginny, ik hou van je.’

Daniel vond de bijlessen bij Jonathan wel prettig, tot zijn verbazing. Ze werden gehouden in een kleine kamer met een erker aan de voorkant van de school. Daniel zat aan een kant van een grote tafel en Jonathan aan de andere, en ze praatten altijd eerst een minuut of vijf bij voordat ze aan de slag gingen.

Meneer Chambers was een van de betere leraren, stelde Daniel vast, omdat hij niet de hele tijd praatte. En hij werd niet boos als Daniel een fout antwoord gaf of een vergissing had gemaakt in zijn huiswerk. Soms leek hij zelfs heel tevreden. Hij zei dingen als: ‘Ik gelóóf dat je daar een beetje in de war bent geraakt. Zullen we het meteen rechtzetten?’ Dan liet hij Daniel altijd vertellen wat hij zelf dacht fout te hebben gedaan, en dan luisterde hij heel geconcentreerd, en dan glimlachte hij en zei: ‘Zullen we van voren af aan beginnen?’

Vandaag keken ze naar de algemene vragen van een oud toelatingsexamen van Bourne.

‘Probeer vraag 6 eens,’ zei Jonathan. Daniel liet zijn blik over de vragen glijden en las vraag 6. Zwitserse kaas heeft gaten, las hij. Hoe meer kaas je eet, hoe meer gaten je eet. Hoe meer gaten je eet, hoe minder kaas je eet. Dus hoe meer kaas je eet, hoe minder kaas je eet. Waar of niet waar? Daniel trok een denkrimpel in zijn voorhoofd en schoof heen en weer op zijn stoel.

‘Nee!’ zei hij ten slotte. ‘Dat is niet waar!’ Hij glimlachte aarzelend naar Jonathan.

‘Goed zo,’ zei Jonathan. ‘Ik ben blij dat je dat zegt.’ Hij beantwoordde Daniels glimlach. ‘Als je ja had gezegd, had ik me zorgen moeten maken.’ Daniel giechelde. ‘Maar je kunt niet gewoon “niet waar” op zo’n examen invullen, hè? Je moet je antwoord beredeneren.’

Daniel keek Jonathan met grote ogen aan. ‘Dat kan ik niet,’ zei hij.

‘Jawel, dat kun je best,’ zei Jonathan. ‘De redenatie zit in je hoofd. Je weet nog niet goed hoe hij in elkaar zit, maar dat komt wel.’ Hij zweeg even. ‘Krijgen jullie op school les in de algemene vragen?’

‘Niet echt,’ zei Daniel. ‘Meneer Williams zegt alleen: “Gebruik je hersens, dan komt het wel goed.”’

‘Hm,’ zei Jonathan. ‘Nou, ik denk dat we dat wel beter kunnen. Er is een foefje voor die vragen, weet je. En als je examen moet doen, kun je alle hulp gebruiken.’ Hij reikte Daniel een potlood aan. ‘Het eerste wat je moet doen,’ zei hij tegen Daniel, ‘is een schema maken voor je antwoorden.’

Daniel trok een lelijk gezicht. ‘Schema’s!’ zei hij. ‘Die haat ik!’

‘Als je straks naar huis gaat,’ zei Jonathan, die druk bezig was een rij kaders op een vel papier te tekenen, ‘vind je ze geweldig.’

Toen Marcus om zes uur bij de school aankwam, zaten Daniel en Jonathan aan een tafel vol vellen papier met volgeschreven kaders. Hij keek nieuwsgierig naar Jonathan, naar zijn smalle schouders, zijn tot op de draad versleten overhemd en zijn vriendelijke gezicht. Dus dit is de man van Liz, dacht hij, knus aan het werk met mijn zoon. Hij voelde zich onbehaaglijk. De situatie deugde op de een of andere manier niet, hoewel Jonathan en Daniel volkomen onschuldig waren.

‘Pap, kijk!’ zei Daniel, die een stapel papier pakte. Hij had rode wangen en glimlachte breed. ‘Dit zijn al mijn antwoordschema’s. Je kunt een schema maken voor alle denkbare vragen, wist je dat? Stel me maar een vraag. Toe dan, vraag maar.’

Marcus keek naar Jonathan, die knikte. ‘Goed dan,’ zei hij. ‘Waarom maak je er altijd zo’n rommeltje van?’

‘Eitje!’ riep Daniel triomfantelijk, en hij noteerde de vraag op het lege vel papier dat hij voor zich had.

Marcus glimlachte naar Jonathan. ‘Ik heb geen idee wat dit moet voorstellen,’ zei hij zacht, ‘maar ik zie wel dat het werkt.’

‘We zijn vandaag een beetje afgedwaald,’ zei Jonathan verontschuldigend, ‘maar ik denk dat het een heel nuttige sessie is geweest. Een goed schema kunnen opstellen is van onschatbare waarde voor een examen. Zelfs al heeft hij geen tijd om zijn schema uit te werken, dan krijgt hij nog punten voor de goede opzet.’

Marcus keek Jonathan even wezenloos aan en knikte toen intelligent, of dat hoopte hij tenminste. Hij keek om zich heen. ‘Ik heb hier nog voor mijn eindexamen geblokt,’ zei hij.

‘Ja, dat kan nog steeds,’ zei Jonathan, ‘al is er tegenwoordig wel wat veranderd.’ Hij klonk een beetje gespannen, en Marcus moest op eens weer aan het telefoontje van Liz denken. Natuurlijk. Ze hadden vandaag het gesprek bij de bank gehad. Opeens was hij heel benieuwd hoe het was gegaan. Hij zag de donkere kringen onder Jonathans ogen en de batterij koffiekoppen op de plank achter hem. ‘Hoe gaat het met de zaak?’ vroeg hij op het gevaar af dat Jonathan hem vrijpostig zou vinden, maar Jonathan glimlachte naar hem – het was een innemende, scheve glimlach die Marcus overviel – en zei: ‘Iedereen heeft het momenteel moeilijk. Je weet hoe het is.’ Hij wendde zich tot Daniel. ‘Kom op, jongeman,’ zei hij. ‘Je vader wil hier weg.’

‘Ik ben bijna klaar,’ zei Daniel, die verwoed zat te schrijven. Hij noteerde iets in het laatste kader, leunde achterover in zijn stoel en veegde theatraal het denkbeeldige zweet van zijn voorhoofd. ‘Pioew,’ zei hij.

‘Neem dat maar mee naar huis,’ zei Jonathan, ‘hang het aan je muur en kijk ernaar wanneer je wilt weten hoe je een antwoordschema opstelt.’

‘Ik neem ze allemaal mee naar huis,’ zei Daniel. Hij raapte de papieren bij elkaar. ‘Ik wil ze allemaal bewaren.’

Jonathan liet Marcus en Daniel uit en wuifde toen ze in de auto stapten.

‘Arme stumper,’ mompelde Marcus toen ze wegreden.

‘Hoezo?’ zei Daniel prompt. ‘Ik vind meneer Chambers heel aardig,’ voegde hij eraan toe.

‘Ik ook,’ zei Marcus tot zijn eigen verbazing.

‘Waarom is hij dan zielig?’ drong Daniel aan.

Marcus gaf richting aan en maakte een soepele bocht naar links. ‘Zomaar,’ zei hij.

‘Waarom dan?’ zei Daniel. ‘Is het geheim? Zeg op.’

Marcus zuchtte. ‘Er valt niet zoveel te zeggen,’ zei hij. ‘Ik ben bang dat er weinig werk voor hem is, meer niet. Maar dat is maar een vermoeden,’ voegde hij er gedecideerd aan toe. ‘Ik zit er vast naast. Waarschijnlijk doen ze het fantastisch.’

Daniel keek naar zijn vader. Hij keek naar de stapel schema’s op zijn schoot. Toen keek hij naar buiten en dacht diep na.