+

+++

+++

Bijna drie weken nadat de sirenes door het slaperige Pagford hadden geloeid, op een zonnige ochtend in april, stond Shirley Mollison in haar slaapkamer met samengeknepen ogen naar haar spiegelbeeld in de kastdeur te kijken. Ze legde de laatste hand aan haar kleding voordat ze haar dagelijkse ritje naar South West General zou maken. De ceintuur gleed een gaatje verder dan twee weken geleden, haar grijze haar moest nodig worden geknipt en de grimas die ze trok door het felle zonlicht dat de kamer in scheen, had net zo goed de uiting van haar gemoedstoestand kunnen zijn.

Shirley had een jaar lang heen en weer gelopen langs ziekenzalen, het bibliotheekkarretje geduwd, klemborden en bossen bloemen gedragen, en het was niet één keer bij haar opgekomen dat zij wel eens zo’n verschrompelde vrouw met een ontspoord leven zou kunnen worden die naast het bed van haar verslagen en verzwakte man zat. Howard was niet zo snel hersteld als zeven jaar geleden. Hij zat nog steeds vast aan piepende apparaten, timide en slap, had een nare huidskleur en was verongelijkt hulpbehoevend. Soms deed ze net of ze naar de wc moest om aan zijn terneergeslagen blik te ontsnappen.

Wanneer Miles haar naar het ziekenhuis vergezelde, kon ze hem het woord laten doen. En dat deed hij ook: hij hield altijd een lange monoloog over alle nieuwtjes in Pagford. Ze voelde zich zo veel beter – zowel beter zichtbaar als beter beschermd – als die boom van een Miles naast haar door de kille gangen liep. Hij praatte hartelijk met het verplegend personeel, hielp haar bij het in- en uitstappen van de auto en gaf haar het gevoel terug een bijzonder wezen te zijn, dat zorg en bescherming verdiende. Maar Miles kon niet elke dag meekomen, en tot Shirleys immense irritatie stuurde hij dan Samantha als zijn plaatsvervanger. Dat was geenszins hetzelfde, ook al was Samantha een van de weinigen die erin slaagden een glimlach op Howards paarse, wezenloze gezicht te toveren.

Ook leek niemand te beseffen hoe afschuwelijk de stilte in huis was. Toen de artsen de familie hadden verteld dat het herstel maanden kon gaan duren, had Shirley gehoopt dat Miles haar zou vragen tijdelijk de logeerkamer op Church Row te betrekken, of dat hij misschien af en toe bij haar in de bungalow zou blijven slapen. Maar nee, ze werd aan haar lot overgelaten, helemaal alleen, met uitzondering van een pijnlijke driedaagse periode waarin ze gastvrouw had gespeeld voor Pat en Melly.

Ik zou het nooit hebben gedaan, suste ze zichzelf ritueel tijdens de stille slapeloze avonden. Ik ben het eigenlijk nooit van plan geweest. Ik was gewoon in de war. Ik zou het nooit hebben gedaan.

Ze had Andrews EpiPen begraven in de zachte grond naast de vogelvoedertafel in de tuin, als een piepklein stoffelijk overschot. Ze vond het niet prettig om te weten dat die spuit daar lag. Ze zou het ding binnenkort, op de avond voor het vuilnis werd opgehaald, opgraven en stiekem in de vuilnisbak van de buren gooien.

Howard was niet over de spuit begonnen, niet tegen haar en ook niet tegen iemand anders.

Shirley zocht vertroosting in lange, gloedvolle scheldkanonnades, tegen de mensen die, naar haar uitdrukkelijke mening, de ramp hadden veroorzaakt die haar familie had getroffen. Uiteraard stond Parminder Jawanda boven aan dit lijstje, vanwege haar harteloze weigering om Howard te helpen. Vervolgens had je die twee jongeren die, vanwege hun walgelijke en onverantwoordelijke gedrag, de ambulance hadden laten omrijden die anders misschien eerder bij Howard was geweest.

Dat laatste was wellicht wat vergezocht, maar het was aangenaam om af te geven op Stuart Wall en Krystal Weedon, en er waren meer dan genoeg bereidwillige luisteraars in Shirleys directe omgeving voor deze aanklacht. Sterker nog: het was aan het licht gekomen dat die jongen van Wall al die tijd de Geest van Barry Fairbrother was geweest. Hij had het opgebiecht aan zijn ouders, en die hadden persoonlijk de slachtoffers van de jongen gebeld om hun excuses aan te bieden. De identiteit van de Geest had zich vervolgens als een lopend vuurtje door het dorp verspreid, en dat zorgde ervoor, met het besef dat hij medeverantwoordelijk was voor de verdrinkingsdood van een driejarig kind, dat het beschimpen van Stuart zowel een plicht als een genot was.

Shirley was feller in haar commentaar dan wie ook. Haar beschuldigingen hadden iets wreeds en dienden stuk voor stuk om de verwantschap en de bewondering die ze voor de Geest had gevoeld te vernietigen, en als een verloochening van dat afschuwelijke laatste bericht dat, vooralsnog, niemand anders scheen te hebben gezien. De Walls hadden Shirley niet gebeld om hun verontschuldigingen aan te bieden, maar ze was er continu op voorbereid, voor het geval de jongen er toch over zou praten met zijn ouders, om Stuarts reputatie de genadeklap toe te brengen.

‘O ja, Howard en ik weten er alles van,’ was ze van zins om met kille waardigheid te zeggen, ‘en ik ben ervan overtuigd dat die shock de oorzaak was van zijn hartaanval.’ Ze had het in de keuken zelfs hardop geoefend.

De vraag of Stuart Wall daadwerkelijk op de hoogte was geweest van de verhouding tussen haar man en Maureen, was minder urgent, omdat Howard duidelijk niet in staat was haar op die manier weer te beschamen – en misschien wel nooit meer – en niemand erover leek te roddelen. En als de stilte die ze Howard bood wanneer ze noodgedwongen alleen met hem was, van weerszijden werd gekleurd door wrok, dan was ze in staat om zijn aanhoudende uitschakeling en afwezigheid thuis geruster tegemoet te zien dan ze drie weken eerder voor mogelijk had kunnen houden.

De deurbel ging en Shirley haastte zich open te doen. Daar stond Maureen te wiebelen op onverantwoord hoge hakken en in een nogal opzichtig fel zeegroen tenue. ‘Dag, engel, kom binnen,’ zei Shirley. ‘Ik pak even mijn tas.’

Het was zelfs nog verkieslijker om Maureen mee naar het ziekenhuis te nemen dan om alleen te gaan. Maureen werd niet uit het veld geslagen door Howards apathie. Met haar schorre stem zaagde ze aan één stuk door, en Shirley kon in alle rust blijven zitten, poeslief lachen en zich ontspannen. Hoe dan ook, aangezien Shirley tijdelijk Howards zaken waarnam, vond ze talloze manieren om haar knagende wraaklust af te reageren door het stelselmatig met alle beslissingen van Maureen oneens te zijn.

‘Weet je wat er verderop in de straat gaande is?’ vroeg Maureen. ‘Bij de kerk? De begrafenis van die kinderen van Weedon.’

‘Híér?’ zei Shirley ontzet.

‘Er schijnt een geldinzameling te zijn gehouden,’ zei Maureen, overstromend van roddels die Shirley op de een of andere manier waren ontgaan door haar eindeloze heen en weer gereis naar het ziekenhuis. ‘Vraag me niet door wie. Hoe dan ook, ik had niet gedacht dat de familie zo’n plechtigheid zo dicht bij de rivier had willen houden, jij?’

(Het vieze en grofgebekte jongetje, van wiens bestaan maar weinigen op de hoogte waren geweest en op wie niemand behalve zijn moeder en zus bijzonder gesteld was geweest, had in het collectieve geheugen van Pagford zo’n transformatie ondergaan door zijn jammerlijke verdrinking dat hij overal herdacht werd als was hij een engeltje, een ongerept en zoet kind dat iedereen met liefde en mededogen in de armen zou hebben gesloten als ze hem maar hadden gekend.

De naald en de vlam hadden echter geen transformerend effect gehad op Krystals faam. Integendeel: die hadden haar in het collectieve geheugen van het oude Pagford definitief bijgezet als een liederlijk wicht wier najagen van wat de ouderen ‘kicks’ plachten te noemen had geleid tot de dood van een onschuldig kind.)

Shirley trok haar jas aan. ‘Wist jij dat ik ze die dag dus heb gezien?’ vroeg ze met een blos op de konen. ‘Dat jongetje stond te krijsen bij het ene groepje struiken, en Krystal Weedon en Stuart Wall waren bij een ander…’

‘Echt? En waren ze echt…?’ vroeg Maureen opgewonden.

‘O jazeker,’ zei Shirley. ‘Op klaarlichte dag. In de open lucht. En dat jongetje was vlak bij de rivier toen ik hem zag. Een paar passen en hij had erin gelegen.’

Iets in Maureens uitdrukking stak haar.

‘Ik had haast,’ zei Shirley wrang, ‘omdat Howard had gezegd dat hij zich niet lekker voelde en ik doodongerust was. Ik had eigenlijk helemaal het huis niet uit willen gaan, maar Miles en Samantha hadden Lexie naar ons toe gestuurd – ik denk, als ik heel eerlijk ben, dat ze ruzie hadden – en toen wilde Lexie naar de lunchroom… Ik was echt heel ergens anders met mijn gedachten, het enige wat ik kon denken was “ik moet terug naar Howard”… Feitelijk realiseerde ik me later pas wat ik had gezien… En het afschuwelijke is,’ zei Shirley, die met een hoogrode kleur haar stokpaardje weer van stal haalde, ‘dat als Krystal Weedon dat kind niet in de steek had gelaten omdat zij zich zo nodig moest vermaken in de bosjes, de ambulance veel eerder bij Howard was geweest. Omdat, je weet wel, er twee moesten komen… En het allemaal nogal verwar…’

‘Dat is waar,’ zei Maureen, terwijl ze naar buiten naar de auto liepen. Ze viel haar in de rede omdat ze het allemaal al een paar keer had gehoord. ‘Weet je, ik begrijp dus écht niet waarom ze die dienst hier in Pagford willen houden…’ Ze wilde heel graag voorstellen om op weg naar het ziekenhuis langs de kerk te rijden – ze smachtte ernaar om te zien hoe de familie Weedon er in volle omvang uitzag, en misschien zou ze dan ook een glimp opvangen van die ontaarde junkie-moeder – maar ze wist niet hoe ze dat voorstel moest inkleden. ‘Weet je, er is één troost, Shirley,’ zei ze, de ring op draaiend. ‘The Fields zijn zo goed als passé. Dat moet een geruststelling zijn voor Howard. Ook al kan hij voorlopig niet naar de raadsvergaderingen, dat heeft hij in ieder geval voor elkaar gekregen.’

+++

Andrew Price racete de steile heuvel van Hilltop House af met de warme zon op zijn rug en de wind in zijn haar. Zijn blauwe oog van een week oud was geel en groen aan het worden en zag er, zo mogelijk, nog afzichtelijker uit dan toen hij op school was gekomen met een nagenoeg dichtgeslagen oog. Andrew had tegen leerkrachten die ernaar vroegen gezegd dat hij van zijn fiets was gevallen.

Het was paasvakantie en Gaia had Andrew de vorige avond een sms gestuurd om te vragen of hij de volgende dag naar de begrafenis van Krystal zou gaan. Hij had haar meteen met JA geantwoord en droeg nu, na eindeloos gedelibereer, zijn schoonste spijkerbroek en een donkergrijs overhemd omdat hij geen pak had.

Het was hem niet helemaal duidelijk waarom Gaia naar de begrafenis ging, tenzij het was om bij Sukhvinder Jawanda te zijn, met wie ze dikker leek dan ooit nu ze met haar moeder zou terugkeren naar Londen.

‘Mam zegt dat ze nooit naar Pagford had moeten gaan,’ had Gaia blij aan Andrew en Sukhvinder verteld toen ze met z’n drieën tijdens de lunchpauze op het lage muurtje naast de kiosk zaten. ‘Ze ziet eindelijk in dat Gavin een ongelooflijke lul is.’

Ze had Andrew haar mobiele nummer gegeven en hem beloofd dat ze samen zouden uitgaan als zij bij haar vader logeerde in Reading. Ze had zelfs laten vallen dat ze hem zou meenemen naar haar favoriete plekken in Londen, als hij op bezoek kwam. Ze strooide als een uitgelaten afzwaaiende soldaat cadeautjes in het rond, en die zo luchtigjes gedane beloften verguldden het vooruitzicht op Andrews eigen verhuizing. Hij had het nieuws dat zijn ouders een bod hadden gekregen op Hilltop House met minstens zo veel opwinding als verdriet begroet.

De zwiepende afslag naar Church Row, die hem meestal een gevoel van opwinding bezorgde, had nu een deprimerend effect. Op het kerkhof zag hij mensen lopen en vroeg zich af hoe de begrafenis zou zijn. En voor het eerst die ochtend dacht hij op een andere dan abstracte manier aan Krystal Weedon.

Een herinnering die hij heel lang en heel diep had weggestopt kwam bovendrijven. Op de speelplaats van St Thomas had Fats hem, in een opwelling van onverschillige onderzoeksdrift, een in een marshmallow verstopte pinda gegeven… Hij voelde nog steeds hoe zijn brandende keel onverbiddelijk werd dichtgeknepen. Hij herinnerde zich dat hij had geprobeerd te schreeuwen, en dat zijn knieën het begaven, en dat de kinderen om hem heen hem met een onwerkelijk hardvochtige belangstelling hadden gadegeslagen.

En toen had Krystal Weedons hese kreet geklonken: ‘Andipricehebunallergiesereaktie!’

Ze was op haar stakerige beentjes helemaal naar de lerarenkamer gerend, het schoolhoofd had Andrew opgetild en was met hem naar de dichtstbijzijnde dokterspraktijk gesprint, waar dokter Crawford hem adrenaline had toegediend. Zij was de enige geweest die nog wist wat de leraar aan de klas had verteld over Andrews levensbedreigende aandoening; de enige die zijn symptomen had herkend.

Krystal had een ongelooflijke pluim moeten krijgen, misschien wel een oorkonde tijdens de weekopening, als Leerling van de Week, maar nog geen dag later had ze (en dat stond Andrew nog net zo helder voor de geest als zijn eigen aanval) Lexie Mollison zo hard op haar mond geslagen dat die twee tanden had verloren.

Hij reed Simons fiets voorzichtig de garage van de Walls in en drukte daarna op de deurbel met een tegenzin die hij nooit eerder had gevoeld.

Tessa Wall deed, gekleed in haar zondagse grijze mantel, de deur open. Andrew was boos op haar: hij had het blauwe oog aan haar te danken. ‘Kom binnen, Andy,’ zei Tessa. Ze keek nerveus. ‘We komen eraan.’

Hij bleef wachten in de gang, waar het glas-in-loodraam boven de deur een verfdoosachtige gloed op de houten vloer wierp. Tessa liep de keuken in en Andrew ving een glimp op van Fats in zijn zwarte pak. Hij zat als een geplette spin op een keukenstoel met een arm over zijn hoofd, alsof hij klappen verwachtte.

Andrew draaide zich om. De twee jongens hadden elkaar niet meer gesproken sinds Andrew Tessa naar de Kluis had gebracht. Fats was al twee weken niet meer op school geweest. Andrew had hem een paar sms’jes gestuurd, maar Fats had niet geantwoord. Zijn Facebook-pagina zag er nog net zo uit als op de dag van Howard Mollisons feestje.

Een week geleden had Tessa zomaar opeens de Prices gebeld en verteld dat Fats had bekend dat hij de berichten onder de naam de Geest van Barry Fairbrother had geplaatst. Ze had haar oprechte verontschuldigingen aangeboden voor de gevolgen daarvan, waar zij zwaar onder hadden geleden.

‘Hoe wist hij dan dat ik die computer had?’ had Simon, die dreigend op Andrew af kwam, gebruld. ‘Hoe wist fucking Fats Wall dat ik bijkluste op de drukkerij?’

Andrews enige troost was dat als zijn vader had geweten hoe de vork echt in de steel zat, hij Ruths protesten misschien wel had genegeerd en Andrew minstens bewusteloos had geslagen.

Waarom Fats had besloten om te doen alsof hij alle berichten had geschreven, wist Andrew niet. Misschien had het te maken met Fats’ ego, zijn vastberadenheid om het meesterbrein te zijn, de meest destructieve, de slechtste van iedereen. Misschien had hij gedacht een nobele daad te verrichten door alle schuld op zich te nemen. Hoe dan ook, Fats had veel meer ellende veroorzaakt dan hij besefte. Hij had zich op dat veilige zolderkamertje met zijn redelijke, beschaafde ouders nooit gerealiseerd – bedacht Andrew wachtend in die gang – hoe het was om te leven met een vader als Simon Price.

Andrew kon Fats’ ouders op zachte toon met elkaar horen praten, ze hadden de keukendeur niet dichtgedaan. ‘We moeten nú weg,’ zei Tessa. ‘Hij is het moreel verschuldigd om te gaan.’

‘Hij is genoeg gestraft,’ zei Cubby’s stem.

‘Ik zeg niet dat hij mee moet als…’

‘O nee?’ zei Cubby. ‘In godsnaam, Tessa. Denk je nou echt dat ze hem erbij willen hebben? Ga jij maar. Stu kan hier bij mij blijven.’

Een minuut later kwam Tessa de keuken uit en trok de deur hard achter zich dicht. ‘Stu gaat niet mee, Andy,’ zei ze, en hij zag dat ze er woedend over was. ‘Het spijt me.’

‘Geeft niet,’ mompelde hij. Hij was blij. Hij kon zich niet voorstellen waar Fats en hij het nog over zouden moeten hebben. Nu kon hij naast Gaia gaan zitten.

+++

Iets verder op Church Row stond Samantha Mollison met een kopje koffie voor het raam van haar woonkamer te kijken naar de nabestaanden die langs haar huis op weg waren naar de kerk. Toen ze Tessa Wall en – althans volgens haar – Fats zag, slaakte ze een kreetje. ‘O mijn god, hij gaat erheen,’ zei ze hardop tegen niemand.

Toen zag ze dat het Andrew was, kreeg ze een kleur en liep gehaast weg bij het raam.

Samantha zou vandaag thuis werken. Haar laptop lag opengeklapt achter haar op de bank, maar ze had die ochtend een zwarte jurk aangetrokken omdat ze zich afvroeg of ze niet naar de begrafenis van Krystal en Robbie Weedon moest gaan. Ze had nog maar een paar minuten om de knoop door te hakken.

Ze had nooit één aardig woord overgehad voor Krystal Weedon, dus dan was het toch hypocriet om haar begrafenis bij te wonen? Alleen maar omdat ze had moeten huilen om het overlijdensbericht in The Yarvil and District Gazette én omdat Krystals ronde gezicht haar grijnzend had aangekeken op alle klassenfoto’s die Lexie van St Thomas mee naar huis had gebracht?

Samantha zette haar koffie neer, liep op een drafje naar de telefoon en belde Miles op zijn werk.

‘Hallo schatje,’ zei hij.

(Ze had hem vastgehouden toen hij huilde van opluchting naast het ziekenhuisbed, waarop Howard, vastgekoppeld aan allerlei apparaten maar levend, had gelegen.)

‘Hai,’ zei ze. ‘Hoe is het?’

‘Niet slecht. Drukke ochtend. Wat heerlijk dat je belt,’ zei hij. ‘Alles goed?’

(Ze hadden de avond ervoor gevreeën en zij had zich niet voorgesteld dat hij iemand anders was.)

‘De begrafenis begint zo,’ zei Samantha. ‘Er lopen allemaal mensen langs…’ Omwille van Howard en het ziekenhuis, en omdat ze Miles niet wilde herinneren aan die afschuwelijke ruzie, had ze al bijna drie weken iets ingeslikt wat ze wilde zeggen, en nu kon ze het niet meer voor zich houden. ‘… Miles, ik heb dat jongetje gezíén. Robbie Weedon. Ik heb hem gezíén, Miles.’ Ze klonk paniekerig, smekend. ‘Hij was op het speelterrein toen ik daar die ochtend over liep.’

‘Op het speelterrein?’

‘Hij moet een beetje rondgedwaald hebben, terwijl zij… Hij was helemaal in zijn eentje,’ zei ze. Ze zag hem weer voor zich, vies en ongekamd. Ze bleef zich maar afvragen of ze bezorgder zou zijn geweest als hij er schoner uit had gezien. Of ze, onbewust, de evidente signalen van verwaarlozing had versleten voor stoerheid en veerkracht. ‘Ik dacht dat hij daar kwam spelen, maar er was niemand bij hem. Hij was nog maar drieënhalf, Miles. Waarom heb ik hem niet gevraagd of er iemand bij hem was?’

‘Hé, hé,’ zei Miles, op een ‘rustig nou maar’-toon, en ze was meteen opgelucht: hij nam het heft in handen. De tranen prikten in haar ogen. ‘Het is niet jouw schuld. Hoe had je dat nou moeten weten? Je dacht waarschijnlijk dat zijn moeder ergens in de buurt was.’

(Dus hij haatte haar niet, hij vond haar niet gemeen. Samantha voelde zich de laatste tijd nogal deemoedig door de vergevingsgezindheid van haar echtgenoot.)

‘Dat weet ik niet zeker,’ zei ze zwakjes. ‘Als ik nou iets tegen hem had gezegd, Miles…’

‘Hij was niet in de buurt van de rivier toen jij hem zag.’

Maar hij was wel in de buurt van de weg, dacht Samantha.

De afgelopen drie weken was bij Samantha het verlangen gegroeid om op te gaan in iets wat groter was dan zijzelf. Dag na dag had ze afgewacht tot die onbekende behoefte zou wegzakken (zo worden mensen religieus, had ze gedacht in een poging het weg te lachen), maar die was alleen maar heviger geworden.

‘Miles,’ zei ze, ‘je weet dat de raad… met je pa… en nu Parminder Jawanda ook opstapt… Jullie zullen wel een paar mensen willen coöpteren, hè?’ Ze kende de vaktermen: ze had er jaren naar geluisterd. ‘Ik bedoel: jullie willen vast niet nog meer verkiezingen, na dit alles?’

‘Nee, zeg, alsjeblieft niet.’

‘Dus Colin Wall zou een zetel kunnen innemen,’ ging ze vlug verder, ‘en ik zat te denken… Nu de winkel helemaal online is… Ik heb wel tijd om die andere zetel in te nemen.’

‘Jij?’ zei Miles verbijsterd.

‘Ik wil graag mijn betrokkenheid tonen,’ zei Samantha.

Krystal Weedon, overleden op zestienjarige leeftijd, gebarricadeerd in het smerige kleine huis aan Foley Road… Samantha had al twee weken geen wijn meer gedronken. Ze bedacht dat ze best graag wilde horen wat de argumenten waren voor het openhouden van de afkickkliniek.

+++

De telefoon rinkelde in Hope Street nummer 10. Kay en Gaia waren al aan de late kant voor Krystals begrafenis. Toen Gaia vroeg wie ze aan de lijn had, betrok haar beeldschone gezicht en leek ze opeens veel ouder. ‘Het is Gavin,’ zei ze tegen haar moeder.

‘Ik heb hem niet gebeld!’ fluisterde Kay als een zenuwachtig schoolmeisje toen ze de telefoon aannam.

‘Hai,’ zei Gavin. ‘Hoe is het met je?’

‘Ik ben op weg naar een begrafenis,’ zei Kay met haar ogen vastgeklonken aan die van haar dochter. ‘De kinderen Weedon. Dus, niet al te geweldig.’

‘O,’ zei Gavin. ‘Jezus, ja. Sorry. Heb ik niet bij stilgestaan.’

De bekende achternaam was hem opgevallen in een kop in The Yarvil and District Gazette, en hij had, eindelijk enigszins geïnteresseerd, een krant gekocht. Het was tot hem doorgedrongen dat hij misschien wel vlak langs de plek was gelopen waar die jongeren en het jongetje waren geweest, maar hij kon zich niet echt herinneren of hij Robbie Weedon had gezien.

Gavin had een paar bizarre weken achter de rug. Hij miste Barry zeer. Hij begreep het zelf niet: hij had kapot moeten zijn van verdriet door Mary’s afwijzing, en het enige wat hij wilde was een biertje drinken met de man wiens vrouw hij tot de zijne had willen maken…

(Toen hij bij haar huis vandaan was gelopen, had hij in zichzelf gemompeld: ‘Dat krijg je ervan als je probeert het leven van je beste vriend te stelen,’ zonder zich bewust te zijn van zijn ongelukkige woordkeuze.)

‘Luister,’ zei hij, ‘ik vroeg me af of je zin had om straks wat te gaan drinken.’

Kay moest bijna lachen. ‘Heeft ze je afgewezen?’ Ze gaf de hoorn aan Gaia om de verbinding te verbreken. Ze haastten zich het huis uit en ze liepen op een drafje naar het eind van de straat en het plein op. Tien passen lang, toen ze The Black Canon passeerden, hield Gaia haar moeders hand vast.

Ze kwamen aan toen de lijkwagens boven aan de weg verschenen en ze haastten zich het kerkhof op, terwijl de dragers het trottoir op schuifelden.

(‘Ga weg bij het raam,’ beval Colin Wall zijn zoon.

Maar Fats, die de rest van zijn leven het kruis van zijn eigen lafheid zou moeten dragen, schoof naar voren en probeerde te bewijzen dat hij het kon, dat hij dit tenminste…

De kisten gleden voorbij in de grote rouwauto’s. De eerste was knalroze, en het beeld benam hem de adem. De tweede was heel klein en glanzend wit…

Colin ging te laat voor Fats staan om hem te beschermen, maar hij trok toch maar de gordijnen dicht. In de duistere, vertrouwde woonkamer, waar Fats zijn ouders had bekend dat hij zijn vaders ziekte wereldkundig had gemaakt, waar hij zo’n beetje alles had bekend wat hij kon bedenken, in de hoop dat ze tot de conclusie zouden komen dat hij krankzinnig was, waar hij had geprobeerd zo veel schuld op zich te nemen dat ze hem zouden slaan of neersteken, of al die dingen zouden doen die hij verdiende, legde Colin vriendelijk een hand op de rug van zijn zoon en loodste hem naar de zonovergoten keuken.)

Voor St Michael and All Saints maakten de dragers zich gereed om de kisten het pad naar de kerk op te dragen. Dane Tully was een van hen, met zijn oorbel en de zelfgemaakte tatoeage van een spinnenweb in zijn nek. Hij droeg een zware, zwarte overjas.

De Jawanda’s wachtten samen met de Bawdens in de schaduw van de taxusboom. Andrew Price drentelde in hun buurt rond en Tessa Wall stond met een bleek, stoïcijns gezicht op een afstandje. De andere nabestaanden vormden een aparte slagorde rond de deuren van de kerk. Sommigen hadden een gekwelde en opstandige uitstraling, anderen oogden berustend en verslagen. Enkelen droegen goedkope zwarte kleren, maar de meesten gingen gekleed in een spijker- of trainingsbroek, en één meisje had een afgeknipt T-shirt aangetrokken, waardoor haar navelpiercing in de zon schitterde als ze zich verplaatste. Glimmend in het felle licht bewogen de kisten over het pad.

Sukhvinder Jawanda was degene die de knalroze kist voor Krystal had uitgezocht omdat ze zeker wist dat ze die zelf zou hebben uitgekozen. Sukhvinder had trouwens bijna alles op zich genomen: organiseren, knopen doorhakken en overreden. Parminder wierp steeds zijdelingse blikken op haar dochter en zag steeds kans om haar even aan te raken: het haar uit haar ogen vegen, haar kraag gladstrijken.

Zoals Robbie gelouterd en betreurd door Pagford uit de rivier was gekomen, zo was Sukhvinder Jawanda, die haar leven had geriskeerd om de jongen te redden, er als een heldin uit gekomen. Door het artikel over haar in The Yarvil and District Gazette, door Maureen Lowes luide aankondiging dat ze het meisje zou voordragen voor een speciaal huldeblijk van de politie en door de toespraak die de rectrix tijdens de weekopening vanaf het podium over haar had gehouden, ervoer Sukhvinder voor het eerst hoe het voelde om haar broer en zus te overschaduwen.

Ze had het allemaal afschuwelijk gevonden. ’s Nachts lag het dode gewicht van de jongen, dat haar de diepte in sleurde, weer in haar armen. Ze herinnerde zich de verleiding om hem los te laten en zichzelf te redden, en vroeg zich af hoe lang ze die had kunnen weerstaan. Het grote litteken op haar been jeukte en schrijnde, of ze haar been nu bewoog of stil hield. Het bericht van Krystal Weedons dood had zo’n onrustbarend effect op haar gehad dat haar ouders een therapeut hadden ingeschakeld, hoewel ze zichzelf sinds ze uit de rivier was getrokken niet één keer meer had gesneden. Het feit dat ze bijna was verdronken, leek haar te hebben verlost van dat verlangen.

En toen had ze, op de eerste dag dat ze weer naar school ging en Fats Wall nog steeds afwezig was en bewonderende blikken haar door de gangen volgden, opgevangen dat Terri Weedon geen geld had om haar kinderen te begraven. Dat er geen grafsteen zou komen en alleen de allergoedkoopste kisten.

‘Dat is heel triest, Jolly,’ had haar moeder die avond gezegd, toen het gezin voor de wand met familiefoto’s aan de avondmaaltijd had gezeten. Haar toon was net zo rustig geweest als die van de agente. Er zat geen bitse ondertoon meer in Parminders stem als ze iets tegen haar dochter zei.

‘Ik wil geld gaan inzamelen in Pagford,’ had Sukhvinder gezegd.

Parminder en Vikram hadden elkaar over de keukentafel heen aangekeken. Ze waren allebei instinctief tegen het idee om bij de bewoners van Pagford te collecteren voor zoiets, maar geen van beiden zei dat. Sinds ze haar onderarmen hadden gezien, waren ze er een beetje huiverig voor om Sukhvinder van streek te maken, en de voor hen nog onbekende, streng observerende therapeut leek al over hun schouders mee te kijken.

‘En,’ was Sukhvinder met dezelfde koortsachtige energie als die van Parminder zelf doorgegaan, ‘ik denk dat de uitvaartdienst hier gehouden moet worden, in St Michael and All Saints. Net als die van meneer Fairbrother. Krys ging vroeger, toen we nog op St Thomas zaten, naar alle diensten hier. Ik durf te wedden dat ze haar hele leven niet in een andere kerk is geweest.’

Het licht van God schijnt in elke ziel, dacht Parminder, en tot Vikrams verbazing zei ze opeens: ‘Ja, goed idee. We zullen kijken wat we kunnen doen.’

Het overgrote deel van de kosten werd betaald door de Jawanda’s en de Walls, maar Kay Bawden, Samantha Mollison en enkele moeders van de meisjes uit het roeiteam hadden ook geld gegeven. Vervolgens had Sukhvinder erop gestaan om zelf naar The Fields te gaan om Terri uit te leggen wat ze hadden gedaan en waarom. Ze had alles over het roeiteam verteld en waarom Krystal en Robbie een uitvaartdienst in St Michael and All Saints moesten krijgen.

Parminder had zich erg veel zorgen gemaakt over het feit dat Sukhvinder in haar eentje naar The Fields ging, en al helemaal naar dat smerige huis, maar Sukhvinder wist zeker dat het goed zou komen. De Weedons en de Tully’s waren ervan doordrongen dat ze Robbie had proberen te redden. Dane Tully gromde niet meer tegen haar tijdens Engels en hij had ook zijn kameraden opgedragen ermee op te houden.

Terri stemde in met alles wat Sukhvinder voorstelde. Ze was uitgemergeld, vies, zwijgzaam en volkomen apathisch. Sukhvinder was bang voor haar geweest, voor haar pokdalige armen en ontbrekende tanden. Het was alsof ze tegen een levend lijk had zitten praten.

In de kerk splitsten de nabestaanden zich keurig op: de mensen uit The Fields gingen op de banken aan de linkerkant zitten en die uit Pagford aan de rechterkant. Shane en Cheryl Tully liepen met Terri tussen zich in naar de voorste rij. Terri, die gehuld was in een jas die twee maten te groot was, leek nauwelijks te beseffen waar ze was.

De kisten stonden naast elkaar op een baar voor in de kerk. Op Krystals kist lag een bronskleurige roeispaan van chrysanten en op die van Robbie een witte teddybeer, ook van chrysanten.

Kay Bawden moest denken aan Robbies slaapkamer met de groezelige plastic speeltjes, en ze hield trillend de liturgie vast. Uiteraard zou er op haar werk een onderzoek worden ingesteld, want de plaatselijke krant drong daarop aan en had in een voorpagina-artikel gesuggereerd dat de kleine jongen was overgelaten aan de zorg van een stel junkies en dat zijn dood voorkomen had kunnen worden als hij maar door alerte maatschappelijk werkers in veiligheid zou zijn gebracht. Mattie had zich weer ziek gemeld en Kays behandeling van de herbeoordeling werd onder de loep genomen. Kay vroeg zich af welk effect dat zou hebben op haar kansen om in Londen weer aan de slag te kunnen, in tijden van bezuinigingen bij elke lokale overheid op maatschappelijk werk, en hoe Gaia zou reageren als ze in Pagford moesten blijven… Ze had er nog niet met haar over durven praten.

Andrew wierp een zijdelingse blik op Gaia en ze wisselden een glimlachje uit. Boven in Hilltop House was Ruth al spullen aan het sorteren voor de verhuizing. Andrew wist dat zijn altijd optimistische moeder hoopte dat ze door het opofferen van haar huis en het natuurschoon van de heuvels zouden worden beloond met een wedergeboorte. Zij, die voor eeuwig was getrouwd met een fictieve Simon zonder woede-uitbarstingen of achterbaksheid, hoopte die eigenschappen van haar man achter te laten, als dozen die bij een verhuizing waren vergeten… Maar, dacht Andrew, hij zou in ieder geval een stap dichter bij Londen zijn als ze verhuisden. En Gaia had hem verzekerd dat ze te dronken was geweest om door te hebben wat ze met Fats had gedaan. En misschien zou ze Sukhvinder en hem na de begrafenis wel bij haar thuis uitnodigen om koffie te drinken…

Gaia, die nog nooit in St Michael and All Saints was geweest, luisterde met een half oor naar de zangerige voordracht van de predikant en liet haar ogen dwalen over het hoge, met sterren bezaaide plafond en de fonkelende ramen. Pagford bezat een charme die ze, nu ze wist dat ze weg zou gaan, waarschijnlijk best ging missen…

Tessa Wall had ervoor gekozen om in haar eentje achterin te gaan zitten. Daardoor was ze recht onder de bedaarde blik van Saint Michael beland, wiens voet tot in de eeuwigheid rustte op die kronkelende duivel met zijn hoorntjes en staart. Vanaf het moment dat ze de twee glimmende kisten had gezien, was Tessa in tranen geweest, en hoezeer ze ook haar best deed haar gesnik te onderdrukken, degenen die bij haar in de buurt zaten ontging het niet. Ergens had ze verwacht dat iemand aan de Weedon-kant van de kerk haar zou herkennen als Fats’ moeder en haar zou aanvallen, maar er was niets gebeurd.

(Haar gezinsleven was op zijn kop komen te staan. Colin was laaiend op haar.

‘Wát heb je hem verteld?’

‘Hij wilde proeven van het echte leven,’ had ze gesnikt, ‘hij wilde de zelfkant zien… Daarom ging hij steeds op stap in die achterbuurten, snap je dat dan niet?’

‘Dus je hebt hem verteld dat hij misschien het resultaat is van incest, en dat ik een zelfmoordpoging heb gedaan omdat hij bij ons was gekomen?’

Na al die jaren dat ze zo vreselijk haar best had gedaan om hen met elkaar te verzoenen, bleek nu dat de sleutel voor verzoening een dood kind en Colins diepgaande begrip voor schuldgevoel waren. Ze had die twee de vorige avond horen praten op Fats’ zolderkamer en ze was onder aan de trap blijven staan om hen af te luisteren.

‘… je kunt dat… dat wat je moeder je heeft verteld echt uit je hoofd zetten,’ had Colin bruusk gezegd. ‘Je hebt geen fysieke of mentale afwijkingen, toch? Nou dan… Maak je er dus niet meer druk om. Maar je therapeut zal je daar allemaal mee helpen…’)

Tessa snoof en snoot haar neus in haar doorweekte zakdoek, en bedacht hoe weinig ze had gedaan voor Krystal, dood op de vloer van de badkamer… Het zou een opluchting zijn geweest als Saint Michael van zijn sokkel was gestapt en hen allemaal terecht had gewezen, had verkondigd hoeveel ervan precies haar schuld was, van de doden, van de verwoeste levens, van de puinhoop… Aan de andere kant van het gangpad schoot een Tully-jongetje dat niet stil kon blijven zitten van de bank af, en een getatoeëerde vrouw stak een gespierde arm uit, greep hem vast en trok hem terug. Tessa’s gesnik werd onderbroken door een kreetje van verbazing. Ze wist zeker dat ze haar eigen horloge aan de dikke pols had herkend.

Sukhvinder, die zat te luisteren naar Tessa’s gesnotter, had medelijden met haar, maar durfde zich niet om te draaien. Parminder was woedend op Tessa. Sukhvinder had de littekens op haar armen echt niet kunnen verklaren zonder Fats Walls naam te noemen. Ze had haar moeder gesmeekt de Walls niet te bellen, maar toen had Tessa Parminder gebeld om te zeggen dat Fats alle verantwoordelijkheid op zich nam voor de berichten van de Geest van Barry Fairbrother op de website van de deelraad, en Parminder was zo giftig geweest aan de telefoon dat ze elkaar sindsdien niet meer hadden gesproken.

Het was helemaal niets voor Fats om zoiets te doen, om ook de schuld van haar bericht op zich te nemen. Sukhvinder beschouwde het bijna als een boetedoening. Ze had altijd het gevoel gehad dat hij haar gedachten kon lezen: wist hij dat ze haar eigen moeder had aangevallen? Sukhvinder vroeg zich af of ze in staat zou zijn om de waarheid te bekennen aan de therapeut, in wie haar ouders zo veel vertrouwen leken te hebben, en of ze ooit in staat zou zijn het te vertellen aan de nieuwe, vriendelijke en berouwvolle Parminder…

Ze probeerde de dienst te volgen, maar die hielp haar niet op de manier waarop ze had gehoopt. Ze was blij met de roeispaan en de teddybeer van chrysanten, die Laurens moeder had gemaakt. Ze was blij dat Gaia en Andy waren gekomen, en de meisjes uit het roeiteam, maar ze vond het jammer dat de Fairbrother-tweeling er niet was.

(‘Dat trekt mam niet,’ had Siobhan tegen Sukhvinder gezegd. ‘Ze vindt namelijk dat pap veel te veel tijd in Krystal heeft gestopt.’

‘O,’ had Sukhvinder ontzet geantwoord.

‘En,’ had Niamh gezegd, ‘mam vindt het een naar idee dat ze straks, telkens als we naar paps graf gaan, dat van Krystal zullen zien. Ze komen waarschijnlijk heel dicht bij elkaar te liggen.’

Sukhvinder vond dit onbenullige en zelfzuchtige bezwaren, maar het leek haar een soort heiligschennis om dergelijke termen te gebruiken voor mevrouw Fairbrother. De tweeling was weggelopen, volledig in elkaar opgaand, zoals ze de laatste tijd steeds deden. Ze deden afstandelijk tegen Sukhvinder omdat ze was overgelopen naar de buitenstaander Gaia Bawden.)

Sukhvinder wachtte tot er iemand zou opstaan om te vertellen wie Krystal echt was geweest, en wat ze had gedaan in haar leven, net zoals de oom van Niamh en Siobhan had gedaan bij meneer Fairbrother, maar de predikant leek niet van plan iets persoonlijks te vertellen en schermde alleen met clichés als ‘een tragisch kort leven’ en ‘een lokale familie met diepe wortels in Pagford’.

Dus richtte Sukhvinder haar gedachten op de dag dat hun team had meegedaan aan de regionale finale. Meneer Fairbrother had hen meegenomen in zijn busje om het op te nemen tegen de meiden van St Anne. Het kanaal liep recht over het terrein van het internaat en ze zouden zich omkleden in de sporthal van St Anne en daar ook met de wedstrijd beginnen.

‘Het is natuurlijk niet eerlijk,’ had meneer Fairbrother onderweg tegen hen gezegd. ‘Zij hebben het thuisvoordeel. Ik heb geprobeerd er iets aan te doen, maar ze wilden er niets van weten. Jullie moeten je er gewoon niet door laten intimideren, oké?’

‘Ik ben godver…’

‘Krys…’

‘Kbennie bang.’

Maar toen ze het terrein op waren gereden, was Sukhvinder dat wel. Uitgestrekte zachtgroene grasvelden, een groot symmetrisch gebouw van goudkleurige stenen met torentjes en honderden ramen: ze had nog nooit zoiets gezien, behalve dan op ansichtkaarten.

‘Het lijkt Buckingham Palace wel!’ had Lauren vanaf de achterbank gegild, en Krystals mond had een grote ronde O gevormd. Soms was ze zo onbevangen als een kind geweest.

Al hun ouders en Krystals overgrootmoeder zouden bij de eindstreep staan, waar die dan ook was. Sukhvinder wist zeker dat zij niet de enige was die zich klein, angstig en inferieur voelde toen ze de ingang van het schitterende gebouw naderden.

Een vrouw in een docententoga kwam zwierig naar buiten om meneer Fairbrother in zijn trainingspak te begroeten. ‘U moet Winterdown zijn!’

‘Tuurlijk niet, zietie er dan uit als un fucking gebouw?’ had Krystal luidkeels gezegd.

Ze wisten zeker dat de lerares van St Anne het had gehoord, en meneer Fairbrother had zich omgedraaid om Krystal boos aan te kijken, maar ze zagen gewoon dat hij het eigenlijk best geestig vond. Het hele team barstte uit in gegiechel, en ze liepen nog steeds te snuiven en te grinniken toen meneer Fairbrother hun gedag zei bij de deur van de kleedkamer. ‘Vergeet niet te rekken!’ had hij hun nageschreeuwd.

Het team van St Anne zat al binnen met hun eigen coach. De twee groepen meiden wierpen elkaar over de banken steelse blikken toe. Sukhvinder was geïmponeerd door het haar van het andere team. Alle meisjes hadden lange, glanzende lokken: ze hadden zo mee kunnen doen aan een shampooreclame. Siobhan en Niamh hadden een bobkapsel, Laurens haar was kort, Krystal droeg haar haar altijd in een strakke, hoge paardenstaart en het haar van Sukhvinder was stug, dik en onhandelbaar als de manen van een paard.

Ze meende twee meisjes uit het team van St Anne met elkaar te zien smiespelen, en wist het zeker toen Krystal opeens rechtop ging staan, hen dreigend aankeek en zei: ‘Die stront van jullie zal wel naar roze ruike, hè?’

‘Párdon?’ zei hun coach.

‘Ik vraag ut maar,’ zei Krystal liefjes, waarna ze hun de rug toekeerde om haar trainingsbroek uit te trekken.

De neiging om in lachen uit te barsten was onweerstaanbaar geweest. Het team van Winterdown hád het niet onder het omkleden. Krystal bleef gekke bekken trekken, en toen het team van St Anne naar buiten liep, had ze haar broek laten zakken.

‘Lekker dan,’ zei het achterste meisje.

‘Dánk je,’ had Krystal haar nageroepen. ‘Assie wil, maggie straks nog un keer kijke. Ik weet eg wel dat jullie allemaal lesbo zijn,’ schreeuwde ze, ‘dat zit hier maar boven op mekaar zonder jonges!’

Holly had zo hard moeten lachen dat ze voorover klapte en met haar hoofd tegen de deur van haar locker was geknald.

‘Kijk goddomme uit, Hol,’ had Krystal gezegd. Ze vond het heerlijk dat ze zo’n effect op hen allemaal had. ‘Je heb die kop nog nodig.’

Toen ze samendromden bij het kanaal begreep Sukhvinder waarom meneer Fairbrother de wedstrijd liever op een andere plek had willen houden. Aan de start was hij de enige om hen aan te moedigen. Voor het team van St Anne stonden allemaal vriendinnen met net zulk glanzend lang haar te juichen en te springen en te klappen.

‘Mot je kijke!’ had Krystal geschreeuwd toen ze er langsliepen. ‘Daar hebbie Lexie Mollison! Weet je nog dat ik je tande uit je bekkie heb geslage, Lex?’

Sukhvinder had pijn in haar buik van het lachen. Ze was blij en trots dat ze achter Krystal aan liep, en ze merkte dat de anderen er net zo over dachten. Iets in de manier waarop Krystal de wereld tegemoet trad, beschermde hen tegen het effect van de starende ogen en de wapperende vaandels en het kasteelachtige gebouw.

Maar ze zag ook dat zelfs Krystal de druk voelde toen ze in hun boot stapten. Krystal had zich omgedraaid naar Sukhvinder, die altijd achter haar zat. Ze had iets in haar hand. ‘Breng geluk,’ zei ze en ze liet het zien.

Het was een sleutelhanger met een rood, plastic hartje waarin een foto van haar broertje zat.

‘Ik hebbum beloof dat ik un medaille voorum meeneem,’ zei Krystal.

‘Tuurlijk,’ had Sukhvinder gezegd, gevangen in een mengeling van vertrouwen en angst.

‘Tuurlijk,’ zei Krystal, waarna ze zich weer had omgedraaid en de sleutelhanger in haar beha had gestopt. ‘Eitje, dat tuig,’ zei ze hardop, zodat het hele team haar kon horen. ‘Stelletje kakkuttekoppen. We pakke ze!’

Sukhvinder herinnerde zich het startschot en het gejuich van de menigte en haar gierende spieren. Ze herinnerde zich haar opgetogen gevoel over hun volmaakte ritme en de loutering van hun dodelijke ernst na al dat lachen. Krystal had hun de overwinning bezorgd. Krystal had het thuisvoordeel weggenomen. Sukhvinder had gewenst dat ze net als Krystal was: grappig en stoer, niet uit het veld te slaan en altijd strijdlustig.

Ze had Terri Weedon om twee dingen gevraagd en beide verzoeken waren ingewilligd, want Terri was het altijd met iedereen eens. De medaille die Krystal die dag had gewonnen hing om haar nek. Het andere verzoek kwam helemaal aan het eind van de dienst en dit keer klonk de predikant berustend toen hij het aankondigde.

+++

Good girl gone bad –

Take three –

Action

No clouds in my storms…

Let it rain, I hydroplane into fame

Comin’ down with the Dow Jones…

+++

Haar familie moest Terri Weedon min of meer over de donkerblauwe loper terugdragen, en de gemeente wendde de ogen af.

***