Hoofdstuk 14
'De mammoetjacht die in de vroege herfst zou plaatsvinden, als
de enorme beesten naar het zuiden trokken, was op zijn best een
hachelijke onderneming en de hele stam was er door in rep en roer.
Iedere gezonde volwassene zou deelnemen aan de expeditie naar de
noordpunt van het schiereiland, dicht bij de verbinding met het
vasteland. gedurende de tijd die de reis, het uitbenen, het
conserveren van het vlees, het smelten van het vet en de terugreis
in beslag zouden nemen, zouden alle andere jachtactiviteiten komen
te vervallen. En ze hadden geen enkele zekerheid dat ze mammoeten
zouden vinden als ze eenmaal ter plekke waren, of dat als ze ze
vonden de jagers succes zouden hebben. Alleen het feit dat als ze
succes hadden één zo'n gigantisch dier genoeg vlees zou opleveren
om de stam vele maanden in leven te houden, benevens een grote
hoeveelheid vet, dat in hun bestaan zo'n belangrijke rol speelde,
maakte het de moeite waard een dergelijke jacht zelfs maar te
overwegen. De jagers hielden in het vroege zomerseizoen veel meer
dan het gebruikelijke aantal gewone jachtpartijen, om genoeg vlees
op te slaan om hen de winter door te helpen als ze er zorgvuldig
mee omgingen. Ze konden het zich niet veroorloven op een
mammoetjacht te gokken zonder enige voorzieningen voor het komende
koude seizoen te treffen. Maar over twee jaar zou de volgende
Stambijeenkomst gehouden worden en dan zou er nauwelijks gejaagd
worden. Het gehele seizoen zou in beslag genomen worden door de
reis naar de grot van de stam die bij het belangrijke gebeuren
gastheer was, het deelnemen aan het grote festival en de terugreis.
De lange geschiedenis van dergelijke bijeenkomsten had Brun geleerd
dat de stam ruim van tevoren voedsel en materialen moest beginnen
op te slaan om hen de winter na de Bijeenkomst door te laten komen.
Dat was de reden waarom hij tot de mammoetjacht besloten had.
Voldoende voorraden voor de komende winter plus een geslaagde
mammoetjacht zouden alvast een goed begin betekenen. Gedroogd
vlees, groenten, fruit en granen zouden, mits behoorlijk
opgeslagen, gemakkelijk twee jaar goed blijven.
De komende jacht was niet alleen met een sfeer van opwinding
omgeven, er viel ook een ondertoon van bijgeloof in die opwinding
te bespeuren. Het welslagen van de jacht was zo sterk van geluk
afhankelijk, dat men in de meest onbetekenende gebeurtenissen
voortekens ging zien. Iedereen was voorzichtig bij alles wat hij
deed en vooral met alles wat ook maar enigszins met geesten in
verband stond. Niemand wilde er de oorzaak van zijn dat een geest
in woede zou ontsteken en hen ongeluk zou brengen. De vrouwen
betrachtten nog meer zorgvuldigheid bij het koken; een verbrande
maaltijd zou een slecht voorteken kunnen zijn.
De mannen hielden ceremoniën bij iedere fase van het
plannenmaken, vurige smeekbeden opzendend om de onzichtbare
krachten om hen heen gunstig te stemmen, en Mog-ur had het druk met
het uitspreken van gelukbrengende bezweringen en het maken van
krachtige talismans, die hij gewoonlijk van de beenderen in de
kleine grot sneed. Alles wat lukte werd als een gunstig teken
beschouwd en iedere tegenslag was reden tot ongerustheid. De hele
stam was nerveus en Brun had nauwelijks nog een nacht goed geslapen
sinds hij tot de mammoetjacht besloten had en wenste soms dat hij
nooit op het idee gekomen was. Brun riep de mannen bijeen om te
bespreken wie er mee zou gaan en wie achterblijven. De bescherming
van de thuisgrot was een belangrijk punt.
ik heb overwogen om een van de jagers achter te laten,' begon
de leider. 'We zullen op zijn minst een hele maan wegblijven,
misschien zelfs wel twee. Dat is een lange tijd om de grot
onbeschermd achter te laten.'
De jagers vermeden Brun aan te zien. Geen van hen wilde van de
jacht worden uitgesloten. Ieder was bang dat als de leider zijn
blik zou vangen, hij degene zou zijn die aangewezen werd om thuis
te blijven.
'Brun, je zult al je jagers nodig hebben,' gebaarde Zoug.
'Mijn benen zijn misschien niet snel genoeg meer om op mammoetjacht
te gaan, maar mijn arm is nog sterk genoeg om een speer te drillen.
De slinger is niet het enige wapen dat ik nog gebruiken kan. Dorvs
gezichtsvermogen gaat achteruit, maar zijn spieren zijn niet
verslapt en hij is nog niet blind. Hij kan nog steeds een knots of
speer hanteren, althans goed genoeg om de grot te beschermen.
Zolang we het vuur brandend houden, zal geen dier te dichtbij
komen. Je hoeft je geen zorgen over de grot te maken, wij kunnen
hem beschermen. Je zult al genoeg zorgen over de mammoetjacht
hebben. De beslissing ligt niet bij mij natuurlijk, maar ik vind
dat je alle jagers mee moet nemen.' 'Dat vind ik ook, Brun,' viel
Dorv hem bij, met enigszins toegeknepen ogen naar voren leunend.
'Zoug en ik kunnen de grot beschermen wanneer jullie weg
zijn.'
Brun keek van Zoug naar Dorv en van Dorv naar Zoug. Hij wilde
ook eigenlijk liever geen van zijn jagers achterlaten. Hij wilde
überhaupt niets doen wat zijn kansen op succes zou kunnen
verkleinen.
'Je hebt gelijk, Zoug,' gebaarde Brun tenslotte. 'Dat jij en
Dorv niet op mammoetjacht kunnen, wil nog niet zeggen dat jullie
niet sterk genoeg zijn om de grot te beschermen. De stam kan zich
gelukkig prijzen dat jullie beiden nog steeds zo vitaal zijn, en ik
prijs mijzelf gelukkig dat de tweede man van de leider vóór mij nog
bij ons is om ons van zijn wijsheid te laten profiteren, Zoug.' Het
kon nooit kwaad de oude man te laten weten dat hij gewaardeerd
werd.
De andere jagers herademden. Geen van hen hoefde te worden
achtergelaten. Het speet hen voor de beide oude mannen dat ze de
grote jacht niet mee konden maken, maar ze waren blij dat zij
degenen waren die thuis zouden blijven om de grot te bewaken.
Stilzwijgend werd aangenomen dat ook Mog-ur de tocht niet mee zou
maken; hij was geen jager. Maar Brun had bij gelegenheid de
gebrekkige oude man zijn stevige wandelstaf met enige kracht zien
hanteren en telde in gedachten ook de tovenaar bij de
grotbewaarders. Gedrieën konden ze haar zeker even goed verdedigen
als één enkele jager.
'Goed, wie van de vrouwen zullen we meenemen?' vroeg Brun.
'Ebra gaat mee.'
'Oeka ook,' zei Grod. 'Ze is sterk en ervaren en heeft geen
kleine kinderen.'
'Ja, Oeka is een goede keus,' zei Brun goedkeurend, 'en Ovra,'
vervolgde hij, Goov aankijkend. De tovenaarsleerling knikte
bevestigend.
'En Oga?' vroeg Broud. 'Brac loopt al en zal binnenkort
gespeend kunnen worden; hij vraagt niet meer zoveel van haar
tijd.'
Brun dacht een ogenblik na. ik zie niet in waarom niet. De
andere vrouwen kunnen helpen op hem te letten en Oga is een harde
werkster. We kunnen haar goed gebruiken.' Broud keek vergenoegd.
Hij vond het prettig te horen dat de leider een goede indruk had
van zijn gezellin; het was ook een compliment voor hem, hij had
haar tenslotte zo getraind. 'Er moeten een paar vrouwen
achterblijven om op de kinderen te passen,' gebaarde Brun. 'Wat
vinden jullie van Aga en Ika; Groeb en Igra zijn nog te klein om
zover te reizen.' 'Aba en Iza zouden voor hen kunnen zorgen,'
waagde Crug. Igra geeft Ika niet zoveel last.' De meeste mannen
hadden graag hun eigen gezellin mee op zo'n langdurige jacht, dan
hoefden ze geen beroep te doen op de gezellin van iemand anders, ik
weet niet wat Ika ervan vindt,' merkte Droeg op, 'maar ik denk dat
Aga liever thuis wil blijven deze keer. Drie van de kinderen zijn
van haar, en ook als ze Groeb meenam, zou Ona haar nog missen. Vorn
zou wel graag met ons meegaan.' ik vind dat zowel Aga als Ika thuis
moeten blijven,' besloot Brun, 'en Vorn ook. Er zal niets voor hem
te doen zijn, hij is nog niet groot genoeg om aan de jacht mee te
doen en hij zou er toch ook niet veel voor voelen om de vrouwen te
helpen, vooral zonder zijn moeder om hem voortdurend aan te sporen.
Er zullen nog wel andere mammoetjachten voor hem komen.' Mog-ur had
tot dan toe nog geen opmerkingen gemaakt, maar achtte nu het
ogenblik gekomen, Iza is te zwak om te gaan en ze moet ook wel
achterblijven om voor Oeba te zorgen, maar er is geen reden waarom
Ayla niet mee zou kunnen.' 'Die is nog niet eens een vrouw,' wierp
Broud tegen, 'en bovendien, de geesten zouden het wel eens niet
prettig kunnen vinden als we de vreemdelinge bij ons hadden.'
'Ze is groter dan een vrouw en even sterk,' sprak Droeg hem
tegen, 'een harde werkster, vlug met haar handen en de geesten
begunstigen haar. Denk eens aan de grot? En aan Ona? Ik denk dat ze
ons geluk zal brengen.'
'Droeg heeft gelijk. Ze werkt snel en ze is net zo sterk als
een vrouw. Ze heeft geen kinderen om zich om te bekommeren en ze
heeft wat onderricht in de genezende toverij gehad. Dat zou van pas
kunnen komen, hoewel ik als Iza sterker was liever haar mee zou
nemen. Ayla gaat met ons mee,' gebaarde Brun beslist.
Ayla was zo opgewonden toen ze hoorde dat ze met de
mammoetjacht mee zou gaan dat ze eenvoudig niet stil kon zitten. Ze
overstelpte Iza met vragen over wat ze mee moest nemen en pakte de
laatste dagen voor het vertrek haar mand diverse malen in en
uit.'Je moet niet te veel meenemen, Ayla. Je last zal op de
terugweg veel zwaarder zijn, als de jacht geslaagd is. Maar ik heb
iets voor je dat je mijns inziens wél mee moet nemen. Ik heb het
net af.' Tranen van blijdschap sprongen Ayla in de ogen toen ze de
buidel zag die Iza haar toestak. Hij was gemaakt van een hele
otterhuid, die zodanig was geprepareerd dat het bont, de kop, de
staart en de poten geheel intact waren gebleven. Iza had Zoug
gevraagd een otter voor haar mee te brengen en ze had hem bij
Droegs vuurplaats verborgen gehouden, zodat ook Aga en Aba van haar
verrassing op de hoogte waren, Iza! Mijn eigen medicijnbuidel!'
riep Ayla uit, en viel de vrouw om de hals. Ze ging dadelijk op de
grond zitten, haalde al de kleine zakjes en pakjes uit de buidel en
legde ze in rijtjes neer, zoals ze Iza zo dikwijls had zien doen.
Ze opende elk ervan en rook aan de inhoud; dan bond ze ze allemaal
weer dicht met precies dezelfde knoop waarmee ze oorspronkelijk
dichtgebonden waren geweest.
De vele gedroogde kruiden en wortels waren moeilijk alleen
door hun geur van elkaar te onderscheiden, hoewel de extra
gevaarlijke dikwijls met een onschuldig maar sterk geurend kruid
vermengd werden om toevallige vergissingen uit te sluiten. Maar het
eigenlijke identificatiesysteem berustte op het soort koord of
veter waarmee de zakjes waren dichtgebonden en een ingewikkelde
combinatie van knopen. Van bepaalde soorten geneeskrachtige kruiden
werd het zakje dichtgebonden met een koord van paardehaar, dat van
andere met bizonhaar of met het haar van een ander dier, dat een
duidelijk te herkennen kleur en samenstelling bezat; weer andere
bundeltjes waren dichtgesnoerd met een pees of met van draderige
bastsoorten of ranken gemaakte koordjes, en sommige met leren
veters. Hoe een bepaalde plant moest worden gebruikt, werd ten dele
afgeleid uit het soort koord en het systeem van knopen dat gebruikt
werd om het buideltje of pakje waarin het verpakt zat af te
sluiten. Ayla deed de zakjes in haar medicijnbuidel terug en bond
deze vervolgens een en al bewondering aan het koord rond haar
middel. Dan deed ze hem weer af en legde hem bij haar rugmand,
samen met de grote zakken voor het mammoetvlees dat ze hoopten mee
terug te brengen. Alles was klaar. Het enige waar Ayla nog mee zat,
was de vraag wat ze met haar slinger moest doen. Ze zou hem niet
kunnen gebruiken, maar ze was ook bang hem in de grot achter te
laten, waar Iza of Creb hem zouden kunnen vinden. Ze overwoog hem
in het bos te verbergen, maar bedacht dat het een of andere dier
hem op zou kunnen graven of de blootstelling aan weer en wind hem
zou kunnen aantasten. Tenslotte besloot ze hem mee te nemen, maar
hem goed in een plooi van haar omslag verborgen te houden.
Het was nog donker toen de stam op de dag van vertrek opstond
en de veelkleurige bladeren begonnen juist hun pracht tegen de
lichter wordende hemel ten toon te spreiden toen de groep op weg
ging. Maar toen ze de richel ten oosten van de grot passeerden,
gleden de eerste schitterende stralen van de opkomende zon over de
einder en deden de wijde vlakte van tot hooi gedroogd gras onder
hen oplichten met een warme gouden gloed. Ze daalden in een rij de
beboste flanken van de heuvels onderaan de berg af en bereikten de
steppen toen de zon nog maar laag aan de hemel stond. Brun hield
een flink tempo aan, dat bijna net zo hoog lag als wanneer de
mannen alleen op jacht gingen. De vrouwen waren niet zwaar beladen,
maar daar ze niet aan het straffe ritme van een snelle mars gewend
waren, moesten ze zich inspannen om de mannen bij te houden. Ze
reisden van zonsopgang tot zonsondergang, waarbij ze in één dag een
veel grotere afstand aflegden dan toen ze met de gehele stam naar
een nieuwe grot op zoek waren. Er werden geen maaltijden bereid,
alleen wat water heet gemaakt voor thee, en de vrouwen hoefden niet
veel te doen. Er werd onderweg ook niet gejaagd; iedereen at het
reisvoedsel dat de mannen gewoonlijk meenamen als ze op jacht
gingen: tot een grof meel vermalen gedroogd vlees, dat met
gezuiverd vet en gedroogd fruit vermengd en vervolgens tot kleine
koekjes gevormd was. De zeer geconcentreerde reiskost dekte hun
behoefte aan voedsel meer dan voldoende.
Het was koud op de open, winderige steppe en het werd snel nog
kouder naarmate ze verder noordwaarts trokken. Desalniettemin
legden ze kort nadat ze 's morgens op weg waren gegaan alweer
meerdere lagen kleding af. Het stevige tempo verwarmde hen snel en
alleen als ze voor een korte rustpauze halt hielden, viel hen de
ijzige koude op. De spierpijn die zich de eerste paar dagen vooral
onder de vrouwen manifesteerde, verdween al spoedig nadat ze een
bepaald ritme ontwikkeld hadden en getrainde benen kregen.
Op het noordelijk gedeelte van het schiereiland was het
terrein minder goed begaanbaar. Brede, vlakke plateaus hielden
plotseling op bij steile ravijnen of loodrecht oprijzende kliffen
het gevolg van het in vroeger tijden met veel geweld omhoog komen
van de heftig bewegende aardkorst, bij haar pogingen zich van haar
kalkstenen boeien te ontdoen. Smalle, diepe kloven werden aan
weerszijden door steile rotswanden ommuurd en liepen dood waar de
wanden bijeenkwamen of lagen vol met het puin van scherpkantige,
van de omringende hoogten neergestorte keien. Andere vormden soms
de bedding voor een stroom, die uiteen kon lopen van een klein,
seizoengebonden beekje tot een woest voortbruisende rivier. Alleen
in de buurt van een waterloop doorbraken enkele door de wind
scheefgegroeide sparren, lariksen, dennen en zich dicht tegen hen
aan dringende, tot weinig meer dan kreupelhout uitgegroeide berken
en wilgen de eentonigheid van de grasbegroeide steppen. In heel
enkele gevallen, wanneer een ravijn uitliep op een bevloeide
vallei, zodat deze beschut lag tegen de onophoudelijk in één
richting waaiende wind en voldoende vocht kreeg aangevoerd,
benaderden de pijnbomen en kleinbladige loofbomen meer hun normale
hoogte. Het was een kalme reis. Ze waren tien dagen in hetzelfde
gestage tempo voortgetrokken toen Brun er mannen op uit begon te
sturen om het gebied om hen heen te verkennen, wat hen de
eerstvolgende dagen minder snel deed vorderen. Ze bevonden zich nu
dicht bij de brede hals van het schiereiland. Als ze al mammoeten
zouden aantreffen, moest dat binnenkort gaan gebeuren.
Het jachtgezelschap was bij een kleine rivier tot staan
gekomen. Brun had Broud en Goov er vroeger in de middag op uit
gezonden en hij stond op korte afstand van de anderen in de
richting te kijken waarin ze vertrokken waren. Hij zou weldra
moeten besluiten of ze bij deze rivier zouden kamperen of nog
verder gaan alvorens halt te houden voor de nacht. De schaduwen van
de late namiddag verlengden zich al tot die van de avond en als de
twee jonge mannen niet snel terugkwamen, zou hem de beslissing uit
handen genomen worden. Hij kneep zijn ogen toe terwijl hij recht
tegen de scherpe oostenwind in keek die zijn lange bontomslag rond
zijn benen wikkelde en zijn ruige baard tegen zijn gezicht
drukte.
Ver weg dacht hij beweging te zien en terwijl hij wachtte,
werden de rennende figuren van twee mannen zichtbaar. Hij voelde
een plotselinge opwinding. Misschien was het intuïtie of misschien
zag hij iets in de manier waarop ze zich bewogen. Ze zagen de apart
staande gestalte en versnelden nog eens hun pas, daarbij wild met
hun armen zwaaiend. Brun wist wat ze riepen lang voor hij hun
stemmen kon horen.
'Mammoeten! Mammoeten!' schreeuwden de mannen, terwijl ze
buiten adem op de groep toe renden. Allen verdrongen zich rond de
opgetogen jagers.
'Een grote kudde, in het oosten,' gebaarde Broud opgewonden.
'Hoe ver?' vroeg Brun.
Goov wees recht omhoog en bewoog dan zijn arm in een korte
boog omlaag.
'Enkele uren,' zei het gebaar.
'Ga maar voor,' wenkte Brun en gaf de anderen het teken hem te
volgen. Ze hadden nog genoeg uren daglicht over om dichter bij de
kudde te komen.
De zon stond al laag boven de horizon toen het jachtgezelschap
in de verte de donkere bewegende massa zag. 't Is een grote kudde,
dacht Brun terwijl hij de groep halt liet houden. Ze zouden zich
moeten behelpen met het water dat ze van de vorige rustplaats
hadden meegenomen; het was te donker om een riviertje te zoeken. Ze
konden de volgende morgen wel naar een betere kampplaats uitkijken.
Waar het om ging was dat ze mammoeten gevonden hadden. Nu was het
woord aan de jagers. Nadat de groep de volgende morgen naar een
nieuwe kampplaats was verhuisd, bij een slingerend beekje dat door
een dubbele rij onordelijke kreupelbosjes langs iedere oever werd
aangegeven, nam Brun zijn jagers mee om de mogelijkheden te gaan
bekijken. Een mammoet kon men niet vangen door hem uit te putten,
zoals een bizon, of met bola's neerhalen. Om zo'n langharige
dikhuid buit te maken, moest een nieuwe tactiek uitgedacht worden.
Brun en zijn mannen verkenden de kloven en ravijnen in de buurt. De
leider zocht een bepaalde formatie, een doodlopende smalle kloof
die zich tot een pas vernauwde, met rotsblokken boven op de
zijwanden en bij het gesloten uiteinde, en niet te ver van de zich
langzaam verplaatsende kudde.
Vroeg in de morgen van de tweede dag ging Oga nerveus, met
gebogen hoofd voor Brun op de grond zitten, terwijl Ovra en Ayla op
een afstandje gespannen wachtten. 'Wat wil je, Oga?' gebaarde Brun
na haar een tikje op de schouder te hebben gegeven.
'Deze vrouw zou een verzoek willen doen,' begon ze aarzelend.
'Ja?'
'Deze vrouw heeft nog nooit een mammoet gezien. Ovra en Ayla
ook niet. Zou de leider ons willen toestaan de kudde dichter te
naderen, zodat we ze beter kunnen bekijken?' 'En Ebra en Oeka dan,
willen die geen mammoeten zien?' 'Ze zeggen dat ze nog meer dan
genoeg mammoeten zullen zien voordat we klaar zijn. Zij hebben geen
verlangen mee te gaan,' 'antwoordde Oga.'Dat is verstandig van hen;
maar zij hebben al eens mammoeten gezien. De wind staat naar ons
toe; het zal de kudde waarschijnlijk niet verontrusten, zolang
jullie er maar niet te dichtbij komen en er niet omheen proberen te
lopen.' 'We zullen er niet te dichtbij komen,' beloofde Oga. 'Nee,
ik denk ook niet dat jullie te dichtbij zullen willen komen wanneer
je ze ziet. Ja, jullie mogen wel gaan,' besloot Brun. Het kan geen
kwaad om de jonge vrouwen een klein uitstapje te gunnen, dacht hij.
Ze hebben nu weinig te doen en ze zullen het later druk genoeg
hebben als de geesten ons welgezind zijn. De drie waren opgewonden
over hun voorgenomen avontuur. Het was Ayla geweest die Oga
tenslotte had overgehaald om er toestemming voor te vragen, hoewel
ze er alle drie over gepraat hadden. De jachtreis had hen in nauwer
contact met elkaar gebracht dan ze gewoonlijk in de grot hadden en
hen de gelegenheid verschaft elkaar beter te leren kennen. Ovra,
die van nature stil en gereserveerd was, had Ayla altijd als een
van de kinderen beschouwd en haar gezelschap niet gezocht. Oga had
te veel sociaal contact niet aangemoedigd, wetend hoe Broud
tegenover Ayla stond en geen van beide jonge vrouwen had het gevoel
gehad veel met het meisje gemeen te hebben. Ze hadden al een
metgezel, waren volwassen en meesteres van de vuurplaats van hun
metgezel; Ayla was nog maar een kind dat nog niet dezelfde
verantwoordelijkheden had.
Pas sinds die zomer, waarin Ayla een halfvolwassen status had
gekregen en op jachtexpedities was begonnen mee te gaan, waren de
vrouwen haar als meer dan een kind gaan zien en vooral nu,
gedurende deze reis naar de mammoeten. Ayla was langer dan al de
vrouwen, wat haar een schijn van volwassenheid verleende, en de
jagers behandelden haar in de meeste opzichten ook alsof ze een
vrouw was. Vooral Crug en Droeg deden vaak een beroep op haar. Hun
gezellinnen waren thuis, in de grot, en Ayla had geen metgezel. Ze
hoefden hun verzoeken nu niet via een andere man of met zijn
toestemming te doen, hoe informeel deze ook gevraagd of gegeven
werd. Met de jacht als hun gezamenlijk doel ontwikkelde zich een
vriendschappelijke relatie tussen de drie jongere vrouwen. Ayla had
voordien meestal hel gezelschap van Iza, Creb en Oeba gezocht en ze
genoot van de warmte van de nieuwgewonnen vriendschap met de beide
vrouwen.
Kort nadat de mannen 's morgens waren vertrokken, liet Oga
Brac bij Ebra en Oeka achter en gingen de drie jonge vrouwen op
weg. Het was een plezierige wandeling. Ze raakten al spoedig in een
geanimeerd gesprek gewikkeld, met snelbewegende handen en
nadrukkelijk uitgesproken woorden. Naarmate ze de dieren dichter
naderden, begon het gesprek te kwijnen en viel weldra geheel stil.
Ze bleven staan en vergaapten zich aan de enorme wezens.
De toendramammoeten waren goed aan het ruwe, periglaciale
klimaat van hun koude omgeving aangepast. Hun dikke huid was bedekt
met een ondervacht van dicht zacht haar en ruig, lang, roodbruin
bovenhaar, dat soms wel vijftig centimeter lang was. Dan bezaten ze
nog een isolerende onderhuidse vetlaag van acht centimeter dik. De
koude was ook de aanleiding tot aanpassingen in hun lichaamsbouw.
Ze waren vrij gedrongen voor hun soort, met een gemiddelde
schofthoogte van ongeveer drie meter. De zware kop, groot in
verhouding tot hun totale hoogte en meer dan half zo lang als de
romp, verhief zich als een puntige koepel hoog boven hun schouders.
Ze hadden kleine oren, een korte staart, en een relatief korte
slurf met twee grijplippen aan het uiteinde, één boven en één
onder. Van opzij gezien bevond zich bij de overgang naar de nek een
diepe kuil tussen de koepelvormig oprijzende kop en de hoge vetbult
op de schoften. De rug liepsteil af naar het bekken en de wat
kortere achterpoten. Maar het meest indrukwekkend waren hun lange,
sterk gebogen slagtanden.
'Kijk die eens!' gebaarde Oga, en wees naar een oude stier.
Zijn ivoren slagtanden ontsprongen dicht bij elkaar, bogen scherp
omlaag, krulden dan sterk naar buiten, naar boven, naar binnen,
kruisten elkaar voor de kop en liepen dan nog door, met een totale
lengte van wel vijf meter.
De mammoet trok pollen gras, kruiden en zegge met zijn slurf
uil de grond en propte het taaie, droge voer in zijn bek om het met
zijn doeltreffende raspachtige maalkiezen fijn te kauwen. Hen
jonger dier waarvan de slagtanden niet zo lang en nog te gebruiken
waren, ontwortelde een lariks en begon hem van zijn twijgen en bast
te ontdoen.
'Wat zijn ze toch groot!' zei Ovra huiverend, ik had nooit
gedacht dat er zulke grote dieren konden bestaan. Hoe zullen de
mannen er ooit een kunnen doden? Ze kunnen er met een speer met
eens bijkomen.'
Ik weet 't niet,' zei Oga, al even gespannen. 'Ik wou haast
dat we niet waren gegaan,' zei Ovra. 'Het zal een gevaarlijke jacht
worden. Er kan best iemand bij gewond raken. Wat moet ik doen als
Goov iets overkomt?'Brun heeft vast wel een plan,' zei Ayla. ik
denk niet dat hijzelfs maar zou proberen een mammoet te vangen als
hij niet dacht dat de mannen het aankonden. Ik wou dat ik kon
kijken,' voegde ze er verlangend aan toe.
ik niet,' zei Oga. ik wil helemaal niet in de buurt zijn. Ik
zal alleen blij zijn als het achter de rug is.' Oga wist nog dat de
metgezel van haar moeder bij een ongeluk tijdens de jacht omgekomen
was, vlak voor de aardbeving die haar moeder het leven had gekost.
Ze was zich er scherp van bewust hoe gevaarlijk de onderneming
ondanks de beste plannen bleef. 'Ik denk dat we nu terug moeten
gaan,' zei Ovra. 'Brun wilde niet dat we te dichtbij zouden komen.
Dit is al dichter bij dan ik leuk vind.'
De drie vrouwen wendden zich om om terug te gaan. Ayla keek
nog enkele malen achterom terwijl ze zich weghaastten. Op de
terugweg waren ze minder spraakzaam, ieder in haar eigen gedachten
verdiept en niet in de stemming om veel te praten. Toen de mannen
terugkeerden, gaf Brun de vrouwen orders om de volgende morgen na
het vertrek van de jagers het kamp op te breken en te verplaatsen.
Hij had een gunstige plek gevonden, morgen zou de jacht
plaatsvinden en hij wilde de vrouwen een flink eind uit de buurt
hebben. Hij had de kloof vroeg de vorige dag gevonden. Het was een
ideale plek maar te ver van de mammoeten verwijderd. Hij beschouwde
het als een bijzonder goed voorteken dat de kudde, die zich
langzaam in zuidwestelijke richting verplaatste, het ravijn tegen
het einde van de tweede dag voldoende genaderd zou zijn om er
gebruik van te kunnen maken.
Een door windvlagen uit het oosten opgejaagde lichte droge
poedersneeuw begroette de leden van het jachtgezelschap toen ze
zich uit hun warme slaapvachten rolden en hun neuzen buiten de lage
tenten staken. De sombere grijze hemel waarachter de gloeiende zon
schuilging die de aarde daglicht gaf, kon geen domper op hun
verwachtingsvolle opwinding zetten. Vandaag zouden ze op
mammoetjacht gaan. De vrouwen fladderden gehaast rond om thee te
maken; om hun atletische lichamen niet uit balans te brengen,
zouden de jagers niets anders tot zich nemen. Ze stampten in het
rond en maakten met hun speren oefenstoten in de lucht om hun
stijve spieren op te rekken en los te maken. De spanning die er van
hen uitging vervulde de atmosfeer met opwinding.
Grod nam een gloeiend kooltje uit het vuur en stopte het in de
oeroshoren aan zijn zij. Ook Goov nam er een. Ze omwonden zichzelf
stevig met bontvachten, niet de gewone buitenomslagen, maar
lichtere kledingstukken die hen niet in hun bewegingen zouden
belemmeren. Niemand voelde de koude; ze waren té gespannen. Brun
nam voor het laatst nog eens hun plan met hen door.
Iedere man sloot zijn ogen en omklemde zijn amulet, nam een
onaangestoken toorts op die hadden ze de avond tevoren gemaakt en
ging op pad. Ayla sloeg hun vertrek gade en wenste dat ze hen
durfde volgen. Dan voegde ze zich bij de vrouwen die gedroogd gras,
mest, sprokkelhout en takken voor vuren begonnen te verzamelen
alvorens het kamp op te breken. De mannen bereikten de kudde in
korte tijd. De mammoeten waren alweer in beweging na de nacht
rustend te hebben doorgebracht. De jagers hurkten in het lange gras
terwijl Brun de langskomende dieren taxerend bekeek. Hij zag de
oude stier met de enorme gekrulde slagtanden. Wat een trofee zou
dat zijn, dacht hij, maar zag van deze buit af. Ze moesten een
lange weg terug naar de grot afleggen en de geweldige slagtanden
zouden een onnodige extra last zijn. Die van een jonger dier zouden
gemakkelijker te vervoeren zijn en het vlees malser bovendien. Dat
was belangrijker dan met reusachtige slagtanden te kunnen
pronken.
Jongere stieren waren echter gevaarlijker. Hun kortere
slagtanden waren niet alleen praktisch voor het ontwortelen van
bomen, het waren ook zeer doeltreffende wapens. Brun wachtte
geduldig. Hij had niet al die voorbereidingen getroffen en die
lange tocht gemaakt om nu overhaast te werk te gaan. Hij wist op
welke combinatie van omstandigheden hij wachtte en kwam liever de
volgende dag terug dan hun kans op succes in de waagschaal te
stellen. Ook de andere jagers wachtten, maar niet allemaal even
geduldig.
De zon had de grauwe, betrokken hemel verwarmd en de wolken
verspreid. Het hield op met sneeuwen en heldere zonnestralen braken
door de open plekken in de bewolking heen. 'Wanneer geeft hij nu
toch het teken?' gebaarde Broud zwijgend naar Goov. 'Kijk eens hoe
hoog de zon al staat. Waarom vertrekken we zo vroeg als we hier
alleen maar in het gras blijven zitten? Waar wacht hij toch
op?'Grod ving Brouds gebaren op. 'Brun wacht op het juiste
ogenblik. Wat heb je liever, met lege handen terugkeren of een
poosje wachten? Heb geduld, Broud, en probeer hiervan te leren.
Eéns zul jij degene zijn die moet besluiten wanneer het juiste
ogenblik gekomen is. Brun is een goed leider, een goed jager. Je
kunt je gelukkig prijzen dat je van hem kunt leren. Er is meer dan
flinkdoenerij voor nodig om leider te zijn.'
Broud was niet erg met Grods lesje ingenomen. Die zal niet
mijn tweede man zijn wanneer ik leider word, dacht hij. Hij wordt
bovendien toch al te oud. De jonge man veranderde van houding,
rilde even in een hevige windvlaag en wachtte gelaten. De zon stond
hoog aan de hemel toen Brun eindelijk het teken 'allen paraat' gaf.
Iedere jager voelde een schok van opwinding door zich heengaan. Een
koe, zwaar drachtig, liep aan de buitenkant van de kudde en maakte
zich er steeds verder van los. Ze was tamelijk jong, maar aan de
lengte van haar slagtanden te zien was het vermoedelijk niet haar
eerste dracht. Deze was al zo ver gevorderd dat ze haar bewegingen
vertraagde. Ze zou niet zo snel wendbaar zijn en het vlees van de
foetus zou een sappig extraatje betekenen.
De mammoet ontdekte een plekje gras dat de anderen nog niet
gezien hadden en bewoog zich er naar toe. Een ogenblik lang stond
ze alleen, een enkeling, weg van de bescherming van de kudde. Dat
was het moment waar Brun op had gewacht. Hij gaf het teken.
Grod had het hete kooltje en de toorts al klaar in de hand. Op
hetzelfde ogenblik dat Brun het teken gaf, hield hij het gloeiende
stukje houtskool bij de toorts en blies tot deze vlam vatte. Droeg
stak twee andere aan de eerste aan en gaf er een aan Brun. De drie
jongere jagers waren dadelijk toen ze het teken zagen naar het
ravijn weggerend. Hun aandeel kwam later. Zodra de toortsen
ontstoken waren, renden Brun en Grod achter de mammoet langs en
hielden de fel brandende fakkels bij het droge gras van de
steppe.
Volwassen mammoeten hadden afgezien van de mens geen
natuurlijke vijanden; alleen de zeer jonge en zeer oude vielen wel
eens aan een roofdier ten prooi. Maar vuur vreesden ze zeer. Door
natuurlijke oorzaken ontstane steppebranden woedden soms dagen
achtereen ongebreideld voort, alles op hun pad verwoestend. Een
door de mens aangestoken brand was niet minder rampzalig. Zodra ze
gevaar bemerkten, drong de kudde instinctief dichter bijeen. Het
gras moest snel vlam vatten om te voorkomen dat de koe zich weer
bij de andere dieren zou voegen en Brun en Grod bevonden zich
tussen het vrouwtje en de kudde. Ze konden van beide kanten
aangevallen of bij een stormloop van de kolossen verpletterd
worden.
De geur van rook veranderde de vredig grazende kudde in een
dolgeworden massa trompetterende opschudding. Het vrouwtje wendde
zich naar de anderen om, maar te laat. Een muur van vlammen
scheidde haar van de kudde. Ze trompetterde om hulp, maar de door
de straffe oostenwind aangewakkerde vlammen warend de wild
dooreenlopende dieren al te dicht genaderd. Ze begonnen zich in
westelijke richting uit de voeten te maken, in een poging de zich
snel verbreidende vuurgloed te ontlopen. De steppebrand was niet
meer in te dammen, maar dat deerde de mannen niet. De wind zou het
vernietigend vuur wegvoeren van de plek waar zij heen wilden.
De vrouwtjesmammoet wendde zich loeiend van angst naar het
oosten. Droeg wachtte tot hij de vlammen op zag laaien en stormde
toen weg. Toen hij de mammoet zich in beweging zag zetten, rende
hij schreeuwend en met zijn toorts zwaaiend op het verwarde en
beangste dier af, waardoor het naar het zuidoosten afboog.
Crug, Broud en Goov, de jongsten en snelsten van de jagers,
stoven op topsnelheid voor haar uit. Ze vreesden dat de uitzinnige
mammoet hen zelfs met de voorsprong die ze hadden nog in zou halen.
Brun, Grod, en Droeg renden achter haar aan, trachtend haar bij te
houden en hopend dat ze niet van koers zou veranderen. Maar nu ze
op gang was, denderde de kolos blindelings voort.
De drie jagers bereikten de doodlopende kloof het eerst, en
Crug rende hem in. Broud en Goov bleven bij de zuidwand staan.
Nerveus en buiten adem reikte Goov naar de oeroshoren, een
onuitgesproken bede naar zijn totem opzendend dat het kooltje niet
gedoofd zou zijn. Het brandde nog, maar geen van de beide jonge
mannen had veel adem tot zijn beschikking om de toorts aan te
blazen. De felle wind kwam hen te hulp. Ze ontstaken beiden twee
toortsen, namen er een in iedere hand en bewogen zich van de
rotswand vandaan, trachtend te voorzien uit welke richting de
mammoet zou naderen. Ze hoefden niet lang te wachten. Met een
stille bede naar hun totems toen het angstige trompetterende,
gigantische dier op hen af daverde, renden de dappere jonge mannen
recht op de aanstormende mammoet af, ondertussen hun rokerige
toortsen voor zich uit zwaaiend. Hen was de moeilijke en
gevaarlijke taak toebedeeld het uitzinnige dier het ravijn in te
manoeuvreren.
De volledig in paniek verkerende dikhuid, die al in wilde
angst voor het vuur achter haar wegrende en nu ook nog met de geur
van rook vóór zich geconfronteerd werd, zocht een
ontsnappingsmogelijkheid. Ze boog af en denderde de kloof in op
haar hielen gevolgd door Broud en Goov. De kolos stampte loeiend
door het ravijn voort, bereikte het vernauwde uiteinde en zag de
doorgang versperd. Niet in staat verder te rennen of zich in de
enge ruimte om te draaien, schreeuwde ze haar frustratie uit. Broud
en Goov kwamen buiten adem aangehold. Broud had een mes in zijn
hand, dat Droeg zorgvuldig uit steen gevormd had en dat door Mog-ur
van een bezwering was voorzien. In een snelle, drieste stormloop
schoot Broud op de linkerachterpoot van de mammoet af en haalde met
het scherpe lemmet haar pezen door. Haar doordringende kreet van
pijn sneed door de lucht. Ze kon niet vooruit, ze kon niet omkeren
en nu kon ze ook niet achteruit. Goov volgde Brouds voorbeeld en
haalde de pezen van haar rechterachterpoot door. Het grote dier
zakte op haar knieën. Toen sprong Crug op vanachter het rotsblok
vóór de verzwakte, wild van pijn trompetterende mammoet en stootte
zijn lange puntige speer recht in haar geopende bek. Instinctief
trachtte ze hem aan te vallen en spoot bloed over de ongewapende
man heen. Maar hij bleef niet lang ongewapend. Er stonden al andere
speren achter de rotsblokken gereed. Terwijl Crug naar een tweede
speer tastte, bereikten Brun, Grod en Droeg het smalle ravijn,
renden naar het doodlopende einde toe, en sprongen op de rotsen aan
weerzijden van de enorme, drachtige mammoet. Ze smeten hun speren
bijna gelijktijdig in het gewonde dier. Die van Brun drong een
klein oog binnen en besproeide hem met warm scharlaken. Het dier
gleed opzij. Met haar laatste levenskrachten gaf de mammoet nog één
trompetstoot vol verzet en zakte ineen.
Langzaam drong het besef van hun overwinning tot de uitgeputte
mannen door. In de plotselinge stilte keken de jagers elkaar aan.
Hun harten sloegen sneller in een nieuwe opwinding. Diep in hen
vormde zich een naamloze, primaire impuls, die opsteeg en naar
buiten brak in een schreeuw van overwinning. Het was gelukt! Ze
hadden de machtige mammoet gedood! Zes mannen, deerniswekkend zwak
in vergelijking, hadden door hun handigheid, intelligentie,
samenwerking en moed het enorme schepsel dat geen ander roofdier
belagen kon gedood. Geen andere, vierpotige jager, hoe snel, hoe
sterk of hoe sluw ook, kon hun prestatie evenaren. Broud sprong
naast Brun op het rotsblok en vandaar op het gesneuvelde dier. Het
volgend ogenblik stond
Brun naast hem en sloeg hem warm op de schouder, trok dan zijn
speer uit het oog van de mammoet en hield hem omhoog. De vier
anderen voegden zich dadelijk bij hen en op het ritme van hun eigen
hartslag sprongen en dansten de mannen uitgelaten op de rug van het
geweldige dier rond.
Toen sprong Brun omlaag en liep om de mammoet heen die bijna
de gehele nauwe ruimte vulde. Niet één man gewond, dacht hij. Niet
één heeft ook maar een schrammetje. Dit was een zeer fortuinlijke
jacht. Onze totems moeten ons zeer welgezind zijn. 'We moeten de
geesten laten weten dat we dankbaar zijn,' verklaarde hij. 'Wanneer
we terug zijn, zal Mog-ur een zeer speciale ceremonie houden. We
zullen er nu de lever uithalen; ieder krijgt zijn deel en we zullen
een stuk mee naar huis nemen voor Zoug en Dorv en Mog-ur. De rest
zullen we aan de Geest van de Mammoet geven; dat heeft Mog-ur me
opgedragen. We zullen het hier begraven waar ze gevallen is, en de
lever van de jonge mammoet binnenin haar ook. En Mog-ur zei ook dat
we niet aan de hersenen mochten komen, die moeten voor de Geest
bewaard blijven waar ze zijn. Wie heeft haar de eerste wond
toegebracht, Broud of Goov?' 'Broud,' antwoordde Goov.
'Dan krijgt Broud het eerste stuk lever, maar allen krijgen de
eer van de jacht.
'Broud en Goov werden weggestuurd om de vrouwen te gaan halen.
In één enkele uitbarsting van energie was de taak der mannen
afgelopen. Nu waren de vrouwen aan de beurt. Hen viel de zware taak
van het uitbenen en conserveren toe. De achterblijvende mannen
ontdeden in afwachting van hun komst de enorme mammoet van de
ingewanden en haalden er de bijna voldragen foetus uit. Toen de
vrouwen gearriveerd waren, hielden de mannen hen het dier te
villen. Het was zo groot dat iedereen moest meehelpen. Bepaalde
favoriete delen werden weggesneden en in van stenen gemaakte
bewaarplaatsen opgeslagen om te bevriezen. Om de rest van het
kadaver heen werden vuren uitgelegd, ten dele om te
verhinderen dat het vlees bevroor en ten dele om de onvermijdelijke
aaseters weg te houden die op de geur van bloed en rauw vlees
afkwamen. Vermoeid maar voldaan kroop het jachtgezelschap 's avonds
in hun bed van warme bontvachten na hun eerste maaltijd van vers
vlees sinds ze de grot verlaten hadden. De volgende morgen gingen
de vrouwen aan het werk, terwijl de mannen bijeenzaten om de
opwindende jacht nog eens door te nemen en elkaars dapperheid te
bewonderen. Er was wel een riviertje in de buurt, maar toch nog zo
ver van de kloof verwijderd dat het onhandig werken was. Toen ze
het karkas in grote bouten hadden verdeeld, brachten ze deze over
naar een plek dichter bij de stroom, waarbij ze het grootste deel
van de beenderen, met stukjes vlees er nog aan, voor de
rondsluipende en rondvliegende aaseters achterlieten, maar dat was
ook alles.
De stam maakte bijna alles van het dier ten nutte. Van de
taaie mammoethuid kon schoeisel gemaakt worden dat steviger en
duurzamer was dan dat van de huid van andere dieren; verder
windschermen voor bij de grotingang, kookpotten, sterke riemen om
dingen mee vast te sjorren, en tentjes. Het zachte donzige
onderhaar kon tot een viltachtig materiaal omgevormd worden, dat
gebruikt werd om er kussens of zakken om op te slapen mee te
vullen, of zelfs als absorberend materiaal in de windsels van
zuigelingen. Het lange bovenhaar werd tot stevige koorden gedraaid,
de pezen tot strengen gevlochten; blaas, maag en darmen konden
gebruikt worden als waterzakken, soeppotten, voedselverpakking,
zelfs als waterdichte regenkleding. Weinig werd verspild.
Niet alleen het vlees en andere delen werden gebruikt; ook het
vet was zeer belangrijk. Het verschafte hen de noodzakelijke
calorieën om voldoende energie in voorraad te hebben, zowel voor
het ontwikkelen van metabolische warmte in de winter als voor het
ontplooien van grote activiteit gedurende warmere seizoenen; het
werd gebruikt om huiden bij het prepareren mee in te vetten, daar
vele van de dieren die de stam buitmaakte herten, paarden, de op
het open veld grazende oerossen en bizons, konijnen en vogels
meestal weinig vet bezaten; het diende als brandstof voor de stenen
lampen die naast licht ook enige warmte afgaven; het werd gebruikt
om van alles waterdicht te maken en als grondstof voor zalven,
smeersels en verzachtende middelen; het kon worden aangewend om nat
hout vlam te doen vatten, om toortsen extra lang te laten branden,
zelfs als enige brandstof om op te koken. Vet had zoveel
toepassingsmogelijkheden. Elke dag keken de vrouwen onder het
werken bezorgd naar de lucht. Bij helder weer zou het vlees, met
behulp van de voortdurend waaiende wind, in ongeveer zeven dagen
drogen. Ze hoefden dit keer geen rokerige vuren aan te leggen het
was te koud, er waren geen vleesvliegen die het vlees konden
bederven en dat was wel zo plezierig. Er was veel minder brandstof
op de steppen dan op de begroeide heuvelhellingen of zelfs op de
warmere steppen in het zuiden, waar meer bomen groeiden. Met een
wisselende bewolking, betrokken hemel of neerslag kon het wel
driemaal zo lang duren voor de smalle repen vlees gedroogd waren.
De door de felle rukwinden opgejaagde poedersneeuw was geen groot
probleem; alleen wanneer het ongewoon warm of vochtig weer werd,
zou het werk vertraging ondervinden. Ze hoopten op droog, helder,
koud weer. De bergen vlees waren alleen naar de grot te vervoeren
wanneer alles vóór hun vertrek gedroogd was.
De zware, ruig behaarde huid met de dikke vetlaag en het net
van adertjes, zenuwen en kliertjes werd schoongekrabd. Dikke
plakken van het in de koude hard geworden vet werden in een grote
leren pot op het vuur gezet en het uitgesmolten vet in stukken
schoongemaakte darm gegoten en tot grote dikke worsten
dichtgebonden. De huid werd met het haar er nog op in hanteerbare
lappen gesneden en strak opgerold; daarop liet men ze bevriezen om
ze mee te kunnen nemen. Later in de winter zouden ze thuis in de
grot onthaard en geprepareerd worden. De slagtanden werden
afgebroken en triomfantelijk bij de kampplaats opgesteld. Ook deze
zouden mee naar huis worden genomen.
In de dagen dat de vrouwen werkten, joegen de mannen op
kleiner wild of hielden zo'n beetje de wacht. Het naar de rivier
verplaatsen van de activiteiten had één probleem uit de weg
geruimd, maar er was nog een ander dat moeilijker op te lossen was.
De op de vangst afgekomen aaseters waren het jachtgezelschap naar
hun nieuwe kampplaats gevolgd. De over drooglijnen van koorden en
leren riemen gehangen repen vlees moesten voortdurend bewaakt
worden. Eén grote gevlekte hyena was uiterst hardnekkig. Hij was al
vele malen verjaagd, maar bleef aan de rand van het kamp
rondhangen, de halfslachtige uitvallen van de mannen ontwijkend.
Het woest uitziende dier was wel zo listig dat hij er verscheidene
malen per dag in slaagde een bek vol drogend mammoetvlees weg te
grissen. Hij was uiterst hinderlijk. Ebra en Oga waren gehaast
bezig de laatste grote brokken vlees aan dunne repen te snijden
zodat deze konden drogen. Oeka en Ovra goten vet in een stuk darm
en Ayla was bij de rivier een ander stuk aan het uitspoelen. Bij de
oevers had zich een dunne ijskorst gevormd, maar het water stroomde
nog. De mannen Monden zich bij de slagtanden te beraden of ze al
dan niet met de slinger op woestijnspringmuizen zouden gaan
jagen.
Brac had bij zijn moeder en Ebra met kiezels zitten spelen.
Hij kreeg genoeg van de steentjes en stond op om iets
interessanters te gaan doen. De vrouwen waren op hun werk
geconcentreerd en merkten niet dat hij naar het open veld
afdwaalde, maar een ander paar ogen volgde zijn bewegingen
nauwlettend.
Ieder hoofd in het kamp wendde zich om bij zijn hoge schelle
angstkreet.
'Mijn kind!' schreeuwde Oga. 'De hyena heeft mijn kind!' De
afstotelijke aaseter, die ook roofdier was en altijd gereed het
nietsvermoedende jonge of het zwakke oude dier aan te vallen had
Brac met zijn machtige kaken bij de arm gegrepen en maakte zich
snel uit de voeten, het jongetje met zich meesleurend. 'Brac!
Brac!' schreeuwde Broud en rende het beest achterna, met de andere
mannen in zijn kielzog.
Hij rukt zijn slinger te voorschijn de afstand was te groot
voor een speer en bukte zich om een steen op te rapen, in
zenuwachtige haast, vóór het dier buiten zijn bereik zou zijn.
'Nee! Oh, néé!' riep hij in opperste wanhoop, toen de steen achter
het dier neerkwam en de hyena voort bleef lopen. 'Brac!
Braaac!'
Plotseling kwam er vanuit een andere richting het pok, pok van
twee stenen die snel achtereen afgevuurd werden. Ze troffen het
dier vol tegen de kop en de hyena viel neer waar hij liep. Broud
stond met open mond in een verbazing die tot verbijstering groeide
toen hij Ayla op het jammerende kind toe zag rennen met een slinger
in de ene hand en twee stenen klaar in de andere. Zij had de hyena
gedood. Ze had deze dieren bestudeerd, kende hun gewoonten en hun
zwakke plekken en had zichzelf getraind tot het jagen op dergelijk
wild een tweede natuur was geworden. Toen ze Brac hoorde
schreeuwen, had ze niet verder nagedacht. Ze had eenvoudigweg haar
slinger uit haar omslag getrokken, snel twee stenen gegrepen en ze
weg gesmeten. Haar enige gedachte was de hyena die Brac wegsleepte
tot staan te brengen.
Pas toen ze het kind bereikt had en uit de kaken van de dode
hyena losgemaakt, en ze zich omdraaide en de verbluft starende
blikken der anderen ontmoette, drong plotseling tot haar door wat
er gebeurd was. Haar geheim was geopenbaard. Ze had zich verraden.
Nu wisten ze dat ze kon jagen. Kille angst trok door haar heen. Wat
zullen ze wel niet met me doen? dacht ze. Ayla wiegde de kleine
troostend in haar armen en liep de ongelovige blikken ontwijkend
naar het kamp terug. Oga herstelde zich het eerst van de schok. Ze
rende hen met uitgestrekte armen tegemoet en nam vol dankbaarheid
haar kleine jongen over van het meisje dat hem het leven had gered.
Zodra ze in het kamp waren, begon Ayla het kind te onderzoeken, al
evenzeer om niemand aan te hoeven kijken als om de aard van zijn
kwetsuren vast te stellen. Bracs arm en schouder waren gehavend en
zijn bovenarm was gebroken, maar het leek een mooie, eenvoudige
breuk.
Ze had nog nooit een arm gezet, maar wel eens gezien hoe Iza
het deed en de medicijnvrouw had haar instructies gegeven voor wat
ze in noodgevallen moest doen. Iza's bezorgdheid had de jagers
gegolden; het was niet in haar opgekomen dat er iets met de kleine
zou kunnen gebeuren. Ayla porde het vuur op, zette water te kook en
haalde haar medicijnbuidel. De mannen zwegen, nog steeds verward en
niet in staat of bereid te geloven wat ze zojuist hadden gezien.
Voor het eerst in zijn leven voelde Broud dankbaarheid jegens Ayla.
Zijn gedachten gingen niet veel verder dan opluchting dat de zoon
van zijn gezellin van een wisse en afschuwelijke dood was gered.
Maar Bruns gedachten gingen wél verder.
De leider had dadelijk de diepere gevolgen overzien en zag
zich plotseling voor een onmogelijke beslissing geplaatst. Volgens
de traditie van de Stam, die gelijk stond aan de wet van de Stam,
was de straf voor een vrouw die een wapen gebruikt had niet minder
dan de dood. Dat was heel duidelijk bepaald. Er bestonden geen
voorzieningen voor bijzondere omstandigheden. De bepaling was al zo
oud en zo vanzelfsprekend dat de straf al talloze generaties niet
meer had hoeven worden toegepast. De legenden eromheen waren nauw
verweven met de legenden uit de tijd dat de vrouwen het contact met
de wereld der geesten onderhielden, vóórdat de mannen dat van hen
overnamen. De oude zede was een van de krachten die het grote
onderscheid lussen de mannen en de vrouwen van de Stam veroorzaakt
hadden, daar geen enkele vrouw met een onvrouwelijk verlangen om op
jacht te gaan in leven had mogen blijven. Door vele eeuwen heen
waren zodoende alleen diegenen met de juiste vrouwelijke instelling
en gedragingen overgebleven. Als gevolg hiervan werd het
aanpassingsvermogen van het ras juist die eigenschap waar de
overleving op berust verkleind. Maar het was nu eenmaal stamzede,
Stamwet, zelfs al waren er allang geen afwijkende vrouwen meer.
Maar Ayla was niet in de Stam geboren. Brun had de zoon van Brouds
gezellin innig lief. Alleen bij Brac smolt de onbewogen
gereserveerdheid van de leider weg. De kleine kon alles met hem
doen: aan zijn baard trekken, een nieuwsgierig vingertje in zijn
ogen priemen, over hem heen spugen. Het gaf allemaal niets. Nooit
was Brun zo zachtmoedig, zo plooibaar als wanneer de kleine jongen
met het vredig vertrouwen van het geborgen zijn in de armen van de
trotse en formele leider in slaap viel. Hij twijfelde er niet aan
of Brac zou niet meer in leven zijn als Ayla de hyena niet gedood
had. Hoe kon hij het meisje dat Brac het leven gered had ter dood
veroordelen? Ze had hem gered met het wapen voor het hanteren
waarvan ze sterven moest.
Hoe had ze het trouwens gedaan? vroeg hij zich af. Het dier
was ver buiten hun bereik en zij was er nog verder vandaan geweest
dan de mannen. Brun liep naar de plek waar de gedode hyena nog
steeds lag en raakte het opdrogende bloed aan dat uit de fatale
wonden sijpelde. Wonden? Twéé wonden? Zijn ogen hadden hem niet
bedrogen. Hij had al gemeend twee stenen te zien. Hoe had het
meisje zo goed met een slinger leren omgaan? Zelfs Zoug, of wie dan
ook bij zijn weten, kon niet zo snel en zo trefzeker twee stenen
achter elkaar wegslingeren. En met genoeg kracht om een hyena op
die afstand te doden. Trouwens, niemand gebruikte ooit een slinger
om een hyena te doden. Hij was er al dadelijk van overtuigd geweest
dat Brouds poging een zinloos gebaar zou zijn. Zoug had altijd
gezegd dat het wel degelijk mogelijk was, maar in zijn hart was
Brun er niet zo zeker van geweest. Hij had de oude man nooit
tegengesproken; Zoug was nog steeds een te waardevol lid van de
stam, het had geen enkel nut hem te kleineren. Wel, Zoug bleek
gelijk gehad te hebben. Zou men met een slinger ook een wolf of een
lynx kunnen doden, zoals Zoug zo hardnekkig volhield? peinsde Brun.
Plotseling sperden zijn ogen zich wijd open, knepen zich dan weer
toe. Een wolf of een lynx? Of een veelvraat, of een wilde kat, of
een das, of een fret, of een hyena! Zijn gedachten tuimelden door
elkaar heen. Of al de andere roofdieren waarvan we de laatste tijd
de kadavers gevonden hebben? 'Natuurlijk!' Bruns gebaar
onderstreepte zijn gedachten. Die heeft zij gedood! Ayla jaagt al
heel lang! Hoe had ze anders zo bedreven kunnen zijn? Maar ze is
een meisje, ze heeft de vaardigheden der vrouwen vlot aangeleerd,
hoe heeft ze kunnen leren jagen? En waarom jaagt ze op roofdieren?
En waarom op zulke gevaarlijke? En waarom jaagt ze?
Als ze een man was, zou iedere jager haar om haar vaardigheid
benijden. Maar ze is geen man. Ayla is een meisje en ze heeft een
wapen gebruikt en daar moet ze voor sterven of de geesten zullen
zeer vertoornd zijn. Vertoornd? Ze jaagt al een hele tijd, waarom
zijn ze niet vertoornd? Ze zijn allesbehalve vertoornd. We hebben
zojuist een mammoet gedood bij een zo voorspoedige jacht dat er
zelfs niet één man letsel bij heeft opgelopen. De geesten zijn ons
goedgezind, ze zijn helemaal niet vertoornd. De leider schudde in
verwarring zijn hoofd. Geesten! Ik begrijp niets van geesten. Ik
wou dat Mog-ur hier was. Droeg zegt dat ze geluk brengt, ik denk
half en half dat hij gelijk heeft. Nog nooit is alles zo goed
gegaan als sinds we haar vonden. Als de geesten haar zo goed gezind
zijn, zou het hen dan niet ontstemmen als ze met de dood gevloekt
werd? Maar het is Stamzede, piekerde hij wanhopig. Waarom moest ze
toch door mijn stam gevonden worden? Ze mag dan misschien geluk
brengen, maar ze heeft mij meer hoofdpijn bezorgd dan ik ooit voor
mogelijk zou hebben gehouden. Ik kan geen besluit nemen zonder
eerst Mog-ur geraadpleegd te hebben. Ik zal het moeten laten rusten
tot we in de grot terug zijn.
Brun beende terug naar het kamp. Ayla had de kleine jongen
iets pijnstillends gegeven om hem in slaap te laten vallen, en
daarna zijn wonden met een antiseptische oplossing schoongemaakt,
de arm gezet en met een huls van vochtige berkebast omwikkeld. Deze
zou bij het drogen stijf en hard worden en de botten op hun plaats
houden. Ze zou wel een oogje in het zeil moeten houden voor het
geval dat de arm te sterk opzwol. Ze zag Brun terugkomen van zijn
onderzoek van de hyena en beefde bij zijn nadering. Maar hij liep
zonder iets te zeggen langs haar heen, haar volledig negerend, en
ze besefte dat ze pas na hun thuiskomst haar lot •HU
vernemen.