. Bewegen

Het belangrijkste kenmerk van het leven is bewegen. Het betreft niet alleen voortbewegen, maar ook de innerlijke bewegingen zoals het kloppen van het hart, het ademproces, de spijsvertering, de activiteiten van de hersenen en het zenuwstelsel. Alles wat leeft, beweegt. Cellen delen zich, groeien en sterven af, adem stroomt in en uit en het bloed voedt het hele lichaam. Niet alleen de organen zijn in beweging maar ook het denken. De ene gedachte volgt de andere op, we nemen waar, voelen en ervaren onze emoties. Het samenspel hiervan leidt tot bewustwording van waar beweging toe leidt. Het woord ‘bewegen’ is afgeleid van ‘beweghen of ‘wegen’ en betekent ‘van plaats doen veranderen’, ‘in beweging brengen’ en ‘overwegen’.

Bewegen en ruimte

Je hebt ruimte nodig om te kunnen bewegen. Hoe meer ruimte je tot je beschikking hebt, hoe groter de bewegingsmogelijkheden zijn. Je kunt het vergelijken met een paraplu: in zijn hoes kan hij niet functioneren. De adembeweging is optimaal als de houding er ruimte voor biedt, maar beperkt als je strakke, gespannen spieren hebt. De hoeveelheid ruimte die je jezelf letterlijk en figuurlijk gunt is bepalend voor wat je ervaart wanneer je yoga doet.

Door de spieren te rekken, schep je ook ruimte in de gewrichten. Deze ruimte is noodzakelijk om een goede houding aan te nemen. Dit biedt weer ruimte voor optimale adembewegingen. Ruimte in het denken helpt om beperkende gewoonten los te laten. Het beeld dat je hebt van de innerlijke ruimte bepaalt hoe je je beweegt. Lichamelijke en geestelijke ruimte spiegelen elkaar.

Oefening

ZIT

Terwijl je dit leest, kun je net zo goed meteen voelen wat we bedoelen. Ga wat rechter op je zitknobbels zitten. Ontspan je schouders en til het hoofd uit de nek. Let goed op de ruimte die nu ontstaat, niet alleen in je nek, maar in de hele romp. Voel het effect op je adem.

Wat beweegt ons?

De innerlijke bewegingen gaan als vanzelf, dus buiten onze gedachten om. Gelukkig maar, we zouden eens vergeten ons hart te laten kloppen of onze klieren te laten werken! Toch kan onze manier van denken het functioneren van organen beïnvloeden. Als er spanning is, kan er als het ware een knoop in de maag ontstaan of een prop in de keel. Dit duidt op een stagnatie van de beweging in deze gebieden. Bij spanning gaat de dunne darm vaak sneller werken, waarvan diarree het gevolg kan zijn.

We bewegen de skeletspieren onder invloed van ons denken. Hoewel we veel bewegingen zo vaak doen dat het lijkt alsof ze vanzelf gaan, worden zij toch altijd geleid door het denken. Om te bewegen hebben we een motivatie nodig, een reden die een beweging een specifiek doel geeft zoals de drang om in leven te blijven, om te groeien, relaties te hebben en ons voort te planten.

Een eencellig organisme heeft een uiterst simpele motivatie voor bewegen: om te blijven leven heeft het voedsel nodig. Dit voedsel kan alleen worden opgespoord als de cel weet waar hij moet zoeken. Geuren prikkelen het organisme om in actie te komen. Op dezelfde manier ontvangen onze hersenen boodschappen, geven opdracht tot actie waarop het lichaam in beweging komt. Bewegen betekent werken, gedachten tot werkelijkheid maken.

Bewegen en denken

Allerlei bewegingspatronen liggen als plaatjes opgeslagen in de hersenen. Een aantal van die plaatjes wordt zo veel gebruikt, dat het lijkt of er nooit een leerproces aan vooraf is gegaan. Toch hebben we ooit als hummel hard moeten zwoegen om te leren lopen; dit is vervolgens een vanzelfsprekendheid geworden. Pas als er iets gebeurt dat het lopen bemoeilijkt, ontdekken we dat het in feite een complex bewegingspatroon is. Iemand die zijn voet heeft verstuikt, leert tijdelijk een ander bewegingspatroon aan. Dit heeft niet alleen lichamelijke consequenties, maar gaat bijna altijd gepaard met emoties. Daarbij kan angst een belangrijke rol spelen. Zo kunnen we voorzichtiger gaan lopen uit angst om weer te vallen. Het plaatje in de hersenen dat de opdrachten voor een bepaalde beweging geeft, is dan veranderd en vaak niet in positieve zin. De hersenen moeten een nieuw ‘loopplaatje’ ontwikkelen en tijdelijk het oude uitschakelen.

Herinneringen aan pijn die in de hersenen liggen opgeslagen kunnen hardnekkig en onbedoeld je bewegingen blijven bepalen.

Bewegen en yoga

Een van de aspecten van yogabeoefening is aandacht en bewustwording van wat zich in het lichaam afspeelt. Deze alertheid kan ertoe leiden dat we ontdekken dat een bepaald ingesleten bewegingspatroon niet echt aangenaam is. Wanneer we pijnklachten hebben gehad kan het lichaam in ‘de oude stand’ blijven staan, de spanningen die de pijn opriep vergeten los te laten waardoor een patroon ontstaat waarbij bijvoorbeeld een been minder wordt belast. Door ons hiervan bewust te worden, scheppen we ruimte om een oud beeld van beweging te vervangen door een nieuw. Soepelheid wat zo kenmerkend is bij yoga kan voor een deel worden verklaard door een verandering van denken en vertrouwen op de natuurlijke flexibiliteit van het lichaam. Yoga wordt langzaam beoefend waardoor we in alle rust onze grenzen en mogelijkheden kunnen uitproberen. Dit schept vertrouwen in het eigen kunnen en is een aanzet om het denkbeeld over een bewegingspatroon te vervangen.

Oefenserie rond het thema ‘bewegen’

Om te ervaren hoe het is om een denkbeeld vooraf te laten gaan aan de beweging, hebben we de volgende oefenserie hierop gebaseerd.

Aandachtsoefening

ZIT

Wiebel in zittende houding zorgvuldig heen en weer en zoek het midden. Blijf een paar minuten bewegingloos zitten als je eenmaal de ‘goede’ houding hebt gevonden.

Richt de aandacht op de innerlijke beweging. Volg het ademproces waarbij in- en uitademing elkaar ritmisch opvolgen. Een aandachtig toeschouwer ervaart de ruimtelijke werking ervan. Na een tijdje kan het gevoel voor de innerlijke beweging nog subtieler worden en kan stroming worden waargenomen.

STAAN

Breng de aandacht naar de voetzolen en bedenk eerst hoe je vanuit de voetzolen gaat cirkelen. Vanuit dit beeld begin je op de voeten te cirkelen, een paar keer rechtsom en vervolgens linksom. Het hele lichaam volgt deze beweging. Kom terug in het midden en denk door het lichaam heen naar het andere uiteinde, de kruin. Beschrijf nu met het hele lichaam rechtsom en linksom cirkels vanuit de kruin. In feite zijn de bewegingen identiek, maar de beleving ervan totaal anders.

Stel je voor dat je de armen boven het hoofd strekt, zonder iets te doen. Pas daarna vouw je de handen, laat de handpalmen omhoog wijzen en strek de armen boven het hoofd. Voel hoe er bij een zorgvuldige inademing meer ruimte ontstaat, zodat de armen iets verder naar boven kunnen reiken. Besteed evenveel aandacht aan de uitademing, zodat de nieuwe inademing intens kan zijn. Ook nu is er weer wat meer ruimte om de armen nog verder omhoog te strekken. Herhaal dat een paar keer en laat de armen dan zakken.

Herhaal de oefening waarbij de armen zijwaarts zijn gestrekt ter hoogte van de schouders met de handpalmen naar voren gedraaid.

Ga stevig op de voeten staan. Draai de heupen om de as, rechtsom en linksom; laat de armen losjes met deze beweging mee slingeren. Eerst volgen de armen de heupbeweging, pas als het sneller gaat nemen de armen het initiatief tot de beweging over.

Driehoekhouding, dynamisch

6.1.tif

STAAN

Bekijk de tekening bij deze oefening en stel je levendig voor dat je deze houding aanneemt. Ga dan pas staan in een flinke spreidstand met de armen schuin omhoog gestrekt. Kijk naar de rechterhand, bedenk hoe groot de beweging wordt naar de linkervoet en ga deze uitgestippelde route. Nog steeds kijkend naar de hand kom je met dezelfde ruime beweging weer omhoog. Richt nu de blik op de linkerhand en beschrijf een ruime boog naar de rechtervoet. Herhaal deze bewegingen nog een paar keer zonder de aandacht voor de ruime beweging te verliezen.

Ontspanning

RUGLIG

Ga gemakkelijk op de rug liggen en laat alle spieren los die je tot nu hebt gebruikt. Neem waar hoe de uiterlijke rust de gedachten in rustiger vaarwater brengt.

Breng de aandacht naar de grote teen van de rechtervoet. Geef de grote teen opdracht om te bewegen. Het is de bedoeling dat de instructie zo zorgvuldig wordt gegeven dat de andere tenen niet meebewegen.

Dit geldt ook voor soortgelijke opdrachten aan de andere tenen, aan de hiel die je van je afschuift, de knieschijf die je optrekt, het aanspannen van de rechterbil, het optillen van de duim, wijsvinger, middelvinger, ringvinger en pink. Til de schouderkop op, schuif het schouderblad naar de wervelkolom. Beweeg de onderkaak, lippen, neus, ogen en het voorhoofd.

Observeer wat er is gebeurd in het lichaam en het denken. Welk effect heeft het bewegen en het niet bewegen?

Brughouding

6.2.tif

RUGLIG

Zet de voetzolen stevig op de grond. Richt de aandacht op de uitstekende botten van de heupen. Stel je eerst voor dat je deze omhoog tilt. Til daarna het bekken moeiteloos op. De wervelkolom komt steeds hoger van de grond en de nek wordt langer zodat de kin de keel raakt. Leg dan werveltje voor werveltje de rug weer op de grond.

Til de benen op en strek ze omhoog. Stel je voor dat je cirkels gaat maken vanuit de voeten en hoe groot die zijn. Laat de beweging ontstaan uit deze voorstelling en draai zowel rechts- als linksom.

Trek de knieën naar de borst en laat bij voorkeur de armen op de grond liggen. Cirkel nu in gedachten de knieën en doe het dan echt.

Laat de benen weer naar de grond glijden en leg de voeten vlak bij elkaar. Stel je voor dat ze met kleine pasjes naar links gaan totdat je in de vorm van een halve maan ligt. Doe hetzelfde naar rechts en terug naar het midden. Wandel nu in het echt door met de hielen kleine pasjes te maken, eerst langs het reeds gebaande pad naar links en vervolgens naar rechts.

Kleermakerszit

Richt je aandacht op een punt bij de haargrens in het midden van het voorhoofd. Bedenk hoe je vanuit dat punt een wijde beweging voorover naar de grond maakt. Laat vervolgens de rug met een inademing langer worden en beschrijf uitademend vanuit het voorhoofd de voorgestelde weg. Met een inademing ga je dezelfde weg terug. Herhaal deze bewegingen nog twee maal.

Richt nu de aandacht op het rechteroor en laat dat in de richting van de rechterknie wijzen. Bedenk hoe je het oor in een wijde boog naar de knie brengt. Op een uitademing voer je uit wat je in gedachten had. Met een inademing kom je langs dezelfde route weer terug. Herhaal dit nog twee maal.

Breng de aandacht weer naar het punt op het voorhoofd. Stel je nu vanuit hetzelfde principe voor een grote boog te maken via de rechterknie over de grond zijwaarts naar de linkerknie en omhoog. De beweging van de uitademing plus de gedachte aan de te volgen route maken dat de beweging moeiteloos en vloeiend verloopt.

NB: Het is niet noodzakelijk om het einddoel van de uitgedachte beweging te bereiken. Het gaat om de beweging zoals die is. Door de concentratie op het doel zal er toch al veel meer ruimte ontstaan in de beleving van de oefening.

Visualisatie

Stel je voor dat je na een lange warme dag op een duintop zit. Kijk naar het strand dat inmiddels is verlaten. De zee is kalm, de golfjes spoelen traag op het strand en trekken zich weer terug in zee. De zon staat als een rode bol aan de horizon. De lucht, het water en het zand worden er door gekleurd in warme tinten. Als de zon is ondergegaan vervagen de kleuren. De natuur verstilt als het licht achter de horizon is verdwenen. Voel hoe deze stilte zich in het lichaam en denken weerspiegelt.

Tips voor het dagelijks leven

Zoek af en toe de ruimte op in de natuur; het strand, de hei of de wei. Merk dat je bewegingen en adem vanzelf ruimer worden.

Omdat hiervoor niet altijd gelegenheid is, kun je ook een heldere voorstelling maken van een landschap dat je ruimte biedt. Stel je voor dat je als een kind rent en speelt.

Als je met een probleem zit waarin je helemaal verstrikt bent geraakt, laat het er dan eerst zijn, zonder direct een oplossing te zoeken. Zo komt er voldoende ruimte om de verschillende aspecten van het probleem de revue te laten passeren.

Het is vaak moeilijk om aan iets nieuws te beginnen. Er is moed voor nodig om in beweging te komen. Je weet immers nooit hoe het afloopt. Als je je concentreert op de eerste stap blijft het overzichtelijk. Richt je aandacht daarna op elke nieuwe stap die je zet.

Zowel lichamelijk als geestelijk zijn er altijd activiteiten die onuitvoerbaar lijken. Je kunt nu gebruik maken van de grote beweeglijkheid van het denken. Door je een ‘onuitvoerbare’ beweging voor te stellen en helder in beeld te brengen, reageert je lichaam en zal er werkelijk effect van deze bedachte beweging optreden.

Een ander gevolg van het beweeglijke denken is dat het lichaam soms niet in staat is om een idee om te zetten in handelingen. Daardoor kan onrust en chaos in het denken ontstaan. Je kunt denken en doen op elkaar afstemmen door één gedachte uit te werken en in daden om te zetten.