Zondag

Barry Fairbrother had geen zin in een etentje. Hij had al vrijwel het hele weekend barstende koppijn en worstelde met zijn deadline bij de plaatselijke krant.

Zijn vrouw was echter tijdens de lunch nogal stug en zwijgzaam geweest, waaruit Barry had opgemaakt dat de kaart die hij haar voor hun trouwdag had gegeven niet voldoende was om de wandaad goed te maken die hij had gepleegd door zich de hele ochtend in zijn werkkamer op te sluiten. Wat ook niet hielp was dat hij daar had zitten schrijven over Krystal, aan wie Mary een hekel had, al wilde ze hem anders doen geloven.

‘Mary, ik wil je graag mee uit eten nemen,’ had hij gelogen, om de kille sfeer te verdrijven. ‘Negentien jaar, jongens, en jullie moeder ziet er beter uit dan ooit!’

Mary had al wat milder gereageerd en geglimlacht, dus belde Barry de golfclub, want die was dichtbij en daar zou zeker nog een tafeltje vrij zijn. Hij probeerde het zijn vrouw met kleine dingen naar de zin te maken, want na bijna twintig jaar samen was hij gaan inzien hoe vaak hij haar teleurstelde als het om grote dingen ging. Dat deed hij nooit opzettelijk. Ze hadden gewoon verschillende opvattingen over de vraag wat het belangrijkst was in het leven.

De vier kinderen van Barry en Mary waren op een leeftijd dat ze geen oppas meer nodig hadden. Ze zaten televisie te kijken toen hij hen voor de laatste keer gedag zei, en alleen Declan, de jongste, draaide zich naar hem om en stak bij wijze van afscheid een hand op.

Barry’s hoofdpijn bonkte nog altijd achter zijn oor toen hij achteruit de oprit af reed en koers zette naar het centrum van het mooie dorp Pagford, waar ze al woonden zolang ze getrouwd waren. Ze reden door Church Row, de steile straat met de duurste huizen, schitterend in hun victoriaanse overdaad en robuustheid, de bocht om bij de zogenaamd gotische kerk, waar hij ooit zijn tweelingdochters had zien optreden in Joseph and the Amazing Technicolor Dreamcoat, en het plein over, waar ze goed zicht hadden op het duistere silhouet van de vervallen abdij die de horizon van het dorp beheerste, hoog op een heuvel; de contouren smolten samen met de paarsblauwe hemel.

Het enige waaraan Barry kon denken terwijl hij achter het stuur zat en de vertrouwde afslagen nam, waren de fouten die hij ongetwijfeld had gemaakt in zijn haast om het artikel af te krijgen dat hij zojuist naar The Yarvil and District Gazette had gemaild. Hij was een innemende man en een vlotte prater, maar hij vond het moeilijk om zijn persoonlijkheid over te brengen op papier.

De golfclub lag op slechts vier minuten rijden van het plein, even voorbij het punt waar het dorp eindigde met een paar oude huisjes. Barry parkeerde het busje achter het restaurant van de club, The Birdie, en wachtte even naast de wagen toen Mary haar lippenstift bijwerkte. De koele avondlucht voelde aangenaam op zijn gezicht. Terwijl hij daar stond te kijken hoe de golfbaan opging in de schemer, vroeg Barry zich af waarom hij zijn lidmaatschap eigenlijk nog aanhield. Hij was slecht in golfen, had een grillige swing en een hoge handicap. Bovendien waren er te veel andere zaken die zijn tijd opslokten. Zijn hoofdpijn was nog erger geworden.

Mary stapte uit en gooide het portier aan de passagierskant dicht. Barry klikte op de automatische vergrendelaar aan zijn sleutelbos; de hoge hakken van zijn vrouw tikten op het asfalt, het afsluitsysteem van de auto piepte en Barry vroeg zich af of zijn misselijkheid zou zakken zodra hij iets had gegeten.

Toen raasde er een ongekend hevige pijn door zijn hoofd, als een sloopkogel. Hij merkte amper dat hij op zijn knieën op het koude asfalt smakte. Zijn schedel vulde zich met vuur en bloed, en de gruwelijke pijn was onverdraaglijk, alleen moest hij die wel verdragen, want de vergetelheid liet nog een moment op zich wachten.

Mary gilde – en bleef gillen. Er kwamen een paar mannen de bar uit gerend. Een van hen sprintte terug naar binnen om te kijken of de gepensioneerde arts die lid was van de club er nog zat. Kennissen van Barry en Mary, een echtpaar, hoorden de commotie vanuit het restaurant, lieten hun voorgerechten staan en snelden naar buiten om te kijken of ze konden helpen. De man belde met zijn mobiele telefoon het alarmnummer.

De ambulance moest uit het nabijgelegen Yarvil komen en deed er vijfentwintig minuten over om hen te bereiken. Tegen de tijd dat het blauwe zwaailicht over het tafereel flitste, lag Barry roerloos op de grond in een plas van zijn eigen braaksel. Mary zat over hem heen gebogen, de knieën van haar panty kapot. Snikkend fluisterde ze zijn naam.