Hoofdstuk 20

'Zou ze nog niet terug moeten zijn, Iza?' vroeg Creb. Hij had de hele middag onrustig de grot in- en uitgelopen. Iza knikte nerveus en keek niet op van de koude gekookte wildbout die ze in stukken sneed.
'Au!' riep ze plotseling, toen het scherpe lemmet dat ze gebruikte een diepe snee in haar vingers maakte. Creb keek op, al even verbaasd over het feit dat ze zich sneed als over haar spontane uitroep. Iza was zo handig met het stenen mes, hij kon zich niet herinneren wanneer ze zich voor het laatst had gesneden. Arme Iza, dacht Creb. Ik ben zelf zo ongerust dat ik er niet aan gedacht heb hoe zij zich wel moet voelen, berispte hij zichzelf. Geen wonder dat ze nerveus is, zij maakt zich ook zorgen, ik heb zoeven met Brun gepraat, Iza,' gebaarde Creb. 'Hij voelt er nu nog niet voor al naar haar te gaan zoeken. Niemand hoort te weten waar een vrouw haar . . . waar een vrouw een opdracht als deze uitvoert. Je weet hoeveel ongeluk het zou brengen als een man haar zag. Maar ze is zo zwak, ze zou wel ergens in de regen kunnen liggen. Jij zou haar wél kunnen gaan zoeken, Iza, jij bent een medicijnvrouw. Ze kan niet erg ver weggegaan zijn. Maak je geen zorgen over 't eten, ik kan wel wachten. Waarom ga je niet gauw even, dadelijk is het donker.' ik kan niet,' gebaarde Iza en stopte haar gekwetste vinger in haar mond terug.
'Wat bedoel je, je kunt niet?' Creb stond voor raadselen, ik kan haar niet vinden.'
'Hoe weetje nu dat je haar niet kunt vinden als je haar niet gaat zoeken?' De oude man was geheel in verwarring gebracht. Waarom wil Iza haar niet gaan zoeken? Nu ik erover nadenk, waarom is ze haar niet allang aan 't zoeken? Ik had verwacht dat ze het bos al aan het uitkammen zou zijn om Ayla te vinden. Ze is zo nerveus, er is iets mis. Iza, waarom wil je Ayla niet zoeken?' vroeg hij. "t Zou niets uitrichten, ik zou haar toch niet vinden.' 'Waarom niet?' hield hij aan.
Uit De ogen van de vrouw sprak grote gespannenheid. 'Ze heeft zich ergens verborgen,' bekende Iza. "Verborgen! Waar verbergt ze zich dan voor?' 'Voor iedereen. Voor Brun, voor jou, voor mij, voor de hele stam,' antwoordde ze.
Creb tastte volledig in het duister en Iza's raadselachtige antwoorden maakten de zaak alleen maar nog onbegrijpelijker, Iza, leg het me nu maar liever uit. Waarom verbergt Ayla zich voor de stam, of voor mij, of voor jou? Vooral, waarom voor jou? Ze heeft je nu toch nodig.'
'Ze wil de kleine houden, Creb,' gebaarde Iza, sprak toen vlug verder terwijl haar ogen hem smeekten het te begrijpen, ik zei haar dat het de plicht van de moeder was zich van een mismaakt kleintje te ontdoen, maar ze weigerde. Je weet hoe ze ernaar heeft verlangd. Ze zei dat ze hem mee zou nemen en hem verstoppen tot 't zijn naamdag was, zodat Brun hem dan wel zou moeten accepteren.' Creb staarde de vrouw aan, dadelijk de gevolgen van Ayla's eigenzinnige gedrag overziend. 'Ja, Brun zal gedwongen zijn haar zoon te accepteren, Iza, en dan zal hij haar vervloeken wegens opzettelijke ongehoorzaamheid en nu voor altijd. Weetje niet dat als een vrouw een man legen zijn wil tot iets dwingt, hij zijn gezicht verliest? Brun kan zich dat niet veroorloven, de mannen zouden geen respect meer voor hem hebben. Zelfs als hij haar vloekt, zal hij nog zijn gezicht verliezen, en deze zomer is de Stambijeenkomst. Denk je dat hij dan de mannen van de andere stammen onder ogen kan komen? De hele stam zal zijn gezicht verliezen,' gebaarde de magiër vertoornd. 'Hoe is ze in vredesnaam op het idee gekomen?'
liet kwam door een van Aba's verhalen, over de moeder die haar mismaakte baby boven in een boom legde,' antwoordde Iza. De  vrouw was buiten zichzelf van schrik. Waarom had ze niet heter nagedacht?
Oudevrouwenpraat,' gebaarde Creb vol ergernis. 'Aba zou toch beter moeten weten dan een jonge vrouw het hoofd op hol te brengen met zulke onzin.'
liet kwam niet alleen door Aba, Creb. Het kwam ook door jou'
Door mij! Wanneer heb ik haar ooit zulke verhaaltjes verteld?'
Je hoefde haar geen verhaaltjes te vertellen. Je bent mismaakt in horen, maar je mocht in leven blijven. Nu ben je Mog-ur.' Iza's uitspraak schokte de scheefgegroeide, eenarmige tovenaar tot in zijn botten. Hij kende de reeks gelukkige toevalligheden die tot zijn opname in de stam geleid hadden. De hoogstgeplaatste heilige man van de Stam was uitsluitend en alleen door geluk in leven gebleven. Zijn moeders moeder had hem eens gezegd dat het wel een wonder mocht heten. Probeerde Ayla vanwege hém voor haar zoon ook een wonder te bewerkstelligen? Dat zou nooit lukken. Ze zou Brun nooit kunnen dwingen haar zoon te accepteren. Dat moest geheel en al Bruns wens, Bruns beslissing zijn.
'En jij dan, Iza. Heb jij haar niet gezegd dat ze er verkeerd aan deed?'
ik heb haar gesmeekt niet te gaan. Ik heb gezegd dat ik de kleine wel weg zou brengen als zij het niet kon. Maar ze wilde me er daarna niet meer bij laten komen. Oh Creb, ze heeft zoveel doorstaan om hem te krijgen!'
'Dus liet je haar gaan, in de hoop dat haar plan zou lukken. Waarom heb je mij er niet van verteld, of Brun?' Iza schudde alleen het hoofd. Creb heeft gelijk, dacht ze, ik had het hem moeten vertellen. Nu zal ook Ayla sterven, niet alleen haar kleine.
'Waar is ze naar toe, Iza?' Crebs oog stond zo hard als steen, ik weet 't heus niet. Ze zei iets over een kleine grot,' antwoordde de vrouw terwijl alle hoop haar verliet. De tovenaar wendde zich bruusk af en hinkte naar De vuurplaats van de leider.

Het huilen van de baby deed Ayla tenslotte uit haar uitgeputte slaap ontwaken. Het was donker en de kleine grot was vochtig en kil zonder een vuur. Ze ging naar het achtergedeelte om te wateren en vertrok haar gezicht pijnlijk toen het warme ammoniakhoudende vocht langs haar rauwe, ingescheurde vlees stroomde. Ze rommelde in het donker in haar verzamelmand, op zoek naar een schone lap en een nieuw windsel voor de natte en vuile baby en ze dronk wat water; dan, haar bontvacht om hen tweeën instoppend, ging ze weer liggen om haar zoon te voeden. Toen ze opnieuw wakker werd, was de wand van de grot bespikkeld met door de verwarde hazelaartakken voor de ingang binnenstromend zonlicht. Ze at haar voedsel koud terwijl de baby dronk. Het voedsel en de lange rust hadden haar nieuwe kracht gegeven en ze zat met de baby in haar armen dromerig wat te peinzen. Ik zal wat hout moeten halen, dacht ze, en mijn eten zal ook niet al te lang meegaan, ik zal meer moeten zien te krijgen. De luzerne zal zo langzamerhand wel uitlopen; die is ook goed voor mijn bloed. En er zijn ook al nieuwe klaver en wikkescheuten en bollen. De bomen zitten vol vers sap; de onderbast is nu zoet, vooral van de ahorn. O nee, zo hoog groeien er geen ahornen, maar er staan berken en dennen. Laat eens zien, verse klis en klein hoef- blad en jonge paardebloemblaadjes, en varens, daarvan zullen De meeste nog wel opgerold zijn. Ik heb eraan gedacht mijn slinger mee te nemen er zijn hier massa's grondeekhoorns, en bevers, en konijnen.
Ayla zat idyllisch te dagdromen over de genoegens van het warmer wordende seizoen, maar toen ze opstond, voelde ze een golf bloed wegstromen en werd ze door een nieuwe duizeling bevangen. Haar benen waren overdekt met aangekoekt gedroogd bloed dat ook haar voetomhulsels en haar omslagen bevlekt had; de aanblik bracht haar tot de werkelijkheid terug en tot het besef van haar wanhopige situatie.
Toen de duizeligheid over was, besloot ze zich eerst te gaan wassen en dan wat hout te halen, maar ze wist niet wat ze met de baby moest doen. Ze aarzelde tussen hem meenemen of hem laten slapen waar hij lag. Vrouwen van de Stam lieten baby's nooit zonder toezicht achter, ze bevonden zich altijd onder het wakend oog van een of andere vrouw. Maar ze moest zich gaan reinigen en meer water halen en zonder het kind kon ze meer hout dragen.
ze gluurde door de kale takken van de struiken om zich ervan te overtuigen dat er niemand in de buurt was, duwde dan de twijgen opzij en verliet de grot. De grond was drassig en dicht bij de beek was het één glibberige modderpoel. In beschaduwde hoekjes lagen nog plekjes sneeuw. Rillend in de frisse wind die uit het oosten woei en nog meer regenwolken voor zich uit dreef, kleedde Ayla zich uit, stapte in de koude beek om zich af te spoelen en sponsde daarna haar omslagen af. Het klamme vochtige leer bood haar niet veel warmte toen ze ze weer omdeed, ze liep naar het bos aan de rand van de bergwei en trok aan enkele verdroogde takken onderaan een denneboom. Een hevige duizeling beving haar, haar knieën knikten en ze moest zich aan i en boom vastgrijpen om niet te vallen. Haar hoofd bonsde en ze slikte heftig om niet over te geven toen haar zwakte haar overspoelde. Ze liet alle gedachten aan jagen of voedsel verzamelen varen. De uitputtende zwangerschap, de zware bevalling en de gruwelijke klimtocht hadden alle hun tol geëist ze was aan het einde van haar krachten.
I »> baby huilde toen ze bij de grot terugkwam. Het was er koel en vochtig en hij miste haar warme nabijheid. Ze nam hem op en hield hem tegen zich aan, herinnerde zich dan dat ze de waterzak bij de beek had laten liggen. Ze móest water hebben. Ze legde haar zoon neer en sleepte zich weer de grot uit. Het begon juist te regenen. Toen ze terugkwam, zonk ze uitgeput op haar bed neer en trok de vochtige zware bontvacht over hen beiden heen. Ze was te moe om zich de in haar onderbewustzijn priemende angst geheel bewust te worden voor ze door de slaap werd overmand.

'Heb ik jullie niet gezegd dat ze brutaal is, en eigenzinnig?' gebaarde Broud zelfvoldaan. 'Geloofde iemand me? Nee. Iedereen koos haar partij, voerde verontschuldigingen aan, gaf haar haar zin, stond haar zelfs toe te jagen, 't Kan me niet schelen hoe sterk haar totem is, vrouwen gaan nu eenmaal niet op jacht. Het had niks met de Holeleeuw te maken, 't was gewoon eigenzinnigheid. Zie je nu wat er gebeurt als je te soepel bent? Nu denkt ze dat ze haar mismaakte zoon de stam in kan manoeuvreren. Deze keer kan niemand verontschuldigingen voor haar gedrag aanvoeren. Ze is met opzet ongehoorzaam geweest aan de gebruiken van de Stam. Daarvoor bestaat geen pardon.' Eindelijk had Broud het gelijk aan zijn kant en hij genoot ervan dat hij nu kon zeggen: 'Heb ik 't jullie niet gezegd?' Hij draafde er zo innig vergenoegd over door dat het de leider onaangenaam aandeed. Brun verloor niet graag zijn gezicht en de zoon van zijn gezellin maakte het er niet gemakkelijker op. 'Je bent nu wel duidelijk genoeg geweest, Broud,' wenkte hij. "t Is niet nodig er zo over door te blijven zeuren. Ik zal heus wel met haar afrekenen wanneer ze terugkomt. Geen enkele vrouw heeft ooit ongestraft geprobeerd me ergens toe te dwingen en dat zal nu ook niet lukken.'
'Als we morgenochtend weer op pad gaan,' zei Brun, terugkerend tot de reden waarom hij de vergadering bijeengeroepen had, 'denk ik dat we moeten zoeken op plaatsen waar we zelden komen. Iza zei dat Ayla een kleine grot wist. Heeft iemand ooit ergens in de omgeving een kleine grot gezien? 't Kan niet te ver weg zijn, ze was te zwak om erg ver te komen. We kunnen de steppen en het bos wel vergeten en moeten daar zoeken waar we een kans hebben grotten te vinden. Met deze regen zal haar spoor wel weggespoeld zijn, maar er zou nog ergens een voetafdruk kunnen staan. Hoeveel moeite 't ook kost, ik wil dat ze gevonden wordt.'
Iza wachtte nerveus tot Bruns bijeenkomst was afgelopen. Ze had voldoende moed bijeen proberen te rapen om hem te benaderen en besloot dat het ogenblik nu was gekomen. Toen ze de mannen uiteen zag gaan, liep ze met gebogen hoofd naar zijn vuurplaats en ging voor hem op de grond zitten.
'Wat wil je, Iza?' vroeg Brun, nadat hij haar op de schouder
getikt had.
'Deze onwaardige vrouw zou tot de leider willen spreken,' begon Iza.
'Je mag spreken.'
'Deze vrouw heeft er verkeerd aan gedaan niet naar de leider toe te gaan toen zij vernam wat de jonge vrouw van plan was.' Iza vergat de formele spreektrant te handhaven toen haar emoties haar de baas werden: 'Maar Brun, ze wilde zo graag een kleine. Niemand had gedacht dat ze ooit leven zou ontvangen, zijzelf wel het minst. Hoe kon de Geest van de Holeleeuw ook overwonnen worden? Ze was zo gelukkig. En hoewel ze erg heeft geleden, heeft ze nooit geklaagd. Ze is bijna gestorven bij de bevalling, Brun. Alleen de gedachte dat haar kind zou sterven, heeft haar op 't laatst nog genoeg kracht gegeven. En daarna kon ze 't niet opbrengen hem af te staan, al was hij mismaakt. Ze was er zeker van dat het de enige kleine was die ze ooit zou krijgen. Ze was buiten zichzelf van de schok en de pijn, ze kon niet goed nadenken. Ik weet dat ik niet 't recht heb dit te vragen, Brun, maar ik smeek je haar te laten leven.'
'Waarom ben je toch niet eerder naar me toegekomen, Iza? Als je denkt dat smeken om haar leven nu nut zou kunnen hebben, waarom ben je dan tóen niet naar me toegekomen? Ben ik zo hard tegen haar geweest? Ik ben niet blind voor haar lijden geweest. Een man kan zijn ogen afwenden om niet in andermans vuurplaats te kijken, maar zijn oren kan hij niet sluiten. Er is niemand in deze hele stam die niet weet hoeveel pijn Ayla heeft doorstaan om haar zoon te baren. Denk je dat ik zo hardvochtig ben, Iza? Als je naar me toe was gekomen, me verteld had van haar gevoelens, van haar plannen, denk je dan dat ik niet overwogen zou hebben de kleine in leven te laten? Dan had ik haar dreigement om weg te lopen en zich te verbergen als de waanideeën van een buiten zichzelf verkerende vrouw kunnen zien. Ik zou het kind bekeken hebben. Zelfs zonder de tussenkomst van een metgezel zou ik, als de misvorming niet té erg was, hebben kunnen toestaan dat het bleef leven. Maar je hebt me geen kans gegeven. Je ging er vanuit dat je wist wat ik zou doen. Dat is niets voor jou, Iza.
Ik heb nog nooit meegemaakt dat je tekortschoot in plichtsbetrachting. Je bent altijd een voorbeeld voor de andere vrouwen geweest. Ik kan je gedrag alleen op rekening van je ziekte schuiven. Ik weet hoe ziek je bent, hoewel je probeert het te verbergen. Ik heb je wensen gerespecteerd en er niet over gesproken, maar vorige herfst was ik er zeker van dat je gereed was de wereld der geesten binnen te gaan. Ik wist ook heel goed dat Ayla dacht dat dit haar enige kans was om een kleine te krijgen. Ik denk ook wel dat ze daar gelijk in heeft. Toch zag ik haar elke gedachte aan zichzelf opzijschuiven toen jij ziek was, Iza, en ze heeft je erdoorheen gesleept. Ik weet niet hoe 't haar gelukt is. Misschien kwam het ook doordat Mog-ur de geesten die wilden dat je je bij hen zou voegen ompraatte en hen overhaalde om je nog wat te laten blijven, maar het kwam zeker niet alleen door Mog-ur. Ik was ook al bereid zijn verzoek in te willigen en haar toe te staan officieel medicijnvrouw te worden. Ik was evenveel respect voor haar gaan voelen als ik eens voor jou voelde. Ze is een bewonderenswaardige vrouw geweest, een model van plichtsgetrouwe gehoorzaamheid, ondanks de zoon van mijn gezellin. Ja, Iza, ik ben mij zeer goed bewust geweest hoe hard Broud tegen haar optrad. Zelfs die ene misstap van haar, aan het begin van de vorige zomer, was op de een of andere manier door hem uitgelokt, al begrijp ik niet helemaal hoe. Het is onwaardig van hem zich zo vijandig tegen een vrouw op te stellen: Broud is een zeer dappere en sterke jager en heeft geen enkele reden zich door een vrouw in zijn mannelijkheid bedreigd te voelen. Maar misschien heeft hij inderdaad iets gezien dat mij is ontgaan. Misschien heeft hij gelijk en ben ik blind geweest voor haar gebreken. Iza, als je eerder naar me was gekomen, zou ik je verzoek misschien hebben overwogen en had ik haar zoon misschien in leven kunnen houden. Nu is het te laat. Wanneer ze op de naamdag van haar kind terugkeert, zullen zowel Ayla als haar zoon sterven.'

De volgende dag probeerde Ayla een vuur aan te leggen. Er waren nog enkele droge takjes over van haar vorig verblijf. Ze draaide er een tussen haar handpalmen tegen een ander stuk hout, maar ze had niet genoeg kracht om de langdurige inspanning op te brengen die ervoor nodig was om het aan het smeulen te krijgen, en dat was maar gelukkig ook. Droeg en Crug vonden hun weg naar de bergwei terwijl zij en de baby sliepen. Ze zouden een vuur of de restanten ervan geroken hebben. Ze liepen toch al zo dicht langs de grot dat als de baby in zijn slaap een kreetje had geslaakt, ze hem gehoord zouden hebben. Maar de toegang tot het kleine gat in de rotswand werd door het dichte oude hazelbosje zo goed gecamoufleerd dat ze het niet opmerkten.
Maar het fortuin was haar ook daarna goed gezind. De lenteregens die gestaag uit een loodkleurige hemel omlaag vielen en de oevers van het beekje in een modderpoel en de wei in een zompig moeras hadden veranderd en haar een sombere stemming bezorgden, hadden ook al haar sporen weggespoeld. De jagers waren zo geoefend in het spoorzoeken dat ze de voetafdrukken van elk lid van de stam kenden en hun scherpe ogen zouden onmiddellijk afgebroken scheuten of omgewoelde aarde van opgegraven bollen of wortels hebben gezien als ze voedsel verzameld had. Het feit dat ze zo zwak was, behoedde haar nu juist voor ontdekking.
Toen Ayla later uitging en de voetsporen van de mannen in de modder bij de beek zag, waar ze even waren blijven staan om wat ie drinken, stond haar hart bijna stil. Het maakte haar bang om nog naar buiten te gaan. Ze schrok op bij iedere windstoot die de struiken voor haar grot deed bewegen en spande zich in om geluiden op te vangen die ze zich maar verbeeldde gehoord te hebben.
Het eten dat ze meegebracht had, was bijna op. Ze doorzocht de manden voor voedselopslag die ze had gemaakt tijdens haar lange, eenzame verblijf daar toen ze tijdelijk met de dood was gevloekt. Ze vond alleen wat geheel verrotte, gedroogde noten en de uitwerpselen van kleine knaagdieren, wat bewees dat haar voorraad allang gevonden en opgegeten was. En ze vond de bedorven en verdroogde restanten van het voedsel dat Iza haar gebracht had toen ze de grot tijdens haar vrouwenvloek als onderkomen had gebruikt volkomen oneetbaar.
Toen herinnerde ze zich de stenen bewaarplaats met gedroogd hertevlees achterin de grot, van het hert dat ze voor een warme omslag gedood had. Ayla vond het bergje stenen en haalde het weg. Het vlees in de opslagplaats was onaangeroerd, maar haar opluchting duurde niet lang. De takken voor de ingang van de grot bewogen, en Ayla's hart sloeg over. Oeba!' gebaarde ze in geschokte verbazing, toen het meisje de grot binnentrad. 'Hoe heb je me kunnen vinden?'
k heb je de dag dat je wegging gevolgd. Ik was zo bang dat je wat zou overkomen. Ik heb wat eten voor je meegebracht en wat thee om je melk op gang te brengen. Moeder heeft 't klaargemaakt.'VS u i Iza waar ik ben?' 'Nee, maar ze weet dat ik 't weet. Ik denk dat ze het niet wil weten omdat ze het dan tegen Brun zou moeten zeggen. Oh, Ayla, Brun is zó kwaad op je. De mannen hebben elke dag naar je gezocht.'
'Ik heb hun voetafdrukken bij de bron gezien, maar ze hebben de grot niet ontdekt.'
'Broud loopt op te scheppen dat hij altijd al geweten heeft hoe slecht je was. Ik heb Creb nauwelijks meer gezien sinds je wegging. Hij zit de hele dag op de plek van de geesten, en moeder is zó van streek. Ze wil dat ik je zeg dat je niet terug moet komen,' zei Oeba, haar ogen groot van angst om de jonge vrouw. 'Als ze niet met je over mij gesproken heeft, hoe kon Iza je dan een boodschap voor me meegeven?' vroeg Ayla. 'Gisteravond en vanmorgen ook heeft ze extra gekookt. Niet té veel ik denk dat ze bang was dat Creb zou raden dat 't voor jou was maar ze heeft haar eigen portie niet opgegeten. Later maakte ze de thee, en toen begon ze te jammeren en in zichzelf te praten alsof ze om jou treurde ze treurt al de hele tijd sinds je wegging om je maar ze keek steeds strak naar mij. Ze bleef maar zeggen: 'Als iemand Ayla toch maar kon zeggen dat ze niet terug moet komen. Mijn arm kind, mijn arme dochter, ze heeft geen eten, ze is zwak. Ze moet melk maken voor haar kleintje,' en dat soort dingen. Toen ging ze van de vuurplaats weg. Deze waterzak stond vlak naast de thee en het eten was helemaal ingepakt.
Ze moet gezien hebben dat ik achter je aanging,' vervolgde Oeba. 'Ik vroeg me al af waarom ze me geen standje gaf dat ik zo lang was weggebleven. Brun en Creb zijn allebei boos op haar omdat ze hen niet verteld heeft dat je je ging verstoppen. Als ze wisten dat ze vermoedde hoe ze je zouden kunnen vinden en het toch niet zei, zouden ze haar ik weet niet wat doen. Maar niemand heeft mij wat gevraagd. Niemand let toch ooit erg op kinderen, en vooral niet op meisjes. Ayla, ik weet dat ik Creb zou moeten vertellen waar je bent, maar ik wil niet dat Brun je vervloekt, ik wil niet dat je doodgaat.'
Ayla kon haar hart in haar oren voelen bonzen. Wat heb ik gedaan? Ze had niet beseft hoe zwak ze was en hoe moeilijk het zou zijn in haar eentje en met een kleine baby te overleven toen ze dreigde dat ze de stam zou verlaten. Ze had erop gerekend op de naamdag van haar zoon terug te kunnen gaan. Wat moet ik nu doen? Ze nam haar baby op en klemde hem dicht tegen zich aan. Maar ik kon jou toch niet laten doodgaan?
Oeba keek vol medelijden naar de jonge moeder die haar aanwezigheid leek te zijn vergeten. 'Ayla,' zei ze voorzichtig, 'mag ik hem misschien zien? Ik heb helemaal geen kans gekregen je kleine te bekijken.'
'Oh, Oeba, natuurlijk mag je hem zien,' gebaarde Ayla, beschaamd dat ze het meisje genegeerd had nadat ze dat hele eind was komen lopen om Iza's boodschap over te brengen. Zij zou er ook moeilijkheden door kunnen krijgen. Als iemand ooit ontdekte dat Oeba wist waar Ayla was en het aan niemand had verteld, zou ze zwaar gestraft worden. Het zou haar leven kunnen ruïneren.
'Wil je hem soms even vasthouden?' 'Oh, mag dat?'
Ayla legde de baby in haar schoot. Oeba begon zijn windsels los te maken, keek dan vragend even naar Ayla. De jonge moeder knikte.
'Hij ziet er niet zo erg mismaakt uit, Ayla. Hij is niet mank, zoals Creb. Hij is wat mager, maar 't is eigenlijk vooral zijn hoofd dat er wat anders uitziet. Maar niet zo anders dan jij. Jij lijkt op niemand in de stam.'
'Dat komt omdat ik niet bij de Stam geboren ben. Iza heeft me gevonden toen ik nog een klein meisje was. Ze zegt dat ik bij de Anderen ben geboren. Maar nu hoor ik tot de Stam,' zei Ayla trots; dan gleed er een droevige trek over haar gezicht. 'Maar niet lang meer.'
'Mis je je moeder nooit?' vroeg het meisje. 'Je echte moeder bedoel ik, niet Iza?'
'Ik herinner me geen andere moeder dan Iza. Ik herinner me niets van vóór ik bij de stam kwam.' Plotseling verbleekte ze. 'Oeba, waar moet ik heen als ik niet terug kan? Bij wie moet ik wonen? Ik zal Iza nooit weerzien en Creb ook niet. Dit is de laatste keer dat ik jou nog zie. Maar ik wist niet wat ik anders moest doen. Ik kon mijn kleintje toch niet laten sterven.' 'Ik weet het niet, Ayla. Moeder zegt dat Brun zijn gezicht zal verliezen als je hem dwingt je zoon te accepteren, daarom is hij zo kwaad. Ze zegt dat als een vrouw een man ergens toe dwingt, de andere mannen geen respect meer voor hem zullen hebben, zelfs al vervloekt hij je daarna, dan zal hij nog zijn gezicht verliezen, alleen omdat je hem gedwongen hebt iets tegen zijn wil te doen. Ik wil niet dat je weggaat, Ayla, maar als je terugkomt zul je sterven.'De jonge vrouw keek naar het terneergeslagen gezichtje van het meisje, niet beseffend dat op haar eigen door tranen besmeurde gezicht eenzelfde uitdrukking lag. Ze strekten tegelijk hun armen naar elkaar uit.
'Je kunt nu maar beter gaan, Oeba, voor je moeilijkheden krijgt,' zei Ayla. Het meisje gaf de baby aan zijn moeder terug en stond op om weg te gaan. 'Oeba,' riep Ayla, toen het meisje de takken opzij begon te duwen. 'Ik ben blij dat je me bent komen opzoeken, zodat ik nog even met je heb kunnen praten. En zeg Iza . . . zeg mijn moeder dat ik van haar houd.' Weer stroomden de tranen. 'En zeg 't ook tegen Creb.'
'Ja, goed Ayla.' Het meisje talmde nog even. 'Ik ga nu,' zei ze toen en verliet snel de grot.
Na Oeba's vertrek pakte Ayla het voedsel dat ze had meegebracht uit. Het was niet veel, maar met het gedroogde hertevlees zou ze er een paar dagen mee kunnen doen; maar wat dan? Ze kon niet denken, haar gedachten tuimelden dooreen in een verwarde maalstroom die haar naar een diep gat van zwarte wanhoop zoog. Haar plan had averechts gewerkt. Niet alleen het leven van haar baby maar ook dat van haarzelf was nu in gevaar. Ze at zonder te proeven en dronk wat thee, strekte zich dan weer met haar kleine uit en gleed weg in de vergetelheid van de slaap. Haar lichaam stelde zijn eigen eisen, het moest rust hebben. Het was nacht toen ze weer wakker werd en de rest van de koude thee opdronk. Ze besloot nog wat noten te gaan halen terwijl het nog donker was en ze geen kans liep door zoekende mannen te worden gezien. Ze tastte in het duister naar de waterzak en verloor in een ogenblik van paniek haar gevoel voor richting in de volslagen duisternis in de grot. De takken voor de uitgang die luguber afstaken tegen een iets minder diep duister buiten, wezen haar weer de goede richting en ze kroop snel naar buiten.
Een halve maan die met de voortjagende wolken krijgertje speelde, straalde maar weinig licht uit, maar haar ogen, de pupillen maximaal vergroot door het duister in de grot, konden in hel zwakke schijnsel vaag spookachtige bomen onderscheiden. Het fluisterend water van de bron dat in een miniatuurwatervalletje over de stenen kabbelde, weerkaatste het glanzend zilver. Ayla was nog steeds zwak, maar ze werd niet meer duizelig als ze opstond en het lopen ging gemakkelijker. Het waren geen mannen van de stam die haar zagen toen ze zich onder de allesverbergende mantel van de duisternis over de bron boog, maar andere ogen, beter aan het zien bij maanlicht gewend, sloegen haar gade. 's Nachts rondsluipende roofdieren en hun bij nacht voedsel zoekende prooi dronken beiden bij dezelfde bron als zij. Zo kwetsbaar als nu, was Ayla niet meer geweest sinds ze als een naakt vijfjarig kind alleen had rondgezworven niet zozeer omdat ze zo zwak was, maar omdat ze niet in termen van overleven dacht. Ze was niet op haar hoede; haar gedachten waren volledig naar binnen gericht. Ze zou een gemakkelijke prooi zijn geweest voor ieder roofdier dat door de zware geuren om haar heen was aangetrokken. Maar Ayla had haar aanwezigheid vroeger al duidelijk kenbaar gemaakt. Snelle stenen hadden hun niet altijd dodelijke, maar wel pijnlijke sporen achtergelaten. Vleeseters tot wiens territorium de grot behoorde, meden de plek over het algemeen. Het verschafte haar wat ruimte, een bepaalde veiligheidsmarge; een reserve aan geborgenheid, waar ze nu zwaar uit putte.

'Er moet toch érgens een spoor van haar zijn,' gebaarde Brun boos. 'Als ze voedsel heeft meegenomen, kan ze daar niet eeuwig mee toe; ze móet binnenkort uit haar schuilplaats komen. Ik wil dat elk terrein dat jullie doorzocht hebben, opnieuw wordt doorzocht. Als ze dood is, wil ik dat weten. Dan zou een of andere aaseter haar gevonden hebben en daar zouden sporen van moeien zijn. Ik wil dat ze vóór de naamdag gevonden wordt. Ik ga niet naar welke Stambijeenkomst dan ook voor we haar gevonden hebben.''Nu gaat ze ons ook nog beletten naar de Stambijeenkomst te gaan,' sneerde Broud. 'Waarom is ze om te beginnen eigenlijk ooit in de stam opgenomen? Ze behoort niet eens tot de Stam. Als ik leider was geweest, zou ik Iza niet hebben toegestaan haar Ie houden; ik zou Iza niet eens hebben toegestaan haar op te i apen. Waarom heeft niemand anders haar kunnen zien zoals ze was? Dit is niet de eerste keer dat ze ongehoorzaam is, weetje. A' heeft altijd de gebruiken van de Stam getart en is er altijd goed afgekomen. Heeft iemand haar ooit belet er steeds alleen op uit te gaan, wat geen rechtgeaarde vrouw van de Stam ooit in haar hoofd zou halen? Geen wonder dat ze ons bespiedde toen wc aan het oefenen waren. En wat gebeurde er toen ze op het gebruik van een slinger werd betrapt? Ze werd tijdelijk gevloekt, en toen ze terugkwam, mocht ze op jacht gaan. Stel je voor, een vrouw van de Stam die op jacht gaat. Weten jullie wel wat de andere stammen daar van zouden denken? 't Verbaast me niets dat we niet naar de Stambijeenkomst gaan. Is het zo verwonderlijk dat ze denkt ons haar zoon te kunnen opdringen?'
'Broud, dat hebben we allemaal al eens eerder gehoord,' gebaarde Brun vermoeid. 'Haar ongehoorzaamheid zal niet ongestraft blijven, dat beloof ik je.'
Brouds voortdurende gehamer op hetzelfde onderwerp was niet alleen een beproeving voor Bruns zenuwen, het bleef ook niet zonder effect. De leider begon aan zijn eigen oordeel te twijfelen, een oordeel dat had moeten berusten op trouw aan lange tradities en gebruiken die weinig ruimte voor afwijkingen lieten. Toch had Ayla, zoals Broud niet ophield hem onder de neus te wrijven, ongestraft een reeks langzaam steeds ernstiger wordende overtredingen kunnen begaan die inderdaad tot deze onvergeeflijke en opzettelijke daad van ongehoorzaamheid scheen te voeren. Hij was te grootmoedig geweest voor de vreemdelinge, die niet geboren was met het natuurlijk gevoel van de Stamleden voor wat volgens hun zeden juist was, hij was te toegeeflijk geweest. Ze had er misbruik van gemaakt. Broud had gelijk, hij had strenger moeten zijn, hij had haar moeten dwingen zich aan te passen, misschien had hij de medicijnvrouw inderdaad nooit moeten toestaan haar op te rapen, maar móést de zoon van zijn gezellin er steeds over blijven doordraven? Brouds voortdurend doorzeuren over het onderwerp had ook op de andere jagers een zeker effect. De meesten van hen waren er al bijna van overtuigd dat Ayla hen op een of andere manier met een rookgordijn van misleidende braafheid had verblind en dat alleen Broud haar had doorzien. Wanneer Brun er niet bij was, uitte de jonge man verdachtmakingen jegens de leider en liet doorschemeren dat hij te oud was om de stam nog goed te kunnen leiden. Bruns gezichtsverlies was een zeer zware slag voor zijn zelfvertrouwen; hij voelde het respect van de mannen slinken en hij kon het niet opbrengen onder zulke omstandigheden een Stambijeenkomst onder ogen te komen.

Ayla bleef in de grot en ging alleen naar buiten om water te halen. Dik in bontvachten ingepakt, had ze het zelfs zonder een vuur warm genoeg. Het voedsel dat Oeba haar had gebracht en de vergeten voorraad hertevlees, die droog als leer en moeilijk te kauwen was, maar door de honger best smaakte, maakten voedsel verzamelen of jagen overbodig. En dat gaf haar de rust die ze zo nodig had. Niet langer verzwakt door de eisen van een groeiende en niet geheel normale foetus begon haar gezonde jonge lichaam, dat door de jaren van zware lichamelijke inspanning gehard was, zich te herstellen. Ze hoefde niet meer zoveel te slapen, maar dat was in bepaalde opzichten nauwelijks een vooruitgang. Zorgelijke gedachten drukten zwaar op haar. Als ze sliep, was ze tenminste van haar spanningen bevrijd. Ayla zat bij de ingang van de grot met haar slapende zoontje in haar armen. Een uit zijn mondhoek sijpelende, witte waterige vloeistof, die ook uit haar andere door zijn drinken gestimuleerde borst drupte, bewees dat haar melk op gang was gekomen. De nu en dan achter snel voorbij jagende wolken schuilgaande middagzon verwarmde het plekje bij de ingang met zijn spikkels van licht.
Ze keek naar haar zoon, zag hoe zijn regelmatige ademhaling af en toe onderbroken werd door vlugge oogbewegingen en kleine stuiptrekkingen die hem even zuigbewegingen met zijn mondje deden maken voor hij zich weer ontspande. Ze bekeek hem wat nauwkeuriger en draaide zijn hoofdje opzij om zijn profiel te zien.
Oeba zei dat je er niet zo erg mismaakt uitziet, dacht Ayla en dat vind ik eigenlijk ook. Alleen een beetje anders. Dat zei Oeba ook. Je ziet er anders uit, maar niet zo anders als ik. Ayla herinnerde zich plotseling haar spiegelbeeld in de stille vijver. Niet zo anders als ik!Opnieuw bekeek ze haar zoon, terwijl ze probeerde zich haar spiegelbeeld helder voor de geest te halen. Mijn voorhoofd bolt ook zo, dacht ze, terwijl ze er met haar hand aan voelde. En dat bot onder zijn mond, dat heb ik ook. Maar hij heeft dikke wenkbrauwbogen en die heb ik niet. Mensen van de Stam hebben zware wenkbrauwbogen. Als ik anders ben, waarom zou mijn kind dan niet anders zijn? Hij zou toch op mij moeten lijken, niet? Dat doet hij ook wel, maar hij lijkt ook een beetje op de kleintjes van de Stam. Hij lijkt op allebei. Ik ben niet bij de Stam geboren, maar mijn kleine wel; hij lijkt alleen zowel op mij als op de mensen van de Stam, alsof we door elkaar gemengd zijn. Ik denk dat je helemaal niet mismaakt bent, mijn zoon. Als je uit mij én bij de Stam geboren bent, moet je ook wel op allebei lijken. Als de geesten gemengd zijn, zou jij er dan ook niet gemengd moeten uitzien? En zo zie je er uit, zo moet je er ook uitzien. Maar wiens totem heeft je doen beginnen? Welke het ook is geweest, hij moet hulp gehad hebben. Geen van de mannen heeft een sterkere totem dan ik, behalve Creb. Heeft de Holebeer jou doen beginnen, m'n kleintje? Ik woon bij Crebs vuur. Nee, dat zou niet kunnen. Creb zegt dat Ursus nooit toestaat dat een vrouw zijn geest inslikt, Ursus kiest altijd zelf. Wel, als het Creb niet is geweest, met wie ben ik dan in nauw contact geweest?
Plotseling kreeg Ayla een visioen van Broud die op haar afkwam. Nee! Ze schudde het hoofd, de gedachte heftig afwijzend. Niet Broud. Die heeft mijn kleine niet doen beginnen. Ze rilde van afkeer bij de gedachte aan de toekomstige leider en de manier waarop hij haar gedwongen had zich aan zijn wensen te onderwerpen. Ik haat hem! Ik walgde van hem, iedere keer dat hij me benaderde. Ik ben zo blij dat hij me niet meer lastig valt. Ik hoop dat hij zich nooit, nooit meer met mij wil verlichten. Hoe kan Oga het toch verdragen? Hoe kan welke vrouw dan ook het verdragen? Waarom hebben mannen zulke behoeftes? Waarom zou een man zijn orgaan in de plek willen doen waar kleintjes vandaan komen? Die plek zou alleen voor kleintjes moeten zijn, niet voor mannenorganen waar hij helemaal plakkerig van wordt. Mannenorganen hebben niks met kleintjes te maken, dacht ze verontwaardigd.
Het ongerijmde van de zinloze activiteit bleef in haar achterhoofd hangen, dan bood zich een vreemde gedachte aan. Of wel? Zou het orgaan van een man wél iets met kleintjes te maken kunnen hebben? Alleen vrouwen krijgen kleintjes, maar ze kunnen zowel jongens als meisjes krijgen, peinsde ze. Ik vraag me af, als een man zijn orgaan in de plek doet waar kleintjes vandaan komen, zou hij dan een kleintje kunnen laten beginnen? Als het nu eens niet de geest van zijn totem is, maar zijn orgaan dat de kleine laat beginnen? Zou dat niet betekenen dat de kleine ook van hem is? Misschien hebben mannen daarom die behoefte, omdat ze een kleine willen laten beginnen. Misschien vinden vrouwen het daarom ook prettig. Ik heb nog nooit een vrouw een geest in zien slikken, maar ik heb dikwijls een man zijn orgaan in een vrouw zien doen. Niemand had ooit gedacht dat ik een kleine zou krijgen, mijn totem is te sterk, maar ik heb toch een kleintje gekregen en hij begon ongeveer in dezelfde tijd dat Broud zich met mij verlichtte. Nee! Dat kan niet! Dat zou betekenen dat mijn kleine ook Brouds kleine is, dacht Ayla vol afschuw. Creb heeft gelijk. Hij heeft altijd gelijk. Ik heb een geest ingeslikt die met mijn totem gevochten heeft en hem verslagen, misschien wel meer dan één, misschien wel allemaal. Ze drukte haar kind heftig tegen zich aan, als om hem voor haarzelf te behouden. Je bent mijn kleine, niet die Broud. Het was zelfs niet Brouds totemgeest. Het kind schrok van haar plotselinge beweging en begon te huilen. Ze wiegde hem zachtjes tot hij kalmeerde. Misschien wist mijn totem hoe graag ik een kleine wilde en liet hij zich door de andere verslaan. Maar waarom zou mijn totem me een kleine laten krijgen als hij wist dat hij zou moeten sterven? Een kleintje dat voor een deel van mij en voor een deel van de Stam is, zal er altijd anders uitzien; ze zullen altijd zeggen dat mijn kleintjes mismaakt zijn. Zelfs als ik een metgezel had, zouden mijn kleintjes er niet helemaal juist uitzien. Ik zal er nooit een kunnen houden; ze zullen allemaal moeten sterven. Wat maakt het uit, ik ga toch sterven. We gaan beiden sterven, mijn zoon.
Ayla "hield haar baby dicht tegen zich aan en wiegde hem, zachtjes zingend terwijl de tranen haar ongemerkt over de wangen liepen. Wat moet ik toch doen, mijn kleintje? Wat moet ik toch doen? Als ik op je naamdag terugga, zal Brun me vervloeken. Iza zei dat ik niet terug moest komen, maar waar kan ik heen? Ik ben nog niet sterk genoeg om op jacht te gaan en zelfs als ik dat wel was, wat zou ik dan met jou aan moeten? Ik zou je niet mee kunnen nemen; ik zou niet met een kind bij me kunnen jagen. Je zou kunnen huilen en de dieren verjagen, maar ik zou je ook niet alleen achter kunnen laten. Misschien zou ik niet hoeven jagen, ik zou ook voedsel kunnen verzamelen. Maar we hebben ook andere dingen nodig omslagen en bontvellen en mantels en voetomhulsels.
En waar zou ik een grot vinden om in te wonen? Hier kan ik niet blijven; in de winter is er te veel sneeuw en 't is te dicht bij de grot; vroeg of laat zouden ze me vinden. Ik zou weg kunnen gaan, maar misschien geen grot vinden en dan zouden de mannen me opsporen en me terugbrengen. Zelfs als ik ontkwam en een grot vond en genoeg voedsel opsloeg om me door de volgende winter heen te helpen en zelfs een beetje kon jagen, zouden we nog •.leeds alleen met z'n tweeën zijn. Je hebt meer mensen nodig dan alleen mij. Met wie zou je moeten spelen? Wie zou je leren jagen? En als mij eens iets overkwam? Wie zou er dan voor je zorgen? Je zou helemaal alleen zijn, net als ik voor Iza me vond. Ik wil niet dat je alleen blijft; en ik wil ook niet alleen zijn. Ik wil naar huis, snikte Ayla met haar hoofd in de windsels van haar kindje. Ik wil Oeba terugzien, en Creb. Ik wil naar mijn moeder. Maar ik kan niet naar huis. Brun is woedend op me. Ik heb hem zijn gezicht laten verliezen en hij gaat me vervloeken. Ik wist niet dat hij er zijn gezicht door zou verliezen, ik wilde jou alleen niet laten doodgaan. Brun is niet zo kwaad; ik mocht van hem jagen. Als ik nu eens niet meer probeerde hem te dwingen jou te accepteren? Als ik hem nu eens alleen smeekte je in leven te laten? Als ik nu terugging, zou hij geen gezichtsverlies lijden; er is nog tijd over, er zijn nog twee vingers over voor het je naamdag is. Misschien zou hij dan niet zo boos zijn.
En als hij dat nu eens wél is? Als hij nu eens nee zegt? Als ze me jou nu eens afnemen? Ik zou niet meer willen leven als ze je wegbrachten. Als jij moet doodgaan, wil ik ook dood. Als ik terugga en Brun zegt dat je moet sterven, zal ik hem smeken mij te vervloeken. Dan zal ik ook sterven. Ik laatje niet alleen naar de wereld der geesten teruggaan, mijn kleintje; ik beloof je dat als je er heen moet ik met je mee zal gaan. Ik ga nu meteen terug en dan zal ik Brun smeken me jou te laten houden. Wat moet ik anders?
Ayla begon allerlei dingen in haar verzamelmand te gooien. Ze wikkelde de baby in de draagmantel en hen beiden in haar bontomslag en duwde de takken uit elkaar die de kleine grot verborgen. Toen ze naar buiten kroop, viel haar blik op iets dat in de zon lag te schitteren. Voor haar voeten lag een glanzende grijze steen. Ze raapte hem op. Het was niet zomaar één steen, maar drie kleine brokjes pyriet die aan elkaar vastzaten. Ze draaide hem in haar hand rond en zag het schertsgoud glinsteren. Zo dikwijls als ze in al die jaren de kleine grot in- en uit was gegaan, ze had de ongewone steen nooit eerder gezien. Ayla klemde hem stevig in haar hand en sloot haar ogen. Kan dit een teken zijn? Een teken van mijn totem? 'Grote Holeleeuw,' gebaarde ze. 'Heb ik de juiste beslissing genomen? Probeert U me te vertellen dat ik nu terug moet keren? O Holeleeuw, laat dit een teken zijn. Laat dit een teken zijn dat U me waardig bevonden heeft, dat het allemaal weer een proef is geweest. Laat dit een teken zijn dat mijn kleine in leven zal blijven.'
Haar vingers trilden toen ze de knopen van het leren zakje dat ze om haar hals droeg losmaakte. Ze deed de vreemd gevormde glinsterende steen bij het roodbevlekte ovaaltje uit de mammoetslagtand, het fossiel en het brokje rode oker. Met een van angst bonzend hart, zich vastklemmend aan haar laatste sprankje hoop, begon Ayla aan de afdaling naar de grot van de stam.