+

+++

+++

I

+++

Samantha Mollison had nu alle drie de dvd’s gekocht die er van Libby’s favoriete band op de markt waren. Die had ze verborgen in haar la met sokken en panty’s, naast haar pessarium. Ze had een smoes paraat voor het geval Miles ze ontdekte: het waren cadeautjes voor Libby. Soms surfte ze op haar werk, waar de zaken slechter gingen dan ooit, op internet naar afbeeldingen van Jake. En tijdens een van deze zoektochten – Jake in pak, zónder overhemd, Jake in een spijkerbroek en een wit hemd – las ze dat de band over twee weken een concert zou geven in Wembley.

Een vriendin die ze kende van de studie woonde in West Ealing. Daar zou ze kunnen logeren. Aan Libby zou ze het kunnen verkopen als een uitje: een uitgelezen kans om samen iets leuks te doen. Het was lang geleden dat Samantha zich zo opgewonden had gevoeld toen ze erin slaagde twee erg dure kaartjes voor het concert te kopen. Ze straalde die avond bij thuiskomst, bijna alsof ze thuiskwam na een spannende date.

Miles was er al en stond – nog in zijn kantoorpak – in de keuken met de telefoon in zijn hand. Hij keek haar met een vreemde, raadselachtige uitdrukking aan toen ze binnenkwam.

‘Wat?’ zei Samantha, voor de zekerheid alvast defensief.

‘Ik krijg pa niet te pakken,’ zei Miles. ‘Zijn klotetelefoon is de hele tijd in gesprek. Er is weer een bericht geplaatst.’ En toen Samantha hem wezenloos aankeek, zei hij met een vleugje ongeduld: ‘De Geest van Barry Fairbrother! Weer een bericht! Op de website van de raad!’

‘O,’ zei Samantha en ze wikkelde haar sjaal af. ‘Oké.’

‘Ja, ik kwam net Betty Rossiter tegen op straat: ze was er helemaal vol van. Ik heb op de site gekeken, maar ik kon het niet vinden. Ma moet het er al af hebben gehaald. Nou ja, dat mag ik verdomme hopen, want zij kan het wel schudden als Ben-een-zeur naar een advocaat stapt.’

‘Dus het ging over Parminder Jawanda?’ vroeg Samantha op een nadrukkelijk nonchalante toon. Ze vroeg niet waarvan ze werd beschuldigd, want ten eerste wilde ze per se niet zo’n nieuwsgierige oude roddeltante als Shirley en Maureen zijn en ten tweede dacht ze dat ze het al wist, namelijk dat Parminder de dood van de oude Cath Weedon zou hebben veroorzaakt. Na een poosje vroeg ze luchthartig: ‘Zei je nou dat je moeder het wel kon schudden?’

‘Nou ja, zij beheert die site, dus zij is aansprakelijk als ze lasterlijke of potentieel lasterlijke beweringen niet verwijdert. Ik vraag me af of zij en pa wel beseffen hoe serieus dit is.’

‘Dan verdedig jij je moeder toch, dat zou ze heerlijk vinden.’

Maar Miles had haar niet gehoord. Hij had op de herhaaltoets gedrukt en vloekte omdat zijn vader nog steeds in gesprek was. ‘Dit loopt uit de hand,’ zei hij.

‘Jullie vonden het allemaal geen enkel probleem toen Simon Price werd zwartgemaakt. Waarom is het nu anders?’

‘Als het om een campagne gaat tegen iemand in de deelraad, of iemand die in de raad wil komen…’

Samantha draaide zich om om haar grijns te verbergen. Het ging hem dus helemaal niet om Shirley. ‘Maar waarom zou iemand dingen over jou schrijven?’ vroeg ze onnozel. ‘Jij hebt toch niets te verbergen?’ Je zou goddomme een stuk interessanter zijn als dat wel zo was.

‘En die brief dan?’

‘Welke brief?’

‘In gods… Pa en ma vertelden dat er een brief was gekomen, een anonieme brief over mij! Waarin stond dat ik ongeschikt was om Barry Fairbrothers plek in te nemen!’

Samantha trok de koelkast open en inspecteerde de onappetijtelijke inhoud in de wetenschap dat de geopende deur Miles het zicht op haar gezichtsuitdrukking ontnam. ‘Je denkt toch niet dat iemand iets over jou te weten is gekomen?’ vroeg ze.

‘Nee… Maar ik ben wel een jurist, hè? Er kunnen mensen zijn die me ergens op willen terugpakken. Ik denk niet dat dit soort anonieme berichten… Ik bedoel: tot dusver gaat het allemaal over de tegenpartij, maar er zouden represailles kunnen komen… De kant die het op gaat, bevalt me helemaal niet.’

‘Tja, zo gaat dat in de politiek, Miles,’ zei Samantha onverholen geamuseerd. ‘Vuile spelletjes.’

Miles beende de keuken uit, maar dat kon haar niets schelen: haar gedachten waren alweer teruggekeerd naar geprononceerde jukbeenderen, sublieme wenkbrauwen en strakke buikspieren. Ze kon de meeste nummers al meezingen. Ze zou een T-shirt van de band kopen om aan te trekken, en ook een voor Libby. Jake zou op slechts enkele meters afstand van haar met zijn heupen draaien. Ze zou meer lol hebben dan ze in jaren had gehad.

Ondertussen liep Howard in de gesloten delicatessenzaak met zijn mobiel tegen zijn oor geklemd te ijsberen. De jaloezieën waren neergelaten en de lampen brandden, en achter de boogvormige doorgang in de muur waren Shirley en Maureen in de binnenkort te openen lunchroom druk bezig met het uitpakken van serviesgoed en glazen. Ze praatten op onderdrukt opgewonden toon en luisterden met een half oor naar Howards bijna uitsluitend eenlettergrepige bijdragen aan de conversatie. ‘Ja… hmm, hmm… ja…’

‘… schreeuwde tegen me,’ zei Shirley, ‘schreeuwde en vloekte. “Haal het er godverdomme af,” zei ze. Ik zei: “Ik zal het eraf halen, dokter Jawanda, en ik zou het fijn vinden als u niet zo tegen me schreeuwde.”’

‘Ik had het er gewoon nog een paar uur op laten staan als ze zo tegen mij tekeer was gegaan,’ zei Maureen.

Shirley glimlachte. Het toeval wilde dat ze na het telefonisch onderhoud met de dokter had besloten eerst een kopje thee te gaan zetten en het anonieme bericht nog drie kwartier op de site te laten staan, voordat ze het had gewist. Zij en Maureen hadden de inhoud van het bericht al uit-en-te-na besproken. Er was weliswaar nog genoeg om verder over te filosoferen, maar de eerste behoefte was bevredigd. Shirley keek in plaats daarvan nogal gretig uit naar Parminders reactie op het feit dat haar geheim publiekelijk was uitgelekt.

‘Dus dan kan zij niet degene zijn geweest die dat bericht over Simon Price heeft geplaatst,’ zei Maureen.

‘Nee, blijkbaar niet,’ zei Shirley. Ondertussen poetste ze het prachtige blauw-witte servies schoon dat zij had uitgekozen, waarmee ze Maureens voorkeur voor roze had gebruuskeerd. Hoewel Shirley niet direct bij de zaak betrokken was, herineerde ze Maureen er zo nu en dan graag aan dat zij, als Howards echtgenote, wel degelijk een enorme invloed had.

‘Ja,’ zei Howard aan de telefoon. ‘Maar zou het niet beter zijn om…? Hm, hmm…’

‘Maar wie zou het dan zijn?’ vroeg Maureen.

‘Ik heb echt geen idee,’ zei Shirley geaffecteerd, alsof dat soort kennis of verdenkingen beneden haar waardigheid was.

‘Iemand die de Prices en de Jawanda’s kent,’ zei Maureen.

‘Kennelijk,’ zei Shirley.

Eindelijk hing Howard op en kwam hij schommelend de lunchroom in. ‘Aubrey is het met me eens,’ zei hij tegen de twee dames. Onder zijn arm hield hij een The Yarvil and District Gazette geklemd. ‘Een zeer zwak stuk. Inderdaad heel zwak.’

Het duurde even voordat het tot de vrouwen doordrong dat ze belangstelling behoorden te tonen voor het stuk van Barry Fairbrother dat postuum in de plaatselijke krant was geplaatst. Zijn Geest was veel interessanter.

‘O ja. Nou, ik vond het nogal povertjes toen ik het las,’ zei Shirley vlug.

‘Het interview met Krystal Weedon was grappig,’ zei Maureen met een bulderende lach. ‘Een beetje beweren dat ze van kunst houdt. Daar zal ze het onderkliederen van de tafeltjes op school wel mee bedoelen.’

Howard lachte. Om hem onnadrukkelijk de rug te kunnen toedraaien, pakte Shirley Andrew Price’ EpiPen van de toonbank, die Ruth die ochtend had afgegeven in de delicatessenzaak. Shirley had er informatie over gezocht op haar favoriete medische site en voelde zich nu volledig toegerust om de werking van adrenaline uit de doeken te doen. Alleen vroeg niemand ernaar, dus borg ze het witte kokertje op in het kastje en deed het deurtje met overdadig veel lawaai dicht in een poging verdere kwinkslagen van Maureen in de kiem te smoren.

De telefoon in Howards hand ging over. ‘Ja, hallo? O, Miles, ja… ja, we weten er alles van… Je moeder zag het vanmorgen…’ Hij lachte. ‘Ja, ze heeft het eraf gehaald… Dat weet ik niet… Volgens mij is het gisteren geplaatst… O, dat lijkt me niet… We weten allemaal al jaren dat Ben-een-zeur…’

Howards joligheid ebde weg terwijl Miles aan het woord was. Na een poosje zei hij: ‘Ach… ja, ik snap het. Ja. Nee, zo had ik het niet… Misschien moeten we iemand naar de beveiliging laten kijken…’

Het geluid van een auto op het donker wordende plein ging nagenoeg onopgemerkt voorbij aan het drietal in de delicatessenzaak, maar op zijn beurt merkte de bestuurder wel de enorme schaduw op van Howard Mollison op de crèmekleurige jaloezieën. Gavin drukte zijn gaspedaal wat verder in om maar zo snel mogelijk bij Mary te zijn. Ze had wanhopig geklonken aan de telefoon.

‘Wie doet dit? Wie doet nou zoiets? Wie heeft er zo’n hekel aan mij?’

‘Niemand heeft een hekel aan jou,’ had hij gezegd. ‘Wie kan er nou een hekel aan jou hebben? Blijf waar je bent… Ik kom naar je toe.’

Hij zette de auto bij haar voor de deur, smeet zijn portier dicht en haastte zich over het tuinpad. Ze deed de voordeur al open voordat hij had aangebeld. Ze had weer dikke ogen van het huilen en ze droeg een wollen duster tot aan de grond, die haar stukken kleiner maakte. Het was totaal niet verleidelijk – de volmaakte tegenhanger van Kays paarse kimono – maar de huiselijkheid en oprechte sjofelheid ervan stonden voor een toegenomen intimiteit.

Mary’s kinderen zaten allemaal in de woonkamer. Ze gebaarde dat hij door moest lopen naar de keuken.

‘Weten ze het?’ vroeg hij haar.

‘Fergus wel. Iemand op school heeft het hem verteld. Ik heb hem gevraagd het niet tegen de anderen te zeggen. Echt hoor, Gavin… Ik ben een beetje aan het eind van mijn Latijn. De haat…’

‘Het is niet waar,’ zei hij, en vervolgens, toen zijn nieuwsgierigheid de overhand kreeg: ‘Toch?’

‘Nee!’ zei ze woedend. ‘Ik bedoel… Ik weet het niet… Ik ken haar niet echt. Maar hem dit te laten zeggen… hem die woorden in zijn mond leggen… Kan het hun dan niets schelen hoe ik me voel?’

Weer barstte ze in tranen uit. Hij vond dat hij haar beter niet kon vastpakken nu ze alleen die duster droeg, en toen even later de achttienjarige Fergus de keuken in liep, was hij blij dat hij het inderdaad niet had gedaan.

‘Hoi Gav.’

De jongen zag er vermoeid uit, en leek ouder dan hij was. Gavin zag hoe hij een arm om Mary heen sloeg en hoe zij met haar hoofd tegen zijn schouder leunde en als een klein kind met haar vormeloze mouw haar ogen droogde.

‘Volgens mij was het niet dezelfde persoon,’ viel Fergus met de deur in huis. ‘Ik heb ze vergeleken: de stijl is anders.’ Hij had het bericht op zijn mobiel gezet en las het hardop voor: “Raadslid dokter Parminder Jawanda, die zogenaamd heel erg begaan is met het lot van de armen en behoeftigen uit de buurt, heeft altijd een verborgen motief gehad. Tot mijn overlijden…”’

‘Hou op, Fergus,’ zei Mary, terwijl ze op een stoel aan de keukentafel plofte. ‘Ik kan er niet tegen. Echt niet. En vandaag staat ook nog dat stuk in de krant.’

Ze sloeg haar handen voor haar gezicht en snikte zachtjes. Gavin zag The Yarvil and District Gazette op tafel liggen. Die las hij nooit. Zonder het te vragen of aan te bieden, liep hij naar het keukenkastje om iets te drinken voor haar in te schenken.

‘Bedankt, Gav,’ zei ze met verstikte stem toen hij het glas in haar handen duwde.

‘Misschien is het Howard Mollison wel,’ opperde Gavin en hij ging naast haar zitten. ‘Als ik Barry’s verhalen over hem mag geloven…’

‘Ik denk het niet,’ zei Mary en ze wreef in haar ogen. ‘Het is zo gemeen. Hij deed nooit zoiets toen Barry nog…’ – ze snikte – ‘… leefde.’ Vervolgens beet ze haar zoon toe: ‘Gooi die krant weg, Fergus.’

De jongen keek verbaasd en gekwetst. ‘Maar daar staat papa’s…’

‘Gooi weg!’ zei Mary licht hysterisch. ‘Ik kan het ook op de computer lezen als ik zou willen. Het is het laatste wat hij heeft gedaan… Op onze trouwdag!’

Fergus pakte de krant van tafel en bleef even naar zijn moeder staan kijken, die haar handen weer voor haar gezicht had geslagen. Toen liep hij, na een blik op Gavin, met de Gazette in de hand de keuken uit.

Na een poosje, toen Gavin dacht dat Fergus niet meer terug zou komen, stak hij een troostende hand uit en wreef ermee over Mary’s arm. Ze zaten een tijdje zwijgend bij elkaar en Gavin voelde zich stukken beter nu de krant niet meer op tafel lag.

+++

+++

II

+++

Parminder hoefde de volgende ochtend niet te werken, maar ze had een vergadering in Yarvil. Zodra de kinderen naar school waren vertrokken, verplaatste ze zich op de automatische piloot door het huis om alles wat ze nodig had te verzamelen. Toen de telefoon ging, schrok ze zo hevig dat ze haar tas uit haar handen liet vallen. ‘Ja?’ Het klonk bijna bang.

Aan de andere kant van de lijn klonk Tessa nogal uit het veld geslagen. ‘Ik ben het, Minda… Gaat het wel?’

‘Ja… ja… ik schrok van de telefoon,’ zei Parminder, kijkend naar de keukenvloer die nu bezaaid lag met sleutels, papieren, munten en tampons. ‘Wat is er?’

‘Niets bijzonders,’ zei Tessa. ‘Ik wilde gewoon even kletsen. Horen hoe het met je is.’

Het hete hangijzer van het anonieme bericht bungelde als een jouwend gedrocht tussen hen in. Parminder had Tessa tijdens hun telefoongesprek de dag ervoor nauwelijks de gelegenheid gegeven erover te praten. Ze had geschreeuwd: ‘Het is een leugen, een smerige leugen, en ga nou niet zeggen dat Howard Mollison het niet heeft gedaan!’

Tessa had er niet op door durven gaan.

‘Ik heb geen tijd,’ zei Parminder. ‘Ik heb een vergadering in Yarvil. Een beoordeling van een jongetje dat op de officiële lijst van risicopatiënten staat.’

‘O, oké. Sorry. Later misschien?’

‘Ja,’ zei Parminder. ‘Prima. Dag.’

Ze raapte de inhoud van haar tas bijeen en haastte zich het huis uit, maar rende toen ze bij het tuinhek was weer terug om te controleren of ze de voordeur wel op slot had gedaan.

Tijdens de autorit besefte ze een paar keer dat ze zich niets meer herinnerde van de twee kilometer ervoor en droeg ze zichzelf streng op zich te concentreren. Maar de laaghartige woorden van het anonieme bericht schoten haar steeds weer te binnen. Ze kende ze uit het hoofd.

+++

Raadslid dokter Parminder Jawanda, die zogenaamd heel erg begaan is met het lot van de armen en behoeftigen uit de buurt, heeft altijd een verborgen agenda gehad. Tot mijn dood is ze verliefd op mij geweest, wat ze amper kon verbergen als ze naar me keek, en als er tijdens een vergadering moest worden gestemd, stemde ze altijd precies hetzelfde als ik. Nu ik ben overleden zal ze als raadslid al helemaal nutteloos zijn, omdat ze haar verstand is verloren.

+++

De ochtend ervoor had ze het voor het eerst gezien, toen ze de website van de deelraad opende om de notulen van de vorige vergadering te bekijken. De schok had een hevige fysieke weerslag: ze was erg snel en gejaagd gaan ademen, net als op de afschuwelijkste momenten van haar bevallingen, toen ze had geprobeerd zichzelf over de pijn heen te zetten, zich los te maken van het ondraaglijke heden.

Iedereen zou het inmiddels wel weten. Ze kon zich nergens meer verstoppen.

Er schoten haar de vreemdste gedachten te binnen. Bijvoorbeeld wat haar grootmoeder zou hebben gezegd als ze hoorde dat Parminder op een openbaar forum werd beschuldigd van het begeren van de man van een andere vrouw, en dan ook nog een gora. Ze kon bijna voor zich zien hoe haar bebe hoofdschuddend en schommelend haar gezicht bedekte met een stuk van haar sari, zoals ze altijd had gedaan als de familie door het noodlot werd getroffen.

‘Sommige echtgenoten,’ had Vikram gisteravond laat met een ongewone trek in zijn sardonische glimlach tegen haar gezegd, ‘zouden misschien willen weten of het waar was.’

‘Natuurlijk is het niet waar!’ had Parminder met een trillende hand voor haar mond gezegd. ‘Hoe kun je me dat nou vragen? Natuurlijk is het niet zo! Je kende hem! Hij was mijn vriend… Een vriend, meer niet.’

Ze was de afkickkliniek al gepasseerd. Hoe had ze zonder het te beseffen zo’n eind kunnen rijden? Ze lette niet op. Ze werd een gevaar op de weg.

Ze herinnerde zich de avond waarop Vikram en zij naar het restaurant waren geweest, bijna twintig jaar geleden, de avond dat ze hadden afgesproken te gaan trouwen. Ze had hem verteld over de heisa die de familie had gemaakt toen ze naar huis was gelopen met Stephen Hoyle, en hij had het net zo belachelijk gevonden als zij. Toen had hij er begrip voor gehad. Maar hij kon er geen begrip voor opbrengen als Howard Mollison haar beschuldigde in plaats van haar eigen bekrompen familieleden. Blijkbaar besefte hij niet dat gora’s kleingeestig, oneerlijk en ontzettend venijnig konden zijn…

Ze had de afslag gemist. Ze moest zich concentreren. Ze moest opletten.

‘Ben ik te laat?’ riep ze toen ze uiteindelijk op een drafje over de parkeerplaats naar Kay Bawden toe liep. Ze had de maatschappelijk werkster een keer eerder ontmoet toen ze op het spreekuur was geweest voor één herhalingsrecept voor de pil.

‘Helemaal niet,’ zei Kay. ‘Ik dacht dat ik beter eerst even het kantoor kon laten zien, want het is daar een doolhof…’

Het gebouw dat het maatschappelijk werk van Yarvil huisvestte, was een lelijk kantoorblok uit de jaren zeventig. Terwijl de twee vrouwen met de lift omhooggingen, vroeg Parminder zich af of Kay op de hoogte was van het anonieme bericht op de website van de deelraad, of van de beschuldigingen die tegen haar waren geuit door de familie van Catherine Weedon. Ze stelde zich voor dat er straks, als de liftdeuren openschoven, een rij mensen in pakken zou staan om haar te beschuldigen en te veroordelen. Stel dat dit gesprek over het welzijn van Robbie Weedon een list was en ze nu op weg was naar haar eigen vonnis…

Kay leidde haar door een armoedige, verlaten kantoorgang naar een vergaderkamer. Daar zaten al drie andere vrouwen, die Parminder met een glimlach begroetten.

‘Dit is Nina, die met Robbies moeder werkt op Bellchapel,’ zei Kay en ze ging met haar rug naar de neergelaten luxaflex zitten. ‘Dat is mijn supervisor Gillian en dat is Louise Harper, die leiding geeft aan het kinderdagverblijf aan Anchor Road. Dokter Parminder Jawanda, Robbies huisarts,’ besloot Kay de voorstelronde.

Parminder nam een kop koffie aan. De andere vrouwen gingen met elkaar in gesprek zonder haar erbij te betrekken.

(Raadslid dokter Parminder Jawanda, die zogenaamd heel erg begaan is met het lot van de armen en behoeftigen uit de buurt…

Die zogenáámd heel erg begaan is. Wat ben je toch een vuile klootzak, Howard Mollison. Hij had haar altijd hypocriet gevonden, dat had Barry haar verteld.

‘Hij denkt dat ik Pagford onder de voet wil laten lopen door Yarvillers omdat ik uit The Fields kom. Maar jij komt uit een keurige beroepsklasse, dus hij vindt niet dat jij enig recht hebt om aan de kant van The Fields te staan. Hij denkt dat je hypocriet bent of voor de lol herrie schopt.’)

‘… begrijp waarom de familie staat ingeschreven bij een huisarts in Pagford?’ zei een van de maatschappelijk werksters, wier namen Parminder nu al weer ontschoten waren.

‘Wij hebben verschillende families uit The Fields in ons patiëntenbestand,’ zei Parminder onmiddellijk. ‘Maar was er niet iets gebeurd met de Weedons en hun vorige…?’

‘Jawel, de vorige huisartsenpraktijk heeft ze eruit gegooid,’ zei Kay, die een grotere stapel papier voor zich had dan haar collega’s. ‘Terri had een assistente aangevallen. Hoe lang staan ze nu bij jou ingeschreven?’

‘Bijna vijf jaar,’ zei Parminder, die de details vooraf in de praktijk had opgezocht.

(Ze had Howard in de kerk gezien, bij Barry’s begrafenis. Met zijn gevouwen grote dikke handen had hij net gedaan of hij zat te bidden. De Fawleys hadden geknield naast hem gezeten. Parminder wist wat christenen hoorden te geloven. Heb uw naaste lief als uzelf… Als Howard wat minder hypocriet was geweest, dan had hij zich opzij gedraaid en tot Aubrey gebeden…

Tot mijn dood is ze verliefd op mij geweest, wat ze amper kon verbergen als ze naar me keek…

Was ze echt niet in staat geweest het te verbergen?)

‘… hem voor het laatst gezien, Parminder?’ vroeg Kay.

‘Toen hij met zijn zus bij me kwam met een oorontsteking,’ zei Parminder. ‘Ongeveer twee maanden geleden.’

‘En hoe was zijn lichamelijke conditie toen?’ vroeg een van de andere vrouwen.

‘Nou, hij groeit als kool,’ zei Parminder en ze haalde een stapeltje kopietjes uit haar handtas. ‘Ik heb hem uitgebreid onderzocht, want… Nou ja, ik ken zijn achtergrond. Hij is goed op gewicht, hoewel ik betwijfel of zijn eetpatroon erg verantwoord is. Geen luizen of neten, of iets wat daarop lijkt. Zijn billen waren een beetje schraal en ik kan me herinneren dat zijn zus vertelde dat hij soms nog in zijn broek plast.’

‘Ze trekken hem steeds luiers aan,’ zei Kay.

‘Maar jij maakt je,’ zei de vrouw die Parminder als eerste een vraag had gesteld, ‘in medisch opzicht niet echt zorgen?’

‘Er waren geen tekenen van mishandeling,’ zei Parminder. ‘Ik heb zijn hemd uitgetrokken om dat te controleren, en ik heb geen blauwe plekken of andere verwondingen gezien.’

‘Er is geen man in huis,’ merkte Kay op.

‘En die oorontsteking?’ drong haar supervisor aan bij Parminder.

‘Dat was een vrij alledaagse bacteriële infectie na een virusbesmetting. Daar was niets vreemds aan. Normaal voor kinderen van die leeftijd.’

‘Dus, al met al…’

‘Ik heb veel ergere gevallen gezien,’ zei Parminder.

‘Je zei dat zijn zus hem had gebracht, niet zijn moeder? Ben jij ook Terri’s huisarts?’

‘Voor zover ik kan nagaan heb ik Terri in die vijf jaar niet gezien,’ zei Parminder.

De supervisor wendde zich tot Nina. ‘Hoe gaat het met de methadon?’

(Tot mijn dood is ze verliefd op mij geweest…

Misschien is Shirley de Geest wel, of Maureen, en niet Howard, dacht Parminder. Zij zouden van nature meer geneigd zijn haar te bespioneren als ze bij Barry was, in de hoop iets onoorbaars op te vangen, om hun smerige oudewijvenverbeelding mee te voeden…)

‘… tot nu toe het langst volgehouden,’ zei Nina. ‘Ze heeft het vaak over deze beoordeling gehad. Ik krijg de indruk dat ze begrijpt dat het dit keer erop of eronder is, dat haar kansen op raken. Ze wil Robbie niet verliezen. Dat heeft ze een paar keer gezegd. Ik moet zeggen dat jij tot haar bent doorgedrongen, Kay. Ik zie echt dat ze voor het eerst sinds ik haar ken wat verantwoordelijkheid voor de situatie neemt.’

‘Dank je, maar ik wil niet al te optimistisch zijn. De situatie is nog steeds behoorlijk precair.’ Kays relativering was in tegenspraak met haar onbedwingbare zelfingenomen glimlachje. ‘Hoe gaat het op het dagverblijf, Louise?’

‘Nou, hij is weer terug,’ zei de vierde maatschappelijk werker. ‘Hij is de afgelopen drie weken niet één keer afwezig geweest, en dat is een grote sprong vooruit. Zijn zus brengt hem. Zijn kleren zijn te klein en meestal vies, maar hij heeft het over in bad gaan en over eten thuis.’

‘En qua gedrag?’

‘Hij heeft een ontwikkelingsachterstand. Zijn taalvaardigheid is erg slecht en hij vindt het vervelend als er mannen op het dagverblijf komen. Als vaders hun kinderen komen ophalen, blijft hij zo dicht mogelijk in de buurt van de leidsters en gedraagt hij zich erg angstig. En hij heeft een of twee keer,’ zei ze, een bladzijde van haar notitieblok omslaand, ‘bij of in de buurt van kleine meisjes onmiskenbaar seksuele handelingen nagebootst.’

‘Ik denk niet dat er, wat we ook beslissen, sprake van kan zijn dat we hem van de risicolijst afhalen,’ zei Kay onder instemmend gemompel.

‘Het lijkt allemaal te staan of vallen met het gedrag van Terri. Zij moet doorgaan met de behandeling,’ zei de supervisor tegen Nina, ‘en van de drugs afblijven.’

‘Dat is absoluut van belang,’ beaamde Kay, ‘maar ik ben bang dat ze, zelfs als ze geen heroïne meer gebruikt, niet echt als een moeder voor Robbie kan zorgen. Krystal lijkt hem op te voeden, en zij is pas zestien en heeft zelf meer dan genoeg aan haar hoofd…’

(Parminder herinnerde zich wat ze een paar avonden geleden tegen Sukhvinder had gezegd: ‘Krystal Weedon! Dat stomme wicht! Is dat wat je hebt opgestoken van je tijd in het team met Krystal Weedon? Dat je je tot haar niveau moet verlagen?’

Barry was op Krystal gesteld geweest. Hij had talenten in haar gezien die voor anderen onzichtbaar bleven.

Ooit, lang geleden, had Parminder Barry het verhaal van Bhai Kanhaiya verteld, de held van de sikhs die zich bekommerd had om de behoeften van degenen die gewond waren geraakt in de strijd, zowel vriend als vijand. Toen hem werd gevraagd waarom hij zonder onderscheid des persoons hulp bood, had Bhai Kanhaiya geantwoord dat hij in elke ziel het licht van God zag schijnen en dat hij niet in staat was geweest onderscheid tussen hen te maken.

Het licht van God scheen in elke ziel.

Zij had Krystal Weedon een stom wicht genoemd en geïmpliceerd dat ze van laag niveau was.

Dat zou Barry nooit hebben gezegd.

Ze schaamde zich.)

‘… toen er een overgrootmoeder was die qua zorgtaken enige steun leek te bieden, maar…’

‘Zij is overleden,’ zei Parminder gehaast, voordat iemand anders dat zou kunnen zeggen. ‘Longemfyseem en een beroerte.’

‘Inderdaad,’ zei Kay zonder haar blik van haar aantekeningen af te wenden. ‘Dus gaan we terug naar Terri. Zij heeft zelf in een kindertehuis gezeten. Heeft ze ooit een opvoedcursus gevolgd?’

‘Wij bieden die wel aan, maar ze is conditioneel gezien nooit in staat geweest die bij te wonen,’ zei de vrouw van het kinderdagverblijf.

‘Als ze bereid was die alsnog te volgen en ze ook daadwerkelijk kwam opdagen, dan zou dat een immense stap in de goede richting zijn,’ zei Kay.

‘Als ze de kliniek sluiten,’ zei Nina van Bellchapel zuchtend tegen Parminder, ‘zal ze waarschijnlijk naar jou komen voor methadon.’

‘Ik ben bang dat ze dat niet zal doen,’ zei Kay, voordat Parminder had kunnen reageren.

‘Hoe bedoel je?’ vroeg Parminder vinnig.

De andere vrouwen staarden haar aan.

‘Gewoon, dat reizen met de bus en afspraken nakomen niet Terri’s sterkste punten zijn,’ zei Kay. ‘Nu hoeft ze alleen maar de straat uit te lopen om bij Bellchapel te komen.’

‘O,’ zei Parminder geschrokken. ‘Ja. Ja, daar heb je waarschijnlijk gelijk in.’

(Ze had gedacht dat Kay erop zinspeelde dat Terri Weedon haar niet zou vertrouwen vanwege de dood van Catherine Weedon.

Denk na voordat je wat zegt. Waar zit je met je hoofd?)

‘Dus, samengevat,’ zei de supervisor met een blik op de aantekeningen op haar schoot, ‘hebben we te maken met ouderlijke verwaarlozing afgewisseld met enige adequate zorg.’ Ze slaakte een zucht, waar meer irritatie dan teleurstelling in doorklonk. ‘De directe crisis is afgewend: ze gebruikt niet meer en Robbie gaat weer naar het kinderdagverblijf, waar we hem goed in de gaten kunnen houden, en er is geen directe dreiging voor zijn veiligheid. Zoals Kay al zei: hij blijft op de risicolijst staan. Het lijkt me van belang over vier weken opnieuw af te spreken…’

Het duurde nog veertig minuten voordat de vergadering afgelopen was. Kay liep met Parminder mee terug naar het parkeerterrein. ‘Het was heel fijn dat je zelf bent gekomen. De meeste huisartsen sturen een verslag.’

‘Het was mijn vrije ochtend,’ zei Parminder. Ze had het bedoeld als verklaring voor haar aanwezigheid, omdat ze het verschrikkelijk vond om thuis te zitten en niets te doen, maar Kay scheen te denken dat ze naar meer complimenten hengelde en gaf die vervolgens ook.

Bij Parminders auto zei Kay: ‘Jij bent toch ook lid van de raad? Heeft Colin je de cijfers over Bellchapel doorgegeven?’

‘Ja, dat heeft hij gedaan,’ zei Parminder. ‘Het zou goed zijn om daar een keer over te praten. Het staat op de agenda voor de volgende vergadering.’

Maar toen Kay haar telefoonnummer had gegeven en na nog een bedankje rechtsomkeert had gemaakt, keerden Parminders gedachten terug naar Barry, de Geest en de Mollisons. Ze reed door The Fields toen de simpele gedachte die ze uit alle macht had willen overschreeuwen, uiteindelijk langs haar verzwakte verdediging glipte. Misschien hield ik inderdaad van hem.

+++

+++

III

+++

Andrew had er uren over gedaan om de kleren uit te kiezen voor zijn eerste werkdag in The Copper Kettle. Zijn uiteindelijke keuze hing over de de stoel in zijn slaapkamer. Een bijzonder venijnig puistje had ervoor gekozen zich uitgerekend vandaag op zijn linkerwang tot een glimmend strakgespannen hoogtepunt te verheffen, en Andrew had zijn toevlucht moeten nemen tot een experiment met Ruths foundation, die hij uit de la van haar kaptafel had gejat.

Toen hij op vrijdagavond, volledig in beslag genomen door de gedachte aan Gaia en de zeven volle uren waarin hij in haar directe nabijheid zou verkeren, de tafel aan het dekken was, keerde zijn vader terug van zijn werk in een gemoedstoestand die Andrew niet eerder had meegemaakt. Simon leek timide, bijna gedesoriënteerd.

‘Waar is je moeder?’

Ruth was gehaast uit de diepe voorraadkast gekomen. ‘Hallo, Si! Hoe… wat is er?’

‘Ze hebben me wegbezuinigd.’

Ruth sloeg vol afgrijzen haar handen voor haar gezicht, schoot vervolgens op haar man af, sloeg haar armen om zijn nek en trok hem naar zich toe. ‘Waarom?’ fluisterde ze.

‘Dat bericht,’ zei Simon. ‘Op die fucking website. Jim en Tommy hoeven ook niet meer terug te komen. Het was afvloeien of ontslagen worden. En we krijgen echt een kloteregeling. Minder nog dan ze Brian Grant hebben aangeboden.’

Andrew stond er als door de bliksem getroffen bij, versteend tot een monument van schuld.

‘Fuck,’ zei Simon tegen Ruths schouder.

‘Je vindt wel wat anders,’ fluisterde ze.

‘Niet hier in de buurt.’

Zonder zijn jas uit te trekken liet hij zich op een keukenstoel zakken en staarde nietsziend voor zich uit. Ruth redderde ontzet, liefdevol en met tranen in de ogen om hem heen. Tot Andrews opluchting bespeurde hij in Simons catatonische gestaar een vleugje van diens gebruikelijke derderangs toneelspel. Daardoor voelde hij zich iets minder schuldig. Zonder een woord te zeggen ging hij verder met tafeldekken.

Het eten was een bedrukte aangelegenheid. Paul, die op de hoogte was gebracht van het nieuws, keek doodsbang, alsof zijn vader hem ervoor verantwoordelijk zou houden. Simon gedroeg zich tijdens de maaltijd als een ware martelaar, gekwetst doch eerzaam ten aanzien van zijn ongerechtvaardigde vervolging, maar toen… ‘Ik huur iemand in om de dikke rotkop van die klootzak in zijn romp te rammen,’ barstte hij uit, terwijl hij zijn appelcrumble naar binnen lepelde. Zijn tafelgenoten wisten dat hij Howard Mollison bedoelde.

‘Had je gezien dat er weer een bericht op de website van de raad is geplaatst?’ zei Ruth met ingehouden adem. ‘Jij bent niet de enige die het is overkomen, Si. Shir… Iemand op mijn werk vertelde het me. Dezelfde persoon, “de Geest van Barry Fairbrother”, heeft iets afschuwelijks beweerd over dokter Jawanda. Dus Howard en Shirley hebben er een deskundige bij gehaald om naar de site te kijken en die ontdekte dat degene die die berichten plaatst de inloggegevens van Barry Fairbrother heeft gebruikt, dus die hebben ze nu verwijderd uit de… de database of zoiets…’

‘En krijg ik daarmee mijn fucking baan terug?’

Een tijd lang zei Ruth niets meer.

Andrew was geschrokken van zijn moeders verhaal. Het was zorgwekkend dat de Geest van Barry Fairbrother aan nadere inspectie was onderworpen, en nog verontrustender dat iemand anders hem had geïmiteerd.

Wie anders dan Fats zou hebben bedacht dat je Barry Fairbrothers inlog kon gebruiken? Maar waarom zou Fats het op dokter Jawanda hebben gemunt? Of was het gewoon een andere manier om Sukhvinder te grazen te nemen? Andrew vond het maar niets…

‘Wat is er met jou?’ bulderde Simon.

‘Niks,’ mompelde Andrew, en vervolgens terugkrabbelend: ‘Het is best schrikken… jouw baan…’

‘O, dus jij bent geschrókken?’ schreeuwde Simon. Paul liet zijn lepel vallen en morste ijs op zijn kleren. ‘(Veeg af, Pauline, mietje dat je er bent!) Tja, dit is de echte wereld, puistenkop!’ schreeuwde hij tegen Andrew. ‘Er zijn overal fuckers die je de grond in willen drukken! Dus jíj,’ hij wees over de tafel naar zijn oudste zoon, ‘zorgt maar dat je wat vuiligheid over Mollison te pakken krijgt, want anders hoef je morgen niet thuis te komen!’

‘Si…’

Simon schoof zijn stoel naar achteren, smeet zijn lepel weg (die kletterend op de grond viel), beende de kamer uit en knalde de deur achter zich dicht. Andrew wachtte geduldig het onvermijdelijke af en werd niet teleurgesteld.

‘Het is een vreselijke schok voor hem,’ fluisterde een ontstelde Ruth tegen haar zoons. ‘Na al die jaren waarin hij zich heeft ingezet voor dat bedrijf… En hij is bang dat hij niet meer voor ons zal kunnen zorgen…’

Toen de volgende ochtend om half zeven de wekker ging, legde Andrew het ding acuut het zwijgen op en vloog zowat zijn bed uit. Hij waste zich met een overgave alsof het Kerstmis was, kleedde zich in noodtempo aan en spendeerde vervolgens veertig minuten aan het modelleren van zijn haar en het aanbrengen van subtiele hoeveelheden foundation op de meest in het oog springende puisten.

Hij ging er half van uit dat Simon hem opwachtte toen hij langs de slaapkamer van zijn ouders sloop, maar hij kwam niemand tegen, en na een haastig ontbijt duwde hij Simons racefiets de schuur uit en spurtte de heuvel af naar Pagford.

Het was zo’n heiige ochtend die later zon beloofde. De jaloezieën van de delicatessenzaak waren nog dicht, maar de deur gaf mee toen hij ertegen aan duwde en hij hoorde geklingel.

‘Niet hier!’ schreeuwde Howard, die schommelend op hem af kwam. ‘Je moet via de achterkant naar binnen! Je kunt je fiets bij de vuilnisbakken zetten, haal ’m weg bij de voordeur!’

De achterkant van de delicatessenzaak, die via een steegje te bereiken was, bestond uit een bedompt, piepklein betegeld binnenplaatsje, begrensd door hoge muren, schuurtjes met grote stalen vuilcontainers ervoor en een valluik met daaronder een wenteltrap die naar de kelder van de zaak leidde.

‘Maak hem daar ergens vast, als hij maar niet in de weg staat,’ zei Howard, die hijgend en met een bezweet gezicht bij de achterdeur was verschenen. Terwijl Andrew aan zijn kettingslot frunnikte, droogde Howard zijn voorhoofd met zijn schort. ‘Oké, we beginnen met de kelder,’ zei hij, nadat Andrew zijn fiets had vastgezet. Hij wees naar het valluik. ‘Ga naar beneden en kijk hoe het is ingedeeld.’

Hij boog zich over het luik terwijl Andrew de trap af liep. Howard was zelf al jaren niet meer in staat om af te dalen naar zijn eigen kelder. Maureen liep meestal een paar keer per week wiebelend de trap op en af, maar nu de kelder helemaal volstond met spullen voor de lunchroom waren jonge benen onontbeerlijk.

‘Kijk even goed rond,’ schreeuwde hij naar Andrew, die zich buiten zijn blikveld bevond. ‘Zie je waar de koekjes en het gebak staan? Zie je de grote zakken met koffiebonen en de dozen met theezakjes? En in de hoek de wc-rollen en de vuilniszakken?’

‘Jawel,’ echode Andrews stem vanuit de diepte.

‘Noem me maar meneer Mollison,’ zei Howard met een ietwat stekelige ondertoon in zijn hijgerige stem.

Beneden in de kelder vroeg Andrew zich af of het de bedoeling was dat hij daar meteen mee van start ging. ‘Oké… meneer Mollison.’

Het klonk spottend. Hij haastte zich het goed te maken door geïnteresseerd te vragen: ‘Wat zit er in die grote kasten?’

‘Kijk maar even,’ zei Howard ongeduldig. ‘Daarom ben je daarbeneden. Om te leren waar je alles moet neerzetten en vandaan halen.’

Howard luisterde naar de gedempte geluiden van Andrew die de zware deuren opende, en hij hoopte dat de jongen zich niet zou ontpoppen als iemand met twee linkerhanden of iemand die veel aanwijzingen nodig had. Howard had vandaag erg veel last van zijn astma: naast al het extra werk en de opwinding en kleine frustraties van de opening was het aantal pollen in de lucht ook nog eens belachelijk hoog voor de tijd van het jaar. Als hij zo bleef transpireren, moest hij misschien Shirley bellen om te vragen of ze een schoon overhemd kwam brengen voordat ze de deuren openden.

‘Daar is het busje!’ schreeuwde Howard toen hij geronk hoorde aan de andere kant van het steegje. ‘Kom naar boven! Jij moet de spullen naar de kelder brengen en opbergen, oké? En breng een paar liter melk naar de lunchroom. Heb je dat begrepen?’

‘Jawel… meneer Mollison,’ klonk Andrews stem vanuit de diepte.

Howard liep langzaam naar binnen om zijn inhalator te halen. Die zat in de zak van zijn jas, die in het personeelskamertje achter de winkel hing. Een paar diepe ademteugen later voelde hij zich stukken beter. Hij veegde zijn gezicht weer af met zijn schort en liet zich op een van de krakende stoelen zakken om uit te rusten.

Sinds hij met zijn huiduitslag bij haar was geweest, had Howard al verschillende keren gedacht aan de opmerking van dokter Jawanda: dat zijn gewicht de bron was van al zijn gezondheidsproblemen.

Onzin natuurlijk. Kijk maar naar die jongen van de Hubbards: een bonenstaak, en zo astmatisch als de pest. Howard was altijd dik geweest, al zolang hij zich kon herinneren. Op de spaarzame foto’s die waren gemaakt van hem en zijn vader, die het gezin had verlaten toen Howard een jaar of vier, vijf was, was hij al mollig. Na het vertrek van zijn vader had zijn moeder hem aan het hoofd van de tafel gezet, tussen haarzelf en zijn oma in, en ze was altijd beledigd geweest als hij niet voor een tweede keer opschepte. In de loop der tijd was hij letterlijk de ruimte tussen de twee vrouwen gaan opvullen, en op zijn twaalfde was hij net zo zwaar als de man die hen in de steek had gelaten. Howard associeerde een gezonde eetlust met mannelijkheid. Zijn omvang was zijn handelsmerk. Er was met veel genoegen aan gewerkt door de vrouwen die van hem hielden, en hij vond het echt iets voor Ben-een-zeur, die snerende spelbreker, om hem ervan te willen beroven.

Maar soms, op zwakke momenten, als het moeilijk werd om te ademen of te bewegen, kende Howard wel degelijk angst. Shirley kon dan wel doen of hij nooit in levensgevaar was geweest, maar hij herinnerde zich lange nachten in het ziekenhuis na de bypass, toen hij wakker had gelegen uit angst dat zijn hart het zou begeven. Elke keer dat hij Vikram Jawanda zag, moest hij eraan denken dat die lange donkere vingers daadwerkelijk zijn blote, kloppende hart hadden aangeraakt. De jovialiteit die hij bij elke ontmoeting uitdroeg was een manier om die primaire, onberedeneerbare doodsangst te bezweren. In het ziekenhuis hadden ze hem na afloop gezegd dat hij moest afvallen, maar hij was vanzelf al meer dan twaalf kilo kwijtgeraakt door het afschuwelijke eten dat ze hem daar hadden voorgeschoteld, en Shirley vond het nodig hem weer vet te mesten toen hij eenmaal thuis was…

Howard bleef nog heel even zitten en genoot van het gemak waarmee hij ademde doordat hij zijn inhalator had gebruikt. Deze dag betekende veel voor hem. Vijfendertig jaar geleden had hij met het elan van een zestiende-eeuwse avonturier die terugkeerde van de andere kant van de wereld de delicatessen geïntroduceerd in Pagford en waren de aanvankelijk terughoudende inwoners al snel nieuwsgierig en bedeesd gaan rondneuzen in zijn schappen. Hij dacht met weemoed terug aan wijlen zijn moeder, die heel erg trots op hem en zijn florerende zaak was geweest. Had ze zijn lunchroom maar kunnen zien. Howard hees zichzelf weer overeind, pakte de jagerspet van de haak en zette die, alsof hij zichzelf kroonde, behoedzaam op zijn hoofd.

Zijn nieuwe serveersters arriveerden gezamenlijk om half negen. Hij had een verrassing voor hen. ‘Alsjeblieft,’ zei hij en hij reikte hun de uniformen aan: zwarte jurkjes met een wit kanten schortje, precies zoals hij het zich had voorgesteld. ‘Ze zouden moeten passen. Maureen zei dat ze jullie maat wist. Ze draagt er zelf ook een.’

Gaia onderdrukte een lach toen Maureen triomfantelijk uit de lunchroom de delicatessenzaak in kwam paraderen. Ze droeg gezondheidssandalen onder haar zwarte kniekousen. Haar jurk kwam tot vijf centimeter boven haar gerimpelde knieën.

‘Jullie kunnen je in de personeelskamer verkleden, meisjes,’ zei ze, wijzend naar de ruimte waar Howard zojuist uit was opgedoken.

Gaia stond naast het personeelstoilet haar spijkerbroek al uit te trekken toen ze Sukhvinders gezicht zag. ‘Tissur, Sooks?’ vroeg ze.

De nieuwe bijnaam schonk Sukhvinder de moed te zeggen wat ze anders misschien niet onder woorden had kunnen brengen. ‘Ik kan dit niet aan,’ fluisterde ze.

‘Waarom niet?’ vroeg Gaia. ‘Het staat je vast goed.’

Maar het zwarte jurkje had korte mouwen.

‘Echt niet.’

‘Maar w… Jézus,’ zei Gaia.

Sukhvinder had de mouwen van haar sweatshirt opgestroopt. Haar armen zaten aan de binnenkant, vanaf haar polsen tot aan de elleboogholte, helemaal ónder de schots en scheve littekens en ontstoken snijwonden met geronnen bloed.

‘Sooks,’ zei Gaia zacht. ‘Waar ben je mee bezig, meid?’

Sukhvinder schudde haar hoofd. Haar ogen stonden vol tranen.

Gaia dacht even na en zei toen: ‘Ik weet al iets… Kom hier.’ Ze trok haar T-shirt met lange mouwen uit.

De deur kreeg een enorme dreun te verwerken en de grendel schoot uit het slot: een zwetende Andrew was met twee grootverpakkingen wc-papier al half binnen toen Gaia’s boze kreet hem tegenhield. Hij liep achteruit weer weg en botste tegen Maureen aan.

‘Ze verkleden zich hier,’ zei ze berispend.

‘Meneer Mollison zei dat ik deze op de personeels-wc moest zetten.’ Holy shit, holy shit. Ze had alleen haar beha en slipje aan. Hij had bijna alles gezien. ‘Sorry,’ schreeuwde Andrew naar de dichte deur. Zijn hele gezicht klopte door de immense bloedtoevoer.

‘Rukker,’ mompelde Gaia aan de andere kant. Ze stak haar T-shirt uit naar Sukhvinder. ‘Trek dit onder de jurk aan.’

‘Maar dat staat stom.’

‘Geeft niks. Volgende week trek je gewoon een zwarte aan, dan is het net of je een jurk met lange mouwen draagt. We verzinnen wel een smoes voor hem…’

‘Ze heeft eczeem,’ verkondigde Gaia, toen Sukhvinder en zij volledig in uniform tevoorschijn kwamen uit de personeelskamer. ‘Haar armen zitten onder. Het ziet er een beetje korsterig uit.’

‘Ach,’ zei Howard, die zijn blik over Sukhvinders wit be-T-shirte armen liet dwalen en die vervolgens weer op Gaia richtte. Zij zag er in alle opzichten precies zo schitterend uit als hij had gehoopt.

‘Ik regel voor volgende week een zwarte,’ zei Sukhvinder, die Howard niet recht aan durfde te kijken.

‘Goed hoor,’ zei hij. Hij gaf Gaia een tikje op haar stuitje en dirigeerde het tweetal naar de lunchroom. ‘Is iedereen er klaar voor?’ riep hij naar zijn voltallige personeel. ‘Het is zover… Gooi de deuren maar open, Maureen!’

Er stond al een groepje klanten op de stoep te wachten. Op een bord buiten stond: THE COPPER KETTLE, HEDEN OPENING – EERSTE KOPJE KOFFIE GRATIS!

Andrew zag Gaia uren later pas weer. Howard hield hem continu bezig met het sjouwen van melk en vruchtensappen over de keldertrap en het moppen van de vloer van de kleine keuken aan de achterkant. Zijn lunchpauze was eerder dan die van de serveersters. Hij ving pas weer een glimp van haar op toen Howard hem naar de toonbank van de lunchroom ontbood en ze elkaar rakelings passeerden, omdat zij de andere kant op liep, naar het personeelskamertje.

‘We zitten mudjevol, meneer Price!’ zei Howard in een opperbeste stemming. ‘Doe een schoon schort voor en neem tijdens Gaia’s lunchpauze een paar tafels voor me af!’

Miles en Samantha Mollison waren met hun twee dochters en Shirley aan een tafeltje bij het raam gaan zitten.

‘Het gaat zo te zien ongelooflijk goed, hè?’ zei Shirley, om zich heen kijkend. ‘Maar wat draagt dat meisje Jawanda in hemelsnaam onder haar jurk?’

‘Verband?’ opperde Miles, terwijl hij met samengeknepen ogen door de lunchroom keek.

‘Hoi, Sukhvinder!’ riep Lexie, die haar van de lagere school kende.

‘Niet schreeuwen, liefje,’ berispte Shirley haar kleindochter, en Samantha’s haren gingen rechtovereind staan.

Maureen kwam in haar zwarte jurkje met kanten schortje achter de toonbank vandaan, en Shirley dook in haar koffiekopje. ‘O jee,’ zei ze zacht, toen Maureen stralend op hen af kwam lopen.

Het was waar, dacht Samantha, Maureen zag er belachelijk uit, zeker naast een stel zestienjarigen in precies dezelfde jurk. Maar ze gunde haar schoonmoeder niet de voldoening van haar instemming. Ze draaide zich ostentatief af en keek naar de jongen die vlakbij de tafels stond af te nemen. Hij was mager, maar redelijk breedgeschouderd. Ze zag zijn spieren bewegen onder het wijde T-shirt. Ze kon zich niet meer voor de geest halen of Miles’ grote dikke rug ooit zo smal en strak was geweest… Toen draaide de jongen zich naar het licht en zag ze zijn acne.

‘Niet slecht, hè?’ kraaide Maureen tegen Miles. ‘We zitten de hele dag al vol.’

‘Oké, meiden,’ richtte Miles zich tot zijn gezin, ‘wat zullen we nemen om opa’s winst op te voeren?’

Samantha bestelde onverschillig een kom soep toen Howard kwam binnenwaggelen vanuit de delicatessenzaak. Hij liep de hele dag al om de tien minuten de lunchroom in en uit om klanten te begroeten en de geldstroom op de kassa te bekijken.

‘Een daverend succes,’ zei hij tegen Miles. Hij wurmde zich aan hun tafeltje. ‘Wat vind je ervan, Sammy? Je had het nog niet gezien, toch? Vind je de muurdecoratie mooi? En het servies?’

‘Mmm,’ zei Samantha. ‘Prachtig.’

‘Ik zat erover te denken mijn vijfenzestigste verjaardag hier te vieren,’ zei Howard, terwijl hij afwezig krabde op de jeukende plek die Parminders zalfjes nog niet hadden genezen, ‘maar het is niet groot genoeg. Ik denk dat we het toch maar in de parochiezaal moeten houden.’

‘Wanneer is dat, opa?’ vroeg Lexie. ‘Mag ik ook komen?’

‘De negenentwintigste, en jij bent nu… zestien? Natuurlijk mag je komen,’ zei Howard vrolijk.

‘De negenentwintigste?’ vroeg Samantha. ‘O, maar…’

Shirley keek haar vinnig aan. ‘Howard is er al maanden mee bezig. We hebben het er al duizend keer over gehad.’

‘… dat is de avond van Libby’s concert,’ zei Samantha.

‘Iets van school?’ vroeg Howard.

‘Nee,’ zei Libby, ‘mam heeft kaartjes gekocht voor een concert van mijn lievelingsband. Het is in Londen.’

‘En ik ga met haar mee,’ zei Samantha. ‘Ze kan daar niet in haar eentje heen.’

‘Harriets moeder zegt dat ze…’

‘Ik ga met je mee, Libby, als je naar Londen gaat.’

‘De negenentwintigste?’ zei Miles, die Samantha boos aankeek. ‘De dag na de verkiezingen?’

Samantha liet de smalende lach ontsnappen die ze Maureen had bespaard. ‘Het is de deelraad, Miles. Je gaat toch geen persconferenties geven.’

‘Nou, we zullen je missen, Sammy,’ zei Howard, terwijl hij zich met behulp van de rugleuning van haar stoel weer omhoog hees. ‘Ik moet weer verder… Oké, Andrew, je bent hier klaar… Ga maar even kijken of we iets uit de kelder nodig hebben.’

Andrew was genoodzaakt om achter de toonbank te wachten, omdat er mensen van en naar de toiletten liepen.

Maureen zadelde Sukhvinder op met borden vol sandwiches. ‘Hoe is het met je moeder?’ vroeg ze het meisje abrupt, alsof het haar zojuist te binnen was geschoten.

‘Goed,’ zei Sukhvinder, die het bloed naar haar wangen voelde stijgen.

‘Niet al te zeer van streek door dat nare gedoe op de website van de deelraad?’

‘Nee,’ zei Sukhvinder, met vochtige ogen.

Andrew kon doorlopen en begaf zich naar de bedompte binnenplaats aan de achterkant, waar het sinds het begin van de middag warm en zonnig was. Hij had gehoopt dat Gaia er zou zijn om een luchtje te scheppen, maar die was vast naar het personeelskamertje gegaan. Teleurgesteld stak hij een sigaret op. Hij had amper een trekje genomen toen Gaia met een blikje frisdrank de lunchroom uit kwam.

‘Hoi,’ zei Andrew met een droge mond.

‘Hoi,’ zei Gaia. En even later: ‘Hé, waarom doet die vriend van jou zo kloterig tegen Sukhvinder? Is het persoonlijk of is hij een racist?’

‘Hij is geen racist,’ zei Andrew. Hij haalde de sigaret uit zijn mond om te voorkomen dat zijn handen gingen trillen, maar wist verder niets te zeggen. De zon die op de vuilcontainers weerkaatste, verwarmde zijn bezwete rug. Zo dicht bij haar in dat strakke zwarte jurkje staan was overweldigend, zeker nu hij een glimp had opgevangen van wat eronder zat. Hij nam nog een trekje van zijn sigaret, en niet wist wanneer hij zich voor het laatst zo verblind of zo levend had gevoeld.

‘Maar wat heeft ze hem dan aangedaan?’

De welving van haar heupen naar haar smalle taille, de volmaaktheid van haar grote, gespikkelde ogen boven het blikje Sprite. Andrew had willen zeggen: niets, hij is een klootzak, ik zal hem in elkaar rammen als ik je mag aanraken…

Sukhvinder kwam de binnenplaats op en knipperde met haar ogen tegen het zonlicht. Ze zag er ongemakkelijk en warm uit in Gaia’s shirt. ‘Hij wil dat je naar binnen komt,’ zei ze tegen Gaia.

‘Hij wacht maar even,’ zei Gaia cool. ‘Eerst dit opdrinken. Ik heb pas veertig minuten pauze gehad.’

Geïmponeerd door haar arrogantie en schoonheid keken Andrew en Sukhvinder haar mijmerend aan, terwijl ze slokjes nam uit haar blikje.

‘Zei dat ouwe wijf nou net iets tegen je over je moeder?’ vroeg Gaia aan Sukhvinder.

Sukhvinder knikte.

‘Volgens mij zou het heel goed zijn vriend geweest kunnen zijn,’ zei ze, naar Andrew knikkend – hij vond haar nadruk op ‘zijn’ ontzettend geil, ook al had ze het minachtend bedoeld – ‘die dat bericht over je moeder op die website heeft geplaatst.’

‘Dat kan niet,’ zei Andrew, en zijn stem haperde een heel klein beetje. ‘Degene die het heeft gedaan, heeft mijn vader ook te grazen genomen. Een paar weken geleden.’

‘Wat?’ vroeg Gaia. ‘Heeft hij ook iets over jouw vader op die site gezet?’

Hij knikte en genoot van haar belangstelling.

‘Iets over diefstal, toch?’ vroeg Sukhvinder wel heel erg gewaagd.

‘Ja,’ zei Andrew. ‘En gisteren is hij daardoor zijn baan kwijtgeraakt. Dus haar moeder,’ hij beantwoordde Gaia’s verblindende blik bijna onbewogen, ‘is niet de enige die er last van heeft.’

‘Godsamme,’ zei Gaia, die het blikje leegdronk en in de vuilcontainers gooide. ‘Die gasten hier zijn echt verrekte gestoord.’

+++

+++

IV

+++

Het bericht over Parminder op de deelraadsite had de angsten van Colin Wall opgezweept tot nieuwe, nachtmerrieachtige hoogten. Hij kon alleen maar gissen hoe de Mollisons aan hun informatie kwamen, maar als ze dit al wisten over Parminder…

‘In godsnaam, Colin!’ had Tessa gezegd. ‘Het is gewoon vuilspuiterij! Er zit niets achter!’

Maar Colin durfde haar niet te geloven. Hij nam van nature aan dat anderen ook rondliepen met geheimen die hen half tot waanzin dreven. Hij kon niet eens troost putten uit de wetenschap dat hij het grootste deel van zijn volwassen leven bang was geweest voor rampen die zich nooit hadden voltrokken, omdat dat, zonder bewijs van het tegendeel, elke dag alsnog kon gebeuren.

Hij peinsde over zijn ophanden zijnde ontmaskering – wat hij in feite continu deed – toen hij om half drie van de slager terugliep naar huis en pas verschrikt doorhad waar hij was bij het passeren van de drukbezochte nieuwe lunchroom. Hij zou naar de overkant van het plein zijn gevlucht als hij niet al ter hoogte van de ramen van The Copper Kettle liep: alleen al de nabijheid van een Mollison joeg hem de stuipen op het lijf. Door het glas ving hij iets op wat hem noopte nog een keer te kijken.

Tien minuten later stormde hij hun keuken binnen. Tessa zat te bellen met haar zus. Colin legde de lamsbout in de koelkast en beende naar boven, linea recta naar Fats’ zolderverdieping. Hij gooide de deur open en trof, zoals verwacht, een lege kamer aan.

Hij kon zich niet heugen wanneer hij hier voor het laatst was geweest. De vloer lag bezaaid met vuile kleren. Er hing een vreemde lucht, het geopende zolderraampje ten spijt. Colin zag een grote luciferdoos op Fats’ bureau liggen. Hij schoof hem open en zag een massa uitgedrukte peuken. Een pakje vloeitjes slingerde schaamteloos op het bureau naast de computer.

Colins hart leek uit zijn borst tegen zijn ribben aan te stuiteren.

‘Colin?’ hoorde hij Tessa op de overloop onder hem roepen. ‘Waar ben je?’

‘Hierboven!’ brulde hij.

Ze verscheen met een benauwde en zorgelijke blik in Fats’ deuropening. Zonder iets te zeggen pakte hij de luciferdoos op en liet haar de inhoud zien. ‘O,’ zei Tessa zwakjes.

‘Hij zei dat hij vandaag met Andrew Price had afgesproken,’ zei Colin. Tessa was bang voor de spier die ze in Colins kaak nijdig heen en weer zag schuiven. ‘Ik ben net langs die nieuwe lunchroom op het plein gelopen, en Andrew Price stond daar de tafels af te nemen. Dus waar is Stuart?’

Wekenlang had Tessa gedaan alsof ze Fats geloofde als hij zei dat hij op pad ging met Andrew. De afgelopen dagen had ze zichzelf voorgehouden dat Sukhvinder zich moest hebben vergist toen ze zei dat Fats iets had (zich ooit zou verlagen iets te hebben) met Krystal Weedon. ‘Ik weet het niet,’ zei ze. ‘Kom mee naar beneden, dan drinken we een kopje thee. Ik zal hem wel even bellen.’

‘Ik denk dat ik hier blijf wachten,’ zei Colin, en hij ging op Fats’ onopgemaakte bed zitten.

‘Hè, kom nou, Colin… Ga mee naar beneden,’ zei Tessa. Ze durfde hem hier niet achter te laten. Ze wist niet wat hij zou vinden in Fats’ laden of schooltas. Ze wilde niet dat hij op de computer zou kijken of onder het bed ging snuffelen. Het nalaten om in hoeken en gaten te kijken, dat was alles wat ze nog in zijn kamer deed tegenwoordig. ‘Kom mee naar beneden, Col,’ drong ze aan.

‘Nee,’ zei Colin, en hij sloeg zijn armen over elkaar. Hij leek wel een koppige kleuter, ware het niet dat dat spiertje in zijn kaak bleef bewegen. ‘Drugs in zijn prullenbak. De zoon van de conrector.’

Tessa, die zich op Fats’ bureaustoel had laten zakken, voelde een vertrouwde vlaag van woede opkomen. Ze wist dat zelfpreoccupatie een onvermijdelijk gevolg van zijn ziekte was, maar soms… ‘Er zijn zo veel jongeren die experimenteren,’ zei ze.

‘Je blijft hem verdedigen, hè? Dringt het nou nooit tot je door dat hij, juist omdat jij het continu voor hem opneemt, denkt dat hij overal mee weg kan komen?’

Ze deed haar best om zich te beheersen, omdat zij een buffer moest zijn tussen hen. ‘Het spijt me, Colin, maar jij en jouw baan zijn niet de alfa en de omega…’

‘Ja ja… Dus als ik word ontslagen…’

‘Waarom zou jij in hemelsnaam worden ontslagen?’

‘Jezus christus!’ schreeuwde Colin ziedend. ‘Het straalt toch allemaal op mij af! Het is nu al erg genoeg! Hij is nu al een van de grootste probleemleerlingen op de…’

‘Dat is niet waar!’ schreeuwde Tessa. ‘Iedereen behalve jij denkt dat Stuart niets anders dan een normale jongere is. Hij is Dane Tully niet!’

‘Hij gaat dezelfde kant op als Tully… Drugs in zijn prullenbak…’

‘Ik heb je toch gezegd dat we hem naar Paxton High moesten sturen! Ik wist dat je alles wat hij zou doen op jezelf zou betrekken als hij naar Winterdown ging! Vind je het gek dat hij in opstand komt als hij voortdurend jouw hete adem in zijn nek voelt? Ik wilde nooit dat hij naar jouw school zou gaan!’

‘En ik,’ bulderde Colin, terwijl hij opsprong, ‘heb hém verdomme nooit gewild!’

‘Dat moet je niet zeggen!’ zei Tessa hijgend. ‘Ik weet dat je boos bent… maar dat moet je niet zeggen!’

De voordeur twee verdiepingen onder hen knalde dicht. Tessa keek angstig om zich heen, alsof Fats elk moment naast hen tevoorschijn kon komen. Ze was niet alleen van het geluid geschrokken. Stuart sloeg nooit met de voordeur, meestal glipte hij als een schaduw naar binnen en naar buiten.

Zijn vertrouwde tred op de trap… Wist hij, of vermoedde hij, dat ze op zijn kamer waren? Colin stond met gebalde vuisten langs zijn lichaam te wachten. Tessa hoorde de krakende tree halverwege de trap en toen stond Fats voor hen. Ze was ervan overtuigd dat hij vooraf had besloten welke uitdrukking hij op zijn gezicht zou toveren: een mengeling van verveling en minachting.

‘Middag,’ zei hij, en hij keek van zijn moeder naar zijn verstijfde, gespannen vader. Hij beschikte over alle zelfbeheersing die Colin nooit had bezeten. ‘Wat een verrassing.’

Wanhopig probeerde Tessa hem aanwijzingen te geven. ‘Je vader vroeg zich af waar je was,’ zei ze met een smekende ondertoon. ‘Je had gezegd dat je vandaag met Arf had afgesproken, maar je vader zag…’

‘Ja, er kwam iets tussen,’ zei Fats. Hij wierp een blik op de plek waar zijn luciferdoos had gestaan.

‘En, ga je ons nog vertellen waar je dan wel bent geweest?’ vroeg Colin. Er zaten witte vlokjes spuug rond zijn mond.

‘Ja hoor, als je dat graag wilt,’ zei Fats, en hij zweeg.

‘Stu,’ zei Tessa half fluisterend, half kreunend.

‘Ik ben op pad geweest met Krystal Weedon,’ zei Fats.

O mijn god, nee, dacht Tessa. Nee, nee, nee…

‘Jij bent wát?’ zei Colin, die zo uit het veld geslagen was dat hij vergat boosheid in zijn stem te laten doorklinken.

‘Ik ben op pad geweest met Krystal Weedon,’ herhaalde Fats iets luider.

‘En sinds wanneer,’ zei Colin na een oneindig korte pauze, ‘ben jij met haar bevriend?’

‘Een tijdje,’ zei Fats.

Tessa zag dat Colin worstelde met het formuleren van een vraag die te grotesk was om te stellen. ‘Dat had je ons moeten vertellen, Stu,’ zei ze.

‘Wat had ik moeten vertellen?’ vroeg hij.

Ze was bang dat hij dit gesprek in een gevaarlijke richting ging drijven. ‘Waar je naartoe ging,’ zei ze, terwijl ze opstond en er onaangedaan probeerde uit te zien. ‘De volgende keer moet je ons bellen.’

Ze keek naar Colin in de hoop dat hij haar voorbeeld zou volgen en naar de deur zou lopen. Hij bleef stokstijf in het midden van de kamer staan en staarde Fats vol afgrijzen aan.

‘Heb jij… iets met Krystal Weedon?’ vroeg Colin.

Ze keken elkaar aan. Colin was een paar centimeter groter, maar Fats had de overhand.

‘Iets?’ herhaalde Fats. ‘Wat bedoel je met iets?’

‘Je weet best wat ik bedoel!’ zei Colin met een rood hoofd.

‘Bedoel je dat ik haar neuk?’ vroeg Fats.

Tessa’s kreetje ‘Stu!’ werd gesmoord door Colins geschreeuw. ‘Hoe dúrf je, godverdomme!’

Fats keek Colin alleen maar grijnzend aan. Hij was de vleesgeworden provocatie. ‘Wat?’ vroeg hij.

‘Ga jij…’ Colin had moeite de juiste woorden te vinden en kleurde steeds roder, ‘… ga jij naar bed met Krystal Weedon?’

‘Dat moet toch geen probleem zijn als het zo was?’ vroeg Fats met een blik op zijn moeder. ‘Jullie willen Krystal toch zo graag helpen?’

‘Helpen…’

‘Proberen jullie niet die afkickkliniek open te houden, waarmee Krystals familie zou zijn geholpen?’

‘Wat heeft dat er nou mee…’

‘Ik snap niet wat het probleem is, waarom ik niet met haar op stap zou mogen gaan.’

‘En dóé je dat?’ vroeg Tessa scherp. Als hij de boel op scherp wilde zetten, dan nam ze de uitdaging aan. ‘Gá je echt met haar op stap, Stuart?’

Ze werd onpasselijk van zijn grijns. Hij was niet eens bereid enig fatsoen te veinzen.

‘Tja, we doen het niet bij een van ons thuis, dus…’

Colin had een van zijn verstijfde, tot vuisten gebalde handen geheven en haalde ermee uit. Zijn vuist raakte Fats’ wang, en Fats, wiens aandacht op zijn moeder was gericht, werd erdoor verrast. Hij wankelde, kwam tegen het bureau aan en gleed uit. Hij sprong meteen weer overeind, maar Tessa had zich al tussen hen in gemanoeuvreerd met haar gezicht naar haar zoon.

Achter haar bleef Colin maar zeggen: ‘Vuile klootzak. Vuile klootzak.’

‘O ja, joh?’ zei Fats. Hij grijnsde niet meer. ‘Nou, ik ben liever een vuile klootzak dan dat ik jou ben, hufter!’

‘Nee!’ schreeuwde Tessa. ‘Ga weg, Colin. Gá wég!’

De geschokte, ziedende en getergde Colin aarzelde nog even, maar haastte zich toen de kamer uit. Ze hoorden hem onvast de trap af lopen.

‘Hoe háál je het in je hoofd?’ fluisterde Tessa tegen haar zoon.

‘Hoe haal ik me fucking wát in mijn hoofd?’ zei Fats.

Ze schrok zo van de uitdrukking in zijn ogen dat ze snel de slaapkamerdeur sloot. ‘Je maakt misbruik van dat meisje, Stuart, dat weet je, en de manier waarop je net tegen je…’

‘Ach, rot toch op,’ zei Fats ijsberend. Er was niets van zijn kalmte over. ‘Ik maak verdomme geen misbruik van haar. Ze weet heel goed wat ze wil… Alleen omdat ze in de fucking Fields woont… Jij en Cubby willen gewoon niet dat ik haar neuk omdat jullie vinden dat ze beneden…’

‘Dat is niet waar!’ zei Tessa, ook al was dat wel zo. Hoewel ze erg met Krystal was begaan, zou ze het toch fijn vinden om te weten dat Fats zo verstandig was geweest een condoom te gebruiken.

‘Jullie zijn een stelletje fucking hypocrieten, Cubby en jij,’ zei hij, nog steeds heen en weer lopend. ‘En maar doen of jullie de Weedons willen helpen, maar ondertussen…’

‘Zo is het wel genoeg!’ schreeuwde Tessa. ‘Waag het niet om zo’n toon tegen me aan te slaan! Besef je dan niet… Begrijp je dan niet… Ben je dan zo verdomd egoïstisch…?’ Ze had er geen woorden voor. Ze draaide zich om, rukte de deur open en was weg. De deur viel met een knal achter haar dicht.

Door haar vertrek was Fats even uit het veld geslagen. Hij stopte met ijsberen en staarde een paar tellen naar de gesloten deur. Toen voelde hij in zijn zakken, haalde een sigaret tevoorschijn en stak die aan, zonder zich druk te maken over de rook. Hij bleef maar rondjes lopen door zijn kamer en zijn gedachten vlogen alle kanten op. Schokkerige, ongecontroleerde beelden vulden zijn hoofd, zwiepten heen en weer op een vloedgolf van razernij.

Hij dacht terug aan die vrijdagavond van bijna een jaar geleden, toen Tessa naar zijn slaapkamer was gekomen om hem te vertellen dat zijn vader wilde dat hij de volgende dag mee ging voetballen met Barry en diens zoons.

(‘Wát?’ Fats was onthutst geweest. Zoiets was nog nooit voorgekomen.

‘Voor de lol. Gewoon een balletje trappen,’ had Tessa gezegd, Fats’ boze blik mijdend door bezorgd naar de rondslingerende kleren op de grond te kijken.

‘Waarom?’

‘Omdat je vader dacht dat dat leuk zou zijn,’ zei Tessa, die bukte om een schooloverhemd op te rapen. ‘Declan wil graag trainen, of zoiets. Hij heeft binnenkort een wedstrijd.’

Fats was best goed in voetbal. Dat verbaasde mensen: ze verwachtten dat hij een hekel had aan sport, neerkeek op teamsport. Hij speelde zoals hij sprak: behendig, met veel schijnbewegingen. Hij hield de stuntelaars voor de gek en durfde risico’s te nemen, zonder zich er iets van aan te trekken als die op niets uitliepen. ‘Ik wist niet eens dat hij kon voetballen.’

‘Je vader kan het erg goed, hij voetbalde twee keer per week toen ik hem leerde kennen,’ zei Tessa geïrriteerd. ‘Morgenochtend om tien uur, oké? Ik zal je trainingsbroek wel even wassen.’)

Fats trok aan zijn sigaret. Hij wilde hier helemaal niet aan terugdenken. Waarom had hij ermee ingestemd? Nu zou hij simpelweg hebben geweigerd om mee te doen aan Cubby’s schertsvertoning en in bed blijven liggen tot de ophef was overgewaaid. Een jaar geleden begreep hij nog niet wat authenticiteit inhield.

(Maar goed, hij was dus samen met Cubby van huis vertrokken en had een zwijgende wandeling van vijf minuten moeten ondergaan. Ze waren zich beiden maar al te zeer bewust geweest van de enorme leegte die alle ruimte tussen hen in beslag nam.

Het voetbalveld was de speelplaats van de lagere school. Die had er zonovergoten en verlaten bij gelegen. Ze hadden zich gesplitst in twee groepjes van drie, omdat Declan dat weekend een vriendje te logeren had gehad. Het vriendje, dat onmiskenbaar in Fats een halfgod zag, had meegespeeld in het team van Fats en Cubby.

Fats en Cubby hadden elkaar zwijgend de bal toegespeeld, terwijl Barry, die verreweg de slechtste speler was, schreeuwend, juichend en joelend met zijn Yarvilse accent heen en weer was gevlogen over het veld dat ze met hun truien hadden gemarkeerd. Toen Fergus een doelpunt scoorde, was Barry achter hem aan gerend voor een borstbump, had die op het verkeerde moment ingezet en was met zijn kruin tegen Fergus’ kaak aan geknald. Ze waren alle twee op de grond gevallen. Fergus had liggen kreunen van de pijn en het lachen, terwijl Barry zich tussen zijn gegier door zat te verontschuldigen. Fats had erom moeten grinniken – tot hij Cubby’s gênante bulderlach hoorde en zich fronsend had afgewend.

En toen was dat moment gekomen, dat huiveringwekkende, deerniswekkende moment, toen de stand gelijk was en het bijna tijd was om te vertrekken, en toen Fats Fergus van de bal had gespeeld en Cubby had geroepen: ‘Hier, Stu, jochie!’

‘Jochie.’ Hij had Cubby nog nooit ‘jochie’ horen zeggen. Het klonk sneu, hol en gemaakt. Hij probeerde op Barry te lijken, imiteerde de vanzelfsprekende, natuurlijke manier waarop Barry zijn zoons aanmoedigde, probeerde indruk op Barry te maken.

De bal was als een kanonskogel van Fats’ voet afgevlogen en er was net genoeg tijd geweest – voordat de bal Cubby vol in zijn verbaasde, stomme gezicht raakte, voordat zijn bril brak en er een druppeltje bloed onder zijn oog opwelde – om in te zien wat hij van plan was, om zich te realiseren dat hij hoopte Cubby te raken en dat het schot een afstraffing was.)

Ze hadden nooit meer gevoetbald. Het mislukte vader-zoonexperimentje was van tafel geschoven, zoals de tientallen eerdere pogingen.

En ik heb hém verdomme nooit gewild!

Hij wist zeker dat hij het had gehoord. Cubby moest het over hem hebben gehad. Ze waren op dat moment op zijn kamer geweest. Over wie had Cubby het anders kunnen hebben?

Alsof dat mij een reet kan schelen, dacht Fats. Hij had het altijd al vermoed. Hij begreep niet waar dat beklemmende gevoel in zijn borst opeens vandaan kwam.

Fats trok de bureaustoel, die was omgevallen toen Cubby hem een dreun had verkocht, weer op zijn plaats. Als hij authentiek had willen reageren, dan had hij zijn moeder opzij moeten duwen en Cubby recht in zijn smoel moeten rammen. Zijn bril weer stukslaan. Hem laten bloeden. Fats vond het afschuwelijk dat hij dat niet had gedaan.

Maar er waren andere methoden. Hij had jarenlang van alles opgevangen. Hij wist veel meer over zijn vaders bespottelijke angsten dan zij dachten.

Fats’ vingers bewogen zich klungeliger dan normaal. Er morste as van de sigaret op het toetsenbord toen hij de website van de raad opende. Weken geleden had hij SQL-injecties opgezocht en de codes gevonden die Andrew hem niet had willen geven. Nadat hij een paar minuten het prikbord van de raad had bestudeerd, logde hij zonder mankeren in als Betty Rossiter, veranderde haar gebruikersnaam in de Geest van Barry Fairbrother, en ging typen.

+++

+++

V

+++

Shirley Mollison was ervan overtuigd dat haar man en zoon overdreven. Ze kon zich niet voorstellen dat het kwaad kon voor de raad om berichten van de Geest online te laten staan. Ze zag niet in waarom die berichten erger zouden zijn dan geroddel, en dat was – wist ze – vooralsnog wettelijk niet strafbaar. En ze geloofde ook niet dat de wet zo dom en onredelijk zou zijn om haar te straffen voor iets wat iemand anders had geschreven. Dat zou zo ongelooflijk oneerlijk zijn. Hoewel ze trots was op Miles’ meesterstitel, wist ze zeker dat hij er wat dit betreft naast zat.

Ze controleerde het prikbord op de website zelfs nog vaker dan Miles en Howard haar hadden aangeraden, maar niet uit angst voor juridische stappen. Omdat ze er vergif op durfde in te nemen dat de Geest van Barry Fairbrother nog niet klaar was met zijn missie om de pro-Fielders te verpletteren, was ze erop gebrand als eerste zijn volgende bericht te lezen. Ze spoedde zich meermalen per dag naar Patricia’s oude kamer en opende de website. Soms liep er tijdens het stofzuigen of het schillen van de aardappels opeens een koude rilling over haar rug en rende ze naar de studeerkamer, om dan toch weer te worden teleurgesteld.

Shirley voelde een bijzondere, geheime verwantschap met de Geest. Hij had haar website gekozen als forum voor het aan de kaak stellen van de hypocrisie van Howards tegenstanders en dat – vond zij – gaf haar het recht om net zo trots te zijn als de natuurkenner die een habitat heeft geconstrueerd waar zeldzame soorten zich verwaardigen te nestelen. Maar het was meer dan dat. Shirley koesterde de wraakzucht van de Geest, diens wreedheid en vrijpostigheid. Ze vroeg zich af wie het kon zijn… Ze zag een krachtige, onscherpe gestalte voor zich die achter Howard en haar stond, zich aan hun kant schaarde. Hij baande voor hen een weg tussen de tegenstanders door, die in elkaar kropen terwijl hij hen neersabelde met hun eigen afschuwelijke overtuigingen.

Om de een of andere reden leek er geen man in Pagford te zijn die aanspraak kon maken op die rol. Ze zou echt teleurgesteld zijn als zou blijken dat het een anti-Fielder was die ze kende.

‘Als het al een man ís,’ merkte Maureen op.

‘Daar zeg je zowat,’ zei Howard.

‘Volgens mij is het een man,’ zei Shirley beslist.

Toen Howard die ochtend naar de lunchroom vertrok, drentelde Shirley in haar ochtendjas en met een kop thee in haar hand werktuiglijk naar de studeerkamer en opende de website.

DE FANTASIEËN VAN EEN CONRECTOR geplaatst door DE GEEST VAN BARRY FAIRBROTHER.

Met trillende handen zette ze haar kopje thee neer, klikte op het bericht en las het met open mond. Vervolgens rende ze op een drafje naar de hal, greep de telefoon en belde de lunchroom, maar het nummer was in gesprek.

Nog geen vijf minuten later opende Parminder Jawanda, die er ook een gewoonte van had gemaakt om met zeer grote regelmaat het prikbord te bekijken, de website en las het bericht. Net als bij Shirley was naar de telefoon grijpen haar eerste impuls.

De Walls zaten aan de ontbijttafel zonder hun zoon, die boven nog lag te slapen. Toen Tessa de telefoon opnam, viel Parminder haar vriendin direct in de rede. ‘Er staat een bericht over Colin op de website van de deelraad. Je moet koste wat kost voorkomen dat hij het te zien krijgt.’

Tessa’s angstige ogen schoten naar haar man, maar die zat nog geen meter bij haar vandaan en had elk woord gehoord dat Parminder luid en duidelijk had uitgesproken.

‘Ik bel je terug,’ zei Tessa snel. ‘Colin,’ zei ze, de hoorn onhandig op de haak leggend, ‘Colin, wacht…’

Maar hij was al op hoge poten en met stijve armen de kamer uit gesneld, en Tessa moest bijna rennen om hem in te halen. ‘Misschien kun je beter niet kijken,’ opperde ze, terwijl zijn grote knokige hand de muis over het bureau bewoog, ‘of anders lees ik het en…’

+++

DE FANTASIEËN VAN EEN CONRECTOR

Een van de mannen die de gemeenschap hoopt te vertegenwoordigen in de deelraad is Colin Wall, conrector op de scholengemeenschap Winterdown. Het zal stemmers wellicht interesseren dat Wall – een strikte ordehandhaver – een zeer ongebruikelijk fantasieleven heeft. De heer Wall is zo bang dat een leerling hem beschuldigt van ongewenste intimiteiten dat hij zich al vaak ziek heeft moeten melden om weer tot rust te komen. Of de heer Wall daadwerkelijk met zijn handen aan een brugklassertje heeft gezeten, is de Geest onbekend. De heftigheid van zijn hoogoplopende hersenspinsels suggereert dat hij, ook als hij dat niet heeft gedaan, het heimelijk wel graag zou willen.

+++

Dat heeft Stuart geschreven, dacht Tessa onmiddellijk.

Colins gezicht zag er in het schijnsel van het beeldscherm spookachtig uit. Zo zou hij eruitzien als hij een beroerte kreeg, dacht ze. ‘Colin…’

‘Ik neem aan dat Fiona Shawcross het heeft doorverteld,’ fluisterde hij.

Dit was de ramp waar hij altijd bang voor was geweest. Dit was het begin van het einde. Hij had zich altijd voorgesteld dat hij slaappillen zou innemen. Hij vroeg zich af of ze er genoeg in huis hadden.

Tessa, die even uit het veld geslagen was door het horen van de naam van de rectrix, zei: ‘Dat zou Fiona… Trouwens, ze weet het niet…’

‘Ze weet dat ik een dwangneurose heb.’

‘Jawel, maar ze weet niet wat je… Waar je bang voor bent…’

‘Dat weet ze wel,’ zei Colin. ‘Ik heb het haar verteld, toen ik me de vorige keer ziek moest melden.’

‘Waarom?’ Tessa wist niet hoe ze het had. ‘Waarom heb je het haar in hemelsnaam verteld?’

‘Ik wilde uitleggen waarom het zo belangrijk was dat ik er even uit moest,’ zei Colin bijna bedeesd. ‘Ik vond dat ze moest weten hoe ernstig het was.’

Tessa onderdrukte een hevige neiging om tegen hem te gaan schreeuwen. Het air van aversie waarmee Fiona hem behandelde en over hem praatte – opeens begreep ze waar het vandaan kwam. Tessa had haar nooit gemogen, had haar altijd hard en onsympathiek gevonden. ‘Maar dan nog,’ zei ze. ‘Volgens mij heeft Fiona geen belang…’

‘Niet direct,’ zei Colin, die een trillende hand op zijn bezwete bovenlip drukte. ‘Maar Mollison heeft de geruchten ergens opgevangen.’

Het was Mollison niet. Stuart heeft dat geschreven, dat weet ik zeker. Tessa herkende haar zoon in elke zin. Het verbaasde haar eigenlijk dat Colin het niet doorhad, dat hij het bericht niet in verband bracht met de ruzie van gisteren, met het slaan van zijn zoon. Hij heeft het zelfs niet kunnen laten om een beetje te allitereren. Hij moest ze allemáál geschreven hebben… Simon Price. Parminder. Tessa was onthutst.

Maar Colin was niet met zijn gedachten bij Stuart. Hij was met zijn gedachten bij beelden die hem net zo levendig voor de geest stonden als herinneringen, als zintuiglijke waarnemingen, keiharde, schunnige gedachten: een hand die greep en kneep wanneer hij dicht opeengepakte jonge lichamen passeerde, een kreet van pijn, een verwrongen kindergezicht. En dan de vraag die hij zichzelf keer op keer stelde: had hij het gedaan? Had hij ervan genoten? Hij kon het zich niet herinneren. Hij wist alleen dat hij er steeds aan moest denken, het voor zich zag, het voelde gebeuren. Zacht vlees door een dunne katoenen blouse; grijpen, knijpen, pijn en ontzetting; een aanranding. Hoe vaak? Hij wist het niet. Hij had úren besteed aan de vraag hoeveel kinderen wisten dat hij het deed, of ze er met elkaar over hadden gesproken, hoe lang het zou duren voor hij werd ontmaskerd.

Omdat hij niet wist hoe vaak hij de fout in was gegaan en zichzelf niet kon vertrouwen, was hij zichzelf met zo veel stapels papier en dossiers gaan belasten dat hij geen hand vrij had voor de aanval als hij door de gangen liep. Hij riep tegen de krioelende kinderen dat ze uit de weg moesten gaan, om aan de kant te gaan als hij passeerde. Niets hielp. Er waren altijd afdwalers die langs hem heen renden, tegen hem op botsten, en met zijn volle handen fantaseerde hij over andere manieren om ongeoorloofd contact met hen te hebben: een vlugge elleboog die langs een borst streek, een stap opzij die lichamelijk contact onvermijdelijk maakte, een been dat per ongeluk bleef haken, zodat het kruis van het kind contact maakte met zijn huid.

‘Colin,’ zei Tessa.

Maar hij was weer gaan huilen, enorme snikken die zijn grote, onbeholpen lichaam deden schudden. En toen zij haar armen om hem heen sloeg en haar gezicht tegen het zijne drukte, maakten haar eigen tranen zijn wangen nat.

Een paar kilometer verder, in Hilltop House, zat Simon Price in de woonkamer achter een gloednieuwe huiscomputer. Hij zag Andrew op de fiets vertrekken naar zijn bijbaantje bij Howard Mollison en voelde zich gepikeerd en extra hard gepakt bij de gedachte dat hij de volle prijs had moeten betalen voor dit apparaat. Simon had niet meer op de website van de raad gekeken sinds de nacht dat hij de gestolen pc had gedumpt, maar door een gedachteassociatie kwam hij op het idee om te controleren of het bericht dat hem zijn baan had gekost nog steeds op de site stond en dus zichtbaar zou zijn voor potentiële werkgevers.

Niet dus. Simon wist niet dat hij dit aan zijn vrouw te danken had, omdat Ruth niet durfde te bekennen dat ze Shirley had gebeld om te vragen of het bericht van de site kon worden gehaald. Enigszins opgevrolijkt door de verwijdering ervan zocht Simon naar het bericht over Parminder, maar ook dat was eraf gehaald.

Hij stond op het punt de site weg te klikken, toen hij het nieuwste bericht zag, dat als titel had: DE FANTASIEËN VAN EEN CONRECTOR.

Hij las het twee keer en moest toen vreselijk lachen. Het was een onbedaarlijke, triomfantelijke lach. Hij had die grote, op en neer wippende man met dat massieve voorhoofd nooit gemogen. Het deed hem goed dat hij, Simon, er in vergelijking met Colin inderdaad met een sisser af was gekomen.

Ruth kwam de kamer binnen en lachte weifelend. Ze vond het fijn om Simon te horen lachen. Sinds zijn ontslag was hij niet te genieten. ‘Wat is er zo grappig?’

‘Ken je die pa van Fats Wall? De conrector? Hij is gewoon een fucking pedo.’

Ruths glimlach verdween. Ze haastte zich naar de computer om het bericht te lezen.

‘Ik ga even douchen,’ zei Simon in een opperbeste stemming.

Ruth wachtte tot hij de kamer uit was voordat ze haar vriendin Shirley belde om haar te waarschuwen voor dit nieuwe schandaal, maar het nummer van de Mollisons was in gesprek.

Shirley had eindelijk Howard in de delicatessenzaak te pakken gekregen. Ze had nog steeds haar ochtendjas aan. Hij ijsbeerde door de kleine kamer achter de winkel.

‘… probeer je al eeuwen te bereiken…’

‘Maureen zat te bellen. Wat stond er? Langzaam.’

Shirley las het bericht over Colin hardop voor, zorgvuldig articulerend als een nieuwslezer. Ze was nog niet aan het einde toen hij haar onderbrak. ‘Heb je het gekopieerd of zo?’

‘Pardon?’ zei ze.

‘Lees je het van het scherm? Staat het er nog steeds op? Heb je het eraf gehaald?’

‘Ik ben er nu mee bezig,’ loog Shirley geschrokken. ‘Ik dacht dat jij graag…’

‘Haal het er meteen af! Godallemachtig, Shirley, dit loopt uit de hand… Dat soort troep kunnen we echt niet op de site hebben staan!’

‘Ik dacht gewoon dat jij zou…’

‘Ga het nou maar als de wiedeweerga wissen, dan praten we erover als ik thuis ben!’ schreeuwde Howard.

Shirley was ontzet: ze verhieven hun stem nooit tegen elkaar.

+++

+++

VI

+++

De volgende vergadering van de deelraad, de eerste sinds het overlijden van Barry, was van cruciaal belang voor de aanhoudende strijd over The Fields. Howard had uitstel van stemming over de toekomst van de afkickkliniek Bellchapel én het aan Yarvil overdragen van de jurisdictie over de woonwijk pertinent geweigerd.

Daarom had Parminder aan Colin en Kay voorgesteld de avond voor de vergadering bijeen te komen om hun strategie te bepalen.

‘Pagford kan niet eenzijdig besluiten om de gemeentegrens te verleggen, toch?’ vroeg Kay.

‘Nee,’ antwoordde Parminder geduldig (Kay kon er niets aan doen dat ze een nieuwkomer was), ‘maar de gemeenteraad heeft naar Pagfords mening gevraagd, en Howard is vastbesloten om ervoor te zorgen dat zíjn mening wordt doorgegeven.’

Ze hielden hun vergadering in de woonkamer van de Walls omdat Tessa er subtiel bij Colin op had aangedrongen de dames bij hen uit te nodigen zodat zij kon meeluisteren. Tessa deelde glazen wijn rond, zette een grote schaal chips op de salontafel en ging toen zwijgend zitten, terwijl de andere drie overlegden.

Ze was doodmoe en kwaad. Het anonieme bericht over Colin had ernstige acute paniekaanvallen tot gevolg gehad, waardoor hij niet naar school had kunnen gaan. Parminder wist hoe ziek hij was – zij had een doktersverklaring gegeven voor zijn ziekmelding – maar toch had ze hem gevraagd voor deze voorbespreking, zonder zich blijkbaar druk te maken over de uitbarstingen van paranoia en angst die Tessa vanavond voor haar kiezen zou krijgen.

‘Er is beslist sprake van weerzin over de manier waarop de Mollisons te werk gaan,’ zei Colin op de verheven, goed geïnformeerde toon die hij soms aannam wanneer hij net deed alsof hij vrij was van vertwijfeling en radeloosheid. ‘Ik denk dat mensen het zat worden, de manier waarop de Mollisons denken voor het dorp te kunnen spreken. Die indruk heb ik namelijk gekregen toen ik stemmen aan het werven was.’

Het zou leuk zijn geweest, dacht Tessa bitter, als Colin deze huichelende gave zo nu en dan ten gunste van háár had kunnen oproepen. Ooit, lang geleden, had ze het fijn gevonden om Colins enige vertrouweling te zijn, de enige bij wie hij zijn angsten kwijt kon en de bron te zijn van alle geruststelling, maar nu voelde ze zich daar niet meer door gevleid. Hij had haar vannacht van twee tot half vier wakker gehouden, heen en weer schommelend op de rand van het bed, kreunend en huilend, met kreten dat hij dood wilde, dat hij er niet tegen kon, dat hij wenste dat hij zich nooit kandidaat had gesteld, dat hij kapotgemaakt was…

Tessa hoorde Fats op de trap en verstijfde, maar haar zoon was op weg naar de keuken en liep langs de open deur met geen rampzaliger oogmerk dan een vernietigende blik werpen op Colin, die met zijn knieën ter hoogte van zijn borst op het puntje van de leren poef voor de haard zat.

‘Misschien dat Miles’ kandidatuur kiezers opstandig maakt, zelfs de gebruikelijke voorstanders van de Mollisons?’ zei Kay hoopvol.

‘Dat zou kunnen,’ zei Colin knikkend.

Kay wendde zich tot Parminder. ‘Denk jij dat de raad echt zal stemmen voor een gedwongen uitzetting van Bellchapel? Ik weet dat mensen rondslingerende spuiten en rondhangende verslaafden als bedreigend ervaren, maar de kliniek ligt zo ver weg… Waarom maakt Pagford zich er zo druk om?’

‘Howard en Aubrey houden elkaar de hand boven het hoofd,’ legde Parminder uit. Haar gezicht stond gespannen en ze had donkerbruine vlekjes onder haar ogen. (Zij was degene die de volgende dag de raadsvergadering moest bijwonen en Howard Mollison en diens maatjes moest bestrijden zonder Barry aan haar zijde.) ‘Ze moeten op gemeenteniveau bezuinigen. Als Howard de kliniek het goedkope gebouw uit zet, wordt het veel duurder om die draaiende te houden en dan kan Fawley zeggen dat de kosten zijn toegenomen, wat de bezuiniging op gemeentesubsidie weer rechtvaardigt. Dan zal Fawley zijn best doen om ervoor te zorgen dat Yarvil zich weer ontfermt over The Fields.’

Parminder was nu wel een beetje klaar met uitleggen en deed net of ze de stapel papieren over Bellchapel bestudeerde die Kay had meegebracht, waardoor ze zich subtiel aan het gesprek kon onttrekken.

Waarom doe ik dit?

Ze had thuis kunnen zitten bij Vikram, die samen met Jaswant en Rajpal naar een comedy op tv had zitten kijken toen ze vertrok. Hun gelach had haar op de zenuwen gewerkt – wanneer had zij voor het laatst gelachen? Waarom zat ze hier smerige warme wijn te drinken, te vechten voor een kliniek waar ze zelf nooit gebruik van zou maken en een nieuwbouwwijk waar mensen woonden met wie ze waarschijnlijk niets te maken zou willen hebben als ze hen in het wild ontmoette? Zij was geen Bhai Kanhaiya, die geen verschil zag tussen de zielen van bondgenoten en vijanden. Zij zag het licht van God niet schijnen bij Howard Mollison. Ze putte meer voldoening uit de gedachte dat Howard ging verliezen, dan uit de gedachte dat de Fields-kinderen St Thomas konden blijven bezoeken, of dat de bewoners van The Fields op Bellchapel van hun verslaving af geholpen konden worden, hoewel ze op een objectieve en emotieloze manier wel vond dat dat goede zaken waren…

(Eigenlijk wist ze best waarom ze het deed. Ze wilde winnen voor Barry. Hij had haar alles verteld over zijn komst op St Thomas. Dat zijn klasgenoten hem hadden gevraagd bij hen thuis te komen spelen. Dat hij, die met zijn moeder en zijn twee broers in een caravan had gewoond, had genoten van de keurige en comfortabele huizen in Hope Street en geïmponeerd was geweest door de grote victoriaanse huizen aan Church Row. Hij was zelfs ooit op een verjaardagsfeestje geweest in uitgerekend het koeienkophuis dat hij later had gekocht en waar hij zijn vier kinderen had opgevoed.

Hij was verliefd geworden op Pagford, met zijn rivier en akkers en huizen met stevige muren. Hij had gefantaseerd over een tuin om in te spelen, een boom om een schommel aan te hangen, overal ruimte en groen. Hij had kastanjes verzameld en die mee teruggenomen naar The Fields. Nadat hij glansrijk de lagere school had afgerond, als beste van zijn klas, had Barry even glansrijk de middelbare school doorlopen en was daarna als eerste in de familie naar de universiteit gegaan.

Liefde en haat, dacht Parminder, geschrokken van haar eigen eerlijkheid. Liefde en haat, daarom ben ik hier…)

Ze sloeg een bladzijde om van Kays papieren en deed alsof ze zich erin verdiepte.

Kay was blij dat de dokter haar paperassen zo nauwkeurig doorlas, want ze had er veel tijd en denkwerk in gestopt. Ze wist zeker dat haar verslag iedere lezer ervan zou overtuigen dat de afkickkliniek moest blijven waar hij was.

Maar ondanks al het cijfermateriaal, de geanonimiseerde casestudy’s en de getuigenverklaringen uit de eerste hand, dacht Kay bij de kliniek eigenlijk maar aan één patiënt: Terri Weedon. Er was iets veranderd aan Terri, dat voelde Kay, en dat maakte haar zowel trots als huiverig. Af en toe leek Terri te beseffen dat ze weer controle had over haar eigen leven. De afgelopen tijd had ze twee keer tegen Kay gezegd: ‘Ze kenne Robbie eg nie bij me weghale. Eg nie.’ En dat waren geen loze constateringen maar uitingen van vastberadenheid geweest.

‘Ik heb um gistere naar de opvang gebrach,’ had ze tegen Kay gezegd, die vervolgens de fout had gemaakt verbaasd te kijken. ‘Ken je dat niet gelove? Bennik soms nie goe genoeg om naar die fucking opvang te gaan?’

Kay wist zeker dat de fragiele constructie die Terri op de puinhoop van haar leven probeerde op te bouwen in zou storten als de deur van Bellchapel in haar gezicht werd dichtgeslagen. Terri leek een diepgewortelde angst voor Pagford te hebben waar Kay niets van begreep.

‘Ik hebbun stronthekel an dat gat,’ had ze gezegd toen Kay erover was begonnen.

Afgezien van het feit dat haar overleden oma er had gewoond, wist Kay niets over Terri’s geschiedenis met het dorp, maar ze was bang dat als van Terri werd geëist dat ze er elke week naartoe ging voor haar methadon, dat funest zou zijn voor haar zelfbeheersing en daarmee voor de broze veiligheid van het gezin.

Colin had het van Parminder overgenomen en vertelde Kay over de geschiedenis van The Fields. Kay knikte verveeld en zei ‘hm’, maar was in gedachten heel ergens anders.

Colin voelde zich enorm gevleid door de manier waarop deze aantrekkelijke jonge vrouw aan zijn lippen hing. Hij kon zich niet heugen wanneer hij voor het laatst zo rustig was geweest sinds hij dat afschuwelijke bericht had gelezen, dat inmiddels van de website was verwijderd. Geen van de catastrofes die Colin zich in de kleine uurtjes had ingebeeld, had zich voltrokken. Hij was niet ontslagen. Er had geen woedende menigte voor de deur gestaan. Niemand op de website van de deelraad van Pagford, of waar dan ook op internet (hij had heel wat afgegoogeld) had zijn arrestatie of gedwongen opname geëist.

Fats liep al yoghurt lepelend langs de open deur. Hij wierp een blik in de kamer en keek Colin vluchtig in de ogen. Colin raakte direct de draad van zijn verhaal kwijt. ‘… enne… ja, tja, dat is het zo’n beetje in een notendop,’ besloot hij nogal nietszeggend. Hij wierp een blik op Tessa ter bevestiging, maar zijn vrouw zat stoïcijns voor zich uit te staren. Colin was een beetje gekwetst. Hij had verwacht dat Tessa het fijn zou vinden om te zien dat het veel beter met hem ging, dat hij het allemaal veel meer in de hand had, na die miserabele, slapeloze nacht. Afschuwelijke accelererende angstgevoelens teisterden zijn maag, maar hij putte veel troost uit de nabijheid van zijn mede-underdog en zondebok Parminder, en uit de sympathieke aandacht van de aantrekkelijke maatschappelijk werkster.

In tegenstelling tot Kay had Tessa naar alles geluisterd wat Colin zojuist had gezegd over het recht van The Fields om aan Pagford verbonden te blijven. Er zat, wat haar betreft, geen overtuiging achter zijn woorden. Hij wilde geloven wat Barry had geloofd, en hij wilde de Mollisons verslaan omdat Barry dat had gewild. Colin mocht Krystal Weedon niet, maar Barry had haar wel gemogen, dus hij nam aan dat ze meer waard was dan hij kon zien. Tessa wist dat haar mans persoonlijkheid een vreemde mengeling van arrogantie en onderdanigheid was, en van onwankelbare overtuiging en onzekerheid.

Ze houden zichzelf verschrikkelijk voor de gek, dacht Tessa, het drietal observerend dat verdiept was in een grafiek die Parminder uit Kays papierstapel had gehaald. Ze denken dat ze met wat velletjes vol cijfers zestig jaar woede en weerzin kunnen keren. Geen van hen was Barry. Hij was het praktijkvoorbeeld geweest van wat zij in theorie voor zich zagen: dat je door educatie van armoede naar welvaart kon opklimmen, van een machteloze en afhankelijke burger naar iemand die een waardevolle bijdrage aan de samenleving leverde. Hadden ze nou echt niet in de gaten wat een hopeloze pleitbezorgers ze waren vergeleken met de man die onlangs was gestorven?

‘Mensen gaan zich echt steeds meer ergeren aan het feit dat de Mollisons alles naar hun hand proberen te zetten,’ zei Colin.

‘Ik denk werkelijk,’ zei Kay, ‘dat ze niet meer kunnen volhouden dat de kliniek geen wezenlijke bijdrage levert als ze dit allemaal lezen.’

‘Niet iedereen in de raad is Barry vergeten,’ zei Parminder met licht trillende stem.

Tessa besefte dat ze met haar vettige vingers in het niets zat te graaien. Terwijl de anderen druk in gesprek waren geweest, had zij in haar eentje de hele schaal chips leeggegeten.

+++

+++

VII

+++

Het was een heldere, zachte ochtend en met het naderen van de middagpauze werd het nogal benauwd in het computerlokaal op Winterdown. De vieze ramen beschenen de stoffige beeldschermen met irritante lichtvlekjes. Ondanks de afwezigheid van de afleidende Fats of Gaia kon Andrew Price zich niet concentreren. Hij kon alleen maar denken aan wat hij zijn ouders de avond ervoor had horen zeggen.

Ze hadden serieus gesproken over verhuizen naar Reading, waar Ruths zus en zwager woonden. Met zijn oor naar de keuken had Andrew in het donkere gangetje staan luisteren. Simon had blijkbaar een baan aangeboden gekregen – of er was kans op een baan – door de oom die Andrew en Paul amper kenden omdat Simon zo’n hekel aan hem had.

‘Het betaalt minder,’ had Simon gezegd.

‘Dat weet je niet. Hij heeft niet gezegd…’

‘Dat moet wel. En wonen daar is sowieso duurder.’

Ruth had iets onduidelijks gemompeld. Andrew, die nauwelijks had durven ademen om geen geluid te maken waarmee hij zijn aanwezigheid zou verraden, had louter uit het feit dat zijn moeder dat niet direct beaamde opgemaakt dat zij weg wilde.

Andrew kon zich zijn ouders met geen mogelijkheid voorstellen in een ander huis dan Hilltop House of tegen een ander decor dan dat van Pagford. Hij was ervan uitgegaan dat ze er altijd zouden blijven. Hijzelf zou op een dag naar Londen vertrekken, maar Simon en Ruth zouden tot hun dood als bomen op de helling van de heuvel geworteld blijven.

Hij was de trap op geslopen naar zijn kamer en had uit het raam staan staren naar de twinkelende lichtjes van Pagford in de kom van het gitzwarte gat tussen de heuvels. Het was alsof hij het voor het eerst zag. Ergens daarbeneden zat Fats waarschijnlijk paffend op zijn zolderkamer naar porno op zijn computer te kijken. Gaia was daar ook, in beslag genomen door de geheimzinnige gebruiken van haar sekse. Het drong opeens tot hem door dat zij dit had meegemaakt: zij was losgerukt uit haar vertrouwde omgeving en overgeplant. Ze zouden uiteindelijk iets diepgaands gemeen hebben. Hij putte een bijna melancholisch genoegen uit het idee dat hij, door te vertrekken, iets met haar zou delen.

Maar zij had haar verhuizing niet zelf veroorzaakt. Met een knagend gevoel in zijn maag had hij zijn mobiel gepakt en een sms naar Fats gestuurd: SI KAN BAAN KRIJGEN IN READING. DOET HET MISSCHIEN.

Fats had nog steeds niet gereageerd en Andrew had hem de hele ochtend niet gezien, omdat ze geen enkele les samen hadden. Hij had Fats de afgelopen twee weekenden ook niet gezien omdat hij in de lunchroom had gewerkt. Het langste gesprek dat ze recentelijk hadden gevoerd, was gegaan over het bericht dat Fats over Cubby op de website had gezet.

‘Volgens mij heeft Tessa het door,’ had Fats tegen Andrew gezegd. ‘Ze kijkt me steeds aan alsof ze het weet.’

‘Wat zeg je als ze je het op de man af vraagt?’ had Andrew geschrokken gemompeld.

Hij kende Fats’ zucht naar roem en erkenning, en hij kende Fats’ hartstocht voor de waarheid als wapen, maar hij wist niet zeker of zijn vriend begreep dat Andrews cruciale rol in ‘het oproepen’ van de Geest van Barry Fairbrother nimmer bekend mocht worden. Fats uitleggen hoe het was om Simon als vader te hebben was nooit gemakkelijk geweest, en op de een of andere manier werd het steeds moeilijker om wat dan ook aan Fats uit te leggen.

Toen de leraar langs hem was gelopen en uit het zicht was verdwenen, ging Andrew op internet op zoek naar informatie over Reading. Dat was gigantisch in vergelijking met Pagford. Er was een jaarlijks muziekfestival. Het lag slechts zestig kilometer van Londen. Hij peinsde over het treinverkeer. Misschien kon hij in het weekend naar de hoofdstad gaan, net zoals hij nu de bus naar Yarvil nam. Maar het kwam allemaal heel onwezenlijk op hem over. Pagford was de enige plek die hij echt kende, en hij kon zich niet voorstellen dat ze ergens anders zouden wonen.

Tijdens de middagpauze liep Andrew regelrecht de school uit, op zoek naar Fats. Zodra hij van het schoolterrein was, stak hij een sigaret op en hoorde, toen hij zijn aansteker in zijn zak liet glijden, tot zijn verrukking een vrouwenstem die zei: ‘Hai.’ Gaia en Sukhvinder kwamen bij hem staan.

‘Alles kits?’ zei hij. Hij zorgde ervoor dat hij de rook niet in Gaia’s prachtige gezicht blies.

Sinds kort deelde zij met z’n drieën iets unieks. Twee weekenden samen werken in de lunchroom had een band geschapen. Ze kenden Howards stokpaardjes en hadden Maureens scabreuze belangstelling voor hun gezinsleven moeten verduren. Ze hadden onderling gegniffeld om haar rimpelige knieën en te korte serveerstersjurkje en, als koopmannen in een vreemd land, stukjes persoonlijke informatie uitgewisseld. Daardoor wisten de meisjes dat Andrews vader geen werk meer had, wisten Andrew en Sukhvinder dat Gaia werkte om te sparen voor een treinkaartje naar Hackney, en wisten hij en Gaia dat Sukhvinders moeder het vreselijk vond dat ze bij Howard Mollison werkte.

‘Waar is die Fats van jou?’ vroeg Gaia toen ze samen opliepen.

‘Kweenie,’ zei Andrew. ‘Ik heb hem al een tijdje niet gezien.’

‘Daar mis je niets aan,’ zei Gaia. ‘Hoeveel van die dingen rook jij per dag?’

‘Ik tel ze niet,’ zei Andrew, die opgetogen was door haar belangstelling. ‘Wil je er een?’

‘Nee,’ zei Gaia. ‘Ik hou niet van roken.’

Hij vroeg zich meteen af of die afkeer zich uitstrekte tot het zoenen met rokers. Niamh Fairbrother had niet geklaagd toen hij tijdens de schooldisco zijn tong in haar mond had gestoken.

‘Rookt Marco niet?’ vroeg Sukhvinder.

‘Nee, die traint altijd,’ antwoordde Gaia.

Andrew was inmiddels bijna gewend geraakt aan het gegeven Marco de Luca. Het had voordelen dat Gaia – bij wijze van spreken – werd behoed door iets wat Pagford ver voorbijging. De kracht van de foto’s van hen samen op haar Facebook-pagina was afgezwakt door zijn vertrouwdheid ermee. Volgens hem lag het niet aan zijn eigen wishful thinking dat de berichten die zij en Marco voor elkaar achterlieten steeds minder frequent en minder intiem werden. Hij wist natuurlijk niet wat er over de telefoon of per e-mail gebeurde, maar hij was ervan overtuigd dat Gaia mistroostig werd wanneer Marco ter sprake kwam.

‘O, daar zul je hem hebben,’ zei Gaia.

Het was niet de knappe Marco die in beeld verscheen, maar Fats Wall, die voor de kiosk met Dane Tully stond te praten.

Sukhvinder bleef staan, maar Gaia pakte haar arm vast. ‘Je mag lopen waar je wilt,’ zei ze en ze trok haar zachtjes mee. Haar gespikkelde groene ogen versmalden toen ze de plek naderden waar Fats en Dane stonden te roken.

‘Alles kits, Arf?’ riep Fats, toen het drietal dichterbij kwam.

‘Fats,’ zei Andrew. In een poging problemen te voorkomen, vóór Fats Sukhvinder kon gaan treiteren waar Gaia bij was, vroeg hij: ‘Heb je mijn sms gehad?’

‘Welke sms?’ vroeg Fats. ‘O ja… Die over Si? Dus je gaat weg?’

De onverschilligheid waarmee hij het uitsprak, kon Andrew alleen maar wijten aan de aanwezigheid van Dane Tully. ‘Ja, misschien,’ zei Andrew.

‘Waar ga je heen?’ vroeg Gaia.

‘Mijn pa heeft een baan aangeboden gekregen in Reading,’ antwoordde Andrew.

‘Hé, daar woont mijn vader!’ zei Gaia verbaasd. ‘Dan kunnen we afspreken als ik daar ga logeren. Het festival is super. Wil je een broodje of zo, Sooks?’

Andrew was zo verbijsterd door haar spontane aanbod om iets met hem te doen dat ze al in de kiosk was verdwenen voor hij zijn verstand weer bij elkaar had kunnen rapen om het te beamen. Heel even leken de smerige bushalte, de kiosk en zelfs de getatoeëerde Dane Tully in zijn sjofele T-shirt en trainingsbroek te gloeien in een bijna hemels licht.

‘Afijn, ik heb nog meer te doen,’ zei Fats.

Dane gniffelde. Voordat Andrew iets kon zeggen of had kunnen voorstellen om met hem mee te gaan, was hij al met grote stappen weggelopen.

Fats wist zeker dat Andrew verbaasd en gekwetst zou zijn door zijn kille houding, en dat deed hem deugd. Fats vroeg zich niet af waarom hij daar blij om was, of waarom de wens om te kwetsen de afgelopen dagen overheersend was geworden. Hij was onlangs tot de conclusie gekomen dat het ter discussie stellen van je eigen motieven niet authentiek was. Dat was een verfijning van zijn persoonlijke filosofie waardoor die gemakkelijker uitvoerbaar werd.

Terwijl hij in de richting van The Fields liep, dacht Fats na over de gebeurtenissen van de vorige avond thuis, toen zijn moeder voor het eerst sinds Cubby hem had geslagen zijn kamer was binnengekomen.

(‘Dat bericht over jouw vader op de website van de deelraad,’ had ze gezegd. ‘Ik moet je dit vragen, Stuart, en ik hoop… Heb jij dat geschreven, Stuart?’

Het had haar een paar dagen gekost om de moed te verzamelen het hem te vragen, en hij was erop voorbereid.

‘Nee,’ zei hij.

Misschien was het authentieker geweest om ja te zeggen, maar dat deed hij liever niet, en hij zag niet in waarom hij zichzelf zou moeten rechtvaardigen.

‘Echt niet?’ vroeg ze, zonder van toon of uitdrukking te veranderen.

‘Nee,’ herhaalde hij.

‘Omdat maar heel weinig mensen weten waar je vader… Waar hij zich zorgen over maakt.’

‘Nou, ik heb het niet gedaan.’

‘Dat bericht is op dezelfde avond geplaatst dat je vader en jij ruzie hadden, en je vader jou…’

‘Ik zei toch dat ik het niet heb gedaan.’

‘Je weet dat hij ziek is, Stuart.’

‘Ja ja, dat zeg je steeds.’

‘Ik zeg het steeds omdat het waar is! Hij kan er niets aan doen – hij heeft een ernstige geestelijke aandoening die hem onuitsprekelijk veel leed en verdriet berokkent.’

Fats’ mobiel had gepiept en hij zag dat er een sms van Andrew was. Toen hij die las was het alsof hij een voltreffer in zijn maag kreeg die hem alle adem ontnam: Arf ging voorgoed weg.

‘Ik praat tegen je, Stuart…’

‘Dat weet ik… Wat?’

‘Al die berichten… Simon Price, Parminder, je vader… Dat zijn allemaal mensen die je kent. Als jij daar allemaal achter zit…’

‘Ik zei toch dat dat niet zo is.’

‘… breng je het leven van anderen waanzinnig veel schade toe. Ernstige, afschuwelijke schade, Stuart.’

Fats probeerde zich een leven zonder Andrew voor te stellen. Ze kenden elkaar al vanaf hun vierde.

‘Ik heb het niet gedaan,’ had hij gezegd.)

Ernstige, afschuwelijke schade aan het leven van anderen.

Zij waren verantwoordelijk voor hun eigen leven, dacht Fats smalend terwijl hij Foley Road in sloeg. De slachtoffers van de Geest van Barry Fairbrother waren bezoedeld door hypocrisie en leugens, en ze waren niet blij met de ontmaskering. Het waren gewoon stomme angsthazen. Ze wisten niets over het echte leven.

Recht voor zich zag hij een huis waar in het gras aan de voorkant een autoband lag. Hij had een sterk vermoeden dat dat Krystals huis was, en toen hij het huisnummer zag, wist hij dat hij gelijk had. Hij was hier nog nooit geweest. Een paar weken geleden zou hij er niet mee hebben ingestemd om tijdens de middagpauze bij haar thuis af te spreken, maar alles veranderde. Hij was veranderd.

Ze zeiden dat haar moeder een hoer was. Ze was in elk geval een junkie. Krystal had hem verteld dat er niemand thuis zou zijn omdat haar moeder naar de afkickkliniek moest om haar portie methadon te halen. Zonder zijn pas te vertragen, maar met een onverwachte huiver liep Fats het tuinpad op.

Krystal had door haar slaapkamerraam naar hem uitgekeken. Ze had de deuren van alle kamers beneden dichtgedaan, zodat hij alleen de gang zou zien. Alles wat daar rondslingerde had ze in de woonkamer en de keuken gegooid. De vloerbedekking was hier en daar tot op de draad versleten en er zaten brandplekken in, en het behang zat onder de vlekken, maar daar kon ze niets aan doen. Het ontsmettingsmiddel met dennengeur was op, maar ze had nog wat chloor gevonden en dat een beetje in de keuken en de badkamer – de plekken in huis waar het het meeste stonk – rondgesprenkeld.

Toen hij aanklopte, rende ze naar beneden. Ze hadden niet veel tijd: Terri zou waarschijnlijk om één uur terugkomen met Robbie. Niet erg lang om een baby te maken. ‘Ho-oi,’ zei ze, toen ze de deur opendeed.

‘Alles kits?’ vroeg Fats. Hij blies rook door zijn neusgaten uit. Hij kon zich meteen niet meer herinneren wat hij had verwacht. Zijn eerste indruk van het interieur was dat van een groezelige lege doos. De dichte deuren aan zijn linkerhand oogden vreemd onheilspellend. ‘Verder niemand thuis?’ vroeg hij, toen hij de drempel overstapte.

‘Nee,’ antwoordde Krystal. ‘We kenne naar bove. Naar me kamer.’

Ze ging hem voor. Hoe verder hij het huis binnenging, hoe erger de stank werd: chloor vermengd met vuiligheid. Fats probeerde zich er niets van aan te trekken. Alle deuren op de overloop waren dicht, behalve één. Krystal ging naar binnen.

Fats was niet gauw geschokt, maar in de kamer lagen alleen een matras – dat bedekt was met een laken en een dekbed zonder hoes – en een klein stapeltje kleren in een hoek. Een paar uit tijdschriften gescheurde foto’s waren met plakband aan de muur bevestigd: een collage van popsterren en beroemdheden.

Krystal had die collage de vorige dag gemaakt. Ze had hem nageaapt van die op Nikki’s slaapkamermuur. Ze had de kamer iets gastvrijer willen maken toen ze wist dat Fats zou komen. Ze had de versleten gordijnen dichtgetrokken. Ze gaven het daglicht een blauwige tint.

‘Maggik un peuk,’ zei ze. ‘Khou ut nie meer.’

Hij stak hem voor haar aan. Hij had haar nog nooit zo nerveus gezien. Hij zag haar liever brutaal en wereldwijs.

‘We hebbe nie lang,’ deelde ze hem mee, en met de sigaret in haar mond kleedde ze zich uit. ‘Me moeder kom zo terug.’

‘Ja, ze is bij Bellchapel, toch?’ vroeg Fats, die verwoede pogingen deed zich Krystal weer wat stoerder voor te stellen.

‘Ja,’ antwoordde Krystal. Ze was op het matras gaan zitten en trok haar trainingsbroek uit.

‘Als ze dat nou gaan sluiten?’ vroeg Fats terwijl hij zijn blazer uittrok. ‘Ik heb gehoord dat ze dat overwegen.’

‘Weet ik veel,’ zei Krystal. Maar ze was bang. Haar moeders wilskracht, die zo zwak was als een jong vogeltje, kon bij de kleinste provocatie breken.

Ze had alleen haar ondergoed nog maar aan. Fats was zijn schoenen aan het uittrekken toen hij iets naast haar opgehoopte kleren zag liggen: een klein plastic juwelenkistje dat was opengeklapt en waarin een bekend horloge lag opgekruld. ‘Is dat van mijn moeder?’ vroeg hij verbaasd.

‘Wat?’ Krystal schoot in de stress. ‘Nee,’ loog ze. ‘Dat is van me nana Cath gewees. La leg…!’

Maar hij had hem al uit het doosje gehaald. ‘Het is wel haar horloge,’ zei hij. Hij herkende het bandje.

‘Nietus! Fuck op!’ Ze was doodsbang. Ze was bijna vergeten dat ze dat ding had gestolen, waar het vandaan kwam. Fats zweeg en dat baarde haar zorgen.

Het horloge in Fats’ hand leek hem zowel uit te dagen als te berispen. In een flits zag hij voor zich hoe hij het in zijn zak zou laten glijden en naar buiten zou lopen, of dat hij het met een schouderophalen aan Krystal zou teruggeven.

‘Het is van mij,’ zei ze.

Hij wilde geen politieagent spelen. Hij wilde boven de wet staan. Maar pas toen hem te binnen schoot dat het horloge een cadeau van Cubby was geweest, was hij bereid het aan haar terug te geven en zich verder uit te kleden. Met een kleur trok Krystal haar beha en slipje uit en gleed naakt onder het dekbed.

Fats liep in zijn boxershort naar haar toe, met een verpakt condoom in zijn hand.

‘Hoefnie,’ zei Krystal schor. ‘Kheb nou de pil.’

‘O ja?’

Ze schoof voor hem opzij op het matras. Fats gleed onder het dekbed. Terwijl hij zijn boxershort uittrok, vroeg hij zich af of ze loog over die pil, net als over dat horloge. Maar hij had het al een tijdje zonder condoom willen proberen.

‘Vooruit,’ fluisterde ze, en ze trok het vierkante stukje folie uit zijn hand en gooide het boven op zijn blazer, die verkreukeld op de grond lag.

Hij stelde zich voor dat Krystal zwanger van hem was, de gezichten van Tessa en Cubby als ze het hoorden. Zijn kind in The Fields, zijn vlees en bloed. Dat had Cubby nooit voor elkaar kunnen krijgen.

Hij klom boven op haar. Dit, wist hij, was het echte leven.

+++

+++

VIII

+++

Om half zeven die avond betraden Howard en Shirley Mollison de parochiezaal van Pagford. Shirley had haar armen vol papieren en Howard droeg de ambtsketen met het blauw met witte wapen van Pagford.

De planken kraakten onder Howards massieve gewicht toen hij naar het hoofd van de bijeengeschoven tafels liep. Howard hield bijna net zo veel van deze zaal als van zijn eigen zaak. De padvindsters gebruikten hem op dinsdag en de huisvrouwenvereniging op woensdag. Er waren rommelmarkten gehouden en jubilea gevierd, er hadden huwelijksrecepties en avondwaken plaatsgevonden, en het rook er naar al die dingen: bedompte kleren en koffieketels, zelfgebakken cake en vleessalades, naar stof en mensenlichamen, maar voornamelijk naar oud hout en steen. Groen uitgeslagen koperen lampen met dikke zware snoeren hingen aan de balken, en de keuken was te bereiken via bewerkte mahoniehouten deuren.

Shirley liep redderend van plek naar plek om papieren neer te leggen. Ze was dol op raadsvergaderingen. Afgezien van de trots en de vreugde die ze putte uit het luisteren naar Howard als voorzitter, kwam dat ook doordat Maureen er niet bij aanwezig mocht zijn. Zij vervulde geen officiële rol en moest het doen met de kliekjes die Shirley zich verwaardigde met haar te delen.

Howards mederaadsleden arriveerden alleen en in tweetallen. Zijn bassende begroetingen weerkaatsten tegen de balken. De raad was zelden voltallig. Vanavond verwachtte hij twaalf van de zestien leden.

De tafel was half bezet toen Aubrey Fawley zoals altijd licht voorovergebogen en met een pose van obligate tegenzin arriveerde, alsof hij tegen de wind in liep.

‘Aubrey!’ riep Howard opgetogen, en dit keer liep hij naar de nieuwkomer toe om die te begroeten. ‘Hoe is het met je? Hoe is het met Julia? Heb je mijn uitnodiging ontvangen?’

‘Sorry, ik weet niet…’

‘Voor mijn vijfenzestigste? Hier… Zondag… Na de verkiezingen.’

‘O, ja, ja. Howard, er staat een jongedame buiten… Ze zegt dat ze van The Yarvil and District Gazette is. Alison nog wat?’

‘O,’ zei Howard. ‘Vreemd. Ik heb haar net mijn stuk gestuurd. Je weet wel, als een reactie op dat stuk van Fairbrother… Misschien heeft het iets te maken… Ik ga wel even kijken.’

Hij waggelde vol bange vermoedens naar de uitgang. Parminder Jawanda kwam binnen toen hij naar de deur liep. Fronsend als altijd liep ze hem zonder te groeten straal voorbij en voor één keer vroeg Howard niet: ‘Alles goed met Parminder?’

Buiten op de stoep trof hij een gedrongen en hoekige, jonge blonde vrouw, die het soort ondoordringbare opgewektheid uitstraalde waarin Howard direct zijn eigen vastberadenheid herkende. Ze hield een notitieblok vast en keek naar de initialen van Sweetlove House die boven de dubbele deuren waren gegraveerd.

‘Hallo, hallo,’ zei Howard enigszins hijgend. ‘Alison, toch? Howard Mollison. Ben je helemaal hiernaartoe gekomen om me te vertellen dat ik voor geen meter kan schrijven?’

Ze straalde en schudde de hand die hij haar aanbood. ‘O, nee, we zijn blij met het stuk,’ verzekerde ze hem. ‘Maar ik dacht dat het, nu het allemaal zo interessant wordt, wel goed zou zijn als ik de vergadering bijwoonde. Dat vindt u niet erg, toch? De pers mag erbij aanwezig zijn, dacht ik. Ik heb alle regelgeving erop nageslagen.’ Al pratend was ze in de richting van de deur gelopen.

‘Jazeker, de pers mag erbij zijn,’ zei Howard, die met haar meeliep en hoffelijk bleef staan om de deur voor haar open te houden. ‘Tenzij we dingen gaan behandelen die binnenskamers moeten blijven, natuurlijk.’

Ze keek achterom, en zelfs in het wegebbende licht kon hij haar stralend witte tanden zien. ‘Zoals al die anonieme beschuldigingen op uw website? Van de Geest van Barry Fairbrother?’

‘Ach jee,’ pufte Howard, terwijl hij naar haar glimlachte. ‘Dát is toch zeker geen nieuws? Een paar stompzinnige berichtjes op internet?’

‘Waren het er echt maar een paar? Iemand vertelde me dat het merendeel van de site is gehaald.’

‘Nee hoor, dat heeft die iemand dan verkeerd begrepen,’ zei Howard. ‘Het zijn er maar twee of drie geweest, voor zover ik weet. Gemene kletspraat. Persoonlijk,’ voegde hij er improviserend aan toe, ‘denk ik dat het het werk van een kind is.’

‘Een kind?’

‘U weet wel. Kattenkwaad van tieners.’

‘Zouden tieners het op raadsleden gemunt hebben?’ vroeg ze, nog steeds glimlachend. ‘Nu ik er zo over nadenk, ik heb dus gehoord dat een van de slachtoffers zijn baan is kwijtgeraakt. Mogelijk als gevolg van de beschuldigingen die op uw site tegen hem zijn geuit.’

‘Dat is nieuw voor mij,’ loog Howard. Shirley had Ruth de vorige dag in het ziekenhuis gezien en hem later het nieuws verteld.

‘Ik zie op de agenda,’ zei Alison, terwijl ze samen de felverlichte hal betraden, ‘dat u gaat praten over Bellchapel. Zowel u als de heer Fairbrother hebben in uw bijdragen voor de krant beide kanten van de zaak duidelijk beargumenteerd… We hebben aardig wat reacties ontvangen op het stuk van de heer Fairbrother. Daar was mijn redacteur heel blij mee. Alles wat mensen aanzet tot het schrijven van brieven…’

‘Ja, die heb ik gezien,’ zei Howard. ‘Niemand leek een goed woord voor de kliniek over te hebben, hè?’

De raadsleden aan tafel staarden het tweetal aan. Alison Jenkins beantwoordde hun blik met een nog immer onverstoorbare glimlach.

‘Ik zal even een stoel voor u pakken,’ zei Howard, die een beetje buiten adem raakte toen hij er een van een stapel tilde en Alison op zo’n drieënhalve meter van de tafel neerplantte.

‘Dank u.’ Ze schoof de stoel twee meter dichterbij.

‘Dames en heren,’ riep Howard, ‘we hebben er vanavond iemand van de pers bij. Juffrouw Alison Jenkins van The Yarvil and District Gazette.’

Enkele raadsleden leken belangstellend en gestreeld door Alisons aanwezigheid, maar de meesten keken wantrouwend. Howard stommelde terug naar het hoofd van de tafel, waar Aubrey en Shirley hem vragend aankeken.

‘De Geest van Barry Fairbrother,’ deelde hij hen op gedempte toon mee, en hij liet zich behoedzaam zakken op de plastic stoel (twee vergaderingen geleden was er een onder zijn gewicht bezweken). ‘En Bellchapel. En daar hebben we Tony!’ schreeuwde hij, waardoor Aubrey zich een hoedje schrok. ‘Kom binnen, Tony… We geven Henry en Sheila nog een paar minuten, oké?’

Het geroezemoes aan tafel was iets tammer dan normaal gesproken. Alison Jenkins zat al te schrijven op haar notitieblok. Howard dacht kwaad: dit is allemaal de schuld van die verdomde Fairbrother. Hij was degene die de pers erbij had betrokken. Een fractie van een seconde beschouwde Howard Barry en de Geest als één en dezelfde: een oproerkraaier, zowel levend als dood.

Parminder had net als Shirley een stapel papieren meegenomen naar de vergadering en die lag nu onder de agenda die ze veinsde door te nemen, zodat ze met niemand hoefde te praten. In feite dacht ze na over de vrouw die bijna recht achter haar zat. The Yarvil and District Gazette had over Catherine Weedons dood en de klachten van de familie tegen haar huisarts geschreven. Parminder was niet met name genoemd, maar de verslaggeefster wist ongetwijfeld wie ze was. Misschien had Alison ook wel lucht gekregen van het anonieme bericht over Parminder op de website van de deelraad.

Rustig maar. Je lijkt Colin wel.

Howard noteerde de absenties en vroeg of iemand nog iets had op te merken over de notulen van de vorige vergadering, maar Parminder kon hem nauwelijks verstaan door het gebonk in haar oren van pompend bloed.

‘Welnu, tenzij iemand bezwaren heeft,’ zei Howard, ‘zullen we eerst de punten acht en negen behandelen, omdat gemeenteraadslid Fawley over beide punten iets te melden heeft en hij niet lang kan blijven…’

‘Tot half negen,’ zei Aubrey met een blik op zijn horloge.

‘… ja, dus tenzij er bezwaren zijn… Nee…? Het woord is aan jou, Aubrey.’

Aubrey zette de standpunten helder en onaangedaan uiteen. Er stond een herziening van de gemeentegrens op stapel en in Pagford was de wens om The Fields weer aan Yarvil toe te wijzen ongekend groot. In Pagford, waar de conservatieven al sinds de jaren vijftig stevig in het zadel zaten, gingen antiregeringsstemmen verloren, terwijl ze in Yarvil wel degelijk verschil konden maken. Dus leek het degenen die tegen de regering waren de moeite waard om de relatief lage kosten van Pagford over te nemen. En dat alles zou onder het mom van vereenvoudiging en kortere lijnen kunnen geschieden. Yarvil leverde toch al bijna alle voorzieningen voor The Fields.

Aubrey besloot met de mededeling dat, mocht Pagford de woonwijk willen afstoten, het voor de gemeenteraad fijn zou zijn als het dorp zijn wensen kenbaar maakte. ‘Een goede, ondubbelzinnige uitspraak van u,’ zei hij, ‘en ik denk echt dat het deze keer…’

‘Het heeft nog nooit gewerkt,’ zei een raadslid, onder een gemompelde bijval.

‘Ja maar, John, er is ons nooit eerder naar onze mening gevraagd,’ zei Howard.

‘Moeten we niet eerst bepalen wat onze mening is, voordat we die publiekelijk bekendmaken?’ vroeg Parminder op ijzige toon.

‘Prima,’ zei Howard minzaam. ‘Zou u de spits willen afbijten, dokter Jawanda?’

‘Ik weet niet hoeveel mensen het stuk van Barry in de Gazette hebben gelezen,’ zei Parminder. Alle ogen waren op haar gericht en ze probeerde niet te denken aan het anonieme bericht of aan de verslaggeefster die achter haar zat. ‘Volgens mij zijn de argumenten om The Fields bij Pagford te laten daarin uitstekend uiteengezet.’

Parminder zag dat Shirley, die ingespannen zat te notuleren, heel even naar haar pen glimlachte.

‘Door ons uit de doeken te doen dat mensen als Krystal Weedon daar baat bij hebben?’ vroeg een oudere vrouw die Betty heette aan de andere kant van de tafel. Parminder had altijd al een verschrikkelijke hekel aan dat mens gehad.

‘Door ons eraan te herinneren dat mensen die in The Fields wonen ook deel uitmaken van onze gemeenschap,’ antwoordde ze.

‘Zij zien zichzelf als Yarvillers,’ zei de boer. ‘Dat hebben ze altijd gedaan.’

‘Ik kan me herinneren,’ zei Betty, ‘dat Krystal Weedon een ander kind de rivier in heeft geduwd tijdens een wandeling.’

‘Nee hoor,’ zei Parminder kwaad. ‘Mijn dochter was daarbij… Dat waren twee jongens die ruzie hadden… Maar goed…’

‘Ik heb gehoord dat het Krystal Weedon was,’ zei Betty.

‘Dan heb je dat verkeerd gehoord,’ zei Parminder, of om precies te zijn: schreeuwde ze.

De aanwezigen waren perplex. Parminder was perplex. De echo van de oude muren gonsde nog na in haar oren. Ze kon amper slikken. Ze hield haar hoofd gebogen, staarde naar de agenda, en hoorde Johns stem van heel ver weg komen. ‘Barry had beter over zichzelf kunnen schrijven, niet over die meid. Hij heeft het heel ver geschopt.’

‘Maar het probleem is,’ zei een andere vrouw, ‘dat je voor één Barry heel veel tuig terugkrijgt.’

‘Het zijn allemaal Yarvillers als het erop aankomt,’ zei een man. ‘Ze horen bij Yarvil.’

‘Dat is niet waar,’ zei Parminder, die haar stem met opzet dempte. Ze vielen echter allemaal stil om naar haar te luisteren, wachtten tot ze weer ging schreeuwen. ‘Het is gewoon niet waar. Kijk maar naar de Weedons. Daar ging het juist om in Barry’s stuk. Dat is van huis uit een Pagfordse familie, maar…’

‘Ze zijn naar Yarvil verhuisd!’ zei Betty.

‘Er waren hier geen woningen,’ zei Parminder, vechtend tegen haar eigen woede. ‘Niemand van jullie wilde een nieuwbouwproject aan de rand van het dorp.’

‘Sorry hoor, maar toen was jij er nog niet,’ zei Betty terwijl ze een kleur kreeg en ostentatief haar blik van Parminder afwendde. ‘Jij kent de voorgeschiedenis niet.’

De discussie aan tafel was in verschillende kluitjes uiteengevallen en Parminder kon niet één gesprek verstaan. Haar keel was dichtgeknepen en ze durfde niemand aan te kijken.

‘Zullen we de handen opsteken?’ schreeuwde Howard over de tafel, en het werd weer stil. ‘Wie is ervoor om de gemeenteraad te laten weten dat Pagford graag de gemeentegrens wil herzien om The Fields aan onze jurisdictie te onttrekken?’

Parminders handen lagen tot vuisten gebald op haar schoot en haar vingernagels zetten zich vast in de palmen. Om haar heen klonk het geruis van mouwen.

‘Uitstekend!’ zei Howard. De juichende toon in zijn stem galmde glorieus tussen de balken. ‘Oké, ik maak wel een conceptje met Tony en Helen, en dat sturen we dan rond zodat iedereen het kan lezen, en dan is dat geregeld. Uitstekend!’

Enkele raadsleden klapten. Parminders zicht werd wazig en ze knipperde hevig. De letters van de agenda dansten voor haar ogen. De stilte duurde zo lang dat ze uiteindelijk opkeek. Howard had vanwege alle opwinding zijn toevlucht moeten nemen tot zijn inhalator en de meeste raadsleden sloegen hem bezorgd gade.

‘Oké dan,’ piepte Howard, terwijl hij het ding weer wegstopte. Zijn gezicht was rood en hij straalde. ‘Tenzij iemand nog iets heeft toe te voegen…’ één tel pauze, ‘… punt negen. Bellchapel. En ook daar heeft Aubrey iets over mee te delen.’

Barry had dit niet laten gebeuren. Hij zou ertegenin zijn gegaan. Hij zou John aan het lachen hebben gemaakt en ervoor hebben gezorgd dat hij met ons mee had gestemd. Hij had over zichzelf moeten schrijven, niet over Krystal… Ik heb hem teleurgesteld.

‘Dank je, Howard,’ zei Aubrey, terwijl het bloed in Parminders oren bonsde en ze haar nagels nog dieper in haar handpalmen boorde. ‘Zoals jullie weten, zijn we genoodzaakt een aantal behoorlijk drastische bezuinigingsmaatregelen op gemeenteniveau te nemen…’

Tot mijn dood is ze verliefd op mij geweest, wat ze amper kon verbergen als ze naar me keek…

‘… en een van de projecten waar we naar moeten kijken is Bellchapel,’ zei Aubrey. ‘Het leek mij zinnig daar iets over te zeggen, want, zoals u allen weet, is de gemeente de eigenaar van het gebouw…’

‘… en het huurcontract is bijna verlopen,’ zei Howard. ‘Dat klopt.’

‘Maar er is toch verder niemand geïnteresseerd in dat oude gebouw?’ vroeg een gepensioneerde accountant aan het andere eind van de tafel. ‘Het verkeert in slechte staat, heb ik gehoord…’

‘O, ik ben ervan overtuigd dat we een nieuwe huurder kunnen vinden,’ zei Howard sussend, ‘maar daar gaat het nu niet om. Het gaat erom of wij vinden dat de kliniek het goed…’

‘Daar gaat het helemaal niet om,’ onderbrak Parminder hem. ‘Het is niet aan de deelraad om te beslissen of de kliniek al dan niet goed functioneert. Wij subsidiëren hun werk niet. Ze vallen niet onder onze verantwoordelijkheid.’

‘Maar het gebouw is ons eigendom,’ zei Howard, nog steeds glimlachend, nog steeds beleefd, ‘dus ik denk dat het logisch is dat wij willen overwegen…’

‘Als we naar informatie over het werk van de kliniek gaan kijken, denk ik dat het erg belangrijk is dat we een evenwichtig beeld krijgen,’ zei Parminder.

‘Neem me alstublieft niet kwalijk,’ zei Shirley, die Parminder aan de overkant van de tafel met knipperende ogen aankeek, ‘maar zou u kunnen proberen de voorzitter niet steeds te interrumperen, dokter Jawanda? Het is verschrikkelijk moeilijk om te notuleren als iedereen elkaar in de rede valt. En nu heb ik zelf geïnterrumpeerd,’ voegde ze er met een glimlach aan toe. ‘Neem me niet kwalijk!’

‘Ik neem aan dat de deelraad wel graag de inkomsten van het gebouw wil behouden,’ zei Parminder, Shirleys verzoek volledig negerend. ‘En voor zover ik weet hebben we nog geen andere potentiële huurder. Dus ik vraag me af waarom we überhaupt zouden overwegen de huurovereenkomst met de kliniek te beëindigen.’

‘Ze genezen ze niet,’ zei Betty. ‘Ze geven ze alleen maar meer drugs. Ik zie ze liever gisteren dan vandaag vertrekken.’

‘We zullen op gemeenteraadsniveau een aantal zeer zware knopen moeten doorhakken,’ zei Aubrey Fawley. ‘De regering wil dat de gemeenten meer dan een miljard pond bezuinigen. We kunnen niet op dezelfde voet doorgaan met het leveren van voorzieningen. Het is niet anders.’

Parminder ergerde zich dood aan het gedrag van haar collega-raadsleden in Aubreys nabijheid, hoe ze zijn zware, gedragen stem in zich opzogen en hem vriendelijk toeknikten wanneer hij sprak. Ze wist heel goed dat sommigen haar Ben-een-zeur noemden.

‘Onderzoek toont aan dat illegaal drugsgebruik toeneemt in tijden van recessie,’ zei Parminder.

‘Het is hun eigen keus,’ zei Betty. ‘Niemand dwingt ze drugs te gebruiken.’ Ze keek om zich heen op zoek naar bevestiging. Shirley glimlachte naar haar.

‘We zullen een aantal zware beslissingen moeten nemen,’ zei Aubrey.

‘Dus Howard en jij hebben de koppen bij elkaar gestoken,’ viel Parminder hem in de rede, ‘en besloten dat jullie de kliniek een klein zetje kunnen geven door ze het gebouw uit te zetten.’

‘Ik kan wel betere manieren bedenken om geld uit te geven dan aan een stelletje criminelen,’ zei de accountant.

‘Wat mij betreft krijgen ze helemaal niets meer,’ zei Betty.

‘Ik ben voor deze vergadering uitgenodigd om jullie op de hoogte te brengen van wat zich op gemeenteniveau afspeelt,’ zei Aubrey kalm. ‘Meer niet, dokter Jawanda.’

‘Helen,’ zei Howard luidkeels, terwijl hij naar een raadslid wees dat haar hand opstak en al een tijd lang had geprobeerd het woord te krijgen.

Het ontging Parminder volledig wat de vrouw zei. Ze was de stapel papier die onder haar agenda lag en waar Kay Bawden zo veel tijd in had gestopt compleet vergeten: de cijfers, de profielen van succesvolle gevallen, de uitleg van de voordelen van methadon boven heroïne, onderzoeken die zowel de financiële als de sociale kosten van heroïneverslaving aantoonden. Alles om haar heen was enigszins vloeibaar geworden, irreëel. Ze wist dat ze zou gaan ontploffen zoals ze nog nooit eerder had gedaan, en er was geen ruimte om zich te bedenken, of het te voorkomen, of om ook maar iets te doen behalve het te laten gebeuren. Het was te laat, veel te laat…

‘… cultuur van menen ergens recht op te hebben,’ zei Aubrey Fawley. ‘Mensen die letterlijk nog geen dag van hun leven hebben gewerkt.’

‘En, laten we eerlijk zijn,’ zei Howard. ‘Dit is een probleem met een simpele oplossing: gewoon ophouden met het gebruiken van drugs.’ Hij draaide zich om en keek Parminder glimlachend en innemend aan. ‘Dat noemen ze “cold turkey” toch, dokter Jawanda?’

‘O, dus jij vindt dat ze de verantwoordelijkheid van hun verslaving op zich moeten nemen en hun gedrag moeten veranderen?’ zei Parminder.

‘Ja, daar komt het op neer, ja.’

‘Voordat ze de staat nog meer geld gaan kosten.’

‘Precies…’

‘En jij,’ zei Parminder luid, terwijl ze de onafwendbare eruptie liet komen, ‘weet je hoeveel tienduizenden ponden jíj, Howard Mollison, aan medische voorzieningen hebt gekost, omdat je domweg niet in staat bent om op te houden met jezelf vol te proppen?’

Een robuuste paarse vlek verspreidde zich van Howards hals naar zijn wangen.

‘Weet jij hoeveel jouw bypass heeft gekost, en jouw medicijnen, en jouw lange ziekenhuisverblijf? En jouw bezoekjes aan de huisarts met je astma en je bloeddruk en de hardnekkige huiduitslag, die allemaal het gevolg zijn van jouw hardnekkige weigering af te vallen?’

Naarmate Parminders betoog steeds meer op gekrijs ging lijken, gingen andere raadsleden het voor Howard opnemen. Shirley was gaan staan. Parminder ging nog steeds tekeer en griste de papieren bij elkaar die op de een of andere manier door haar driftige handgebaren waren verspreid.

‘En jouw beroepsgeheim dan?’ schreeuwde Shirley. ‘Het is een schande! Een regelrechte schande!’

Parminder had de deur van de zaal al opengetrokken en zette koers naar buiten toen ze, over haar eigen ziedende gesnik heen, Betty om haar ogenblikkelijke royement hoorde verzoeken. Half rennend besefte ze dat ze een catastrofe had veroorzaakt. Ze wilde niets liever dan opgeslokt worden door de duisternis om voorgoed te verdwijnen.

+++

+++

IX

+++

The Yarvil and District Gazette had zich voor de zekerheid enige zelfcensuur opgelegd in de verslaggeving over de heftigste raadsvergadering in Pagford sinds mensenheugenis. Het maakte echter weinig uit: het gekuiste artikel zorgde, geprikkeld door de levendige getuigenverslagen van de raadsleden, voor een fikse geruchtenstroom. Bovendien maakte een voorpagina-artikel omstandig melding van de anonieme aantijgingen in naam van het dode raadslid die, om Alison Jenkins te citeren, behoorlijk wat speculatie en verontwaardiging hadden veroorzaakt. Zie pagina 4 voor een volledig verslag. Hoewel de namen van de beschuldigden en de details van hun zogenaamde misstappen niet werden gegeven, baarden termen als ‘serieuze beschuldigingen’ en ‘criminele activiteiten’ zwart op wit in de krant Howard feitelijk meer zorgen dan de oorspronkelijke berichten op de website.

‘We hadden de beveiliging van de site moeten opvoeren zodra dat eerste bericht was geplaatst,’ zei hij vanaf de stoel voor de gashaard tegen zijn echtgenote en zijn compagnon.

Een geluidloze voorjaarsregen besprenkelde het raam, en de achtertuin glinsterde van de door het licht weerkaatste druppels. Howard was rillerig en legde beslag op alle warmte die de nepsteenkooltjes in de haard uitstraalden. Al verscheidene dagen had bijna elke bezoeker van de delicatessenzaak en de lunchroom geroddeld over de anonieme berichten, over de Geest van Barry Fairbrother en over Parminder Jawanda’s uitbarsting tijdens de raadsvergadering. Howard vond het afschuwelijk dat de dingen die zij had geschreeuwd als een lopend vuurtje rondgingen. Voor het eerst in zijn leven had hij zich niet op zijn gemak gevoeld in zijn eigen zaak en maakte hij zich zorgen over zijn onbetwiste positie in Pagford. De verkiezingen voor de vervanger van Barry Fairbrother zouden de volgende dag plaatshebben en de eerst zo zelfverzekerde en opgetogen Howard was bezorgd en prikkelbaar geworden.

‘Dit heeft ernstige schade aangericht. Ernstige schade,’ herhaalde hij. Zijn hand dwaalde naar zijn buik om te krabben, maar hij trok hem terug en verdroeg de jeuk met de gezichtsuitdrukking van een martelaar. Hij zou niet snel vergeten wat dokter Jawanda had geschreeuwd ten overstaan van de raadsleden en de pers. Hij en Shirley hadden het reglement van het medisch tuchtcollege inmiddels bestudeerd, waren bij dokter Crawford geweest en hadden een formele klacht ingediend. Sinds die tijd was Parminder niet meer op haar werk gezien, dus ze had ongetwijfeld spijt van haar uitbarsting. Desondanks kon Howard het beeld van haar schreeuwende gezicht niet van zijn netvlies krijgen. Het had hem geschokt zo veel haat in de ogen van een medemens te zien.

‘Het waait wel weer over,’ zei Shirley geruststellend.

‘Daar ben ik niet zo zeker van,’ zei Howard. ‘Helemaal niet zo zeker. Wij hebben een slechte indruk gemaakt. De deelraad. Onenigheid in aanwezigheid van de pers. We komen verdeeld over. Aubrey zegt dat ze niet blij zijn bij de gemeente. Dit hele gedoe heeft ons officiële standpunt over The Fields ondermijnd. Geruzie in het openbaar, de vuile was buitenhangen… De raad lijkt niet namens het dorp te spreken.’

‘Maar dat doen we wel,’ zei Shirley met een minzaam lachje. ‘Niemand in Pagford wil The Fields… Bijna niemand.’

‘Het lijkt nu net of wij de pro-Fielders onder druk hebben gezet. Hebben geprobeerd ze te intimideren,’ zei Howard, die nu toch toegaf aan de verleiding om te krabben en dat vol overgave deed. ‘Ja, goed, Aubrey weet wel beter, maar die verslaggeefster heeft dat beeld wel degelijk geschetst. En ik kan je wel zeggen: als Yarvil ons te kijk zet als onbekwaam of een stelletje idioten… Ze wachten al jaren op een kans om ons bestuurlijk monddood te maken.’

‘Dat gebeurt echt niet,’ zei Shirley meteen. ‘Dat kan niet.’

‘Ik dacht dat het over was,’ zei Howard zonder naar zijn vrouw te luisteren, doelend op The Fields. ‘Ik dacht dat we het geflikt hadden. Ik dacht dat we ze kwijt waren.’

Het stuk waaraan hij zo veel tijd had besteed en waarin hij had uitgelegd waarom de nieuwbouwwijk en de afkickkliniek geldsmijterij waren en een smet op de goede naam van Pagford, was volledig overschaduwd door de schandalen van Parminders uitbarsting en de Geest van Barry Fairbrother. Howard was al totaal vergeten hoeveel genoegen de beschuldigingen tegen Simon Price hem hadden gedaan en dat het pas bij hem was opgekomen om die van de site te halen toen Price’ vrouw daarom had gevraagd.

‘De gemeenteraad heeft me gemaild,’ zei hij tegen Maureen, ‘met een paar vragen over de website. Ze willen weten welke stappen we hebben ondernomen tegen smaad. Zij vinden dat de beveiliging te wensen overlaat.’

Shirley, die in dit alles een persoonlijke aanval bespeurde, zei kil: ‘Ik heb je toch verteld dat ik het heb geregeld, Howard.’

De neef van vrienden van Howard en Shirley was de vorige dag langs geweest toen Howard op zijn werk was. De jongen studeerde informatica en hij had Shirley aangeraden de o zo makkelijk te hacken website op te doeken, iemand erbij te halen ‘die wist wat hij deed’ en een nieuwe site te bouwen.

Shirley had hooguit één van de tien woorden van het technische jargon waarmee de jongeman haar bestookte begrepen. Ze wist dat ‘hacken’ illegaal inbreken op een site betekende, en toen de student klaar was met zijn gebazel, was ze achtergebleven met de verwarrende indruk dat de Geest er op de een of andere manier in was geslaagd de wachtwoorden van gebruikers te achterhalen, misschien door hun gewiekste vragen te stellen tijdens een alledaags praatje.

En dus had ze alle gebruikers een mail gestuurd met het verzoek hun wachtwoord te wijzigen en ervoor te zorgen dat aan niemand te vertellen. Dat was wat ze bedoelde met ‘ik heb het geregeld’.

Wat betreft het dringende advies om de site, waarvan zij de beheerder was, op te doeken, had ze geen stappen ondernomen, noch had ze dit voorstel bij Howard aangekaart. Shirley was bang dat een site met alle beveiligingsmaatregelen die de arrogante jongeman had voorgesteld haar technische vaardigheden ver boven de pet zou gaan. Ze zat al op de toppen van haar kunnen en wilde koste wat kost haar functie als beheerder behouden.

‘Als Miles wordt verkozen…’ begon Shirley.

Maar Maureen onderbrak haar met haar zware stem: ‘Laten we hopen dat hij er geen schade door heeft opgelopen, door dat rottige gedoe. Laten we hopen dat het niet tegen hem werkt.’

‘Mensen weten echt wel dat Miles hier niets mee van doen heeft,’ zei Shirley koeltjes.

‘Denk je?’ vroeg Maureen.

O, wat haatte Shirley haar. Hoe durfde ze haar in haar eigen huis tegen te spreken? En wat het allemaal nog erger maakte, was dat Howard instemmend met Maureen mee zat te knikken.

‘Daar ben ik ook bang voor,’ zei hij, ‘en we hebben Miles nu meer dan ooit nodig. We moeten weer wat eensgezindheid krijgen in de raad. Na wat Ben-een-zeur allemaal heeft gezegd… Na alle commotie… hebben we niet eens meer over Bellchapel gestemd. We hebben Miles nodig.’

Shirley had in zwijgend protest tegen Howards partijtrekkerij voor Maureen de kamer verlaten. Ze stortte zich, inwendig ziedend, op de theekopjes in de keuken en vroeg zich af waarom ze er niet doodleuk slechts twee op het dienblad zette om Maureen de hint te geven die haar volledig toekwam.

Shirley voelde nog steeds niets anders dan opstandige bewondering voor de Geest. Zijn beschuldigingen hadden de waarheid aan het licht gebracht over mensen aan wie zij een grondige hekel had, mensen die destructief en dwars waren. Ze was ervan overtuigd dat het electoraat van Pagford er net zo over dacht als zij en op Miles in plaats van op die afschuwelijke Colin Wall zou stemmen.

‘Wanneer zullen we gaan stemmen?’ vroeg Shirley aan Howard toen ze met het rinkelende dienblad de kamer weer betrad en Maureen nadrukkelijk negeerde (want het was hún zoon wiens naam ze zouden aankruisen op het stembiljet).

Maar tot haar grote irritatie stelde Howard voor dat ze na sluitingstijd met z’n drieën zouden gaan.

Miles Mollison was net zo bezorgd als zijn vader dat het kwade licht waarin de verkiezingen van de volgende dag gehuld waren, invloed zou hebben op zijn electorale kansen. Die ochtend nog was hij een krantenkiosk achter het plein binnengelopen en had flarden van een gesprek opgevangen tussen de vrouw achter de kassa en een oudere klant.

‘Mollison heeft altijd gedacht dat hij de koning van Pagford was,’ zei de oude man, zich niet bewust van de apathische uitdrukking op het gezicht van de eigenaresse. ‘Ik mocht die Barry Fairbrother wel. Wat een tragedie. Echt een tragedie. Die zoon van de Mollisons heeft ons testament opgemaakt en ik vond hem nogal arrogant.’

Miles had de zenuwen gekregen en was met een roodgloeiend gezicht de winkel uit geglipt. Hij vroeg zich af of de welbespraakte oude man misschien de schrijver van die anonieme brief was. Miles’ rotsvaste geloof in zijn eigen innemendheid had een gevoelige klap opgelopen en hij vroeg zich af hoe het zou zijn als de volgende dag niemand op hem zou stemmen.

Toen hij zich die avond uitkleedde om naar bed te gaan, keek hij naar de reflectie van zijn zwijgzame vrouw in de spiegel van de kaptafel. Samantha had al dagenlang alleen maar cynisch gereageerd als hij de verkiezingen ter sprake bracht. Hij zou vanavond best wat steun, wat troost kunnen gebruiken. Bovendien had hij zin. Het was al lang geleden. Nu hij er eens goed over nadacht, schatte hij in dat de laatste keer de avond was voordat Barry Fairbrother dood was neergevallen. Ze was toen een beetje aangeschoten. Er was de laatste tijd meestal wat drank voor nodig.

‘Hoe was het op je werk?’ vroeg hij. In de spiegel zag hij dat ze haar beha uittrok.

Samantha gaf niet meteen antwoord. Ze wreef over de diepe, rode striemen die de strakke beha onder haar armen had achtergelaten en zei toen, zonder Miles aan te kijken: ‘Daar wilde ik het eigenlijk nog met je over hebben.’

Ze vond het verschrikkelijk dat ze het moest zeggen. Ze had het al weken uitgesteld. ‘Roy vindt dat ik de winkel beter kan sluiten. Hij loopt niet goed.’

Miles zou zich doodschrikken als hij hoorde hoe slecht het precies ging. Zij was zelf ook geschrokken toen haar boekhouder zonder omhaal van woorden de situatie had geschetst. Ze had het aan de ene kant wel en aan de andere kant niet geweten. Vreemd hoe je hersenen wisten wat je hart weigerde te zien.

‘O,’ zei Miles. ‘Maar de website hou je wel?’

‘Ja,’ zei ze. ‘We houden de website.’

‘Nou, dat is toch goed,’ zei Miles bemoedigend. Hij zweeg bijna een minuut uit eerbied voor de sluiting van haar winkel. Toen zei hij: ‘Ik neem aan dat je vandaag de Gazette niet hebt gelezen?’

Ze bukte zich om haar nachtjapon van het kussen te pakken en hij ving een voldoening schenkende glimp op van haar borsten. Seks zou hem beslist ontspannen.

‘Het is echt zonde, Sam,’ zei hij, terwijl hij achter haar in bed kroop en wachtte tot ze zich in de nachtjapon had gewurmd voordat hij zijn armen om haar heen sloeg. ‘Van de winkel. Het was een geweldig stekje. En je hebt het… hoe lang…? Tien jaar gehad?’

‘Veertien,’ zei Samantha.

Ze wist waar hij op uit was. Ze overwoog hem te zeggen dat hij zich maar moest gaan aftrekken in de logeerkamer, maar daar zou ruzie van komen en navenante spanning, en ze moest voor ogen houden dat er werkelijk niets in de weg mocht komen te staan van haar uitje met Libby naar Londen over twee dagen. Ze moest en zou het T-shirt dragen en een hele avond lang in de nabijheid van Jake en zijn bandleden verkeren. Samantha’s geluk hing volledig af van dit uitstapje. Bovendien zou seks Miles’ aanhoudende ergernis over het feit dat ze Howards verjaardag miste wellicht wat tot bedaren brengen.

Dus ze liet zich door hem omhelzen en kussen. Ze sloot haar ogen, beklom hem en stelde zich voor dat ze Jake bereed op een leeg wit strand, zij negentien, hij eenentwintig. Ze kwam klaar bij de gedachte aan Miles die hen uit de verte vanaf een waterfiets door een verrekijker witheet gadesloeg.

+++

+++

X

+++

Op de ochtend van de verkiezingsdag voor Barry’s raadszetel verliet Parminder om negen uur de voormalige pastorie en liep naar het huis van de Walls aan Church Row. Ze klopte op de deur en wachtte tot Colin ten slotte verscheen.

Er zaten donkere vlekken rond zijn bloeddoorlopen ogen en onder zijn jukbeenderen. Zijn huid leek dunner en zijn kleren leken te groot voor hem. Hij was nog steeds niet aan het werk. Het nieuws dat Parminder en plein public vertrouwelijke medische informatie over Howard had rondgebazuind, had een terugval in zijn aarzelende herstel veroorzaakt. De wat dapperder Colin van een paar avonden geleden, die het vanaf zijn leren poef had doen voorkomen alsof hij vol vertrouwen de overwinning tegemoet zag, was in rook opgegaan.

‘Alles in orde?’ vroeg hij, terwijl hij behoedzaam de deur achter haar sloot.

‘Ja hoor, prima,’ zei ze. ‘Ik dacht dat je het misschien fijn zou vinden om met mij samen naar de parochiezaal te lopen om te stemmen.’

‘Ik… Nee,’ zei hij zwakjes. ‘Het spijt me.’

‘Ik weet hoe je je voelt, Colin,’ zei Parminder met een klein, verstikt stemmetje. ‘Maar als je niet stemt, hebben zij gewonnen. Ik ga ze niet laten winnen. Ik ga ernaartoe om op jou te stemmen, en ik wil dat jij met me meegaat.’

Parminder was in feite geschorst. De Mollisons hadden bij elke officiële instantie waarvan ze het adres konden vinden een klacht ingediend, en dokter Crawford had Parminder aangeraden om een tijdje vrij te nemen. Tot haar stomme verbazing voelde ze zich op een vreemde manier bevrijd.

Maar Colin schudde zijn hoofd. Ze meende tranen in zijn ogen te zien. ‘Ik kan het niet, Minda.’

‘Wél waar!’ zei ze. ‘Je kúnt het, Colin! Je moet ze het hoofd bieden! Denk dan aan Barry!’

‘Ik kan het niet… Het spijt me… Ik…’ Hij slikte gesmoord en barstte in tranen uit. Colin had al eerder in haar spreekkamer gehuild. Wanhopig had hij gesnikt over de last van de angsten die hij elke dag van zijn leven met zich meedroeg.

‘Kom maar,’ zei ze vrijmoedig. Ze pakte zijn arm en loodste hem naar de keuken, waar ze hem een stuk keukenpapier gaf en hem tot bedaren liet komen. ‘Waar is Tessa?’

‘Op haar werk,’ zei hij hikkend en hij droogde zijn ogen.

Er lag een uitnodiging voor Howard Mollisons vijfenzestigste verjaardag op de keukentafel. Iemand had die keurig doormidden gescheurd. ‘Ik heb er ook een gekregen,’ zei Parminder. ‘Voordat ik hem had uitgefoeterd. Luister, Colin. Door te stemmen…’

‘Ik kan het niet,’ fluisterde Colin.

‘… laat je ze zien dat ze ons er niet onder hebben gekregen.’

‘Maar dat hebben ze wel,’ zei Colin.

Parminder barstte in lachen uit. Nadat hij haar een tijdje met open mond had aangegaapt, moest Colin ook lachen. Een zware bulderende lach, als het geblaf van een buldog.

‘Oké, ze hebben ons van ons werk verjaagd,’ zei Parminder, ‘en we durven allebei nauwelijks ons huis uit, maar volgens mij zijn we er verder helemaal niet zo slecht aan toe.’

Colin zette zijn bril af en depte grinnikend zijn ogen.

‘Kom óp, Colin. Ik wil op jou stemmen. Het is nog niet afgelopen. Nadat ik was uitgebarsten en Howard Mollison ten overstaan van de hele raad en de plaatselijke pers voor junkie heb uitgemaakt…’

Hij barstte weer in lachen uit en ze vond het heerlijk. Ze had hem sinds oud en nieuw niet meer zo hard horen proesten, en toen was het Barry die hem aan het lachen had gemaakt.

‘… zijn ze vergeten om over Bellchapel te stemmen. Dus, alsjeblieft. Pak je jas. We lopen er samen heen.’

Colins gesnuif en gegiechel stierven weg. Hij staarde omlaag naar zijn grote handen, die in elkaar waren gevouwen, alsof hij ze schoon wilde houden.

‘Het is nog niet afgelopen, Colin. Jij hebt je onderscheiden. Mensen hebben een hekel aan de Mollisons. Als jij wordt gekozen, hebben we een veel sterkere positie om terug te vechten. Alsjeblieft, Colin.’

‘Oké,’ zei hij na een poosje, en hij was onder de indruk van zijn eigen moed.

Tijdens de korte wandeling in de frisse, heldere lucht hielden ze allebei hun stempas stevig in de hand geklemd. Ze waren de enige stemmers in de parochiezaal. Ze zetten beiden een dik rood kruis naast Colins naam en vertrokken met het gevoel dat ze ergens mee weg waren gekomen.

Miles Mollison stemde pas tijdens de lunchpauze. Op weg naar buiten bleef hij voor de deur van zijn zakenpartner staan. ‘Ik ben even weg om te stemmen, Gav,’ zei hij.

Gavin wees naar de telefoon die hij tegen zijn oor gedrukt hield: hij stond in de wacht bij Mary’s verzekeringsmaatschappij.

‘O… zo… Ik ben even weg om te stemmen, Shona,’ zei Miles tegen hun secretaresse.

Het kon geen kwaad om hen er allebei aan te herinneren dat hij hun steun nodig had. Miles spurtte de trap af en liep naar The Copper Kettle, waar hij, tijdens een kort postcoïtaal gesprekje, met zijn vrouw had afgesproken, zodat ze gezamenlijk naar de parochiezaal konden gaan.

Samantha had de ochtend thuis doorgebracht en het toezicht op de winkel aan haar assistent overgelaten. Ze wist dat ze het niet langer kon uitstellen om Carly te vertellen dat ze failliet waren en dat Carly werkloos werd, maar ze kon zichzelf er niet toe brengen om dat vóór het weekend en met name het concert in Londen te doen. Toen Miles verscheen en ze zijn opgewonden grijns zag, was ze meteen geïrriteerd.

‘Komt pa niet?’ was het eerste wat hij vroeg.

‘Ze gaan na sluitingstijd,’ zei Samantha.

Er stonden twee oude dametjes in de stemhokjes toen Miles en zij het stemlokaal betraden. Samantha keek tijdens het wachten naar hun achterkanten met de ijzerkleurige permanentjes, de dikke mantels en de nog dikkere enkels. Zo zou zij er op een dag ook uitzien. De kromste van de twee merkte Miles op toen ze vertrokken, begon te stralen en zei: ‘Ik heb net op u gestemd!’

‘Nou, bedankt!’ zei Miles verrukt.

Samantha betrad het hokje en staarde, met het rode potlood in de hand dat vastzat aan een touwtje, naar de twee namen: Miles Mollison en Colin Wall. Toen krabbelde ze over de hele breedte ‘ik haat klote-Pagford’, vouwde het papier op, liep naar de stembus en liet het biljet zonder te glimlachen door de gleuf glijden.

‘Bedankt, liefje,’ zei Miles zacht, met een klopje op haar rug.

Tessa Wall, die nog nooit een verkiezing had overgeslagen, reed op de terugweg van school langs de parochiezaal en stopte niet. Ruth en Simon Price bespraken de hele dag serieuzer dan ooit in alle ernst een eventuele verhuizing naar Reading. Ruth gooide hun stempassen weg toen ze de keukentafel opruimde voor het avondeten.

Gavin was nooit van plan geweest om te gaan stemmen. Als Barry nog had geleefd en hij op hem had kunnen stemmen, dan had hij het misschien wel gedaan, maar hij was geenszins van plan Miles te helpen bij het verwezenlijken van diens zoveelste levensdoel. Om half zes pakte hij zijn aktetas in. Dat deed hij geïrriteerd en chagrijnig, omdat het hem niet was gelukt een smoesje te verzinnen om niet bij Kay thuis te gaan eten. En het was extra vervelend omdat hoopvolle tekenen erop wezen dat de verzekeringsmaatschappij Mary tegemoet wilde komen en hij heel graag naar haar toe had willen gaan om haar dat te vertellen. Nu moest hij dit nieuws tot de volgende dag voor zich houden, want hij wilde het haar niet telefonisch meedelen.

Toen Kay de deur voor hem opendeed, brandde ze meteen los op die rappe, ratelende manier van haar die er meestal op wees dat ze een rotbui had. ‘Sorry, ik heb een vreselijke dag achter de rug,’ zei ze, hoewel hij nergens over had geklaagd en ze elkaar amper hadden begroet. ‘Ik was laat terug, ik had veel eerder aan het eten willen beginnen. Kom binnen.’

Vanaf de bovenverdieping werd hij meteen belaagd door het gedreun van slagwerk en een keiharde bas. Het verbaasde Gavin dat de buren niet klaagden. Kay zag hem een blik naar het plafond werpen en zei: ‘O, Gaia is furieus omdat een jongen uit Hackney die ze leuk vond iets is begonnen met een ander meisje.’

Ze greep het glas wijn waar ze al uit had gedronken en nam een grote slok. Haar geweten was even in opstand gekomen toen ze Marco de Luca ‘een jongen’ had genoemd. Hij had zo’n beetje bij hen gewoond in de weken voor ze uit Londen waren weggegaan. Kay had hem charmant, attent en behulpzaam gevonden. Ze had graag een zoon als Marco gehad.

‘Ze overleeft het wel,’ zei Kay, terwijl ze de herinneringen van zich af schoof en terugkeerde naar de aardappels die ze aan het koken was. ‘Ze is zestien. Op die leeftijd kun je wel wat hebben. Schenk maar een glas wijn in.’

Gavin ging aan tafel zitten en wenste dat Kay Gaia zou opdragen de muziek zachter te zetten. Ze moest praktisch naar hem schreeuwen om boven het vibrato van de bas, het gerammel van de pannendeksels en de luidruchtige afzuigkap uit te komen. Hij snakte opnieuw naar de melancholische rust van Mary’s grote keuken, naar Mary’s dankbaarheid, haar behoefte aan hem. ‘Wat zeg je?’ vroeg hij luidkeels, want hij had gemerkt dat Kay hem een vraag had gesteld.

‘Ik vroeg of je hebt gestemd?’

‘Gestemd?’

‘Voor de deelraad!’ riep ze.

‘Nee,’ antwoordde hij. ‘Het zal mij echt worst wezen.’

Hij wist niet zeker of ze hem had gehoord. Ze zei weer wat, maar pas toen ze zich met messen en vorken naar de tafel draaide, kon hij haar verstaan.

‘… eigenlijk walgelijk dat de deelraad samenzweert met Aubrey Fawley. Ik vermoed dat het afgelopen is met Bellchapel als Miles wordt gekozen…’ Ze goot de aardappels af, en het gespetter en gerammel overstemde haar weer even. ‘… als de dokter niet zo uit haar slof was geschoten, zouden we misschien meer kans hebben gehad. Ik heb haar stapels documentatie gegeven over de kliniek, en volgens mij heeft ze er helemaal niets van gebruikt. Ze heeft alleen maar staan schreeuwen tegen Howard Mollison dat hij te dik was. Over onprofessioneel gesproken…’

Gavin had geruchten opgevangen over dokter Jawanda’s publieke uitbarsting. Hij had het wel grappig gevonden.

‘… al die onzekerheid is erg schadelijk voor de mensen die in die kliniek werken, om maar te zwijgen van de patiënten.’

Maar Gavin kon medeleven noch verontwaardiging opbrengen. Het enige wat hij voelde was wanhoop over de stevige grip die Kay scheen te hebben op de complexe feiten en de persoonlijkheden die bij deze plaatselijke kwestie betrokken waren. Het toonde weer aan hoe stevig ze al was genesteld in Pagford. Er zou heel wat voor nodig zijn om haar weg te krijgen.

Hij draaide zijn hoofd en staarde uit het raam naar de overwoekerde tuin erachter. Hij had Fergus aangeboden hem dit weekend te helpen met Mary’s tuin. Met een beetje geluk, dacht hij, zou Mary hem weer uitnodigen om te blijven eten. En als ze dat deed, zou hij het verjaardagsfeestje van Howard Mollison overslaan, al scheen Miles te denken dat hij zich daar erg op verheugde.

‘… had de Weedons willen houden, maar Gillian zei dat we niet de krenten uit de pap kunnen halen. Zou jíj dat zo noemen?’

‘Sorry, wat zei je?’ vroeg Gavin.

‘Mattie is terug,’ zei ze. Hij moest diep graven om zich te herinneren dat dat een collega van haar was, wier patiënten zij tijdelijk had overgenomen. ‘Ik wilde met de Weedons blijven werken, want soms heb je een bepaalde klik met een gezin, maar dat mag niet van Gillian. Bezopen.’

‘Jij bent vast de enige op de hele wereld die de Weedons ooit heeft willen houden,’ zei Gavin. ‘Voor zover ik weet dan.’

Het kostte Kay de nodige wilskracht om hem niet af te bekken. Ze schoof de zalmfilets uit de oven. Gaia’s muziek stond zo hard dat ze de bassen door de ovenplaat voelde dreunen. Met een klap zette ze die op het fornuis. ‘Gaia!’ gilde ze, terwijl ze langs Gavin, die een hartverzakking kreeg, naar de trap stormde. ‘GAIA! Zet die muziek zachter! Nu! ZET ZACHTER!’

Het volume werd ongeveer één decibel teruggedraaid. Kay marcheerde ziedend terug naar de keuken. De ruzie die ze voor Gavins komst met Gaia had gehad, was explosief geweest. Gaia had kenbaar gemaakt dat ze van plan was haar vader te bellen om te vragen of ze bij hem kon wonen.

‘Nou, dan wens ik je veel succes!’ had Kay geroepen.

Maar misschien zou Brendan er wel mee instemmen. Hij had haar verlaten toen Gaia nog maar een maand oud was. Brendan was nu getrouwd en had nog drie andere kinderen. Hij had een gigantisch huis en een goede baan. Stel dat hij het goed vond?

Gavin was blij dat hij niet hoefde te praten tijdens het eten. De dreunende muziek vulde de stilte en hij kon in alle rust aan Mary denken. Hij zou haar morgen vertellen dat de verzekeringsmaatschappij signalen van toenadering afgaf, en dan kon hij haar dankbaarheid en bewondering in ontvangst nemen…

Hij had zijn bord al bijna leeggegeten toen hij zich realiseerde dat Kay niet één hap had genomen. Ze staarde hem vanaf de andere kant van de tafel aan, en de uitdrukking op haar gezicht was alarmerend. Misschien had hij op de een of andere manier zijn onuitgesproken gedachten onthuld…

Boven hun hoofd kwam een abrupt einde aan de herrie. Gavin vond de oorverdovende stilte afgrijselijk en wilde niets liever dan dat Gaia snel iets anders zou opzetten.

‘Je probeert het niet eens,’ zei Kay mistroostig. ‘Je doet niet eens alsof het je iets kan schelen, Gavin.’

Hij wilde er op een gemakkelijke manier onderuit komen. ‘Ik heb een lange dag achter de rug, Kay,’ zei hij. ‘Het spijt me dat ik geen zin heb in de details van de plaatselijke politiek zodra ik binnen…’

‘Ik heb het niet over de plaatselijke politiek,’ zei ze. ‘Jij zit daar aan alle kanten uit te stralen dat je liever ergens anders zou zijn… Het is… het is beledigend. Wat wil je, Gavin?’

Hij zag Mary’s keuken en haar lieve gezicht.

‘Ik moet smeken om een afspraakje,’ zei Kay, ‘en als je dan eindelijk een keer hier komt, laat je overduidelijk blijken dat je liever ergens anders zou zijn.’

Ze wilde dat hij zou zeggen dat het niet waar was. De laatste gelegenheid voor een ontkenning die misschien nog gewicht in de schaal had kunnen leggen, maakte zich stilletjes uit de voeten. Ze gleden met een toenemende snelheid af in de richting van de crisis waar Gavin zowel hevig naar verlangde als tegen opzag.

‘Vertel me gewoon wat je wilt,’ zei ze vermoeid. ‘Vertel het me gewoon.’

Ze voelden allebei hoe de relatie leed onder de zwaarte van alles wat Gavin verzweeg. En alleen omdat hij ergens vond dat ze beiden uit hun lijden moesten worden verlost, zocht hij naar woorden die hij misschien nooit hardop had willen uitspreken, maar die hen op een bepaalde manier beiden leken vrij te pleiten. ‘Ik heb dit niet gewild,’ zei Gavin in alle ernst. ‘Het was niet mijn bedoeling, Kay. Ik vind het echt heel erg, maar ik denk dat ik verliefd ben op Mary Fairbrother.’

Hij zag aan haar uitdrukking dat ze hier niet op was voorbereid. ‘Mary Fairbrother?’ herhaalde ze.

‘Ik denk,’ zei hij (en het schonk hem een bitterzoet genoegen om erover te praten, ook al wist hij dat hij haar pijn deed; hij had het nog aan niemand kunnen vertellen), ‘dat het al heel lang zo is. Ik heb er nooit aan toegegeven… Ik bedoel, toen Barry nog leefde heb ik nooit…’

‘Ik dacht dat hij jouw beste vriend was,’ fluisterde Kay.

‘Dat was hij ook.’

‘Hij is nog maar een paar weken dood!’

Gavin vond dat niet fijn om te horen. ‘Luister,’ zei hij, ‘ik probeer eerlijk tegen je te zijn. Ik probeer redelijk te zijn.’

‘Jij probeert rédelijk te zijn?’

Hij had zich altijd voorgesteld dat het zou eindigen met een uitbarsting van razernij, maar ze keek gewoon met tranen in haar ogen toe hoe hij zijn jas aantrok. ‘Het spijt me,’ zei hij, en liep toen voor het laatst haar huis uit.

Op de stoep werd hij overvallen door een vlaag van vervoering en hij haastte zich naar zijn auto. Uiteindelijk zou hij Mary vanavond toch nog over de verzekeringsmaatschappij kunnen vertellen.