Hoofdstuk 14

'De mammoetjacht die in de vroege herfst zou plaatsvinden, als de enorme beesten naar het zuiden trokken, was op zijn best een hachelijke onderneming en de hele stam was er door in rep en roer. Iedere gezonde volwassene zou deelnemen aan de expeditie naar de noordpunt van het schiereiland, dicht bij de verbinding met het vasteland. gedurende de tijd die de reis, het uitbenen, het conserveren van het vlees, het smelten van het vet en de terugreis in beslag zouden nemen, zouden alle andere jachtactiviteiten komen te vervallen. En ze hadden geen enkele zekerheid dat ze mammoeten zouden vinden als ze eenmaal ter plekke waren, of dat als ze ze vonden de jagers succes zouden hebben. Alleen het feit dat als ze succes hadden één zo'n gigantisch dier genoeg vlees zou opleveren om de stam vele maanden in leven te houden, benevens een grote hoeveelheid vet, dat in hun bestaan zo'n belangrijke rol speelde, maakte het de moeite waard een dergelijke jacht zelfs maar te overwegen. De jagers hielden in het vroege zomerseizoen veel meer dan het gebruikelijke aantal gewone jachtpartijen, om genoeg vlees op te slaan om hen de winter door te helpen als ze er zorgvuldig mee omgingen. Ze konden het zich niet veroorloven op een mammoetjacht te gokken zonder enige voorzieningen voor het komende koude seizoen te treffen. Maar over twee jaar zou de volgende Stambijeenkomst gehouden worden en dan zou er nauwelijks gejaagd worden. Het gehele seizoen zou in beslag genomen worden door de reis naar de grot van de stam die bij het belangrijke gebeuren gastheer was, het deelnemen aan het grote festival en de terugreis. De lange geschiedenis van dergelijke bijeenkomsten had Brun geleerd dat de stam ruim van tevoren voedsel en materialen moest beginnen op te slaan om hen de winter na de Bijeenkomst door te laten komen. Dat was de reden waarom hij tot de mammoetjacht besloten had. Voldoende voorraden voor de komende winter plus een geslaagde mammoetjacht zouden alvast een goed begin betekenen. Gedroogd vlees, groenten, fruit en granen zouden, mits behoorlijk opgeslagen, gemakkelijk twee jaar goed blijven.
De komende jacht was niet alleen met een sfeer van opwinding omgeven, er viel ook een ondertoon van bijgeloof in die opwinding te bespeuren. Het welslagen van de jacht was zo sterk van geluk afhankelijk, dat men in de meest onbetekenende gebeurtenissen voortekens ging zien. Iedereen was voorzichtig bij alles wat hij deed en vooral met alles wat ook maar enigszins met geesten in verband stond. Niemand wilde er de oorzaak van zijn dat een geest in woede zou ontsteken en hen ongeluk zou brengen. De vrouwen betrachtten nog meer zorgvuldigheid bij het koken; een verbrande maaltijd zou een slecht voorteken kunnen zijn.
De mannen hielden ceremoniën bij iedere fase van het plannenmaken, vurige smeekbeden opzendend om de onzichtbare krachten om hen heen gunstig te stemmen, en Mog-ur had het druk met het uitspreken van gelukbrengende bezweringen en het maken van krachtige talismans, die hij gewoonlijk van de beenderen in de kleine grot sneed. Alles wat lukte werd als een gunstig teken beschouwd en iedere tegenslag was reden tot ongerustheid. De hele stam was nerveus en Brun had nauwelijks nog een nacht goed geslapen sinds hij tot de mammoetjacht besloten had en wenste soms dat hij nooit op het idee gekomen was. Brun riep de mannen bijeen om te bespreken wie er mee zou gaan en wie achterblijven. De bescherming van de thuisgrot was een belangrijk punt.
ik heb overwogen om een van de jagers achter te laten,' begon de leider. 'We zullen op zijn minst een hele maan wegblijven, misschien zelfs wel twee. Dat is een lange tijd om de grot onbeschermd achter te laten.'
De jagers vermeden Brun aan te zien. Geen van hen wilde van de jacht worden uitgesloten. Ieder was bang dat als de leider zijn blik zou vangen, hij degene zou zijn die aangewezen werd om thuis te blijven.
'Brun, je zult al je jagers nodig hebben,' gebaarde Zoug. 'Mijn benen zijn misschien niet snel genoeg meer om op mammoetjacht te gaan, maar mijn arm is nog sterk genoeg om een speer te drillen. De slinger is niet het enige wapen dat ik nog gebruiken kan. Dorvs gezichtsvermogen gaat achteruit, maar zijn spieren zijn niet verslapt en hij is nog niet blind. Hij kan nog steeds een knots of speer hanteren, althans goed genoeg om de grot te beschermen. Zolang we het vuur brandend houden, zal geen dier te dichtbij komen. Je hoeft je geen zorgen over de grot te maken, wij kunnen hem beschermen. Je zult al genoeg zorgen over de mammoetjacht hebben. De beslissing ligt niet bij mij natuurlijk, maar ik vind dat je alle jagers mee moet nemen.' 'Dat vind ik ook, Brun,' viel Dorv hem bij, met enigszins toegeknepen ogen naar voren leunend. 'Zoug en ik kunnen de grot beschermen wanneer jullie weg zijn.'
Brun keek van Zoug naar Dorv en van Dorv naar Zoug. Hij wilde ook eigenlijk liever geen van zijn jagers achterlaten. Hij wilde überhaupt niets doen wat zijn kansen op succes zou kunnen verkleinen.
'Je hebt gelijk, Zoug,' gebaarde Brun tenslotte. 'Dat jij en Dorv niet op mammoetjacht kunnen, wil nog niet zeggen dat jullie niet sterk genoeg zijn om de grot te beschermen. De stam kan zich gelukkig prijzen dat jullie beiden nog steeds zo vitaal zijn, en ik prijs mijzelf gelukkig dat de tweede man van de leider vóór mij nog bij ons is om ons van zijn wijsheid te laten profiteren, Zoug.' Het kon nooit kwaad de oude man te laten weten dat hij gewaardeerd werd.
De andere jagers herademden. Geen van hen hoefde te worden achtergelaten. Het speet hen voor de beide oude mannen dat ze de grote jacht niet mee konden maken, maar ze waren blij dat zij degenen waren die thuis zouden blijven om de grot te bewaken. Stilzwijgend werd aangenomen dat ook Mog-ur de tocht niet mee zou maken; hij was geen jager. Maar Brun had bij gelegenheid de gebrekkige oude man zijn stevige wandelstaf met enige kracht zien hanteren en telde in gedachten ook de tovenaar bij de grotbewaarders. Gedrieën konden ze haar zeker even goed verdedigen als één enkele jager.
'Goed, wie van de vrouwen zullen we meenemen?' vroeg Brun. 'Ebra gaat mee.'
'Oeka ook,' zei Grod. 'Ze is sterk en ervaren en heeft geen kleine kinderen.'
'Ja, Oeka is een goede keus,' zei Brun goedkeurend, 'en Ovra,' vervolgde hij, Goov aankijkend. De tovenaarsleerling knikte bevestigend.
'En Oga?' vroeg Broud. 'Brac loopt al en zal binnenkort gespeend kunnen worden; hij vraagt niet meer zoveel van haar tijd.'
Brun dacht een ogenblik na. ik zie niet in waarom niet. De andere vrouwen kunnen helpen op hem te letten en Oga is een harde werkster. We kunnen haar goed gebruiken.' Broud keek vergenoegd. Hij vond het prettig te horen dat de leider een goede indruk had van zijn gezellin; het was ook een compliment voor hem, hij had haar tenslotte zo getraind. 'Er moeten een paar vrouwen achterblijven om op de kinderen te passen,' gebaarde Brun. 'Wat vinden jullie van Aga en Ika; Groeb en Igra zijn nog te klein om zover te reizen.' 'Aba en Iza zouden voor hen kunnen zorgen,' waagde Crug. Igra geeft Ika niet zoveel last.' De meeste mannen hadden graag hun eigen gezellin mee op zo'n langdurige jacht, dan hoefden ze geen beroep te doen op de gezellin van iemand anders, ik weet niet wat Ika ervan vindt,' merkte Droeg op, 'maar ik denk dat Aga liever thuis wil blijven deze keer. Drie van de kinderen zijn van haar, en ook als ze Groeb meenam, zou Ona haar nog missen. Vorn zou wel graag met ons meegaan.' ik vind dat zowel Aga als Ika thuis moeten blijven,' besloot Brun, 'en Vorn ook. Er zal niets voor hem te doen zijn, hij is nog niet groot genoeg om aan de jacht mee te doen en hij zou er toch ook niet veel voor voelen om de vrouwen te helpen, vooral zonder zijn moeder om hem voortdurend aan te sporen. Er zullen nog wel andere mammoetjachten voor hem komen.' Mog-ur had tot dan toe nog geen opmerkingen gemaakt, maar achtte nu het ogenblik gekomen, Iza is te zwak om te gaan en ze moet ook wel achterblijven om voor Oeba te zorgen, maar er is geen reden waarom Ayla niet mee zou kunnen.' 'Die is nog niet eens een vrouw,' wierp Broud tegen, 'en bovendien, de geesten zouden het wel eens niet prettig kunnen vinden als we de vreemdelinge bij ons hadden.'
'Ze is groter dan een vrouw en even sterk,' sprak Droeg hem tegen, 'een harde werkster, vlug met haar handen en de geesten begunstigen haar. Denk eens aan de grot? En aan Ona? Ik denk dat ze ons geluk zal brengen.'
'Droeg heeft gelijk. Ze werkt snel en ze is net zo sterk als een vrouw. Ze heeft geen kinderen om zich om te bekommeren en ze heeft wat onderricht in de genezende toverij gehad. Dat zou van pas kunnen komen, hoewel ik als Iza sterker was liever haar mee zou nemen. Ayla gaat met ons mee,' gebaarde Brun beslist.

Ayla was zo opgewonden toen ze hoorde dat ze met de mammoetjacht mee zou gaan dat ze eenvoudig niet stil kon zitten. Ze overstelpte Iza met vragen over wat ze mee moest nemen en pakte de laatste dagen voor het vertrek haar mand diverse malen in en uit.'Je moet niet te veel meenemen, Ayla. Je last zal op de terugweg veel zwaarder zijn, als de jacht geslaagd is. Maar ik heb iets voor je dat je mijns inziens wél mee moet nemen. Ik heb het net af.' Tranen van blijdschap sprongen Ayla in de ogen toen ze de buidel zag die Iza haar toestak. Hij was gemaakt van een hele otterhuid, die zodanig was geprepareerd dat het bont, de kop, de staart en de poten geheel intact waren gebleven. Iza had Zoug gevraagd een otter voor haar mee te brengen en ze had hem bij Droegs vuurplaats verborgen gehouden, zodat ook Aga en Aba van haar verrassing op de hoogte waren, Iza! Mijn eigen medicijnbuidel!' riep Ayla uit, en viel de vrouw om de hals. Ze ging dadelijk op de grond zitten, haalde al de kleine zakjes en pakjes uit de buidel en legde ze in rijtjes neer, zoals ze Iza zo dikwijls had zien doen. Ze opende elk ervan en rook aan de inhoud; dan bond ze ze allemaal weer dicht met precies dezelfde knoop waarmee ze oorspronkelijk dichtgebonden waren geweest.
De vele gedroogde kruiden en wortels waren moeilijk alleen door hun geur van elkaar te onderscheiden, hoewel de extra gevaarlijke dikwijls met een onschuldig maar sterk geurend kruid vermengd werden om toevallige vergissingen uit te sluiten. Maar het eigenlijke identificatiesysteem berustte op het soort koord of veter waarmee de zakjes waren dichtgebonden en een ingewikkelde combinatie van knopen. Van bepaalde soorten geneeskrachtige kruiden werd het zakje dichtgebonden met een koord van paardehaar, dat van andere met bizonhaar of met het haar van een ander dier, dat een duidelijk te herkennen kleur en samenstelling bezat; weer andere bundeltjes waren dichtgesnoerd met een pees of met van draderige bastsoorten of ranken gemaakte koordjes, en sommige met leren veters. Hoe een bepaalde plant moest worden gebruikt, werd ten dele afgeleid uit het soort koord en het systeem van knopen dat gebruikt werd om het buideltje of pakje waarin het verpakt zat af te sluiten. Ayla deed de zakjes in haar medicijnbuidel terug en bond deze vervolgens een en al bewondering aan het koord rond haar middel. Dan deed ze hem weer af en legde hem bij haar rugmand, samen met de grote zakken voor het mammoetvlees dat ze hoopten mee terug te brengen. Alles was klaar. Het enige waar Ayla nog mee zat, was de vraag wat ze met haar slinger moest doen. Ze zou hem niet kunnen gebruiken, maar ze was ook bang hem in de grot achter te laten, waar Iza of Creb hem zouden kunnen vinden. Ze overwoog hem in het bos te verbergen, maar bedacht dat het een of andere dier hem op zou kunnen graven of de blootstelling aan weer en wind hem zou kunnen aantasten. Tenslotte besloot ze hem mee te nemen, maar hem goed in een plooi van haar omslag verborgen te houden.
Het was nog donker toen de stam op de dag van vertrek opstond en de veelkleurige bladeren begonnen juist hun pracht tegen de lichter wordende hemel ten toon te spreiden toen de groep op weg ging. Maar toen ze de richel ten oosten van de grot passeerden, gleden de eerste schitterende stralen van de opkomende zon over de einder en deden de wijde vlakte van tot hooi gedroogd gras onder hen oplichten met een warme gouden gloed. Ze daalden in een rij de beboste flanken van de heuvels onderaan de berg af en bereikten de steppen toen de zon nog maar laag aan de hemel stond. Brun hield een flink tempo aan, dat bijna net zo hoog lag als wanneer de mannen alleen op jacht gingen. De vrouwen waren niet zwaar beladen, maar daar ze niet aan het straffe ritme van een snelle mars gewend waren, moesten ze zich inspannen om de mannen bij te houden. Ze reisden van zonsopgang tot zonsondergang, waarbij ze in één dag een veel grotere afstand aflegden dan toen ze met de gehele stam naar een nieuwe grot op zoek waren. Er werden geen maaltijden bereid, alleen wat water heet gemaakt voor thee, en de vrouwen hoefden niet veel te doen. Er werd onderweg ook niet gejaagd; iedereen at het reisvoedsel dat de mannen gewoonlijk meenamen als ze op jacht gingen: tot een grof meel vermalen gedroogd vlees, dat met gezuiverd vet en gedroogd fruit vermengd en vervolgens tot kleine koekjes gevormd was. De zeer geconcentreerde reiskost dekte hun behoefte aan voedsel meer dan voldoende.
Het was koud op de open, winderige steppe en het werd snel nog kouder naarmate ze verder noordwaarts trokken. Desalniettemin legden ze kort nadat ze 's morgens op weg waren gegaan alweer meerdere lagen kleding af. Het stevige tempo verwarmde hen snel en alleen als ze voor een korte rustpauze halt hielden, viel hen de ijzige koude op. De spierpijn die zich de eerste paar dagen vooral onder de vrouwen manifesteerde, verdween al spoedig nadat ze een bepaald ritme ontwikkeld hadden en getrainde benen kregen.
Op het noordelijk gedeelte van het schiereiland was het terrein minder goed begaanbaar. Brede, vlakke plateaus hielden plotseling op bij steile ravijnen of loodrecht oprijzende kliffen het gevolg van het in vroeger tijden met veel geweld omhoog komen van de heftig bewegende aardkorst, bij haar pogingen zich van haar kalkstenen boeien te ontdoen. Smalle, diepe kloven werden aan weerszijden door steile rotswanden ommuurd en liepen dood waar de wanden bijeenkwamen of lagen vol met het puin van scherpkantige, van de omringende hoogten neergestorte keien. Andere vormden soms de bedding voor een stroom, die uiteen kon lopen van een klein, seizoengebonden beekje tot een woest voortbruisende rivier. Alleen in de buurt van een waterloop doorbraken enkele door de wind scheefgegroeide sparren, lariksen, dennen en zich dicht tegen hen aan dringende, tot weinig meer dan kreupelhout uitgegroeide berken en wilgen de eentonigheid van de grasbegroeide steppen. In heel enkele gevallen, wanneer een ravijn uitliep op een bevloeide vallei, zodat deze beschut lag tegen de onophoudelijk in één richting waaiende wind en voldoende vocht kreeg aangevoerd, benaderden de pijnbomen en kleinbladige loofbomen meer hun normale hoogte. Het was een kalme reis. Ze waren tien dagen in hetzelfde gestage tempo voortgetrokken toen Brun er mannen op uit begon te sturen om het gebied om hen heen te verkennen, wat hen de eerstvolgende dagen minder snel deed vorderen. Ze bevonden zich nu dicht bij de brede hals van het schiereiland. Als ze al mammoeten zouden aantreffen, moest dat binnenkort gaan gebeuren.
Het jachtgezelschap was bij een kleine rivier tot staan gekomen. Brun had Broud en Goov er vroeger in de middag op uit gezonden en hij stond op korte afstand van de anderen in de richting te kijken waarin ze vertrokken waren. Hij zou weldra moeten besluiten of ze bij deze rivier zouden kamperen of nog verder gaan alvorens halt te houden voor de nacht. De schaduwen van de late namiddag verlengden zich al tot die van de avond en als de twee jonge mannen niet snel terugkwamen, zou hem de beslissing uit handen genomen worden. Hij kneep zijn ogen toe terwijl hij recht tegen de scherpe oostenwind in keek die zijn lange bontomslag rond zijn benen wikkelde en zijn ruige baard tegen zijn gezicht drukte.
Ver weg dacht hij beweging te zien en terwijl hij wachtte, werden de rennende figuren van twee mannen zichtbaar. Hij voelde een plotselinge opwinding. Misschien was het intuïtie of misschien zag hij iets in de manier waarop ze zich bewogen. Ze zagen de apart staande gestalte en versnelden nog eens hun pas, daarbij wild met hun armen zwaaiend. Brun wist wat ze riepen lang voor hij hun stemmen kon horen.
'Mammoeten! Mammoeten!' schreeuwden de mannen, terwijl ze buiten adem op de groep toe renden. Allen verdrongen zich rond de opgetogen jagers.
'Een grote kudde, in het oosten,' gebaarde Broud opgewonden. 'Hoe ver?' vroeg Brun.
Goov wees recht omhoog en bewoog dan zijn arm in een korte boog omlaag.
'Enkele uren,' zei het gebaar.
'Ga maar voor,' wenkte Brun en gaf de anderen het teken hem te volgen. Ze hadden nog genoeg uren daglicht over om dichter bij de kudde te komen.
De zon stond al laag boven de horizon toen het jachtgezelschap in de verte de donkere bewegende massa zag. 't Is een grote kudde, dacht Brun terwijl hij de groep halt liet houden. Ze zouden zich moeten behelpen met het water dat ze van de vorige rustplaats hadden meegenomen; het was te donker om een riviertje te zoeken. Ze konden de volgende morgen wel naar een betere kampplaats uitkijken. Waar het om ging was dat ze mammoeten gevonden hadden. Nu was het woord aan de jagers. Nadat de groep de volgende morgen naar een nieuwe kampplaats was verhuisd, bij een slingerend beekje dat door een dubbele rij onordelijke kreupelbosjes langs iedere oever werd aangegeven, nam Brun zijn jagers mee om de mogelijkheden te gaan bekijken. Een mammoet kon men niet vangen door hem uit te putten, zoals een bizon, of met bola's neerhalen. Om zo'n langharige dikhuid buit te maken, moest een nieuwe tactiek uitgedacht worden. Brun en zijn mannen verkenden de kloven en ravijnen in de buurt. De leider zocht een bepaalde formatie, een doodlopende smalle kloof die zich tot een pas vernauwde, met rotsblokken boven op de zijwanden en bij het gesloten uiteinde, en niet te ver van de zich langzaam verplaatsende kudde.

Vroeg in de morgen van de tweede dag ging Oga nerveus, met gebogen hoofd voor Brun op de grond zitten, terwijl Ovra en Ayla op een afstandje gespannen wachtten. 'Wat wil je, Oga?' gebaarde Brun na haar een tikje op de schouder te hebben gegeven.
'Deze vrouw zou een verzoek willen doen,' begon ze aarzelend. 'Ja?'
'Deze vrouw heeft nog nooit een mammoet gezien. Ovra en Ayla ook niet. Zou de leider ons willen toestaan de kudde dichter te naderen, zodat we ze beter kunnen bekijken?' 'En Ebra en Oeka dan, willen die geen mammoeten zien?' 'Ze zeggen dat ze nog meer dan genoeg mammoeten zullen zien voordat we klaar zijn. Zij hebben geen verlangen mee te gaan,' 'antwoordde Oga.'Dat is verstandig van hen; maar zij hebben al eens mammoeten gezien. De wind staat naar ons toe; het zal de kudde waarschijnlijk niet verontrusten, zolang jullie er maar niet te dichtbij komen en er niet omheen proberen te lopen.' 'We zullen er niet te dichtbij komen,' beloofde Oga. 'Nee, ik denk ook niet dat jullie te dichtbij zullen willen komen wanneer je ze ziet. Ja, jullie mogen wel gaan,' besloot Brun. Het kan geen kwaad om de jonge vrouwen een klein uitstapje te gunnen, dacht hij. Ze hebben nu weinig te doen en ze zullen het later druk genoeg hebben als de geesten ons welgezind zijn. De drie waren opgewonden over hun voorgenomen avontuur. Het was Ayla geweest die Oga tenslotte had overgehaald om er toestemming voor te vragen, hoewel ze er alle drie over gepraat hadden. De jachtreis had hen in nauwer contact met elkaar gebracht dan ze gewoonlijk in de grot hadden en hen de gelegenheid verschaft elkaar beter te leren kennen. Ovra, die van nature stil en gereserveerd was, had Ayla altijd als een van de kinderen beschouwd en haar gezelschap niet gezocht. Oga had te veel sociaal contact niet aangemoedigd, wetend hoe Broud tegenover Ayla stond en geen van beide jonge vrouwen had het gevoel gehad veel met het meisje gemeen te hebben. Ze hadden al een metgezel, waren volwassen en meesteres van de vuurplaats van hun metgezel; Ayla was nog maar een kind dat nog niet dezelfde verantwoordelijkheden had.
Pas sinds die zomer, waarin Ayla een halfvolwassen status had gekregen en op jachtexpedities was begonnen mee te gaan, waren de vrouwen haar als meer dan een kind gaan zien en vooral nu, gedurende deze reis naar de mammoeten. Ayla was langer dan al de vrouwen, wat haar een schijn van volwassenheid verleende, en de jagers behandelden haar in de meeste opzichten ook alsof ze een vrouw was. Vooral Crug en Droeg deden vaak een beroep op haar. Hun gezellinnen waren thuis, in de grot, en Ayla had geen metgezel. Ze hoefden hun verzoeken nu niet via een andere man of met zijn toestemming te doen, hoe informeel deze ook gevraagd of gegeven werd. Met de jacht als hun gezamenlijk doel ontwikkelde zich een vriendschappelijke relatie tussen de drie jongere vrouwen. Ayla had voordien meestal hel gezelschap van Iza, Creb en Oeba gezocht en ze genoot van de warmte van de nieuwgewonnen vriendschap met de beide vrouwen.
Kort nadat de mannen 's morgens waren vertrokken, liet Oga Brac bij Ebra en Oeka achter en gingen de drie jonge vrouwen op weg. Het was een plezierige wandeling. Ze raakten al spoedig in een geanimeerd gesprek gewikkeld, met snelbewegende handen en nadrukkelijk uitgesproken woorden. Naarmate ze de dieren dichter naderden, begon het gesprek te kwijnen en viel weldra geheel stil. Ze bleven staan en vergaapten zich aan de enorme wezens.
De toendramammoeten waren goed aan het ruwe, periglaciale klimaat van hun koude omgeving aangepast. Hun dikke huid was bedekt met een ondervacht van dicht zacht haar en ruig, lang, roodbruin bovenhaar, dat soms wel vijftig centimeter lang was. Dan bezaten ze nog een isolerende onderhuidse vetlaag van acht centimeter dik. De koude was ook de aanleiding tot aanpassingen in hun lichaamsbouw. Ze waren vrij gedrongen voor hun soort, met een gemiddelde schofthoogte van ongeveer drie meter. De zware kop, groot in verhouding tot hun totale hoogte en meer dan half zo lang als de romp, verhief zich als een puntige koepel hoog boven hun schouders. Ze hadden kleine oren, een korte staart, en een relatief korte slurf met twee grijplippen aan het uiteinde, één boven en één onder. Van opzij gezien bevond zich bij de overgang naar de nek een diepe kuil tussen de koepelvormig oprijzende kop en de hoge vetbult op de schoften. De rug liepsteil af naar het bekken en de wat kortere achterpoten. Maar het meest indrukwekkend waren hun lange, sterk gebogen slagtanden.
'Kijk die eens!' gebaarde Oga, en wees naar een oude stier. Zijn ivoren slagtanden ontsprongen dicht bij elkaar, bogen scherp omlaag, krulden dan sterk naar buiten, naar boven, naar binnen, kruisten elkaar voor de kop en liepen dan nog door, met een totale lengte van wel vijf meter.
De mammoet trok pollen gras, kruiden en zegge met zijn slurf uil de grond en propte het taaie, droge voer in zijn bek om het met zijn doeltreffende raspachtige maalkiezen fijn te kauwen. Hen jonger dier waarvan de slagtanden niet zo lang en nog te gebruiken waren, ontwortelde een lariks en begon hem van zijn twijgen en bast te ontdoen.
'Wat zijn ze toch groot!' zei Ovra huiverend, ik had nooit gedacht dat er zulke grote dieren konden bestaan. Hoe zullen de mannen er ooit een kunnen doden? Ze kunnen er met een speer met eens bijkomen.'
Ik weet 't niet,' zei Oga, al even gespannen. 'Ik wou haast dat we niet waren gegaan,' zei Ovra. 'Het zal een gevaarlijke jacht worden. Er kan best iemand bij gewond raken. Wat moet ik doen als Goov iets overkomt?'Brun heeft vast wel een plan,' zei Ayla. ik denk niet dat hijzelfs maar zou proberen een mammoet te vangen als hij niet dacht dat de mannen het aankonden. Ik wou dat ik kon kijken,' voegde ze er verlangend aan toe.
ik niet,' zei Oga. ik wil helemaal niet in de buurt zijn. Ik zal alleen blij zijn als het achter de rug is.' Oga wist nog dat de metgezel van haar moeder bij een ongeluk tijdens de jacht omgekomen was, vlak voor de aardbeving die haar moeder het leven had gekost. Ze was zich er scherp van bewust hoe gevaarlijk de onderneming ondanks de beste plannen bleef. 'Ik denk dat we nu terug moeten gaan,' zei Ovra. 'Brun wilde niet dat we te dichtbij zouden komen. Dit is al dichter bij dan ik leuk vind.'
De drie vrouwen wendden zich om om terug te gaan. Ayla keek nog enkele malen achterom terwijl ze zich weghaastten. Op de terugweg waren ze minder spraakzaam, ieder in haar eigen gedachten verdiept en niet in de stemming om veel te praten. Toen de mannen terugkeerden, gaf Brun de vrouwen orders om de volgende morgen na het vertrek van de jagers het kamp op te breken en te verplaatsen. Hij had een gunstige plek gevonden, morgen zou de jacht plaatsvinden en hij wilde de vrouwen een flink eind uit de buurt hebben. Hij had de kloof vroeg de vorige dag gevonden. Het was een ideale plek maar te ver van de mammoeten verwijderd. Hij beschouwde het als een bijzonder goed voorteken dat de kudde, die zich langzaam in zuidwestelijke richting verplaatste, het ravijn tegen het einde van de tweede dag voldoende genaderd zou zijn om er gebruik van te kunnen maken.

Een door windvlagen uit het oosten opgejaagde lichte droge poedersneeuw begroette de leden van het jachtgezelschap toen ze zich uit hun warme slaapvachten rolden en hun neuzen buiten de lage tenten staken. De sombere grijze hemel waarachter de gloeiende zon schuilging die de aarde daglicht gaf, kon geen domper op hun verwachtingsvolle opwinding zetten. Vandaag zouden ze op mammoetjacht gaan. De vrouwen fladderden gehaast rond om thee te maken; om hun atletische lichamen niet uit balans te brengen, zouden de jagers niets anders tot zich nemen. Ze stampten in het rond en maakten met hun speren oefenstoten in de lucht om hun stijve spieren op te rekken en los te maken. De spanning die er van hen uitging vervulde de atmosfeer met opwinding.
Grod nam een gloeiend kooltje uit het vuur en stopte het in de oeroshoren aan zijn zij. Ook Goov nam er een. Ze omwonden zichzelf stevig met bontvachten, niet de gewone buitenomslagen, maar lichtere kledingstukken die hen niet in hun bewegingen zouden belemmeren. Niemand voelde de koude; ze waren té gespannen. Brun nam voor het laatst nog eens hun plan met hen door.
Iedere man sloot zijn ogen en omklemde zijn amulet, nam een onaangestoken toorts op die hadden ze de avond tevoren gemaakt en ging op pad. Ayla sloeg hun vertrek gade en wenste dat ze hen durfde volgen. Dan voegde ze zich bij de vrouwen die gedroogd gras, mest, sprokkelhout en takken voor vuren begonnen te verzamelen alvorens het kamp op te breken. De mannen bereikten de kudde in korte tijd. De mammoeten waren alweer in beweging na de nacht rustend te hebben doorgebracht. De jagers hurkten in het lange gras terwijl Brun de langskomende dieren taxerend bekeek. Hij zag de oude stier met de enorme gekrulde slagtanden. Wat een trofee zou dat zijn, dacht hij, maar zag van deze buit af. Ze moesten een lange weg terug naar de grot afleggen en de geweldige slagtanden zouden een onnodige extra last zijn. Die van een jonger dier zouden gemakkelijker te vervoeren zijn en het vlees malser bovendien. Dat was belangrijker dan met reusachtige slagtanden te kunnen pronken.
Jongere stieren waren echter gevaarlijker. Hun kortere slagtanden waren niet alleen praktisch voor het ontwortelen van bomen, het waren ook zeer doeltreffende wapens. Brun wachtte geduldig. Hij had niet al die voorbereidingen getroffen en die lange tocht gemaakt om nu overhaast te werk te gaan. Hij wist op welke combinatie van omstandigheden hij wachtte en kwam liever de volgende dag terug dan hun kans op succes in de waagschaal te stellen. Ook de andere jagers wachtten, maar niet allemaal even geduldig.
De zon had de grauwe, betrokken hemel verwarmd en de wolken verspreid. Het hield op met sneeuwen en heldere zonnestralen braken door de open plekken in de bewolking heen. 'Wanneer geeft hij nu toch het teken?' gebaarde Broud zwijgend naar Goov. 'Kijk eens hoe hoog de zon al staat. Waarom vertrekken we zo vroeg als we hier alleen maar in het gras blijven zitten? Waar wacht hij toch op?'Grod ving Brouds gebaren op. 'Brun wacht op het juiste ogenblik. Wat heb je liever, met lege handen terugkeren of een poosje wachten? Heb geduld, Broud, en probeer hiervan te leren. Eéns zul jij degene zijn die moet besluiten wanneer het juiste ogenblik gekomen is. Brun is een goed leider, een goed jager. Je kunt je gelukkig prijzen dat je van hem kunt leren. Er is meer dan flinkdoenerij voor nodig om leider te zijn.'
Broud was niet erg met Grods lesje ingenomen. Die zal niet mijn tweede man zijn wanneer ik leider word, dacht hij. Hij wordt bovendien toch al te oud. De jonge man veranderde van houding, rilde even in een hevige windvlaag en wachtte gelaten. De zon stond hoog aan de hemel toen Brun eindelijk het teken 'allen paraat' gaf. Iedere jager voelde een schok van opwinding door zich heengaan. Een koe, zwaar drachtig, liep aan de buitenkant van de kudde en maakte zich er steeds verder van los. Ze was tamelijk jong, maar aan de lengte van haar slagtanden te zien was het vermoedelijk niet haar eerste dracht. Deze was al zo ver gevorderd dat ze haar bewegingen vertraagde. Ze zou niet zo snel wendbaar zijn en het vlees van de foetus zou een sappig extraatje betekenen.
De mammoet ontdekte een plekje gras dat de anderen nog niet gezien hadden en bewoog zich er naar toe. Een ogenblik lang stond ze alleen, een enkeling, weg van de bescherming van de kudde. Dat was het moment waar Brun op had gewacht. Hij gaf het teken.
Grod had het hete kooltje en de toorts al klaar in de hand. Op hetzelfde ogenblik dat Brun het teken gaf, hield hij het gloeiende stukje houtskool bij de toorts en blies tot deze vlam vatte. Droeg stak twee andere aan de eerste aan en gaf er een aan Brun. De drie jongere jagers waren dadelijk toen ze het teken zagen naar het ravijn weggerend. Hun aandeel kwam later. Zodra de toortsen ontstoken waren, renden Brun en Grod achter de mammoet langs en hielden de fel brandende fakkels bij het droge gras van de steppe.
Volwassen mammoeten hadden afgezien van de mens geen natuurlijke vijanden; alleen de zeer jonge en zeer oude vielen wel eens aan een roofdier ten prooi. Maar vuur vreesden ze zeer. Door natuurlijke oorzaken ontstane steppebranden woedden soms dagen achtereen ongebreideld voort, alles op hun pad verwoestend. Een door de mens aangestoken brand was niet minder rampzalig. Zodra ze gevaar bemerkten, drong de kudde instinctief dichter bijeen. Het gras moest snel vlam vatten om te voorkomen dat de koe zich weer bij de andere dieren zou voegen en Brun en Grod bevonden zich tussen het vrouwtje en de kudde. Ze konden van beide kanten aangevallen of bij een stormloop van de kolossen verpletterd worden.
De geur van rook veranderde de vredig grazende kudde in een dolgeworden massa trompetterende opschudding. Het vrouwtje wendde zich naar de anderen om, maar te laat. Een muur van vlammen scheidde haar van de kudde. Ze trompetterde om hulp, maar de door de straffe oostenwind aangewakkerde vlammen warend de wild dooreenlopende dieren al te dicht genaderd. Ze begonnen zich in westelijke richting uit de voeten te maken, in een poging de zich snel verbreidende vuurgloed te ontlopen. De steppebrand was niet meer in te dammen, maar dat deerde de mannen niet. De wind zou het vernietigend vuur wegvoeren van de plek waar zij heen wilden.
De vrouwtjesmammoet wendde zich loeiend van angst naar het oosten. Droeg wachtte tot hij de vlammen op zag laaien en stormde toen weg. Toen hij de mammoet zich in beweging zag zetten, rende hij schreeuwend en met zijn toorts zwaaiend op het verwarde en beangste dier af, waardoor het naar het zuidoosten afboog.
Crug, Broud en Goov, de jongsten en snelsten van de jagers, stoven op topsnelheid voor haar uit. Ze vreesden dat de uitzinnige mammoet hen zelfs met de voorsprong die ze hadden nog in zou halen. Brun, Grod, en Droeg renden achter haar aan, trachtend haar bij te houden en hopend dat ze niet van koers zou veranderen. Maar nu ze op gang was, denderde de kolos blindelings voort.
De drie jagers bereikten de doodlopende kloof het eerst, en Crug rende hem in. Broud en Goov bleven bij de zuidwand staan. Nerveus en buiten adem reikte Goov naar de oeroshoren, een onuitgesproken bede naar zijn totem opzendend dat het kooltje niet gedoofd zou zijn. Het brandde nog, maar geen van de beide jonge mannen had veel adem tot zijn beschikking om de toorts aan te blazen. De felle wind kwam hen te hulp. Ze ontstaken beiden twee toortsen, namen er een in iedere hand en bewogen zich van de rotswand vandaan, trachtend te voorzien uit welke richting de mammoet zou naderen. Ze hoefden niet lang te wachten. Met een stille bede naar hun totems toen het angstige trompetterende, gigantische dier op hen af daverde, renden de dappere jonge mannen recht op de aanstormende mammoet af, ondertussen hun rokerige toortsen voor zich uit zwaaiend. Hen was de moeilijke en gevaarlijke taak toebedeeld het uitzinnige dier het ravijn in te manoeuvreren.
De volledig in paniek verkerende dikhuid, die al in wilde angst voor het vuur achter haar wegrende en nu ook nog met de geur van rook vóór zich geconfronteerd werd, zocht een ontsnappingsmogelijkheid. Ze boog af en denderde de kloof in op haar hielen gevolgd door Broud en Goov. De kolos stampte loeiend door het ravijn voort, bereikte het vernauwde uiteinde en zag de doorgang versperd. Niet in staat verder te rennen of zich in de enge ruimte om te draaien, schreeuwde ze haar frustratie uit. Broud en Goov kwamen buiten adem aangehold. Broud had een mes in zijn hand, dat Droeg zorgvuldig uit steen gevormd had en dat door Mog-ur van een bezwering was voorzien. In een snelle, drieste stormloop schoot Broud op de linkerachterpoot van de mammoet af en haalde met het scherpe lemmet haar pezen door. Haar doordringende kreet van pijn sneed door de lucht. Ze kon niet vooruit, ze kon niet omkeren en nu kon ze ook niet achteruit. Goov volgde Brouds voorbeeld en haalde de pezen van haar rechterachterpoot door. Het grote dier zakte op haar knieën. Toen sprong Crug op vanachter het rotsblok vóór de verzwakte, wild van pijn trompetterende mammoet en stootte zijn lange puntige speer recht in haar geopende bek. Instinctief trachtte ze hem aan te vallen en spoot bloed over de ongewapende man heen. Maar hij bleef niet lang ongewapend. Er stonden al andere speren achter de rotsblokken gereed. Terwijl Crug naar een tweede speer tastte, bereikten Brun, Grod en Droeg het smalle ravijn, renden naar het doodlopende einde toe, en sprongen op de rotsen aan weerzijden van de enorme, drachtige mammoet. Ze smeten hun speren bijna gelijktijdig in het gewonde dier. Die van Brun drong een klein oog binnen en besproeide hem met warm scharlaken. Het dier gleed opzij. Met haar laatste levenskrachten gaf de mammoet nog één trompetstoot vol verzet en zakte ineen.
Langzaam drong het besef van hun overwinning tot de uitgeputte mannen door. In de plotselinge stilte keken de jagers elkaar aan. Hun harten sloegen sneller in een nieuwe opwinding. Diep in hen vormde zich een naamloze, primaire impuls, die opsteeg en naar buiten brak in een schreeuw van overwinning. Het was gelukt! Ze hadden de machtige mammoet gedood! Zes mannen, deerniswekkend zwak in vergelijking, hadden door hun handigheid, intelligentie, samenwerking en moed het enorme schepsel dat geen ander roofdier belagen kon gedood. Geen andere, vierpotige jager, hoe snel, hoe sterk of hoe sluw ook, kon hun prestatie evenaren. Broud sprong naast Brun op het rotsblok en vandaar op het gesneuvelde dier. Het volgend ogenblik stond
Brun naast hem en sloeg hem warm op de schouder, trok dan zijn speer uit het oog van de mammoet en hield hem omhoog. De vier anderen voegden zich dadelijk bij hen en op het ritme van hun eigen hartslag sprongen en dansten de mannen uitgelaten op de rug van het geweldige dier rond.
Toen sprong Brun omlaag en liep om de mammoet heen die bijna de gehele nauwe ruimte vulde. Niet één man gewond, dacht hij. Niet één heeft ook maar een schrammetje. Dit was een zeer fortuinlijke jacht. Onze totems moeten ons zeer welgezind zijn. 'We moeten de geesten laten weten dat we dankbaar zijn,' verklaarde hij. 'Wanneer we terug zijn, zal Mog-ur een zeer speciale ceremonie houden. We zullen er nu de lever uithalen; ieder krijgt zijn deel en we zullen een stuk mee naar huis nemen voor Zoug en Dorv en Mog-ur. De rest zullen we aan de Geest van de Mammoet geven; dat heeft Mog-ur me opgedragen. We zullen het hier begraven waar ze gevallen is, en de lever van de jonge mammoet binnenin haar ook. En Mog-ur zei ook dat we niet aan de hersenen mochten komen, die moeten voor de Geest bewaard blijven waar ze zijn. Wie heeft haar de eerste wond toegebracht, Broud of Goov?' 'Broud,' antwoordde Goov.
'Dan krijgt Broud het eerste stuk lever, maar allen krijgen de eer van de jacht.

'Broud en Goov werden weggestuurd om de vrouwen te gaan halen. In één enkele uitbarsting van energie was de taak der mannen afgelopen. Nu waren de vrouwen aan de beurt. Hen viel de zware taak van het uitbenen en conserveren toe. De achterblijvende mannen ontdeden in afwachting van hun komst de enorme mammoet van de ingewanden en haalden er de bijna voldragen foetus uit. Toen de vrouwen gearriveerd waren, hielden de mannen hen het dier te villen. Het was zo groot dat iedereen moest meehelpen. Bepaalde favoriete delen werden weggesneden en in van stenen gemaakte bewaarplaatsen opgeslagen om te bevriezen. Om de rest van het kadaver heen werden vuren  uitgelegd, ten dele om te verhinderen dat het vlees bevroor en ten dele om de onvermijdelijke aaseters weg te houden die op de geur van bloed en rauw vlees afkwamen. Vermoeid maar voldaan kroop het jachtgezelschap 's avonds in hun bed van warme bontvachten na hun eerste maaltijd van vers vlees sinds ze de grot verlaten hadden. De volgende morgen gingen de vrouwen aan het werk, terwijl de mannen bijeenzaten om de opwindende jacht nog eens door te nemen en elkaars dapperheid te bewonderen. Er was wel een riviertje in de buurt, maar toch nog zo ver van de kloof verwijderd dat het onhandig werken was. Toen ze het karkas in grote bouten hadden verdeeld, brachten ze deze over naar een plek dichter bij de stroom, waarbij ze het grootste deel van de beenderen, met stukjes vlees er nog aan, voor de rondsluipende en rondvliegende aaseters achterlieten, maar dat was ook alles.
De stam maakte bijna alles van het dier ten nutte. Van de taaie mammoethuid kon schoeisel gemaakt worden dat steviger en duurzamer was dan dat van de huid van andere dieren; verder windschermen voor bij de grotingang, kookpotten, sterke riemen om dingen mee vast te sjorren, en tentjes. Het zachte donzige onderhaar kon tot een viltachtig materiaal omgevormd worden, dat gebruikt werd om er kussens of zakken om op te slapen mee te vullen, of zelfs als absorberend materiaal in de windsels van zuigelingen. Het lange bovenhaar werd tot stevige koorden gedraaid, de pezen tot strengen gevlochten; blaas, maag en darmen konden gebruikt worden als waterzakken, soeppotten, voedselverpakking, zelfs als waterdichte regenkleding. Weinig werd verspild.
Niet alleen het vlees en andere delen werden gebruikt; ook het vet was zeer belangrijk. Het verschafte hen de noodzakelijke calorieën om voldoende energie in voorraad te hebben, zowel voor het ontwikkelen van metabolische warmte in de winter als voor het ontplooien van grote activiteit gedurende warmere seizoenen; het werd gebruikt om huiden bij het prepareren mee in te vetten, daar vele van de dieren die de stam buitmaakte herten, paarden, de op het open veld grazende oerossen en bizons, konijnen en vogels meestal weinig vet bezaten; het diende als brandstof voor de stenen lampen die naast licht ook enige warmte afgaven; het werd gebruikt om van alles waterdicht te maken en als grondstof voor zalven, smeersels en verzachtende middelen; het kon worden aangewend om nat hout vlam te doen vatten, om toortsen extra lang te laten branden, zelfs als enige brandstof om op te koken. Vet had zoveel toepassingsmogelijkheden. Elke dag keken de vrouwen onder het werken bezorgd naar de lucht. Bij helder weer zou het vlees, met behulp van de voortdurend waaiende wind, in ongeveer zeven dagen drogen. Ze hoefden dit keer geen rokerige vuren aan te leggen het was te koud, er waren geen vleesvliegen die het vlees konden bederven en dat was wel zo plezierig. Er was veel minder brandstof op de steppen dan op de begroeide heuvelhellingen of zelfs op de warmere steppen in het zuiden, waar meer bomen groeiden. Met een wisselende bewolking, betrokken hemel of neerslag kon het wel driemaal zo lang duren voor de smalle repen vlees gedroogd waren. De door de felle rukwinden opgejaagde poedersneeuw was geen groot probleem; alleen wanneer het ongewoon warm of vochtig weer werd, zou het werk vertraging ondervinden. Ze hoopten op droog, helder, koud weer. De bergen vlees waren alleen naar de grot te vervoeren wanneer alles vóór hun vertrek gedroogd was.
De zware, ruig behaarde huid met de dikke vetlaag en het net van adertjes, zenuwen en kliertjes werd schoongekrabd. Dikke plakken van het in de koude hard geworden vet werden in een grote leren pot op het vuur gezet en het uitgesmolten vet in stukken schoongemaakte darm gegoten en tot grote dikke worsten dichtgebonden. De huid werd met het haar er nog op in hanteerbare lappen gesneden en strak opgerold; daarop liet men ze bevriezen om ze mee te kunnen nemen. Later in de winter zouden ze thuis in de grot onthaard en geprepareerd worden. De slagtanden werden afgebroken en triomfantelijk bij de kampplaats opgesteld. Ook deze zouden mee naar huis worden genomen.
In de dagen dat de vrouwen werkten, joegen de mannen op kleiner wild of hielden zo'n beetje de wacht. Het naar de rivier verplaatsen van de activiteiten had één probleem uit de weg geruimd, maar er was nog een ander dat moeilijker op te lossen was. De op de vangst afgekomen aaseters waren het jachtgezelschap naar hun nieuwe kampplaats gevolgd. De over drooglijnen van koorden en leren riemen gehangen repen vlees moesten voortdurend bewaakt worden. Eén grote gevlekte hyena was uiterst hardnekkig. Hij was al vele malen verjaagd, maar bleef aan de rand van het kamp rondhangen, de halfslachtige uitvallen van de mannen ontwijkend. Het woest uitziende dier was wel zo listig dat hij er verscheidene malen per dag in slaagde een bek vol drogend mammoetvlees weg te grissen. Hij was uiterst hinderlijk. Ebra en Oga waren gehaast bezig de laatste grote brokken vlees aan dunne repen te snijden zodat deze konden drogen. Oeka en Ovra goten vet in een stuk darm en Ayla was bij de rivier een ander stuk aan het uitspoelen. Bij de oevers had zich een dunne ijskorst gevormd, maar het water stroomde nog. De mannen Monden zich bij de slagtanden te beraden of ze al dan niet met de slinger op woestijnspringmuizen zouden gaan jagen.
Brac had bij zijn moeder en Ebra met kiezels zitten spelen. Hij kreeg genoeg van de steentjes en stond op om iets interessanters te gaan doen. De vrouwen waren op hun werk geconcentreerd en merkten niet dat hij naar het open veld afdwaalde, maar een ander paar ogen volgde zijn bewegingen nauwlettend.
Ieder hoofd in het kamp wendde zich om bij zijn hoge schelle angstkreet.
'Mijn kind!' schreeuwde Oga. 'De hyena heeft mijn kind!' De afstotelijke aaseter, die ook roofdier was en altijd gereed het nietsvermoedende jonge of het zwakke oude dier aan te vallen had Brac met zijn machtige kaken bij de arm gegrepen en maakte zich snel uit de voeten, het jongetje met zich meesleurend. 'Brac! Brac!' schreeuwde Broud en rende het beest achterna, met de andere mannen in zijn kielzog.
Hij rukt zijn slinger te voorschijn de afstand was te groot voor een speer en bukte zich om een steen op te rapen, in zenuwachtige haast, vóór het dier buiten zijn bereik zou zijn. 'Nee! Oh, néé!' riep hij in opperste wanhoop, toen de steen achter het dier neerkwam en de hyena voort bleef lopen. 'Brac! Braaac!'
Plotseling kwam er vanuit een andere richting het pok, pok van twee stenen die snel achtereen afgevuurd werden. Ze troffen het dier vol tegen de kop en de hyena viel neer waar hij liep. Broud stond met open mond in een verbazing die tot verbijstering groeide toen hij Ayla op het jammerende kind toe zag rennen met een slinger in de ene hand en twee stenen klaar in de andere. Zij had de hyena gedood. Ze had deze dieren bestudeerd, kende hun gewoonten en hun zwakke plekken en had zichzelf getraind tot het jagen op dergelijk wild een tweede natuur was geworden. Toen ze Brac hoorde schreeuwen, had ze niet verder nagedacht. Ze had eenvoudigweg haar slinger uit haar omslag getrokken, snel twee stenen gegrepen en ze weg gesmeten. Haar enige gedachte was de hyena die Brac wegsleepte tot staan te brengen.
Pas toen ze het kind bereikt had en uit de kaken van de dode hyena losgemaakt, en ze zich omdraaide en de verbluft starende blikken der anderen ontmoette, drong plotseling tot haar door wat er gebeurd was. Haar geheim was geopenbaard. Ze had zich verraden. Nu wisten ze dat ze kon jagen. Kille angst trok door haar heen. Wat zullen ze wel niet met me doen? dacht ze. Ayla wiegde de kleine troostend in haar armen en liep de ongelovige blikken ontwijkend naar het kamp terug. Oga herstelde zich het eerst van de schok. Ze rende hen met uitgestrekte armen tegemoet en nam vol dankbaarheid haar kleine jongen over van het meisje dat hem het leven had gered. Zodra ze in het kamp waren, begon Ayla het kind te onderzoeken, al evenzeer om niemand aan te hoeven kijken als om de aard van zijn kwetsuren vast te stellen. Bracs arm en schouder waren gehavend en zijn bovenarm was gebroken, maar het leek een mooie, eenvoudige breuk.
Ze had nog nooit een arm gezet, maar wel eens gezien hoe Iza het deed en de medicijnvrouw had haar instructies gegeven voor wat ze in noodgevallen moest doen. Iza's bezorgdheid had de jagers gegolden; het was niet in haar opgekomen dat er iets met de kleine zou kunnen gebeuren. Ayla porde het vuur op, zette water te kook en haalde haar medicijnbuidel. De mannen zwegen, nog steeds verward en niet in staat of bereid te geloven wat ze zojuist hadden gezien. Voor het eerst in zijn leven voelde Broud dankbaarheid jegens Ayla. Zijn gedachten gingen niet veel verder dan opluchting dat de zoon van zijn gezellin van een wisse en afschuwelijke dood was gered. Maar Bruns gedachten gingen wél verder.
De leider had dadelijk de diepere gevolgen overzien en zag zich plotseling voor een onmogelijke beslissing geplaatst. Volgens de traditie van de Stam, die gelijk stond aan de wet van de Stam, was de straf voor een vrouw die een wapen gebruikt had niet minder dan de dood. Dat was heel duidelijk bepaald. Er bestonden geen voorzieningen voor bijzondere omstandigheden. De bepaling was al zo oud en zo vanzelfsprekend dat de straf al talloze generaties niet meer had hoeven worden toegepast. De legenden eromheen waren nauw verweven met de legenden uit de tijd dat de vrouwen het contact met de wereld der geesten onderhielden, vóórdat de mannen dat van hen overnamen. De oude zede was een van de krachten die het grote onderscheid lussen de mannen en de vrouwen van de Stam veroorzaakt hadden, daar geen enkele vrouw met een onvrouwelijk verlangen om op jacht te gaan in leven had mogen blijven. Door vele eeuwen heen waren zodoende alleen diegenen met de juiste vrouwelijke instelling en gedragingen overgebleven. Als gevolg hiervan werd het aanpassingsvermogen van het ras juist die eigenschap waar de overleving op berust verkleind. Maar het was nu eenmaal stamzede, Stamwet, zelfs al waren er allang geen afwijkende vrouwen meer. Maar Ayla was niet in de Stam geboren. Brun had de zoon van Brouds gezellin innig lief. Alleen bij Brac smolt de onbewogen gereserveerdheid van de leider weg. De kleine kon alles met hem doen: aan zijn baard trekken, een nieuwsgierig vingertje in zijn ogen priemen, over hem heen spugen. Het gaf allemaal niets. Nooit was Brun zo zachtmoedig, zo plooibaar als wanneer de kleine jongen met het vredig vertrouwen van het geborgen zijn in de armen van de trotse en formele leider in slaap viel. Hij twijfelde er niet aan of Brac zou niet meer in leven zijn als Ayla de hyena niet gedood had. Hoe kon hij het meisje dat Brac het leven gered had ter dood veroordelen? Ze had hem gered met het wapen voor het hanteren waarvan ze sterven moest.
Hoe had ze het trouwens gedaan? vroeg hij zich af. Het dier was ver buiten hun bereik en zij was er nog verder vandaan geweest dan de mannen. Brun liep naar de plek waar de gedode hyena nog steeds lag en raakte het opdrogende bloed aan dat uit de fatale wonden sijpelde. Wonden? Twéé wonden? Zijn ogen hadden hem niet bedrogen. Hij had al gemeend twee stenen te zien. Hoe had het meisje zo goed met een slinger leren omgaan? Zelfs Zoug, of wie dan ook bij zijn weten, kon niet zo snel en zo trefzeker twee stenen achter elkaar wegslingeren. En met genoeg kracht om een hyena op die afstand te doden. Trouwens, niemand gebruikte ooit een slinger om een hyena te doden. Hij was er al dadelijk van overtuigd geweest dat Brouds poging een zinloos gebaar zou zijn. Zoug had altijd gezegd dat het wel degelijk mogelijk was, maar in zijn hart was Brun er niet zo zeker van geweest. Hij had de oude man nooit tegengesproken; Zoug was nog steeds een te waardevol lid van de stam, het had geen enkel nut hem te kleineren. Wel, Zoug bleek gelijk gehad te hebben. Zou men met een slinger ook een wolf of een lynx kunnen doden, zoals Zoug zo hardnekkig volhield? peinsde Brun. Plotseling sperden zijn ogen zich wijd open, knepen zich dan weer toe. Een wolf of een lynx? Of een veelvraat, of een wilde kat, of een das, of een fret, of een hyena! Zijn gedachten tuimelden door elkaar heen. Of al de andere roofdieren waarvan we de laatste tijd de kadavers gevonden hebben? 'Natuurlijk!' Bruns gebaar onderstreepte zijn gedachten. Die heeft zij gedood! Ayla jaagt al heel lang! Hoe had ze anders zo bedreven kunnen zijn? Maar ze is een meisje, ze heeft de vaardigheden der vrouwen vlot aangeleerd, hoe heeft ze kunnen leren jagen? En waarom jaagt ze op roofdieren? En waarom op zulke gevaarlijke? En waarom jaagt ze?
Als ze een man was, zou iedere jager haar om haar vaardigheid benijden. Maar ze is geen man. Ayla is een meisje en ze heeft een wapen gebruikt en daar moet ze voor sterven of de geesten zullen zeer vertoornd zijn. Vertoornd? Ze jaagt al een hele tijd, waarom zijn ze niet vertoornd? Ze zijn allesbehalve vertoornd. We hebben zojuist een mammoet gedood bij een zo voorspoedige jacht dat er zelfs niet één man letsel bij heeft opgelopen. De geesten zijn ons goedgezind, ze zijn helemaal niet vertoornd. De leider schudde in verwarring zijn hoofd. Geesten! Ik begrijp niets van geesten. Ik wou dat Mog-ur hier was. Droeg zegt dat ze geluk brengt, ik denk half en half dat hij gelijk heeft. Nog nooit is alles zo goed gegaan als sinds we haar vonden. Als de geesten haar zo goed gezind zijn, zou het hen dan niet ontstemmen als ze met de dood gevloekt werd? Maar het is Stamzede, piekerde hij wanhopig. Waarom moest ze toch door mijn stam gevonden worden? Ze mag dan misschien geluk brengen, maar ze heeft mij meer hoofdpijn bezorgd dan ik ooit voor mogelijk zou hebben gehouden. Ik kan geen besluit nemen zonder eerst Mog-ur geraadpleegd te hebben. Ik zal het moeten laten rusten tot we in de grot terug zijn.
Brun beende terug naar het kamp. Ayla had de kleine jongen iets pijnstillends gegeven om hem in slaap te laten vallen, en daarna zijn wonden met een antiseptische oplossing schoongemaakt, de arm gezet en met een huls van vochtige berkebast omwikkeld. Deze zou bij het drogen stijf en hard worden en de botten op hun plaats houden. Ze zou wel een oogje in het zeil moeten houden voor het geval dat de arm te sterk opzwol. Ze zag Brun terugkomen van zijn onderzoek van de hyena en beefde bij zijn nadering. Maar hij liep zonder iets te zeggen langs haar heen, haar volledig negerend, en ze besefte dat ze pas na hun thuiskomst haar lot •HU vernemen.