+

+++

+++

I

+++

Terri Weedon was het gewend dat mensen haar in de steek lieten. Het eerste en meest ingrijpende vertrek was dat van haar moeder geweest. Ze had geen afscheid genomen, maar was op een dag dat Terri op school zat gewoon met een koffer de deur uit gelopen.

Er waren talloze maatschappelijk werkers en zorgverleners de revue gepasseerd nadat ze op haar veertiende was weggelopen, en sommigen waren best aardig geweest, maar ze waren aan het eind van hun werkdag allemaal weer vertrokken. Elk nieuw vertrek voegde een nieuw laagje toe aan de eelt op haar ziel.

Ze had een paar vrienden gehad die zich om haar bekommerden, maar op hun zestiende waren ze allemaal hun eigen gang gegaan en had het leven hen uiteengedreven. Ze had Ritchie Adams leren kennen en ze had zijn twee kinderen gedragen. Piepkleine roze hummeltjes, puur en prachtig en met niets ter wereld te vergelijken. En ze waren uit haar lichaam gekomen, twee keer had ze zich in het ziekenhuis een paar schitterende uren lang als herboren gevoeld.

En toen hadden ze de kinderen van haar afgenomen en had ze hen nooit meer gezien.

Banger had haar verlaten. Nana Cath had haar verlaten. Bijna iedereen ging weg, bijna niemand bleef. Ze zou er inmiddels aan gewend moeten zijn.

Toen Mattie, haar vaste maatschappelijk werkster, weer op de stoep stond, wilde Terri weten: ‘Waar is die andere?’

‘Kay? Zij heeft mij alleen vervangen tijdens mijn ziekte,’ zei Mattie. ‘Maar waar is Liam? Nee… Ik bedoel natuurlijk Robbie.’

Terri mocht Mattie niet. Ten eerste had ze zelf geen kinderen, en hoe konden mensen die geen kinderen hadden je nu vertellen hoe je die moest opvoeden, daar begrepen ze toch niets van? Niet dat ze Kay echt had gemogen, maar Kay gaf je een apart gevoel, hetzelfde gevoel dat nana Cath Terri ooit had gegeven, voordat ze haar voor hoer had uitgemaakt en had gezegd dat ze haar nooit meer wilde zien… Bij Kay voelde je – ook al had ze net als al die anderen dossiers bij zich en ook al had ze die herbeoordeling in gang gezet – dat ze wilde dat het je goed ging, en niet alleen voor de vorm. Dat voelde je echt. Maar ze was verdwenen. Waarschijnlijk denkt ze niet eens meer aan ons, dacht Terri bitter.

Op vrijdagmiddag vertelde Mattie aan Terri dat Bellchapel naar alle waarschijnlijkheid zou worden gesloten. ‘Het is een politieke kwestie,’ zei ze kordaat. ‘Ze moeten bezuinigen, en het methadonprogramma is niet populair bij de gemeenteraad. Bovendien wil Pagford de kliniek het gebouw uit hebben. Het heeft allemaal in de krant gestaan, misschien heb je het gelezen?’

Ze kon een bepaalde toon aanslaan tegen Terri. Dan gooide ze het over een ‘we-zitten-tenslotte-in-hetzelfde-schuitje’-boeg die wrong, want die ging gepaard met vragen in de trant van of Terri er wel aan dacht om haar zoon eten te geven. Alleen was het dit keer niet de manier waaróp maar wát ze zei waardoor Terri van streek raakte.

‘Gaan ze um sluite?’ vroeg ze.

‘Het lijkt er wel op,’ zei Mattie opgewekt, ‘maar dat maakt voor jou niets uit. Nou ja, natuurlijk…’

Drie keer was Terri begonnen aan het afkickprogramma op Bellchapel. Het grauwe interieur van de omgebouwde kerk met zijn scheidingswandjes en brochures, de wc met het blauwe neonlicht (waardoor je je aderen niet kon onderscheiden en je op de wc’s dus niet kon spuiten) waren voor haar vertrouwd en bijna gemoedelijk geworden. De laatste tijd was haar opgevallen dat de medewerkers op anders tegen haar spraken. In het begin hadden ze allemaal verwacht dat het haar weer niet zou lukken, maar nu praatten ze tegen haar zoals Kay dat deed: alsof ze wisten dat er een echte persoon huisde in dat pokdalige, verbrande lichaam.

‘… natuurlijk maakt het wél iets uit, maar je methadon kun je gewoon krijgen, alleen moet je die dan bij je huisarts halen,’ zei Mattie. Ze bladerde door het uitpuilende dossier dat de staat bijhield over Terri’s leven. ‘Je staat ingeschreven bij dokter Jawanda in Pagford, toch? Pagford… Waarom ga je daar helemaal naartoe?’

‘Op Cantermill hebbik un zuster geslagen,’ zei Terri bijna verstrooid.

Nadat Mattie was vertrokken, zat Terri heel lang in haar smerige stoel in de woonkamer op haar nagels te bijten tot die bloedden.

Zodra Krystal thuiskwam met Robbie, die ze van de opvang had gehaald, vertelde Terri dat ze Bellchapel gingen sluiten.

‘Tis nog nie zeker,’ zei Krystal gezaghebbend.

‘Hoe ken jij dat nou wete?’ vroeg Terri. ‘Ze sluite de tent, en nou zegge ze dat ik naar dat klote-Pagford mot, naar dat kreng dat nana Cath heb vermoord. Nou, ammereet, ég nie.’

‘Je zal wel motte,’ zei Krystal.

Krystal was al dagen zo: ze commandeerde haar moeder, gedroeg zich alsof zij, Krystal, de volwassene was.

‘Kmot verdomme helemaal niks,’ zei Terri woedend. ‘Brutaal kreng,’ voegde ze er voor de goede orde aan toe.

‘As jij godverdomme weer gaat gebruike,’ zei Krystal met een rood hoofd, ‘komme ze Robbie weghale.’

Robbie, die nog steeds Krystals hand vasthield, barstte in tranen uit.

‘Zie je nou?’ schreeuwden ze in koor.

‘Het is goddomme jouw fucking schuld!’ schreeuwde Krystal. ‘En trouwens, die dokter heb nana Cath niks gedaan, Cheryl lult gewoon uit dur nek!’

‘O, madam heb ut godverdomme allemaal door, hè?’ gilde Terri. ‘Jij heb fucking…’

Krystal spuugde naar haar.

‘Sodemieter op, me huis uit!’ schreeuwde Terri. En omdat Krystal groter en sterker was, griste ze een schoen van de grond en zwaaide er dreigend mee. ‘Opsodemietere!’

‘Zeker wete!’ gilde Krystal terug. ‘En dan neem ik Robbie mee en dan ken jij hier goddomme die kut-Obbo fucken en un nieuwe make!’ Ze sleurde de jammerende Robbie met zich mee naar buiten voordat Terri haar kon tegenhouden.

Krystal stampte het hele eind naar haar gebruikelijke toevluchtsoord met hem, maar vergat dat Nikki op deze tijd van de middag nog ergens rondhing en niet thuis zou zijn. Nikki’s moeder was degene die, in haar supermarktuniform, de deur opendeed. ‘Hij kennie hier blijve,’ zei ze vastberaden, terwijl Robbie zich jengelend probeerde los te rukken uit Krystals stevige greep. ‘Waar is je moeder?’

‘Thuis,’ zei Krystal. Alle andere dingen die ze wilde zeggen, verdampten onder de strenge blik van de vrouw.

Dus ze liep met Robbie terug naar Foley Road, waar een triomfantelijke Terri haar zoons armpje vastgreep, hem naar binnen trok en Krystal de toegang belette. ‘Hebbie nou al genoeg vannum?’ zei Terri smalend boven het gejank van Robbie uit. ‘Fuck op.’ En ze knalde de deur dicht.

Terri liet Robbie die nacht naast zich op haar eigen matras slapen. Ze lag wakker en bedacht dat ze Krystal nauwelijks nodig had, en toch verlangde ze net zo hevig naar haar als ze ooit naar heroïne had gesmacht.

Krystal was al dagen kwaad. Wat ze had verteld over Obbo…

(‘Wát zei ze?’ had hij lachend en vol ongeloof gezegd toen ze elkaar op straat waren tegengekomen en Terri iets had gemompeld over dat Krystal van streek was.)

… hij had het niet gedaan. Hij kon het niet hebben gedaan.

Obbo was een van de weinige mensen die waren gebleven. Terri kende hem al vanaf haar vijftiende. Ze hadden bij elkaar op school gezeten, ze hadden rondgezworven in Yarvil toen zij in een kindertehuis zat, ze hadden samen cider gezopen onder de bomen langs het voetpad dat zich door het kleine stukje overgebleven boerenland slingerde naast The Fields. Ze hadden samen hun eerste joint gerookt.

Krystal had hem nooit gemogen. Jaloers, dacht Terri, terwijl ze naar de slapende Robbie keek in het licht van de straatlantaarns dat door de dunne gordijnen naar binnen viel. Gewoon jaloers. Hij heeft meer voor me gedaan dan wie ook, dacht Terri opstandig. Als ze ‘vriendelijkheden’ turfde, trok ze daar ‘in de steek laten’ namelijk altijd van af. En dus was alle zorg die nana Cath aan haar had besteed, tenietgedaan door haar afwijzing.

Obbo had haar ooit verstopt voor Ritchie, de vader van haar eerste twee kinderen, toen ze blootsvoets en bloedend het huis uit was gevlucht. Soms gaf hij haar gratis heroïne. Die beschouwde ze als het summum van vriendelijkheid. Hij was als toevluchtsoord betrouwbaarder dan nana Cath met haar huisje in Hope Street dat ze ooit, drie heerlijke dagen lang, als thuis had beschouwd.

Krystal kwam zondagochtend niet thuis, maar dat was niets nieuws: Terri wist dat ze bij Nikki moest zijn. In een vlaag van woede – omdat er nauwelijks eten in huis was, haar sigaretten op waren en Robbie zat te zeuren om zijn zus – stormde ze haar dochters kamer binnen en schopte kleren in het rond, op zoek naar geld of een paar peuken. Er kletterde iets op de grond toen ze Krystals verfrommelde roeipakje opzij slingerde. Ze zag het opengevallen plastic juwelenkistje met de roeimedaille die Krystal had gewonnen en daaronder het horloge van Tessa Wall.

Terri pakte het horloge en staarde ernaar. Ze had het nog nooit gezien. Ze vroeg zich af waar Krystal dat vandaan had. Ze ging er meteen van uit dat Krystal het had gestolen, maar vervolgens vroeg ze zich af of Krystal het misschien had gekregen van nana Cath of dat die het zelfs aan haar had nagelaten. Die gedachte zat haar veel meer dwars dan dat het horloge zou zijn gestolen. Het idee dat dat stiekeme kleine kreng het verborgen had gehouden, het had gekoesterd, er nooit iets over had gezegd…

Terri stopte het horloge in de zak van haar trainingsbroek en snauwde tegen Robbie dat hij met haar mee moest naar de winkels. Het duurde eeuwen voor hij zijn schoenen aan had, en Terri verloor haar geduld en gaf hem een klap. Ze was liever in haar eentje naar de winkels gegaan, maar de maatschappelijk werksters vonden het niet fijn als je kinderen alleen thuis liet, ook al ging het zonder hen veel sneller.

‘Waar is Krystal?’ jengelde Robbie toen ze hem hardhandig naar buiten trok. ‘Ikke wil Krystal!’

‘Weet ik veel waar dat secreet is,’ snauwde Terri en ze sleurde hem met zich mee over straat.

Obbo stond op de hoek bij de supermarkt te praten met twee mannen. Toen hij haar zag, stak hij ter begroeting zijn hand op en zijn twee metgezellen liepen weg. ‘Hoe’st, Ter?’ vroeg hij.

‘Ut gaat,’ loog ze. ‘Lamelos, Robbie.’ Hij priemde zijn vingertjes zo diep in haar dunne been dat het pijn deed.

‘Mot je hore,’ zei Obbo, ‘ken jij nog wat meer stuff voor me beware?’

‘Waffoor stuff?’ vroeg Terri, terwijl ze Robbie van haar been lospulkte en zijn hand vastpakte.

‘Paar zakkies stuff,’ zei Obbo. ‘Ken je me eg mee helpe, Ter.’

‘Voor hoe lang dan?’

‘Paar dage. Kbreng ut vunavond wel effe. Kennut?’

Terri dacht aan Krystal en wat zij zou zeggen als ze het wist. ‘Best,’ zei ze.

Ze herinnerde zich nog iets en haalde Tessa’s horloge uit haar zak. ‘Die wil ik verpatse, waddenkie?’

‘Mooi klokkie,’ zei Obbo, terwijl hij het op zijn hand woog. ‘Ik geef je dur twintig voor. Vunavond, oké?’

Terri had gedacht dat het horloge wel meer waard zou zijn, maar ze wilde hem niet tegen zich in het harnas jagen. ‘Ja, best.’

Hand in hand met Robbie deed ze een paar stappen in de richting van de ingang van de supermarkt, maar draaide zich toen abrupt om. ‘Maar ik gebruik nie,’ zei ze, ‘dus je hoef…’

‘Hebbie nog steeds dat spul?’ zei hij, terwijl hij haar door zijn dikke brillenglazen grijnzend aankeek. ‘Maar Bellchapel kennut wel schudde, weet je. Stond in de krant.’

‘Ach ja,’ zei ze mistroostig, en ze trok Robbie mee de supermarkt in. ‘Weet ik.’

Kga dus eg nie naar Pagford, dacht ze en ze pakte koekjes uit het schap. Ik ga daar nie heen.

Ze was bijna immuun voor aanhoudende kritiek en veroordeling, voor de zijdelingse blikken van voorbijgangers, voor het gescheld van buren, maar ze ging echt niet dat hele eind naar dat burgerlijke gat reizen om haar methadon te halen. Ze weigerde om eens per week terug in de tijd te reizen, naar de plek waar nana Cath had beloofd voor haar te zorgen, maar haar had losgelaten. Dan zou ze langs dat mooie schooltje moeten dat die afschuwelijke brieven over Krystal had gestuurd, waarin stond dat haar kleren te klein en te smerig waren en dat haar gedrag onacceptabel was. Ze was bang voor vergeten familieleden die uit Hope Street kwamen opdagen, waar ze ruzieden over nana Caths huis, en voor wat Cheryl zou zeggen als ze wist dat Terri naar dat Paki-kreng ging dat nana Cath had vermoord. Nog iets wat in haar nadeel sprak bij de familie die haar verafschuwde.

‘Ze kenne me eg nie dwinge om naar dat fucking Pagford te gaan,’ mompelde Terri hardop, Robbie naar de kassa slepend.

+++

+++

II

+++

‘Zet je schrap,’ zei Howard Mollison ’s zaterdags tussen de middag plagerig door de telefoon. ‘Ma staat op het punt de uitslagen op de website te zetten. Wil je wachten tot het openbaar is of zal ik het je vast vertellen?’

Miles wendde zich onwillekeurig van Samantha af, die tegenover hem aan het kookeiland in het midden van de keuken zat. Ze dronken nog een kopje koffie voordat Libby en zij naar het station zouden gaan om naar Londen te vertrekken. Met de hoorn stevig tegen zijn oor gedrukt, zei hij: ‘Zeg het maar.’

‘Jij hebt gewonnen. Met overmacht. Zo’n beetje twee keer zo veel stemmen als Wall.’

Miles grijnsde naar de keukendeur. ‘Oké,’ zei hij zo onaangedaan mogelijk. ‘Fijn om te horen.’

‘Wacht even,’ zei Howard. ‘Ma wil nog wat zeggen.’

‘Goed gedaan, lieverd,’ zei Shirley opgewekt. ‘Echt geweldig nieuws. Ik wist dat het je zou lukken.’

‘Bedankt ma,’ zei Miles.

Aan die twee woorden had Samantha genoeg. Ze had zich echter voorgenomen om zich niet denigrerend of cynisch uit te laten. Het T-shirt van de band was ingepakt, ze was naar de kapper geweest en ze had nieuwe hakken gekocht. Ze stond te popelen om te vertrekken. ‘Dus het wordt voortaan raadslid Mollison, hè?’ zei ze, toen hij had opgehangen.

‘Inderdaad,’ zei hij ietwat behoedzaam.

‘Gefeliciteerd,’ zei ze. ‘Dan wordt het vanavond helemaal een feest. Jammer dat ik er niet bij kan zijn,’ loog ze, opgewonden over haar ophanden zijnde ontsnapping. Geroerd boog Miles zich naar voren en kneep in haar hand.

Libby verscheen betraand in de keuken. Ze klemde haar mobiel in haar hand.

‘Wat is er?’ vroeg Samantha verbaasd.

‘Wil je alsjeblieft Harriets moeder bellen?’

‘Waarom?’

‘Wil je het alsjeblieft doen?’

‘Maar waarom, Libby?’

‘Omdat ze met je wil praten, omdat…’ Libby veegde met de rug van haar hand haar ogen en neus af, ‘… Harriet en ik een knallende ruzie hebben gehad. Wil je haar alsjeblieft bellen?’

Samantha nam de telefoon mee naar de woonkamer. Ze kende die vrouw nauwelijks. Sinds de meiden op een internaat zaten, had ze feitelijk geen contact meer met de ouders van hun vriendinnen.

‘Ik vind het echt verschríkkelijk dat ik dit moet doen,’ zei Harriets moeder. ‘Ik heb Harriet beloofd dat ik met je zou praten, omdat ik steeds tegen haar zeg dat het niet komt doordat Libby niet wil dat ze meegaat… Je weet hoe dik ze samen zijn en ik vind het afschuwelijk om ze zo te zien…’

Samantha keek op haar horloge. Ze moesten uiterlijk over tien minuten vertrekken.

‘Harriet heeft het in haar hoofd gehaald dat Libby een extra kaartje heeft en haar niet wil meenemen. Ik heb tegen haar gezegd dat dat niet waar is, dat het kaartje voor jou is omdat je niet wilt dat Libby in haar eentje gaat, toch?’

‘Ja, natuurlijk,’ zei Samantha, ‘ze kan echt niet alleen.’

‘Ik wist het wel,’ zei de andere vrouw. Het klonk merkwaardig zelfgenoegzaam. ‘En ik heb echt álle begrip voor je beschermende houding en ik zou dit nóóit voorstellen als ik niet vermoedde dat dit je enorm veel moeite bespaart. Het is gewoon dat de meisjes zo hecht zijn… En Harriet is echt hoteldebotel van die rare groep… En ik denk, afgaand op wat Libby net over de telefoon tegen Harriet heeft gezegd, dat Libby ook echt héél graag wil dat zij meegaat. Ik begrijp echt helemáál dat je een oogje op Libby wilt houden, maar het volgende is het geval: mijn zus gaat met haar twee meiden, dus er is in ieder geval een volwassene bij. Ik zou Libby en Harriet er vanmiddag met de auto naartoe kunnen brengen, dan spreken we met de anderen af voor het stadion en dan kunnen we na afloop met z’n allen bij mijn zus logeren. Ik beloof je dat mijn zus of ik continu bij Libby in de buurt zal blijven.’

‘O… Wat aardig. Maar mijn vriendin,’ zei Samantha met een vreemd galmend geluid in haar oren, ‘verwacht ons, snap je…’

‘Maar je kunt toch nog steeds naar je vriendin…? Ik zeg alleen dat het echt niet nodig is dat je er ook heen gaat omdat iemand anders de meisjes in de gaten zal houden, toch? En Harriet is echt wanhopig, écht wanhopig… Ik was niet van plan me ermee te bemoeien, maar nu het hun vriendschap onder druk zet…’ En vervolgens, op een iets minder overdreven toon: ‘We nemen het kaartje uiteraard van je over.’

Ze kon geen kant op.

‘O,’ zei Samantha. ‘Ja. Tja. Het leek me gewoon wel leuk om samen met haar…’

‘Ze zijn echt veel liever met z’n tweeën,’ zei Harriets moeder vastberaden. ‘En dan hoef je ook niet te bukken om je te verstoppen tussen al die gillende keukenmeiden, ha ha… Voor mijn zus is het niet erg, zij is nog geen één meter zestig.’

+++

+++

III

+++

Tot Gavins teleurstelling leek het erop dat hij uiteindelijk toch naar Howard Mollisons verjaardagsfeestje zou moeten. Als Mary, een zakelijke cliënt en de weduwe van zijn beste vriend, hem gevraagd zou hebben te blijven eten, had hij het voor zichzelf zonder meer kunnen rechtvaardigen om het over te slaan… Maar Mary had hem niet gevraagd om te blijven. Ze had familie op bezoek en was eigenaardig opgelaten geweest toen hij opeens voor de deur stond.

Ze wil niet dat zij het weten, dacht hij om zichzelf te sussen toen ze hem naar de deur begeleidde.

Hij reed terug naar The Smithy en het gesprek met Kay kwam bovendrijven.

Ik dacht dat hij jouw beste vriend was. Hij is nog maar een paar weken dood!

Jawel, en ik heb namens Barry voor haar gezorgd, kaatste hij in gedachten terug, en dat is wat hij zou hebben gewild. Geen van ons tweeën had verwacht dat dit zou gebeuren. Barry is dood. Hij kan er nu niet meer door worden gekwetst.

Alleen in The Smithy zocht hij een schoon pak voor het feest uit – er stond ‘avondkleding’ op de uitnodiging – en probeerde zich voor te stellen hoe het roddelzieke Pagford zou smullen van het verhaal van Gavin en Mary.

Nou en? Zijn daadkrachtige opstelling verraste hem zelf. Moet zij dan de rest van haar leven alleen blijven? Zo gaan die dingen. Ik zorgde voor haar.

En ondanks zijn weerzin om naar een feestje te gaan dat ongetwijfeld saai en vermoeiend zou zijn, werd hij opgemonterd door een borrelend gevoel van opwinding en geluk.

Boven in Hilltop House was Andrew Price zijn haar in model aan het brengen met zijn moeders föhn. Hij had nog nooit zo uitgekeken naar een disco of een feestje als vanavond. Gaia, Sukhvinder en hij waren door Howard ingehuurd om hapjes en drankjes te serveren op diens feest. Howard had voor de gelegenheid een kostuum voor hem gehuurd: een wit overhemd, een zwarte broek en een strikje. Hij zou zij aan zij met Gaia werken, niet als loopjongen maar als ober.

Maar er kleefde nog een ander facet aan zijn opwinding: het was uit tussen Gaia en de legendarische Marco de Luca. Hij had haar die middag huilend aangetroffen op de binnenplaats van The Copper Kettle, toen hij naar buiten was gegaan om te roken.

‘Jammer voor hem,’ had Andrew gezegd, pogend de verrukking niet te laten doorklinken in zijn stem.

En zij had haar neus opgehaald en gezegd: ‘Daar drink ik op, Andy.’

‘Vuile flikker,’ zei Simon toen Andrew eindelijk klaar was met de föhn. Hij stond al een aantal minuten op de donkere overloop door een kier in de deur te kijken hoe Andrew zich voor de spiegel stond op te tutten en kon niet wachten dat tegen hem te zeggen. Andrew schrok zich rot en begon toen te lachen. Zijn goede humeur bracht Simon van zijn stuk.

‘Moet je jezelf nou zien,’ spotte hij, toen Andrew hem in zijn overhemd en strikje op de overloop passeerde. ‘Met je dasje. Je ziet eruit als een mietje.’

En jij bent werkloos, en dat heb je aan mij te danken, lul.

Andrews emoties over wat hij zijn vader had aangedaan, veranderden bijna met het uur. Soms ging hij gebukt onder allesverzengende schuldgevoelens, en vervolgens verdwenen die dan weer als sneeuw voor de zon en was hij in een jubelstemming over zijn geheime overwinning. Vanavond stookte de gedachte eraan de onder Andrews dunne witte overhemd brandende opwinding extra op, voegde een tinteling toe aan het kippenvel dat werd veroorzaakt door de wind die langs hem heen streek toen hij op Simons racefiets de heuvel naar het dorp af spurtte. Hij was opgetogen, hoopvol. Gaia was beschikbaar en kwetsbaar. Haar vader woonde in Reading.

Shirley Mollison stond in een feestjurk voor de parochiezaal toen hij aan kwam fietsen en maakte goudkleurige heliumballonnen in de vorm van vijven en zessen vast aan het hek. ‘Hallo, Andrew,’ kwinkeleerde ze. ‘Zet die fiets alsjeblieft niet bij de ingang.’

Toen hij die naar de hoek duwde, passeerde hij een gloednieuwe, donkergroene BMW-cabrio. Op weg naar de ingang liep hij om de auto heen en nam het luxe interieur in zich op.

‘En daar hebben we Andy!’

Andrew zag meteen dat zijn baas net zo goedgehumeurd en opgetogen was als hij. In het reusachtige fluwelen smokingjas waarmee hij door de zaal stapte leek hij wel een goochelaar. Er stonden nog maar vijf of zes mensen verspreid door de ruimte. Het feest zou pas over twintig minuten beginnen. Overal waren blauwe, witte en goudkleurige ballonnen opgehangen. Er stond een gigantische schragentafel die grotendeels bedekt was met schalen die schuilgingen onder theedoeken, en boven in de zaal was een dj van middelbare leeftijd zijn apparatuur aan het installeren.

‘Kun jij Maureen even gaan helpen, Andy?’

Ze was glazen aan het neerzetten aan een uiteinde van de lange tafel en oogde in het licht van een erboven hangende lamp nogal opzichtig. ‘Wat zie jij er mooi uit!’ kirde ze toen hij naar haar toe liep.

Ze droeg een karige, glimmende stretchjurk waarin alle contouren van haar knokige lichaam zichtbaar waren. De meedogenloze stof onthulde echter ook nog wat verrassende vetrolletjes en vleeskussentjes. Van ergens buiten beeld klonk een benepen ‘hai’: Gaia stond gebukt over een doos met borden op de grond.

‘De glazen moeten uit de dozen, Andy,’ zei Maureen, ‘en hier neergezet. Dit wordt de bar.’

Hij deed wat hem was opgedragen. Toen hij de dozen aan het uitpakken was, kwam er een vrouw op hem af die hij nooit eerder had gezien. Ze had een paar flessen champagne in haar handen. ‘Deze moeten in de koelkast, als die er is.’

Ze had Howards rechte neus, Howards grote blauwe ogen en Howards blonde krullen, maar waar zijn gelaatstrekken door het glooiende vet vrouwelijk leken, zag zijn dochter – ze moest wel zijn dochter zijn – er met haar lage wenkbrauwen, grote ogen en het kuiltje in haar kin niet bijster feminiem maar wel bijzonder uit. Ze droeg een broek en een openvallende zijden blouse. Nadat ze de flessen op tafel had gezet, draaide ze zich om. Haar houding en iets in de kwaliteit van haar kleding overtuigden Andrew ervan dat zij de eigenaar van de BMW was.

‘Dat is Patricia,’ fluisterde Gaia in zijn oor. Weer tintelde zijn huid, alsof Gaia elektrisch geladen was. ‘Howards dochter.’

‘Ja, dat dacht ik al,’ zei hij. Maar hij had veel meer belangstelling voor de fles wodka waar Gaia de dop van afschroefde en een flinke slok uit nam. Hij keek hoe ze het licht huiverend doorslikte. Ze had de dop er amper weer opgeschroefd toen Maureen naast hen opdook met een ijsemmer.

‘Verrekte ouwe sloerie,’ zei Gaia, toen Maureen rechtsomkeert had gemaakt. Andrew rook de alcohol in haar adem. ‘Moet je haar nou zíén.’

Hij lachte, draaide zich om en stokte, want Shirley stond vlak naast hen poeslief te lachen. ‘Is juffrouw Jawanda er nog niet?’ vroeg ze.

‘Ze komt eraan, ze heeft me net een sms gestuurd,’ zei Gaia.

Niet dat het Shirley iets kon schelen waar Sukhvinder was. Ze had het gesprekje tussen Andrew en Gaia over Maureen opgevangen en dat had haar goede bui, die een knauw had gekregen door Maureens demonstratieve ingenomenheid met haar eigen toilette, volledig hersteld. Het was moeilijk om voldoening te ontlenen aan het ontzenuwen van misplaatste trots wanneer die zo stompzinnig was, maar toen Shirley van de jongeren naar de dj liep, bedacht ze wat ze tegen Howard zou zeggen zodra ze hem onder vier ogen kon spreken. Ik ben bang dat die jongeren Maureen… nou ja, uit stonden te lachen… Het is zo jammer dat ze die jurk heeft aangetrokken… Verschrikkelijk dat ze zichzelf zo voor schut zet.

Er was genoeg om tevreden over te zijn, hield Shirley zichzelf voor, want ze kon vanavond wel wat steun gebruiken, desnoods van zichzelf. Zij en Howard en Miles zaten samen in de deelraad. Het zou geweldig worden, gewoonweg geweldig.

Ze controleerde of de dj wist dat Howards lievelingsnummer ‘The green, green grass of home’ in de versie van Tom Jones was en keek toen om zich heen of er nog iets moest worden gedaan. Haar blik viel evenwel op de reden dat haar blijdschap vanavond niet helemaal de volmaaktheid bezat waarop ze zich vooraf had verheugd.

Patricia stond in haar eentje te staren naar het wapen van Pagford aan de wand en deed geen enkele poging om een praatje met iemand aan te knopen. Shirley had graag gezien dat Patricia eens een keer een rok had aangetrokken, maar goed: ze was in ieder geval alleen gekomen. Shirley was bang geweest dat er nog iemand anders in de BMW had gezeten, en dat dat niet het geval was, was toch een meevaller.

Het was niet de bedoeling dat je een hekel had aan je eigen kind. Nee, je hoorde er onvoorwaardelijk van te houden, zelfs als het niet was zoals je had gewild, zelfs als het uiteindelijk iemand bleek te zijn die je, als het geen familie zou zijn, op straat liever uit de weg zou gaan door snel over te steken. Howard was wat ruimdenkender. Hij maakte er zelfs onschuldige grapjes over als Patricia het niet kon horen. Shirley was niet in staat er zo veel afstand van te nemen. Ze voelde zich verplicht om naar Patricia toe te gaan in de ijdele hoop dat zij met haar voorbeeldige jurk en gedrag Patricia’s buitenissigheid, waarvan ze vreesde dat iedereen die op een kilometer afstand kon ruiken, zou compenseren. ‘Wil je wat drinken, lieverd?’

‘Nog niet,’ zei Patricia, die naar het wapen van Pagford bleef staren. ‘Ik heb nogal een heftige avond gehad gisteren. Ben waarschijnlijk nog steeds een beetje aangeschoten. We hadden een borrel met Melly’s collega’s van kantoor.’

Shirley keek vaag glimlachend omhoog naar het wapen.

‘Met Melly gaat het goed, aardig dat je het vraagt,’ zei Patricia.

‘O, fijn,’ zei Shirley.

‘Leuke uitnodiging,’ zei Patricia. ‘Pat en pártner.’

‘Het spijt me, lieverd, maar zo zeg je dat gewoon als mensen… nou ja… niet getrouwd zijn…’

‘Ach, staat dat in het etiquetteboek? Nou ja, ook al had haar naam wel op de uitnodiging gestaan, Melly was toch niet gekomen. Dus we hebben verschrikkelijke ruzie gehad, en hier ben ik dan, in mijn uppie. Heb je toch je zin gekregen, hè?’

Patricia beende naar de drankjes en liet Shirley wat uit het veld geslagen achter. Toen ze klein was waren Patricia’s woede-uitbarstingen al angstaanjagend geweest.

‘Je bent te laat, juffrouw Jawanda.’ Shirley riep zichzelf tot de orde toen een zenuwachtige Sukhvinder gehaast op haar af kwam lopen. In Shirleys ogen gaf het meisje blijk van een soort arrogantie door toch nog te komen opdagen, na wat haar moeder hier, uitgerekend in deze zaal, tegen Howard had gezegd. Ze zag haar naar Andrew en Gaia toe schieten en bedacht dat ze tegen Howard zou zeggen dat ze Sukhvinder beter konden ontslaan. Ze was sloom en waarschijnlijk was het, met het eczeem dat ze onder dat zwarte T-shirt met die lange mouwen verborg, uit het oogpunt van hygiëne niet eens verantwoord. Shirley bedacht dat ze op haar favoriete medische site zou nakijken of het besmettelijk was.

Klokslag acht uur arriveerden de gasten. Howard droeg Gaia op om achter hem te komen staan en jassen aan te nemen, want hij wilde dat iedereen zag dat hij dat meisje in dat kleine zwarte jurkje met dat kanten schortje bij haar voornaam in het rond commandeerde. Er waren echter al snel te veel jassen om alleen op te hangen, dus ontbood hij Andrew om haar te helpen.

‘Jat een fles,’ droeg Gaia Andrew op, toen ze de jassen met drie, vier tegelijk aan een hangertje ophingen in de piepkleine garderobe, ‘en verstop die in de keuken. Dan kunnen we er om beurten naartoe om een slok te nemen.’

‘Oké,’ zei Andrew verrukt.

‘Gavin!’ joelde Howard, toen de partner van zijn zoon om half negen in zijn eentje binnenkwam.

‘En waar is Kay, Gavin?’ vroeg Shirley snel (Maureen stond achter de tafel glinsterende naaldhakken aan te trekken, er was heel weinig tijd om haar te vlug af te zijn).

‘Ze kon helaas niet,’ zei Gavin. Vervolgens kwam hij tot zijn afgrijzen oog in oog te staan met Gaia, die zijn jas aannam.

‘Mam kon best,’ zei Gaia met een kwade blik, luid en voor iedereen verstaanbaar, ‘maar Gavin heeft haar gedumpt, toch, Gav?’

Howard deed net of hij dat niet had gehoord, sloeg Gavin op zijn schouder en bulderde: ‘Fijn om je te zien, ga maar gauw iets te drinken halen.’

Aan Shirleys uitdrukking viel niets af te lezen, maar de opwinding die dit nieuws veroorzaakte trilde nog lang na. De volgende gasten begroette ze nogal verdwaasd en dromerig. Toen Maureen in die afschuwelijke jurk hun kant op kwam wiebelen en zich bij het ontvangstcomité voegde, putte Shirley er immens veel genoegen uit haar in het oor te kunnen fluisteren: ‘Je hebt net een erg gênante scène gemist. Zéér gênant. Gavin en Gaia’s moeder… O jee… Als we dat hadden geweten…’

‘Wat? Wat is er gebeurd?’

Maar Shirley schudde haar hoofd en putte onuitsprekelijke bevrediging uit Maureens gefnuikte nieuwsgierigheid. Ze sloeg haar armen met een weids gebaar open toen Miles, Samantha en Lexie de zaal betraden. ‘Daar is hij! Raadslid Miles Mollison!’

Samantha bekeek de omhelzing van Shirley en Miles alsof ze op grote afstand stond. Ze was zo abrupt van blijdschap en hoopvolle verwachting overgeschakeld naar shock en teleurstelling dat haar hoofd met witte ruis was gevuld. Die moest ze zien uit te zetten om de buitenwereld te kunnen waarnemen.

(Miles had gezegd: ‘Dat is geweldig! Dan kun je mee naar pa’s feestje! Je zei net nog…’

‘Ja,’ had ze geantwoord, ‘dat weet ik. Geweldig, hè?’

Maar toen hij haar zag in de spijkerbroek en het T-shirt van de band, waarin ze zichzelf al meer dan een week voor zich had gezien, was hij perplex geweest. ‘Het is formeel.’

‘Miles, het is in de parochiezaal van Pagford.’

‘Dat weet ik, maar op de uitnodiging…’

‘Ik hou dit aan.’)

‘Hallo, Sammy,’ zei Howard. ‘Kijk nou toch. Je had je echt niet zo hoeven opdoffen.’ Maar zijn omhelzing was even wellustig als anders en hij gaf een tikje tegen haar strak in spijkerstof gehulde achterste.

Samantha schonk Shirley een kille glimlach met samengeknepen lippen en liep langs haar heen naar de drankjes. Een zeikerig stemmetje in haar hoofd zei: maar wat dacht je dan dat er zou gebeuren op dat concert? Wat had het voor zin? Waar was je op uit?

Niets. Een beetje lol.

De droom van gespierde jonge armen en vrolijkheid, die vanavond tot een soort loutering had moeten leiden. Haar eigen slanke taille die weer omarmd werd en de scherpe smaak van het nieuwe, het onontdekte. Haar fantasie was vleugellam gemaakt en stortte neer op aarde…

Ik wilde alleen maar kijken.

‘Je ziet er goed uit, Sammy.’

‘Bedankt, Pat.’ Ze had haar schoonzus al meer dan een jaar niet gezien. Ik vind jou de leukste van de hele familie, Pat.

Miles had haar ingehaald en kuste zijn zus. ‘Hoe is het met je? Hoe is het met Mel? Is ze er niet?’

‘Nee, ze had geen zin,’ zei Patricia. Ze dronk champagne, maar aan haar gezicht te zien had het net zo goed azijn kunnen zijn. ‘Op de uitnodiging stond: “Pat en partner zijn uitgenodigd…” Afijn: schreeuwende ruzie. Eén-nul voor ma.’

‘Ach, Pat, trek het je niet aan,’ zei Miles glimlachend.

‘Ach, Pat, trek je fucking wat niet aan, Miles?’

Een furieuze verrukking nam bezit van Samantha: een excuus om aan te vallen. ‘Dat is een verrekt botte manier om de vriendin van je zus uit te nodigen, en dat weet je best, Miles. Je moeder kan wel wat lesjes in manieren gebruiken als je het mij vraagt.’

Hij was echt vetter geworden. Opeens merkte ze op dat zijn nek boven de kraag van zijn overhemd uitstulpte. Zijn adem werd snel ranzig. Die tic van op zijn tenen wippen had hij van zijn vader overgenomen. Ze werd overmand door walging en liep naar het andere eind van de tafel, waar Andrew en Sukhvinder glazen aan het inschenken en uitdelen waren.

‘Heb je ook gin-tonic?’ vroeg Samantha. ‘Doe maar een grote.’

Ze herkende Andrew amper. Hij schonk een glas voor haar vol en probeerde niet naar haar borsten te kijken, die in dat strakke T-shirt niet te negeren waren, maar dat was net zoiets als proberen je ogen niet samen te knijpen in direct zonlicht.

‘Ken je ze?’ vroeg Samantha, nadat ze het glas gin-tonic voor de helft had leeggedronken.

De blos was al naar zijn wangen gestegen voordat hij zijn gedachten op een rijtje had kunnen zetten. Tot zijn afgrijzen slaakte ze een onbekommerd kreetje en zei: ‘De band. Ik bedoel de band.’

‘Jawel, ik… ja, daar heb ik over gehoord. Ik… Niet echt mijn muziek.’

‘O nee?’ vroeg ze en ze sloeg de rest van het drankje achterover. ‘Doe mij er nog maar zo een.’

Ze besefte wie hij was: die muizige jongen uit de lunchroom. Hij zag er volwassener uit in dit pak. Misschien hadden een paar weken pallets op en neer sjouwen langs de keldertrap wat spieren opgeleverd.

‘O, kijk,’ zei Samantha bij het zien van een gestalte die zich tussen de groeiende menigte door van haar verwijderde, ‘daar heb je Gavin. De op één na saaiste man van Pagford. Na mijn echtgenoot, uiteraard.’

Met het tweede drankje in de hand ging ze er zelfvoldaan vandoor. De gin had precies de juiste uitwerking, verdovend en stimulerend tegelijk, en al lopend dacht ze: hij vond mijn tieten mooi, eens kijken wat hij van mijn kont vindt.

Gavin zag Samantha op zich af komen en probeerde haar te ontwijken door zich in andermans gesprek te mengen, van wie dan ook. De dichtstbijzijnde persoon was Howard, en hij drong gehaast en slinks het groepje rond zijn gastheer binnen.

‘Ik heb de sprong gewaagd,’ zei Howard tegen drie andere mannen. Hij zwaaide met een sigaar en er was een klein beetje as op zijn fluwelen jasje gedwarreld. ‘Ik heb de sprong gewaagd en me uit de naad gewerkt. Zo simpel was het. Geen abracadabra. Niemand heeft me… O, daar hebben we Sammy. Wie zijn die jonge kerels, Samantha?’

Terwijl vier oudere mannen staarden naar de popgroep die zich over haar borsten spande, wendde Samantha zich tot Gavin. ‘Hai,’ zei ze, en ze boog zich voorover om hem te dwingen haar te kussen. ‘Is Kay er niet?’

‘Nee,’ zei Gavin kortaf.

‘We hebben het over zaken, Sammy,’ zei Howard vrolijk, en Samantha dacht aan haar mislukte en ter ziele gegane winkel. ‘Destijds ben ik voor mezelf begonnen,’ deelde hij het groepje mee. Zo te zien was dit een uitgekauwd thema. ‘Meer zit er niet achter. Meer heb je niet nodig. Ik heb het gewoon zelf gedaan.’

Hij leek wel een miniatuurversie van een fluwelige zon, zoals hij daar massief en kogelrond een en al zelfgenoegzaamheid stond uit te stralen. Zijn dictie was al gezwollen door de cognac. ‘Ik was bereid om de sprong te wagen… Ik had alles kwijt kunnen raken.’

‘Nou, je moeder had alles kwijt kunnen raken,’ corrigeerde Samantha hem. ‘Heeft Hilda niet een hypotheek op haar huis genomen om de helft daarvan in de zaak te steken?’

Ze zag de minieme flikkering in Howards ogen, maar zijn glimlach week niet. ‘Dus alle eer,’ zei hij, ‘is voor mijn moeder. Die heeft gewerkt en beknibbeld en gespaard om haar zoon een goede start te geven. Ik vermenigvuldig wat ik heb gekregen en geef dat terug aan de familie, zodat jouw meiden naar dat internaat kunnen. Voor wat, hoort wat, hè Sammy?’

Dit had ze van Shirley verwacht, maar niet van Howard. Ze leegden beiden hun glas. Samantha zag Gavin wegschuiven en probeerde hem niet tegen te houden.

Gavin vroeg zich af of hij ongezien zou kunnen wegglippen. Hij was nerveus en de herrie maakte dat alleen maar erger. Een afschuwelijke gedachte had bezit van hem genomen sinds hij Gaia bij de deur had gezien. Stel dat Kay haar dochter alles had verteld? Stel dat het meisje wist dat hij verliefd was op Mary Fairbrother en dat ging doorvertellen? Dat was echt iets voor een wraaklustige zestienjarige.

Het laatste wat hij wilde was dat Pagford wist dat hij op Mary verliefd was voordat hij de kans had gekregen haar dat zelf te vertellen. Hij had zich voorgenomen om dat pas over maanden te doen, misschien zelfs pas over een jaar. Na het verstrijken van Barry’s sterfdag. En ondertussen zou hij de scheutjes vertrouwen die al waren gegroeid voeden, zodat ze langzaam zou worden bekropen door de realiteit van haar gevoelens, zoals dat ook bij hem was gebeurd…

‘Je hebt niets te drinken, Gav!’ zei Miles. ‘Daar moet onmiddellijk wat aan gedaan worden!’ Hij leidde zijn partner vastberaden naar de dranktafel en schonk al babbelend een glas bier voor hem in. Net als Howard straalde hij een bijna tastbare gloed van blijdschap en trots uit. ‘Heb je gehoord dat ik de verkiezingen heb gewonnen?’

Dat had Gavin niet, maar hij voelde zich niet in staat om verrassing te veinzen. ‘Ja ja. Gefeliciteerd.’

‘Hoe is het met Mary?’ vroeg Miles amicaal. Vanavond was hij bevriend met het hele dorp, want dat had hem gekozen. ‘Gaat het een beetje met haar?’

‘Jawel, ik denk…’

‘Ik heb gehoord dat ze misschien naar Liverpool gaat. Misschien wel beter ook.’

‘Wat?’ vroeg Gavin venijnig.

‘Maureen vertelde het vanmorgen. Het schijnt dat Mary’s zus op haar inpraat om met de kinderen terug naar huis te komen. Ze heeft nog steeds veel familie in Liver…’

‘Dit is haar thuis.’

‘Volgens mij was Barry degene die dol was op Pagford. Ik vraag me af of Mary hier zonder hem wil blijven.’

Gaia stond Gavin door een kier in de keukendeur gade te slaan. Ze kneep in een papieren bekertje waar een flinke scheut wodka in zat, die Andrew voor haar had gepikt. ‘Het is zo’n klootzak,’ zei ze. ‘Wij zouden nog steeds in Hackney wonen als hij mam niet om de tuin had geleid. Ze is zo verrekte dom. Ik had haar kunnen vertellen dat hij niet in haar geïnteresseerd was. Hij heeft haar nooit mee uit genomen. Hij kon nooit wachten om te vertrekken als ze een nummertje hadden gemaakt.’

Andrew, die achter haar bezig was sandwiches op een schaal te stapelen, kon amper geloven dat ze woorden als ‘nummertje’ gebruikte. De bekoorlijke Gaia van zijn dromen was een seksueel inventieve en avontuurlijke maagd. Hij wist niet wat de echte Gaia al dan niet had gedaan met Marco de Luca. Haar oordeel over haar moeder leek erop te wijzen dat ze wist hoe mannen zich gedroegen na de seks, als ze wél geïnteresseerd waren…

‘Drink iets,’ zei ze tegen Andrew toen hij met de schaal naar de deur liep. Ze duwde haar bekertje tegen zijn lippen en hij dronk wat van haar wodka. Licht giechelend deed ze een stap achteruit om hem erdoor te laten en riep hem na: ‘Stuur Sooks even hierheen om ook wat te drinken!’

Het was druk en lawaaierig in de zaal. Andrew zette de stapel verse sandwiches op de tafel, maar de belangstelling voor voedsel leek tanende. Sukhvinder had moeite om aan de dranktafel aan de vraag te blijven voldoen en veel mensen schonken zelf hun drankjes in.

‘Gaia vraagt of je naar de keuken komt,’ zei Andrew tegen Sukhvinder, en hij nam het van haar over. Het had geen zin om te doen alsof hij barkeeper was. In plaats daarvan vulde hij zo veel glazen als hij kon vinden en liet die op de tafel staan, zodat de gasten zelf hun drankje konden pakken.

‘Hoi, Peanut!’ zei Lexie Mollison. ‘Mag ik een glas champagne?’

Ze hadden samen op de lagere school gezeten, maar hij had haar al heel lang niet meer gezien. Haar accent was veranderd sinds ze op dat internaat zat. Hij vond het verschrikkelijk om Peanut te worden genoemd. ‘Het staat voor je neus,’ zei hij wijzend.

‘Jij gaat niet drinken, Lexie,’ snauwde Samantha, die uit de menigte opdook. ‘Geen sprake van.’

‘Opa zei…’

‘Dat kan me niets schelen.’

‘Maar iedereen…’

‘Ik zei nee!’

Lexie liep stampvoetend weg. Andrew, die blij was dat ze vertrok, glimlachte naar Samantha en zag tot zijn verbazing dat ze hem stralend aankeek. ‘Spreek jij je ouders tegen?’

‘Jawel,’ antwoordde hij, en ze lachte. Haar borsten waren echt gigantisch.

‘Dames en heren!’ schalde een stem door de microfoon. Iedereen stopte met praten om naar Howard te luisteren. ‘Ik wilde een paar woorden zeggen… De meesten van jullie weten ondertussen dat mijn zoon Miles net is gekozen voor de deelraad!’

Hier en daar werd aarzelend geklapt en Miles hief zijn glas hoog boven zijn hoofd om daarvoor te bedanken. Andrew hoorde tot zijn stomme verbazing Samantha duidelijk binnensmonds zeggen: ‘Hoe- fucking-ra.’

Er kwam nu vast niemand een drankje halen. Andrew glipte de keuken weer in. Gaia en Sukhvinder stonden daar te drinken en te lachen, en toen ze Andrew zagen, riepen ze in koor: ‘Andy!’

Hij moest lachen. ‘Zijn jullie allebei dronken?’

‘Ja,’ zei Gaia, en ‘nee,’ zei Sukhvinder. ‘Maar zíj wel.’

‘Het kan me geen reet schelen,’ zei Gaia. ‘Mollison kan me ontslaan als hij wil. Het heeft toch geen zin meer om te sparen voor een kaartje naar Hackney.’

‘Hij ontslaat je echt niet,’ zei Andrew, terwijl hij een beetje wodka voor zichzelf inschonk. ‘Je bent zijn lievelingetje.’

‘Ja,’ zei Gaia. ‘Enge viezerik.’

En ze moesten weer alle drie lachen.

Door de keukendeuren heen klonk, versterkt door de microfoon, Maureens schorre stem. ‘Kom op dan, Howard! Vooruit… Een duet voor je verjaardag! Vooruit… Dames en heren… Howards lievelingslied!’

De jongeren staarden elkaar vol afgrijzen aan. Gaia viel giechelend voorover en duwde de deur open.

De eerste paar noten van ‘The green, green grass of home’ schalden door de zaal en vervolgens hoorden ze in Howards bas en Maureens krassende alt:

+++

The old home town looks the same,

As I step down from the train…

+++

Gavin was de enige die het gegiechel en gesnuif hoorde, maar toen hij zich omdraaide zag hij alleen de klapdeuren naar de keuken een beetje bewegen.

Miles was vertrokken om een praatje te maken met Aubrey en Julia Fawley, die gehuld in beleefde glimlachjes laat waren gearriveerd. Gavin zat gevangen in de vertrouwde kluwen van angst en beven. Zijn korte zonovergoten waas van vrijheid en geluk was overschaduwd door de dubbele dreiging: dat Gaia zou verklikken wat hij tegen haar moeder had gezegd en dat Mary voorgoed uit Pagford zou weggaan. Wat moest hij nou doen?

+++

Down the lane I’ll walk, with my sweet Mary,

Hair of gold and lips like cherries…

+++

‘Is Kay er niet?’ Samantha stond opeens naast hem en leunde grijnzend tegen de tafel.

‘Dat heb je me al gevraagd,’ zei Gavin. ‘Nee.’

‘Alles goed tussen jullie tweeën?’

‘Gaat jou dat wat aan?’ Het was eruit voordat hij het doorhad. Hij was haar spervuur van vragen en gehoon spuugzat. Voor de verandering bevonden ze zich niet in gezelschap. Miles was nog steeds druk in gesprek met de Fawleys.

Ze reageerde theatraal onthutst. Haar ogen stonden lodderig en ze praatte met slepende tong. Voor het eerst voelde Gavin meer afkeer dan intimidatie.

‘Sorry, hoor. Ik vroeg…’

‘… het alleen maar. Jawel,’ zei hij. Ondertussen zongen en deinden Howard en Maureen vrolijk arm in arm.

‘Ik zou het fijn vinden als jij je kon settelen. Jij en Kay leken zo’n leuk stel.’

‘Tja, nou ja, ik ben nogal op mijn vrijheid gesteld,’ zei Gavin. ‘Ik ken niet veel gelukkige huwelijken.’

Samantha had te veel gedronken om de sarcastische ondertoon van die opmerking op te pikken, maar ze had wel de indruk dat die in het spel was. ‘Huwelijken zijn voor buitenstaanders altijd een mysterie,’ zei ze maar. ‘Niemand kan ze doorgronden, behalve de twee betrokkenen zelf. Dus ik zou daar maar niet te gemakkelijk over oordelen, Gavin.’

‘Bedankt voor de uitleg,’ zei hij. Uitermate geïrriteerd zette hij zijn lege glas neer en liep naar de garderobe.

Samantha keek hem na, overtuigd dat zij als winnaar van het gesprek uit de bus was gekomen, en richtte haar aandacht op haar schoonmoeder, die ze tussen de menigte door ontwaarde. Ze stond te kijken naar de zingende Howard en Maureen. Samantha genoot van Shirleys nijd, die tot uitdrukking kwam in de meest benepen, kille glimlach die ze de hele avond op haar gezicht had weten te toveren. Howard en Maureen hadden in de loop der jaren vaak samen opgetreden: Howard vond het heerlijk om te zingen en Maureen had ooit in het achtergrondkoortje van een plaatselijke skifflebandje gezeten. Toen het lied was afgelopen, sloeg Shirley haar handen één keer op elkaar – ze had net zo goed een lakei kunnen ontbieden. Samantha lachte hardop en liep naar de barkant van de tafel, waar ze tot haar teleurstelling niet de jongen met het vlinderdasje aantrof.

Andrew, Gaia en Sukhvinder stonden nog steeds te schuddebuiken in de keuken. Ze lachten om het duet van Howard en Maureen en omdat ze twee derde van de fles wodka op hadden, maar ze lachten vooral omdat ze lachten. Ze staken elkaar aan tot ze amper nog op hun benen konden staan.

Het kleine raampje boven de gootsteen, dat op een kier was gezet om de damp in de keuken te laten ontsnappen, ratelde en klepperde, en vervolgens dook Fats’ hoofd erin op. ‘N’avond,’ zei hij. Blijkbaar was hij buiten ergens op geklommen, want na een hoop geschraap en het geluid van iets zwaars dat omviel, doemde er steeds meer Fats uit het raam op, tot hij met een dreun op het aanrecht landde en diverse glazen omstootte, die op de grond in scherven vielen.

Sukhvinder liep regelrecht de keuken uit. Andrew wist meteen dat hij Fats hier helemaal niet wilde hebben. Alleen Gaia leek niet van de wijs gebracht. Nog steeds giechelend zei ze: ‘Er is een deur, hoor.’

‘Dat méén je niet!’ zei Fats. ‘Waar is de drank?’

‘Deze is van ons,’ zei Gaia, de fles wodka in haar armen wiegend. ‘Andy heeft hem gejat. Jij zult zelf wat moeten scoren.’

‘Geen punt,’ zei Fats ferm, en hij liep door de deur de zaal binnen.

‘Ik moet naar de plee…’ mompelde Gaia. Ze verborg de wodkafles onder de gootsteen en verliet de keuken ook.

Andrew volgde haar. Sukhvinder was teruggekeerd naar het bargedeelte, Gaia verdween in de toiletten en Fats leunde tegen de tafel met een biertje in de ene en een sandwich in de andere hand.

‘Ik had niet gedacht dat je hierheen wilde komen,’ zei Andrew.

‘Ik ben uitgenodigd, makker,’ zei Fats. ‘Het stond op de kaart. De familie Wall.’

‘Weet Cubby dat je hier bent?’

‘Weet ik veel,’ zei Fats. ‘Hij zit ondergedoken. Heeft uiteindelijk toch niet de zetel van die ouwe Barry gekregen. Dat hele sociale netwerk stort ineen nu Barry het niet meer bij elkaar houdt. Gadverdamme, dit is smerig,’ voegde hij eraan toe, terwijl hij een mondvol sandwich uitspuugde. ‘Peuk?’

Het was zo’n lawaai in de zaal en de gasten waren zo stomdronken dat het niemand meer wat uit leek te maken waar Andrew heen ging. Toen ze buiten kwamen, zagen ze Patricia Mollison naast haar sportwagen staan. Ze rookte en staarde omhoog naar de heldere sterrenhemel. ‘Jullie mogen er wel een van mij,’ zei ze en ze hield hun haar pakje voor, ‘als jullie willen.’

Nadat ze hun sigaretten had aangestoken, ging ze met een gebalde vuist diep in haar zak op haar gemak staan. Ze had iets afschrikwekkends, vond Andrew. Hij kon zich er niet eens toe brengen een blik op Fats te werpen om diens reactie te peilen.

‘Ik ben Pat,’ stelde ze zichzelf na een poosje voor. ‘De dochter van Howard en Shirley.’

‘Hoi,’ zei Andrew. ‘Ik ben Andrew.’

‘Stuart,’ zei Fats.

Ze leek het gesprek niet te willen voortzetten. Andrew beschouwde dat min of meer als een compliment en probeerde haar onverschilligheid te evenaren. De stilte werd verbroken door voetstappen en gesmoorde meisjesstemmen.

Gaia sleurde Sukhvinder aan haar hand mee naar buiten. Ze lachte en Andrew kon wel horen dat het effect van de wodka in kracht was toegenomen.

‘Jij,’ zei Gaia tegen Fats, ‘doet echt afschuwelijk tegen Sukhvinder.’

‘Hou op,’ zei Sukhvinder, trekkend aan Gaia’s hand. ‘Ik meen het… Laat me…’

‘Het is toch zo!’ zei Gaia hijgend. ‘Het is zo! Zet jij dingen op haar Facebook?’

‘Hou op!’ schreeuwde Sukhvinder. Ze wurmde zich los en dook het zaaltje weer in.

‘Je doet écht afschuwelijk tegen haar,’ zei Gaia en ze klampte zich vast aan het hek voor steun. ‘Je noemt haar een lesbienne en zo…’

‘Er is niets mis met lesbiennes,’ zei Patricia met samengeknepen ogen door de rook die ze uitblies. ‘Maar goed, ik heb makkelijk praten.’

Andrew zag dat Fats Pat van opzij aankeek. ‘Ik heb nooit gezegd dat er iets mis mee was. Het zijn gewoon grapjes,’ zei hij.

Gaia liet zich langs het hek naar beneden glijden om op de koude stoep te gaan zitten. Ze legde haar hoofd op haar armen.

‘Gaat het?’ vroeg Andrew. Als Fats er niet bij was geweest, was hij naast haar gaan zitten.

‘Dronken,’ mompelde ze.

‘Misschien moet je je vinger even in je keel steken,’ opperde Patricia, onbewogen op haar neerkijkend.

‘Mooie auto,’ zei Fats met een blik op de BMW.

‘Ja,’ zei Patricia. ‘Nieuw. Ik verdien twee keer zo veel als mijn broer, maar Miles is het kerstkindje. Miles de Messias… Raadslid Mollison de Tweede… van Pagford. Vind je het leuk in Pagford?’ vroeg ze aan Fats. Andrew zag Gaia met haar hoofd tussen haar knieën diep ademhalen.

‘Nee,’ zei Fats. ‘Het is een kutgat.’

‘Tja, nou ja… Persoonlijk wist ik niet hoe snel ik hier weg moest komen. Kende je Barry Fairbrother?’

‘Een beetje,’ zei Fats.

Iets in zijn stem baarde Andrew zorgen.

‘Hij was mijn tutor op St Thomas,’ zei Patricia voor zich uit starend. ‘Schat van een man. Ik had willen komen voor de begrafenis, maar Melly en ik waren in Zermatt. Wat is trouwens al dat gedoe waar mijn moeder zich zo over verkneukelt… Dat gedoe over Barry’s geest?’

‘Iemand plaatst anonieme berichten op de site van de raad,’ zei Andrew snel, bang voor wat Fats misschien zou zeggen als hij hem zijn gang liet gaan. ‘Geruchten en zo.’

‘O ja, daar is mijn moeder dol op,’ zei Patricia.

‘Ik vraag me af wat de Geest nog meer gaat schrijven,’ zei Fats met een zijdelingse blik op Andrew.

‘Hij houdt vast op, nu de verkiezingen zijn geweest,’ mompelde Andrew.

‘O, dat weet ik niet, hoor,’ zei Fats. ‘Als er dingen zijn waar de Geest van ouwe Barry nog steeds pissig over is…’ Hij wist dat hij Andrew nerveus maakte, en dat deed hem goed. Andrew stak tegenwoordig al zijn tijd in dat klotebaantje en hij zou binnenkort verhuizen. Fats was Andrew helemaal niets verschuldigd. Ware authenticiteit kon niet gedijen naast schuld en verplichting.

‘Gaat het een beetje daarbeneden?’ vroeg Patricia aan Gaia. Ze knikte, maar hield haar gezicht nog steeds verborgen. ‘Waarvan ben je zo misselijk geworden, van de drank of van dat duet?’

Andrew lachte een beetje – uit beleefdheid en omdat hij het niet meer over de Geest van Barry Fairbrother wilde hebben.

‘Mijn maag keerde er ook van om,’ zei Patricia. ‘Die ouwe Maureen en mijn vader die samen een potje staan te zingen. Arm in arm.’ Patricia nam een laatste, lange trek van haar sigaret, gooide de peuk op de grond en vermorzelde die met haar hak. ‘Op mijn twaalfde heb ik ze betrapt toen zij hem aan het pijpen was,’ zei ze. ‘En toen heeft hij me een briefje van vijf gegeven zodat ik het niet aan mijn moeder zou vertellen.’

Andrew en Fats waren met stomheid geslagen. Ze durfden elkaar niet aan te kijken. Patricia veegde haar wangen af met de rug van haar hand: ze huilde. ‘Ik had verdomme niet moeten komen,’ zei ze. ‘Ik wist dat ik niet moest komen.’

Ze stapte in de BMW en de twee verbijsterde jongens zagen haar de motor aanzetten, achteruit de parkeerplek af rijden en in de nacht verdwijnen.

‘Krijg nou wat,’ zei Fats.

‘Ik geloof dat ik moet kotsen,’ fluisterde Gaia.

‘Meneer Mollison wil dat jullie weer binnenkomen – voor de drankjes.’ Na het overbrengen van dat bericht schoot Sukhvinder weer naar binnen.

‘Ik trek het niet,’ fluisterde Gaia.

Andrew liet haar daar achter. De herrie in de zaal knalde tegen hem aan toen hij naar binnen ging. De disco was in volle gang. Hij moest aan de kant gaan staan om Aubrey en Julia Fawley te laten passeren. Met hun rug naar het feestgedruis leken ze beiden ingehouden blij te zijn dit gebeuren achter zich te kunnen laten.

Samantha Mollison danste niet, maar leunde tegen de tafel waar – nog niet zo lang geleden – rijen en rijen drankjes hadden gestaan. Terwijl Sukhvinder rondrende om lege glazen te verzamelen, pakte Andrew de laatste doos met schone uit, zette die op tafel en schonk ze vol.

‘Je vlinderdasje zit scheef,’ deelde Samantha hem mee, en ze leunde over de tafel om het voor hem recht te trekken. Gegeneerd dook hij de keuken in zodra ze hem losliet. Tussen elke lading glazen die hij in de afwasmachine zette door, nam Andrew een slok van de wodka die hij had gepikt. Hij wilde net zo dronken worden als Gaia, hij wilde terug naar dat moment waarop ze samen onbedaarlijk hadden staan lachen, voordat Fats was verschenen.

Na tien minuten controleerde hij de dranktafel weer. Samantha stond er nog steeds met glazige ogen tegenaan geleund en er stonden nog genoeg volle glazen waar ze van kon genieten. Howard stond midden op de dansvloer te hoppen. Het zweet droop van zijn gezicht en hij brulde van het lachen om iets wat Maureen tegen hem zei. Andrew baande zich zigzaggend door de menigte een weg naar buiten.

In eerste instantie kon hij niet zien waar ze was. Toen ontdekte hij hen: Gaia en Fats stonden zo’n tien meter van de deur innig verstrengeld tegen het hek aan geleund. Hun tongen gingen tekeer in elkaars mond.

‘Luister, het spijt me, maar ik kan het niet allemaal in mijn eentje,’ zei Sukhvinder wanhopig achter hem. Toen zag ze Fats en Gaia en stootte iets uit wat het midden hield tussen een gil en een snik. Andrew liep volkomen verdoofd samen met haar de zaal weer in. In de keuken schonk hij het staartje wodka in een glas en dronk dat in één teug leeg. Op de automatische piloot liet hij de gootsteen vollopen en waste glazen die niet in de afwasmachine pasten.

De alcohol werkte niet als dope. Hij kreeg er een leeg gevoel van, maar ook erg veel zin om iemand te schoppen. Fats, bijvoorbeeld.

Na een tijdje realiseerde hij zich dat de plastic klok aan de keukenmuur van middernacht naar één uur was gesprongen en dat er gasten vertrokken.

Hij moest jassen gaan opdiepen. Dat probeerde hij een poosje, maar hij strompelde al snel weer naar de keuken en liet het beheer van de garderobe aan Sukhvinder over.

Samantha stond tegen de koelkast geleund. Alleen. Met een glas in de hand. Andrews beeld was raar schokkerig, als een reeks filmfoto’s. Gaia was niet teruggekomen. Die was er natuurlijk allang vandoor met Fats. Samantha zei iets tegen hem. Zij was ook dronken. Hij voelde zich niet meer opgelaten door haar aanwezigheid. Hij vermoedde dat hij spoedig moest kotsen.

‘… haat dat verrekte Pagford…’ zei Samantha, en ‘maar jij bent jong genoeg om hier weg te gaan.’

‘Jawel,’ zei hij, zonder zijn lippen te voelen. ‘En dat doe ik ook. Dat doe ik.’

Ze streek zijn haar van zijn voorhoofd en noemde hem lief. Het beeld van Gaia met haar tong in Fats’ mond verdrong alles. Hij kon Samantha’s parfum ruiken, het walmde in golven van haar warme huid.

‘Die band is shit,’ zei hij, wijzend naar haar borsten. Maar ze leek hem niet te horen.

Haar mond was half open en warm, en haar borsten waren immens en drukten tegen hem aan. Haar rug was net zo breed als zijn…

‘What the fuck?’

Andrew zakte ineen tegen het aanrecht en Samantha werd de keuken uit gesleurd door een grote man met kort grijzend haar. Andrew had een vaag vermoeden dat er iets ergs was gebeurd, maar de ontluisterende lichamelijke signalen drongen zich steeds prominenter op, tot er niets anders meer op zat dan door de keuken naar de vuilnisbak te strompelen en te braken, en nog een keer, en nog een keer, en nog een keer…

‘Sorry, u kunt niet naar binnen!’ hoorde hij Sukhvinder tegen iemand zeggen. ‘Er staat van alles voor de deur!’

Hij bond de vuilniszak met zijn eigen braaksel stevig dicht. Sukhvinder hielp hem de keuken schoon te maken. Hij ging nog twee keer over zijn nek, maar slaagde er beide keren in de wc te halen.

Het was bijna twee uur toen Howard, bezweet doch glimlachend, hen bedankte en afscheid nam. ‘Heel goed gedaan,’ zei hij. ‘Tot morgen dan. Heel goed… Waar is juffrouw Bawden, trouwens?’

Andrew liet het aan Sukhvinder over om een leugen te verzinnen. Buiten haalde hij Simons fiets van het slot en liep ermee de duisternis in.

De lange, koude wandeling terug naar Hilltop House verfriste zijn hoofd, maar verlichtte zijn verbitterdheid noch lamlendigheid.

Had hij Fats ooit verteld dat hij een oogje op Gaia had? Misschien niet, maar Fats wist het. Hij wíst dat Fats het wist… Waren ze misschien nu, op dit moment, aan het wippen?

Ik ga toch verhuizen, dacht Andrew, toen hij voorovergebogen en rillend zijn fiets de heuvel op duwde. Dus ze kunnen de klere krijgen…

Toen dacht hij: ik moet wel verhuizen… Had hij net staan tongen met Lexie Mollisons moeder? Had haar man hen betrapt? Was dat echt gebeurd?

Hij was bang voor Miles, maar hij wilde het ook aan Fats vertellen, zijn gezicht zien…

Toen hij uitgeput de voordeur opendeed, hoorde hij Simons stem uit de donkere keuken komen. ‘Heb je mijn fiets in de garage gezet?’

Hij zat aan de keukentafel een kom melk met cornflakes te eten. Het was bijna half drie ’s nachts. ‘Ik kon niet slapen,’ zei Simon.

Voor één keer was hij niet kwaad. Ruth was er niet, dus hij hoefde niet te bewijzen dat hij groter of slimmer was dan zijn zoons. Hij oogde lusteloos en klein. ‘Ik denk dat we naar Reading moeten verhuizen, puistenkop,’ zei Simon. Hij sprak het bijna uit als een koosnaam.

Andrew, die licht huiverde en zich oud, getraumatiseerd en intens berouwvol voelde, wilde zijn schuld vereffenen. Het was tijd om het evenwicht te herstellen en Simon als bondgenoot te beschouwen. Ze waren familie. Ze moesten met elkaar verhuizen. Misschien zouden ze het beter krijgen, ergens anders.

‘Ik heb iets voor je,’ zei hij. ‘Kom even mee. Ik ben er op school achtergekomen hoe het moet…’

En hij ging Simon voor naar de computer.

+++

+++

IV

+++

Een nevelige blauwe hemel strekte zich als een koepel uit over Pagford en The Fields. Ochtendlicht scheen op het oude stenen oorlogsmonument op het plein en op de gescheurde betonnen voorgevels van Foley Road. Het hulde de witte muren van Hilltop House in een lichtgouden gloed. Voordat Ruth Price in haar auto stapte voor weer een lange werkdag in het ziekenhuis, keek ze omlaag naar de Orr, die in de verte glinsterde als een zilveren lint, en vond het volkomen onrechtvaardig dat een ander straks haar huis en haar uitzicht zou hebben.

Anderhalve kilometer lager, aan Church Row, lag Samantha Mollison nog steeds te slapen in de logeerkamer. Er zat geen slot op de deur, maar ze had die gebarricadeerd met een leunstoel voordat ze, half uitgekleed, op het bed was neergeploft. De eerste symptomen van zware koppijn verstoorden haar slaap en de smalle baan zonlicht die zich door de kier tussen de gordijnen boorde, viel als een laserstraal in de hoek van een oog. Diep in haar droogmondige, benauwde halfslaap verroerde ze zich even. Haar dromen werden bevolkt door wroeging en uitspattingen.

Beneden, te midden van de opgeruimde, glimmende oppervlakken in de keuken, zat Miles kaarsrecht en alleen, en met een onaangeroerde mok thee voor zich, naar de koelkast te staren. Voor zijn geestesoog doemde weer zijn dronken echtgenote op, in de armen van die zestienjarige knul.

Drie huizen verder lag Fats Wall rokend op zijn bed in de kleren die hij naar het verjaardagsfeestje van Howard Mollison had gedragen. Zijn mond was enigszins verdoofd en tintelde van alle sigaretten die hij had gerookt. Hij had de hele nacht wakker willen blijven, en dat was hem gelukt. Maar zijn vermoeidheid had precies het tegenovergestelde effect als waarop hij had gehoopt: hij was niet in staat om erg helder na te denken. Zijn neerslachtigheid en weemoed waren net zo intens als anders.

Colin Wall ontwaakte, drijfnat van het zweet, uit de zoveelste van de nachtmerries die hem al jaren kwelden. Hij had altijd verschrikkelijke dingen gedaan in zijn dromen, handelingen waar hij in zijn dagelijks leven voortdurend bang voor was, en dit keer had hij Barry Fairbrother vermoord. De autoriteiten hadden dat net ontdekt en waren hem komen vertellen dat ze het wisten, dat ze Barry hadden opgegraven en het vergif hadden gevonden dat Colin hem had toegediend.

Starend naar de vertrouwde schaduw van de lampenkap op het plafond vroeg Colin zich af waarom hij eigenlijk nooit had stilgestaan bij de mogelijkheid dat hij Barry had vermoord. En opeens drong de vraag zich aan hem op: hoe weet je dat je het niet hebt gedaan?

Beneden spoot Tessa insuline in haar buik. Ze wist dat Fats was thuisgekomen doordat ze de sigarettenrook op de overloop kon ruiken. Maar waar hij was geweest en hoe laat hij was thuisgekomen, dat wist ze niet, en dat beangstigde haar. Hoe had het zover kunnen komen?

Howard Mollison lag heerlijk diep te slapen in zijn tweepersoonsbed. De bloemetjesgordijnen versierden hem met roze blaadjes en beschermden hem tegen een ruw ontwaken, maar met zijn ronkende, gierende gesnurk had hij wel zijn vrouw wakker gemaakt. Shirley zat met toast en koffie in de keuken. Ze droeg haar bril en haar chenille ochtendjas. Ze zag voor zich hoe Maureen arm in arm met haar man heen en weer deinde in de parochiezaal en werd getroffen door een overweldigende walging die haar alle smaak ontnam.

In The Smithy, een paar kilometer buiten Pagford, zeepte Gavin Hughes zich in onder de hete douche. Hij vroeg zich af waarom hij nooit de moed had gehad die andere mannen bezaten en waarom zij er altijd wel in slaagden de juiste beslissing te nemen bij een keuze tussen oneindig veel alternatieven. Ergens binnen in hem brandde een verlangen naar een leven waaraan hij had geroken maar dat hij nooit had geproefd. Maar hij was bang. Kiezen was gevaarlijk: je moest alle andere mogelijkheden opgeven als je koos.

Kay Bawden lag uitgeput wakker in haar bed in Hope Street en luisterde naar de ochtendstilte van Pagford. Ze keek naar haar dochter, die naast haar in het tweepersoonsbed lag te slapen. Ze zag er in de ochtendschemer bleek en beroerd uit. Op de grond naast Gaia stond een emmer. Die had Kay daar neergezet, nadat ze zeker een uur lang de lokken van Gaia uit de toiletpot had gehouden en haar vervolgens in de vroege uurtjes min of meer van de badkamer naar de slaapkamer had gedragen.

‘Waarom moesten we zo nodig hiernaartoe?’ had Gaia gejammerd, terwijl ze kokhalzend boven de pot had gehangen. ‘Laat me los. Laat los. Ik… fuck… Ik háát je.’

Kay keek naar het slapende gezicht en dacht terug aan de prachtige kleine baby die zestien jaar geleden naast haar had liggen slapen. Ze herinnerde zich de tranen die Gaia had geplengd toen Kay het had uitgemaakt met Steve, de man met wie ze acht jaar had samengewoond. Steve was naar ouderavonden gegaan en had Gaia leren fietsen. Kay herinnerde zich de fantasie die ze had gekoesterd (en die was achteraf gezien net zo stom als de wens van de vierjarige Gaia een eenhoorn cadeau te krijgen): dat ze zich met Gavin zou settelen en Gaia eindelijk een echte stiefvader en een prachtig huis op het platteland zou geven. Ze had zo wanhopig verlangd naar een sprookjeseinde en een leven waarnaar Gaia altijd zou willen terugkeren. Het vertrek van haar dochter suisde namelijk als een komeet op Kay af en ze beschouwde het verlies van Gaia als een ramp die haar leven zou ruïneren.

Kay pakte onder het dekbed de hand van haar dochter vast. Het gevoel van het warme lichaam dat zij per ongeluk op deze wereld had gezet, maakte Kay aan het huilen. Zacht, maar toch zo heftig dat het matras ervan schudde.

Onder aan Church Row schoot Parminder Jawanda een jas aan over haar nachtjapon en nam een kop koffie mee naar de achtertuin. Zittend op een houten bank in het frisse zonlicht zag ze dat het een prachtige dag beloofde te worden. Alleen leek er een obstakel tussen haar ogen en haar hart te zitten. Het zware gewicht dat op haar borst drukte, verdoofde alles.

Het nieuws dat Miles Mollison Barry’s zetel in de raad had gewonnen, was geen verrassing geweest, maar bij het zien van Shirleys keurige kleine annonce op de website was de razernij, die haar tijdens de laatste vergadering had overvallen, weer opgeflakkerd: een onweerstaanbaar verlangen om aan te vallen, dat bijna meteen werd verdrongen door een verlammende wanhoop.

‘Ik stap uit de deelraad,’ had ze tegen Vikram gezegd. ‘Het heeft toch geen zin meer.’

‘Maar je vindt het leuk om te doen,’ had hij gezegd.

Ze had het leuk gevonden toen Barry er nog was. Ze zag hem deze ochtend, nu alles zo rustig en stil was, zó voor zich: een kleine man met een rossige baard. Zij was een halve kop groter dan hij. Ze had zich nooit ook maar in het minst fysiek tot hem aangetrokken gevoeld. Wat hield liefde eigenlijk in? Een zacht briesje liet de blaadjes ritselen in de hoge omheining van haagconiferen om de grote achtertuin van de Jawanda’s. Was het liefde als iemand in je leven een ruimte innam die veranderde in een gapend gat zodra die persoon was verdwenen?

Ik hield wél van lachen, dacht Parminder. Het lachen mis ik.

En het was de herinnering aan de lachbuien die de tranen in haar ogen deed opwellen. Ze biggelden langs haar neus, in haar koffie, waar ze kogelgaatjes maakten die direct werden uitgewist. Ze huilde omdat ze nooit meer leek te lachen, en ook omdat Vikram de avond ervoor, boven het juichende gedreun uit van de disco in de parochiezaal, had gezegd: ‘Zullen we deze zomervakantie naar Amritsar gaan?’

Daar stond de Gouden Tempel, het grootste heiligdom van de godsdienst waar hij niets mee had. Ze had meteen in de gaten gehad waarom Vikram daar mee kwam. Ze had nog nooit in haar leven zo weinig omhanden, zo veel lege uren te vullen gehad. Ze wisten geen van beiden nog welke disciplinaire sancties er zouden volgen na de schending van haar beroepsgeheim ten aanzien van Howard Mollison. De medische tuchtraad moest er nog over beslissen.

‘Volgens Mandeep worden toeristen daar verschrikkelijk afgezet,’ had ze geantwoord, waarmee ze het voorstel met één haal van tafel veegde.

Waarom heb ik dat gezegd? Parminder huilde heviger dan ooit, in de tuin, met de kouder wordende koffie in haar hand. Het zou goed zijn om de kinderen de Gouden Tempel te laten zien. Hij wilde alleen maar aardig zijn. Waarom heb ik niet ingestemd?

Ergens had ze het gevoel dat ze een soort verraad had gepleegd door een bezoek aan de Gouden Tempel te weigeren. Door haar tranen heen rees er een beeld op, de koepel in de vorm van een lotusbloem gereflecteerd in een ondiepe laag water, honinggeel tegen een achtergrond van wit marmer.

‘Mama.’

Sukhvinder was het gazon over komen lopen zonder dat Parminder dat had gemerkt. Ze droeg een spijkerbroek en een wijde trui. Parminder veegde vlug haar tranen weg en keek Sukhvinder, die met haar rug naar de zon stond, met half dichtgeknepen ogen aan.

‘Ik wil vandaag niet gaan werken.’

Parminder reageerde met hetzelfde automatisme dat haar ertoe had gebracht Amritsar af te wijzen. ‘Je bent een verbintenis aangegaan, Sukhvinder.’

‘Ik voel me niet lekker.’

‘Je bedoelt dat je moe bent. Jij wilde dit baantje zo graag. Nu moet je ook gaan.’

‘Maar…’

‘Je gaat gewoon naar je werk,’ snauwde Parminder alsof ze een vonnis velde. ‘Je gaat de Mollisons niet nog meer redenen tot klagen geven.’

Nadat Sukhvinder weer het huis in was gelopen, voelde Parminder zich schuldig. Ze had haar dochter bijna teruggeroepen. In plaats daarvan besloot ze om binnenkort eens rustig met haar om tafel te gaan zitten en een gesprek zonder geruzie te voeren.

+++

+++

V

+++

Krystal liep in de vroege ochtendzon over Foley Road en at een banaan. Die smaakte raar en voelde vreemd aan in haar mond, en ze wist niet of ze hem nou lekker vond of niet. Terri en Krystal kochten nooit fruit.

Nikki’s moeder had haar net zonder pardon het huis uit gegooid. ‘We hebben van alles te doen, Krystal,’ had ze gezegd. ‘We gaan bij Nikki’s oma eten.’

Bij wijze van doekje voor het bloeden had ze Krystal een banaan als ontbijt meegegeven. Krystal was vertrokken zonder te protesteren. Er was amper genoeg ruimte voor Nikki’s familieleden rond de keukentafel.

De zonneschijn flatteerde The Fields niet. Hij benadrukte de smerigheid en het verval, de scheuren in de betonnen muren, de dichtgetimmerde ramen en het vuilnis.

Het plein in Pagford zag er altijd fris geverfd uit als de zon scheen. Twee keer per jaar liepen de kinderen van de lagere school twee aan twee in een sliert midden door het dorp, op weg naar de kerk voor de kerst- en paasviering. (Niemand had ooit Krystals hand willen vasthouden. Fats had tegen iedereen gezegd dat ze vlooien had. Ze vroeg zich af of hij zich dat nog herinnerde.) Er hadden overal manden met bloemen gehangen – paarse, roze en groene vlekken – en Krystal had telkens als ze langs een van die bakken buiten The Black Canon was gelopen een blaadje van een plant geplukt. Die hadden stuk voor stuk koel en glad aangevoeld tussen haar vingers, maar ze waren al snel slijmerig en bruin geworden in haar vuist, en meestal veegde ze haar handen dan af aan de onderkant van een warme houten kerkbank.

Ze deed de voordeur open en zag meteen, door de open deur links in de gang, dat Terri niet naar bed was geweest. Ze zat met haar ogen dicht en haar mond open in haar leunstoel. Krystal trok de deur met een knal dicht, maar Terri verroerde geen vin.

Krystal stond in vier stappen naast Terri en schudde aan haar dunne arm. Terri’s hoofd viel voorover op haar ingevallen borst. Ze snurkte.

Krystal liet haar los. Ze zag de dode man in de badkamer weer voor zich. ‘Stom wijf,’ zei ze.

Toen drong tot haar door dat Robbie nergens te bekennen was. Ze stampte de trap op en riep zijn naam. ‘Hiero,’ hoorde ze hem achter haar eigen gesloten slaapkamerdeur roepen.

Toen ze die met haar schouder openduwde, zag ze Robbie staan. Naakt. Achter hem, op háár matras, lag Obbo. Hij krabde op zijn blote bast en zei grijnzend: ‘Alles kits, Krys?’

Ze greep Robbie vast en trok hem naar zijn eigen kamer. Haar handen trilden zo hevig dat het eeuwen duurde voordat ze hem had aangekleed. ‘Hebtie met ze vuile fikke an je gezete?’ vroeg ze fluisterend aan Robbie.

‘Robbie ete,’ zei Robbie.

Toen hij aangekleed was, tilde ze hem op en rende de trap af. Ze hoorde Obbo schuifelen in haar kamer. ‘Wat mottie hier?’ schreeuwde ze naar Terri, die slaperig in haar stoel hing. ‘Wat mostie bij Robbie?’

Robbie probeerde zich los te worstelen. Hij had een hekel aan geschreeuw.

‘En wat motte die daar, verdomme?’ krijste Krystal, toen ze twee zwarte reistassen naast Terri’s leunstoel zag staan.

‘Niks,’ zei Terri vaag.

Maar Krystal had al een van de ritsen opengerukt.

‘Das niks!’ schreeuwde Terri.

Keurig in plasticfolie gewikkelde, baksteenvormige blokken hasj. Krystal, die amper kon lezen, die de helft van de groenten in de supermarkt niet bij naam kende, die niet zou weten hoe de premier heette, wist dat de inhoud van die tassen, als die hier in huis werd ontdekt, de gevangenis betekende voor haar moeder. Toen zag ze de koekjestrommel, met de koetsier en de paarden op het deksel, half onder Terri’s stoel uitsteken.

‘Je heb gebruikt,’ zei Krystal met verstikte stem. In één klap voltrok de ramp zich onzichtbaar om haar heen en stortte alles in elkaar. ‘Je heb godverdomme…’

Ze hoorde Obbo op de trap en greep Robbie weer vast. Hij kermde en worstelde in haar greep, bang voor haar woede, maar Krystal had hem stevig beet.

‘Latum los, verdomme,’ riep Terri tevergeefs. Krystal had de voordeur geopend en rende, gehinderd door een jammerende Robbie die zich hevig verzette, zo hard ze kon met hem weg.

+++

+++

VI

+++

Shirley had gedoucht en haalde kleren uit de kast, terwijl Howard luidruchtig verder ronkte. Het geluid van de kerkklokken, die luidden voor de ochtenddienst van tien uur, bereikte haar onder het dichtknopen van haar vest. Ze bedacht altijd hoe hard die moesten klinken voor de Jawanda’s, die er recht tegenover woonden, en hoopte dat het gebeier hen zou treffen als een luide verkondiging van Pagfords steunbetuiging aan de oude zeden en gebruiken waarvan zij – zo nadrukkelijk – geen deel uitmaakten.

Shirley liep door de gang en betrad Patricia’s oude slaapkamer om achter de computer plaats te nemen.

Patricia had hier eigenlijk moeten zijn, had moeten blijven slapen op de bedbank die Shirley voor haar had opgemaakt. Het was een opluchting om vanmorgen van haar verlost te zijn. Howard, die nog steeds ‘The green, green grass of home’ had lopen neuriën toen ze in de kleine uurtjes naar huis waren gegaan, realiseerde zich pas dat Patricia er niet was toen Shirley de sleutel in het slot van de voordeur stak.

‘Waar is Pat?’ had hij gevraagd, steunend op de leuning van de veranda.

‘O, ze was van streek omdat Melly niet wilde meekomen,’ had Shirley zuchtend geantwoord. ‘Ze hebben ruzie gehad, geloof ik… Ik denk dat ze naar huis is gegaan om het bij te leggen.’

‘Op ieder potje past een dekseltje,’ had Howard opgemerkt. Vervolgens had hij behoedzaam koers gezet naar de slaapkamer en was daarbij zachtjes van de ene muur van de smalle gang naar de andere geketst.

Shirley opende haar favoriete medische website. Toen ze de eerste letter intikte van de aandoening waar ze meer over wilde weten, bood de site opnieuw de uitleg over EpiPennen, dus Shirley nam die vlug nog even door, omdat ze misschien toch nog een kans zou krijgen om het leven van de loopjongen te redden. Daarna tikte ze nauwgezet ‘eczeem’ en kwam er, enigszins tot haar teleurstelling, achter dat de aandoening niet besmettelijk was en derhalve dus niet als excuus kon worden gebruikt om Sukhvinder Jawanda te ontslaan.

Gewoontegetrouw opende ze vervolgens de website van de deelraad van Pagford en klikte op het prikbord. Inmiddels herkende ze in één oogopslag de vorm en de lengte van de gebruikersnaam de Geest van Barry Fairbrother, zoals iemand die smoorverliefd was meteen de achterkant van het hoofd, de stand van de schouders of de manier van lopen van zijn geliefde herkende.

Een enkele blik op het bovenste bericht was voldoende: ze ontplofte van opwinding; hij had haar niet in de steek gelaten. Ze had geweten dat de tirade van dokter Jawanda niet ongestraft zou blijven.

+++

EERSTE BURGER VAN PAGFORD GAAT VREEMD

+++

Ze las het, maar begreep het in eerste instantie niet: ze had verwacht Parminders naam te zien staan. Ze las het nog een keer en slaakte toen een verstikte kreet alsof ze een plens ijskoud water in haar gezicht kreeg.

+++

Howard Mollison, eerste burger van Pagford, en inwoner Maureen Lowe, zijn al jaren meer dan zakenpartners. Het is algemeen bekend dat Maureen regelmatig proeft van Howards beste worst. De enige die hier niet van op de hoogte lijkt te zijn is Shirley, Howards vrouw.

+++

Shirley, die volkomen apathisch op haar stoel zat, dacht: het is niet waar.

Het kon niet waar zijn.

Jawel, ze had het een of twee keer vermoed… Had er soms iets over laten doorschemeren tegen Howard…

Nee, ze wilde het niet geloven. Ze kon het niet geloven.

Maar andere mensen zouden dat wel doen. Ze zouden de Geest geloven. Iedereen geloofde hem.

Haar handen waren als krachteloze, lege handschoenen toen ze het bericht van de site probeerde te wissen. Elke seconde dat het daar bleef staan, zou iemand anders het kunnen lezen, het geloven, erom lachen, het doorgeven aan de lokale krant… Howard en Maureen, Howard en Maureen…

Na talloze mislukte pogingen was het bericht verdwenen. Shirley zat naar het computerscherm te staren, haar gedachten schoten heen en weer als muizen die uit een glazen kom probeerden te ontsnappen. Maar er was geen weg naar buiten, ze kreeg nergens houvast, ze kon op geen enkele manier terug naar de gelukkige positie waar ze zich in had bevonden voordat ze dat afgrijselijke ding had gezien, dat voor het oog van de hele wereld te zien was…

Hij had naar Maureen gelachen.

Nee, zíj had naar Maureen gelachen. Howard had naar Kenneth gelachen.

Altijd samen: in de vakanties, op werkdagen en tijdens weekendtripjes…

+++

de enige die hier niet van op de hoogte lijkt te zijn…

+++

… zij en Howard hadden geen behoefte aan seks: ze hadden een stilzwijgende overeenkomst, sliepen al jaren gescheiden…

+++

proeft van Howards beste worst…

+++

(Shirleys moeder zat levend en wel in de kamer bij haar, kakelend en honend, met een overvol glas wijn… Shirley kon niet tegen hoongelach. Ze had grove taal en schuine grappen nooit kunnen verdragen.)

Ze sprong op, struikelde bijna over de stoelpoten en haastte zich terug naar de slaapkamer. Howard lag op zijn rug en sliep nog steeds. Hij maakte rochelende, varkensachtige geluiden.

‘Howard,’ zei ze. ‘Hóward.’

Het kostte een volle minuut om hem wakker te krijgen. Hij was beduusd en gedesoriënteerd, maar toen ze over hem heen gebogen stond, zag ze hem nog steeds als de heldhaftige ridder die haar zou kunnen beschermen.

‘Howard, de Geest van Barry Fairbrother heeft weer een bericht op de website gezet.’

Howard, die knorrig was vanwege de abrupte manier waarop hij was gewekt, maakte een grommend en kermend geluid in zijn kussen.

‘Over jou,’ zei Shirley.

Howard en zij waren nooit zo direct tegen elkaar. Dat had ze altijd fijn gevonden. Maar vandaag werd ze ertoe gedreven. ‘Over jou,’ herhaalde ze, ‘en Maureen. Er staat dat jullie… een verhouding hebben.’

Zijn grote hand gleed omhoog over zijn gezicht en wreef in zijn ogen. Ze was ervan overtuigd dat hij er langer in wreef dan noodzakelijk was. ‘Wat?’ zei hij, met een afgeschermd gezicht.

‘Jij en Maureen, dat jullie een verhouding hebben.’

‘Waar haalt hij dat vandaan?’

Geen ontkenning, geen boosheid, geen schamper gelach. Louter nieuwsgierigheid naar de bron.

Haar leven lang zou Shirley zich dit moment herinneren als een sterfgeval: een waarachtige beëindiging van een leven.

+++

+++

VII

+++

‘Hou goddomme je harsus, Robbie! Kop dicht!’

Krystal had Robbie naar een bushalte een paar straten verderop gesleurd, zodat Obbo noch Terri hen zou kunnen vinden. Ze wist niet zeker of ze genoeg geld had voor een kaartje, maar ze wilde per se naar Pagford. Nana Cath was weg, meneer Fairbrother was weg, maar Fats was daar wel, en ze moest een baby maken.

‘Wat mostie op je kamer?’ schreeuwde Krystal tegen Robbie, die griende en geen antwoord gaf.

De batterij van het mobieltje, dat eigenlijk van Terri was, was bijna leeg. Krystal belde Fats’ nummer, maar kreeg zijn voicemail.

Fats zat aan Church Row toast te eten en luisterde zijn ouders af, die in de studeerkamer aan de andere kant van de gang een van hun bekende, bizarre gesprekken voerden. Het was een welkome afleiding van zijn eigen gedachten. De mobiel in zijn zak trilde, maar hij nam niet op. Hij wilde met niemand praten. Andrew kon het niet zijn. Niet na gisteravond.

‘Je weet wat je hoort te doen, Colin,’ zei zijn moeder. Ze klonk uitgeput. ‘Alsjeblieft, Colin…’

‘We hebben die zaterdagavond met ze gegeten. De avond voordat hij stierf. Ik heb gekookt. Stel dat…’

‘Colin, JE HEBT NIETS IN HET ETEN GEDAAN… Godallemachtig, nou doe ik het toch… Ik mag dit niet doen, Colin, je weet dat ik er niet op in mag gaan. Dit komt door je dwangneurose.’

‘Maar het zou kunnen, Tess, ik dacht opeens: stel nou dat ik iets…’

‘Waarom leven wij dan nog? Jij, Mary en ik? Ze hebben autopsie gedaan, Colin!’

‘Niemand heeft ons daar het fijne van verteld. Mary heeft er nooit iets over gezegd. Volgens mij wil ze daarom niet meer met me praten. Ze vermoedt iets.’

‘In godsnaam, Colin…’

Tessa’s toon sloeg om in een indringend gefluister dat niet meer te verstaan was. Fats’ mobiel trilde weer. Hij haalde hem uit zijn zak. Krystals nummer. Hij nam op.

‘Ho-oi,’ zei Krystal, boven wat een schreeuwend kind leek uit. ‘Afspreke?’

‘Kweenie,’ zei Fats gapend. Hij was eigenlijk van plan geweest om naar bed te gaan.

‘Ik kom met de bus naar Pagford. We kenne erges un wip make.’

Gisteravond had hij Gaia Bawden tegen het hek voor de parochiezaal geduwd tot ze zich van hem had losgemaakt en over haar nek was gegaan. Daarna was ze hem weer gaan uitschelden, dus had hij haar daar achtergelaten en was naar huis gelopen. ‘Kweenie,’ zei hij. Hij voelde zich verschrikkelijk moe, ontzettend lamlendig.

‘Kommop,’ zei ze.

Uit de studeerkamer hoorde hij Colin. ‘Dat zeg je nou wel, maar zou het te zien zijn? Stel dat…’

‘Colin, we horen hier niet op in te gaan… Je hoort deze ideeën niet serieus te nemen.’

‘Hoe kun je dat nou zeggen? Hoe kan ik dit nou niet serieus nemen? Als ik verantwoordelijk ben…’

‘Ja, best,’ zei Fats tegen Krystal. ‘Ik zie je over twintig minuten voor de pub op het plein.’

+++

+++

VIII

+++

Samantha werd uiteindelijk uit de logeerkamer gedreven omdat ze verschrikkelijk nodig moest plassen. Ze dronk koud water uit de badkamerkraan tot ze misselijk werd, slikte twee paracetamolletjes uit het kastje boven de wastafel en ging onder de douche.

Ze kleedde zich aan zonder in de spiegel te kijken. Bij alles wat ze deed, hield ze haar oren gespitst op geluiden die zouden wijzen op de aanwezigheid van Miles, maar het leek doodstil te zijn in huis. Misschien, dacht ze, had hij Lexie ergens mee naartoe genomen, weg van haar dronken, hitsige, kinderlokkende moeder…

(‘Hij zat bij Lexie in de klas!’ had Miles in haar gezicht geslingerd toen ze alleen in de slaapkamer waren. Ze had gewacht tot hij bij de deur wegliep, had die toen opengerukt en was naar de logeerkamer gerend.)

Misselijkheid en gêne overspoelden haar in golven. Kon ze het maar vergeten, het maar uitwissen, maar ze zag nog steeds het gezicht van die jongen voor zich terwijl ze zich aan hem opdrong… Ze kon het lichaam dat tegen haar aan stond gedrukt nog bijna voelen, zo mager, zo jong…

Als het Vikram Jawanda was geweest, dan had het misschien nog wat waardigheid gehad… Ze moest koffie hebben. Ze kon niet eeuwig in de badkamer blijven. Maar toen ze zich omdraaide en zichzelf in de spiegel zag, zonk de moed haar weer in de schoenen. Haar hoofd was pafferig, haar ogen gezwollen, de rimpels in haar gezicht dieper door uitdroging en stress.

O god, wat moet hij van me hebben gedacht…

Miles zat in de keuken toen ze binnenkwam. Ze keek hem niet aan, maar liep regelrecht naar het kastje waar de koffie in stond. Nog voordat ze het deurtje had opengetrokken, zei hij: ‘Ik heb hier al koffie.’

‘Bedankt,’ mompelde ze. Ze schonk een kop in en meed oogcontact.

‘Ik heb Lexie naar pa en ma gestuurd,’ zei Miles. ‘We moeten praten.’

Samantha ging aan de keukentafel zitten. ‘Begin maar, dan,’ zei ze.

‘Begin maar… Is dat alles wat je te zeggen hebt?’

‘Jij bent degene die wil praten.’

‘Gisteravond,’ zei Miles, ‘op het verjaardagsfeest van mijn vader, was ik naar je op zoek en vond ik je tongend met een zestien…’

‘… zestienjarige, inderdaad,’ zei Samantha. ‘Het was niet verboden. Dat is tenminste iets.’

Hij staarde haar vol ontzetting aan. ‘Vind jij dit grappig? Als jij mij zo dronken had aangetroffen dat ik niet eens meer besefte…’

‘Ik besefte het wel,’ zei Samantha. Ze weigerde als Shirley te zijn, alles te bedekken met een fatsoenssluier van verzinsels. Ze wilde eerlijk zijn en ze wilde door die dikke laag zelfgenoegzaamheid heen prikken waardoor ze de jongeman van wie ze had gehouden niet meer herkende.

‘Je besefte… wat?’ vroeg Miles.

Het was zo duidelijk dat hij schaamte en berouw had verwacht dat ze bijna moest lachen. ‘Ik besefte dat ik hem stond te zoenen,’ zei ze.

Hij staarde haar aan en haar moed sijpelde weg, omdat ze wist wat hij nu zou gaan zeggen.

‘En als Lexie nou was binnengekomen?’

Daar had Samantha geen antwoord op. Bij het idee dat Lexie erachter zou komen wat er was gebeurd, wilde ze vluchten en nooit meer terugkomen… En als die jongen het haar nou zou vertellen? Ze hadden samen op school gezeten. Ze was vergeten hoe men in Pagford was…

‘Wat is er in hemelsnaam met jou aan de hand?’ vroeg Miles.

‘Ik ben… niet gelukkig,’ zei Samantha.

‘Waarom niet?’ vroeg Miles, maar hij voegde er toen snel aan toe: ‘Is het de winkel? Is dat het?’

‘Deels,’ zei Samantha. ‘Maar ik vind het afschuwelijk hier in Pagford. Ik vind het verschrikkelijk om zo dicht bij je ouders te wonen. En soms,’ zei ze langzaam, ‘vind ik het verschrikkelijk om naast jou wakker te worden.’

Ze dacht dat hij misschien kwaad zou worden, maar in plaats daarvan vroeg hij, vrij rustig: ‘Zeg je nou dat je niet meer van me houdt?’

‘Dat weet ik niet,’ zei Samantha.

Hij leek dunner in dit shirt. Voor het eerst sinds tijden dacht ze iets vertrouwds en kwetsbaars op te vangen in het ouder wordende lichaam aan de andere kant van de tafel. En hij verlangt nog steeds naar me, dacht ze verbaasd, terugdenkend aan het verkreukelde gezicht in de badkamerspiegel.

‘Maar op de avond dat Barry Fairbrother stierf,’ voegde ze eraan toe, ‘was ik blij dat jij nog leefde. Volgens mij heb ik gedroomd dat je er niet meer was, en toen werd ik wakker, en ik weet dat ik blij was toen ik jou hoorde ademen.’

‘En dat is… dat is alles wat je me te zeggen hebt? Dat je blij bent dat ik niet dood ben?’

Ze had zich vergist: hij was wel kwaad. Hij was gewoon verbijsterd geweest.

IS DAT ALLES WAT JE ME TE ZEGGEN HEBT? Jij wordt strontlazarus op mijn vaders verjaardag…’

‘Zou het minder erg zijn als het niet het kloteverjaardagsfeestje van je vader was geweest?’ schreeuwde ze. Zijn woede had de hare aangewakkerd. ‘Is dat het echte probleem? Dat ik jou voor schut heb gezet waar pappie en mammie bij waren?’

‘Je stond te zoenen met een jongen van zéstien…’

‘Misschien is hij wel de eerste van een lange reeks!’ gilde Samantha. Ze sprong op en zette haar mok met een knal in de gootsteen. Het oor bleef achter in haar hand. ‘Snap je het nou echt niet, Miles? Ik ben het zat! Ik haat ons kloteleven en ik haat jouw klote-ouders…’

‘… je vindt het niet erg dat ze betalen voor de school van de meiden…’

‘… ik haat het om te zien dat je onder mijn ogen in je vader verandert…’

‘… wat een gelul, je baalt gewoon dat ik gelukkig ben en jij niet…’

‘… terwijl het mijn schat van een man geen reet kan schelen hoe ik me voel…’

‘… hier meer dan genoeg voor je te doen, maar jij zit liever op de bank zielig te zijn…’

‘… ik ben niet van plan om op de bank te blijven zitten, Miles…’

‘… niet verontschuldigen voor mijn betrokkenheid bij de gemeenschap…’

‘… nou, er was geen woord van gelogen… JIJ BENT TOTAAL ONGESCHIKT OM ZIJN PLEK IN TE NEMEN!’

‘Hè?’ zei hij, en zijn stoel viel om toen hij overeind sprong, terwijl Samantha op hoge poten naar de keukendeur liep.

‘Je hebt me wel verstaan,’ schreeuwde ze. ‘Het stond in mijn brief aan de deelraad, Miles, jij bent ongeschikt om Barry Fairbrothers plek in te nemen. Híj was oprecht.’

‘Jóúw brief?’ zei hij.

‘Yep,’ zei ze buiten adem, met haar hand op de deurklink. ‘Ik heb die brief gestuurd. Te veel gedronken op een avond dat jij met je moeder aan de telefoon zat. En,’ ze trok de deur open, ‘ik heb ook niet op je gestemd.’

De blik op zijn gezicht maakte haar aan het schrikken. In de gang schoot ze een paar houten slippers aan, het eerste schoeisel dat ze zag staan, en ze was de deur al uit voor hij achter haar aan kon komen.

+++

+++

IX

+++

De reis bracht Krystal terug naar haar jeugd. Ze had dit ritje dagelijks gemaakt naar St Thomas, helemaal in haar eentje, met de bus. Ze wist wanneer het klooster in beeld zou komen en attendeerde Robbie erop. ‘Zie je dat grote kapotte kasteel?’

Robbie had honger, maar was enigszins afgeleid door de opwinding van het zitten in de bus. Krystal hield zijn handje stevig vast. Ze had hem iets te eten beloofd als ze waren uitgestapt, maar ze had geen idee waar ze dat vandaan moest halen. Misschien kon ze wat lenen van Fats voor een zakje chips, en niet te vergeten voor de busrit terug.

‘Hier was me school,’ zei ze tegen Robbie, die strepen tekende op de beslagen ramen. ‘En daar ga jij ook heen.’

Als ze vanwege de zwangerschap een ander huis zou krijgen, zou dat vast en zeker een huis in The Fields zijn. Niemand wilde die huizen daar, omdat ze zo vervallen waren. Maar Krystal beschouwde dat als iets positiefs, want daardoor zouden Robbie en de baby in het rayon van St Thomas vallen. Hoe dan ook, Fats’ ouders zouden haar vast genoeg geld geven voor een wasmachine als ze eenmaal hun kleinkind had gekregen. Misschien kregen ze zelfs wel een televisie.

De bus reed heuvelafwaarts naar Pagford, en Krystal ving een glimp op van de glinsterende rivier. Toen ze in het roeiteam kwam, was ze teleurgesteld geweest dat ze niet trainden op de Orr, maar op dat vieze oude kanaal in Yarvil.

‘We benne dur bijna,’ zei Krystal tegen Robbie, toen de bus langzaam de bocht nam naar het bloemrijke plein.

Fats was vergeten dat wachten voor The Black Canon betekende dat hij tegenover Mollison & Lowe en The Copper Kettle moest staan. De lunchroom ging op zondag pas tegen de middag open en dat duurde zeker nog een uur, maar Fats wist niet hoe vroeg Andrew op zijn werk moest zijn. Hij had echt geen zin om vanochtend zijn beste vriend tegen te komen, dus hij hield zich schuil om de hoek van de pub en kwam pas weer tevoorschijn toen de bus verscheen.

De bus trok op en onthulde Krystal en een klein, smoezelig jochie.

Uit het veld geslagen liep Fats met lange lenige passen op hen af.

‘Das me broertje,’ zei Krystal offensief, in antwoord op het commentaar dat op Fats’ gezicht stond geschreven.

In gedachten paste Fats de betekenis van een hardvochtig en authentiek bestaan aan. Heel even had het hem wel wat geleken om Krystal zwanger te maken (en Cubby te laten zien waar echte mannen, zonder moeite te doen, toe in staat waren), maar dit jongetje, dat zich vastklampte aan de hand en het been van zijn zus, bracht hem van zijn stuk.

Fats er had spijt van dat hij ermee had ingestemd af te spreken. Ze zette hem voor schut. Hij was liever weer naar dat stinkende, smerige huis van haar gegaan, nu hij haar hier zo op het plein zag.

‘Ken ik wat lene?’ wilde Krystal weten.

‘Hè?’ zei Fats. Door slaapgebrek was hij traag van begrip. Hij kon zich niet meer herinneren waarom hij de hele nacht wakker had willen blijven. Zijn tong smeulde na van alle sigaretten die hij had gerookt.

‘Geld,’ verduidelijkte Krystal. ‘Hij heb honger en ik ben me briefie van vijf verlore. Je krijg ut eg terug.’

Fats stak zijn hand in de zak van zijn spijkerbroek en voelde een verfrommeld bankbiljet. Om de een of andere reden wilde hij Krystal niet het idee geven dat hij geld zat had, dus hij graaide dieper op zoek naar kleingeld en haalde uiteindelijk een paar munten tevoorschijn.

Ze gingen naar de kiosk twee straten verderop. Fats bleef buiten hangen, terwijl Krystal een zakje chips en een rol Rolo’s voor Robbie kocht. Geen van hen zei iets, zelfs Robbie niet, die Fats niet helemaal leek te vertrouwen. Uiteindelijk, toen Krystal haar broertje het zakje chips had gegeven, zei ze tegen Fats: ‘Waar zulle we heen gaan?’

Ze zou toch niet bedoelen dat ze een nummertje wilde maken? Toch niet met dat jochie erbij? Hij had er even aan gedacht haar mee te nemen naar de Kluis. Die was privé en het zou de definitieve doodsteek zijn van zijn vriendschap met Andrew. Hij was niemand wat dan ook meer verschuldigd. Maar hij moest er niet aan denken om een potje te gaan neuken onder de neus van een dreumes.

‘Hij heb nou sjokola,’ zei Krystal. ‘Dus het ken. Nee, strakkies,’ zei ze tegen Robbie, die zeurde om de Rolo’s die ze nog vast had. ‘As je sjippies op zijn.’

Ze liepen de weg af in de richting van de oude stenen brug.

‘Er ken niks met um gebeure,’ zei Krystal. ‘Hij doet gewoon wattik zeg. Tog?’ zei ze luidkeels tegen Robbie.

‘Sjokola,’ zei hij.

‘Ja, strakkies.’

Ze had best in de gaten dat er vandaag iets meer overredingskracht nodig was om Fats zover te krijgen. In de bus had ze al bedacht dat het door Robbie moeilijk zou worden. Fats gaapte langdurig. ‘Hebbie sleg geslape?’ vroeg ze.

‘Feestje gisteravond,’ zei Fats.

‘O ja? Met wie dan?’

Hij gaapte nogmaals en ze moest wachten op een antwoord.

‘Arf Price. Sukhvinder Jawanda. Gaia Bawden.’

‘Woont zij in Pagford dan?’ vroeg Krystal bits.

‘Ja, in Hope Street,’ zei Fats.

Dat wist hij doordat Andrew zich een keer had versproken. Andrew had hem nooit toevertrouwd dat hij op haar viel, maar Fats had heus wel gezien hoe hij Gaia had zitten aangapen tijdens die schaarse lessen die ze samen volgden. Het was hem opgevallen dat Andrew zich in haar buurt, en telkens als zij ter sprake kwam, erg opgelaten had gevoeld.

Krystal dacht op haar beurt aan Gaia’s moeder: de enige maatschappelijk werkster die ze ooit aardig had gevonden, de enige die tot haar moeder was doorgedrongen. Ze woonde in Hope Street, net als nana Cath. Waarschijnlijk was ze daar nu, op dit moment. Stel dat…

Maar Kay had hen ook in de steek gelaten. Mattie was nu weer hun maatschappelijk werkster. Trouwens, het was niet de bedoeling dat je hen thuis lastigviel. Shane Tully was zijn maatschappelijk werkster een keer naar haar huis gevolgd en toen had hij meteen een straatverbod gekregen. Maar goed, kort daarvoor had Shane een steen door de autoruit van die vrouw gegooid…

En, redeneerde Krystal verder terwijl ze haar ogen samenkneep toen de weg een bocht maakte en de rivier haar verblindde met duizenden witte lichtvlekjes, Kay was uiteindelijk ook maar gewoon iemand die dossiers invulde, de score bijhield en voor scheidsrechter speelde. Ze kwam aardig over, maar ze had niet kunnen garanderen dat Robbie en Krystal bij elkaar zouden blijven…

‘We kenne daarzo heen,’ stelde ze Fats voor, wijzend naar een overwoekerd stukje oever, niet ver bij de brug vandaan. ‘En dan ken Robbie daaro wachte, op dat bankie.’

Ze zou hem daarvandaan in de gaten kunnen houden, dacht ze, en ze zou ervoor zorgen dat hij niets zag. Niet dat hij zoiets nooit had gezien… In de tijd dat Terri vreemde mannen mee naar huis nam…

Maar Fats moest er, uitgeput als hij was, echt niet aan denken. Hij kon het niet doen op het gras, onder de neus van zo’n klein jochie.

‘Nou nee,’ zei hij, zo laconiek mogelijk.

‘Hij kom eg nie,’ zei Krystal. ‘Hij heb Rolo’s. Hij hebbet nie eens door,’ zei ze, al vermoedde ze dat dat onzin was. Robbie had veel te veel door. Er was ophef geweest op de opvang toen hij een ander kind zogenaamd op zijn hondjes nam.

Krystals moeder, bedacht Fats opeens, was een hoer. Hij vond haar voorstel afschuwelijk, maar was dat niet onauthentiek?

‘Tisser?’ vroeg Krystal hem aanvallend.

‘Niks,’ zei hij. Dane Tully zou het doen. Pikey Pritchard zou het doen. Cubby: in geen miljoen jaar.

Krystal liep met Robbie naar het bankje. Fats boog eroverheen en tuurde naar het met onkruid en struiken overwoekerde stukje grond. Hij concludeerde dat het joch dan misschien niets zou kunnen zien, maar dat hij het voor de zekerheid toch maar zo vlug mogelijk zou doen.

‘Kijk es?’ zei Krystal tegen Robbie, en ze haalde de rol Rolo’s tevoorschijn waar hij meteen enthousiast naar graaide. ‘Je mag ze allemaal hebbe as je hier effe blijf zitte, oké? Gewoon blijve zitte, Robbie, en ik ben daaro. Snappie, Robbie?’

‘Ja,’ zei hij vrolijk. Zijn wangen zaten al onder de chocolade en toffee.

Krystal ging op de grond zitten en liet zich langs de oever naar het overwoekerde stukje beneden glijden. Ze hoopte dat Fats niet moeilijk zou gaan doen over condooms.

+++

+++

X

+++

Gavin droeg een zonnebril tegen de felle ochtendzon, maar dat maakte hem niet onherkenbaar. Samantha Mollison zou ongetwijfeld zijn auto herkennen. Toen hij haar in de gaten kreeg – ze liep met de handen in de zakken en het hoofd gebogen in haar eentje op het trottoir – sloeg hij meteen links af en stak, in plaats van door te rijden naar Mary, de oude stenen brug over en parkeerde in een zijstraat aan de andere kant van de rivier.

Hij wilde niet dat Samantha zag dat hij zijn auto voor Mary’s huis parkeerde. Op werkdagen was dat geen probleem, als hij een pak droeg en een aktetas bij zich had. Het had überhaupt niets uitgemaakt voordat hij aan zichzelf had toegegeven wat hij voor Mary voelde, maar nu deed het er wel toe. Hoe dan ook: het was een stralende ochtend en de wandeling gaf hem wat extra denktijd.

Ik hou nog steeds alle opties open, dacht hij, terwijl hij de brug overstak. Iets lager zat een jongetje alleen op een bankje snoepjes te eten. Ik hoef niets te zeggen… Ik zie wel wat er gebeurt…

Toch stond het zweet hem in de handen. Het idee dat Gaia de Fairbrother-tweeling had verteld dat hij verliefd was op hun moeder had hem zo’n beetje de hele nacht uit zijn slaap gehouden.

Maar Mary leek blij hem te zien toen ze de deur opendeed. ‘Waar staat je auto?’ vroeg ze, turend over zijn schouder.

‘Die heb ik verderop geparkeerd, bij de rivier,’ zei hij. ‘Het is een heerlijke ochtend en ik had zin om een stukje te lopen, en toen dacht ik opeens dat ik het gras zou kunnen maaien als je…’

‘O, dat heeft Graham al voor me gedaan,’ zei ze, ‘maar het is heel aardig van je. Kom even binnen voor een kopje koffie.’

Ze kwebbelde door toen ze in de keuken bezig was met de koffie. Ze droeg een oude afgeknipte spijkerbroek en een T-shirt. Daarin was goed te zien hoe dun ze was. Maar haar haar glansde weer, precies zoals hij het altijd voor zich zag. Op het pas gemaaide gazon zag hij de tweeling op een deken liggen. Ze hadden allebei een koptelefoon op en luisterden naar hun iPods.

‘Hoe gaat het nu met je?’ vroeg Mary terwijl ze naast hem kwam zitten.

Hij begreep eerst niet waarom ze zo bezorgd klonk, maar toen herinnerde hij zich dat hij haar gisteren, tijdens zijn korte bezoek, had verteld dat Kay en hij uit elkaar waren. ‘Goed hoor,’ zei hij. ‘Het was waarschijnlijk maar beter ook.’

Ze glimlachte en klopte op zijn arm.

‘Ik hoorde gisteravond,’ zei hij met een ietwat droge mond, ‘dat je misschien gaat verhuizen.’

‘Je kunt ook niets geheimhouden in Pagford, hè?’ zei ze. ‘Ik speel alleen maar met de gedachte. Theresa wil dat ik terugkom naar Liverpool.’

‘En wat vinden de kinderen daarvan?’

‘Nou, ik zou sowieso wachten tot de meiden en Fergus in juni examen hebben gedaan. Declan is niet zo’n probleem. Ik bedoel: we willen geen van allen weg…’

Ze barstte voor zijn ogen in tranen uit. Hij was zo opgelucht dat hij zijn hand uitstak om haar tengere pols aan te raken. ‘Natuurlijk hoeven jullie…’

‘… bij Barry’s graf.’

‘Ach,’ zei Gavin. Zijn opluchting doofde als een nachtkaars.

Mary wreef haar tranenstroom weg. Gavin vond het een beetje morbide. Bij hem in de familie cremeerden ze hun doden. Barry’s begrafenis was de tweede geweest die hij ooit had bijgewoond en hij had die van begin tot eind afschuwelijk gevonden. Gavin zag een graf als niets meer of minder dan de plek waar een lijk lag te ontbinden. Een onsmakelijke gedachte, en toch haalden mensen het in hun hoofd om zo’n graf te bezoeken en er bloemen neer te leggen, alsof het misschien toch nog goed kon komen.

Ze stond op om tissues te pakken. Buiten op het gras deelden de meiden één koptelefoon. Ze luisterden naar hetzelfde nummer en hun hoofden gingen ritmisch op en neer.

‘Dus Miles heeft nu Barry’s zetel gekregen,’ zei ze. ‘Ik kon het feestgedruis gisteravond hier helemaal horen.’

‘Nou, het was Howards… Ja, dat is zo,’ zei Gavin.

‘En Pagford is The Fields bijna kwijt,’ zei ze.

‘Ja, dat ziet er wel naar uit.’

‘En nu Miles in de raad zit, wordt het een stuk gemakkelijker om Bellchapel te sluiten,’ zei ze.

Gavin moest altijd even nadenken wat Bellchapel ook alweer was. Hij had totaal geen belangstelling voor dat soort dingen. ‘Ja, ik denk het wel.’

‘Dus alles waar Barry voor stond is verloren,’ concludeerde ze. Haar tranen waren opgedroogd en er verschenen nijdige rode vlekjes op haar wangen.

‘Daar lijkt het inderdaad op,’ zei hij. ‘Het is echt triest.’

‘Ik weet het niet, hoor,’ zei ze kwaad en geagiteerd. ‘Waarom zou Pagford de rekeningen van The Fields moeten betalen? Barry zag het altijd maar van één kant. Hij dacht dat iedereen in The Fields net als hij was. Hij dacht dat Krystal Weedon net als hij was, maar dat is ze niet. Het kwam nooit bij hem op dat mensen in The Fields het misschien wel prima vonden.’

‘Ja,’ zei Gavin, die het geweldig vond dat zij het niet met Barry eens was, en het gevoel had dat de schaduw van zijn graf tussen hen oploste. ‘Ik begrijp wat je bedoelt. Uit wat ik allemaal over Krystal Weedon heb gehoord…’

‘Ze heeft meer tijd en aandacht van hem gekregen dan zijn eigen kinderen,’ zei Mary. ‘En ze heeft geen cent meebetaald aan zijn grafkrans. Dat hebben de meiden me verteld. Het hele roeiteam heeft eraan bijgedragen, behalve Krystal. Ze is zelfs niet op de begrafenis geweest, na alles wat hij voor haar heeft gedaan.’

‘Ja, nou ja, dat toont maar weer aan…’

‘Sorry hoor, maar het blijft maar door mijn hoofd spoken,’ zei ze razend. ‘Ik moet er alsmaar aan denken dat hij nog steeds zou willen dat ik me bekommer om die verdomde Krystal Weedon. Ik kan me er niet overheen zetten. Hij had de hele laatste dag van zijn leven hoofdpijn en hij deed er niets aan, omdat hij zo nodig dat klotestuk moest schrijven!’

‘Ik weet het,’ zei Gavin. ‘Ik weet het. Ik denk,’ zei hij, met een gevoel alsof hij zijn tenen aarzelend in ijskoud water stak, ‘dat het echt iets voor kerels is. Miles is net zo. Samantha wilde niet dat hij zich kandidaat stelde voor de raad, maar hij deed het toch. Sommige mannen willen gewoon een beetje macht, weet je…’

‘Barry deed het niet om de macht,’ zei Mary, en Gavin trok zijn tenen gehaast weer in.

‘Nee, nee, Barry niet. Hij deed het om…’

‘Hij kon er niets aan doen,’ zei ze. ‘Hij dacht dat iedereen net als hij was, dat als je ze de helpende hand bood, ze zich dan beter gingen gedragen.’

‘Ja,’ zei Gavin, ‘maar het punt is juist dat er wel degelijk mensen zijn die een helpende hand kunnen gebruiken… Mensen thuis…’

‘Ja, precies!’ zei Mary, die opnieuw in tranen uitbarstte.

‘Mary,’ zei Gavin. Hij stond op, liep naar haar toe (hij had zijn tenen nu, met gemengde gevoelens van paniek en hoop, toch maar in het water gestoken), ‘luister… Het is nog vers… Ik bedoel: het is nog veel te vroeg… Maar je komt vast iemand anders tegen.’

‘Op mijn veertigste,’ snikte Mary, ‘met vier kinderen…’

‘Geen hand vol, maar een land vol,’ begon hij, maar dat was niet al te slim. Hij moest het natuurlijk niet doen voorkomen alsof ze keus te over had. ‘De ware jakob,’ verbeterde hij zichzelf, ‘maakt het niets uit of je kinderen hebt. Trouwens, het zijn zulke leuke kinderen… Iedereen zal die met liefde in de armen sluiten.’

‘O, Gavin, wat ben je toch lief,’ zei ze, opnieuw haar ogen deppend.

Hij sloeg zijn arm om haar heen en ze schudde die niet van zich af. Zo stonden ze een tijdje, zij snotterend. Toen voelde hij haar verstrakken om zich uit zijn omhelzing los te maken en hij zei: ‘Mary…’

‘Ja?’

‘Ik moet het… Mary, ik denk dat ik verliefd op je ben.’

Een paar tellen voelde hij de euforische trots van een parachutist die een vrije val maakt en de vaste grond verruilt voor de eindeloze ruimte.

Toen deed ze een stap achteruit. ‘Gavin, ik…’

‘Het spijt me,’ zei hij geschrokken, toen hij de weerzin op haar gezicht las. ‘Ik wilde dat je het van mij hoorde. Ik heb tegen Kay gezegd dat ik het daarom wilde uitmaken, en ik was bang dat je het van iemand anders zou horen. Anders zou ik het nog maanden voor me hebben gehouden. Jaren,’ voegde hij eraan toe in een poging haar glimlach en het moment dat ze hem lief had gevonden terug te brengen.

Maar Mary schudde haar hoofd en sloeg haar armen over elkaar voor haar magere borst. ‘Gavin, ik had nooit, maar dan ook nooit…’

‘Laat maar,’ zei hij beteuterd. ‘Vergeet dat ik het heb gezegd.’

‘Ik dacht dat je het begreep,’ zei ze.

Hij nam aan dat hij had moeten weten dat ze omhuld was door een pantser van verdriet en dat dat diende ter bescherming.

‘Dat doe ik ook,’ loog hij. ‘Ik had het je niet willen vertellen, alleen…’

‘Barry zei altijd dat je een oogje op me had,’ zei Mary.

‘Dat is niet waar,’ zei hij stellig.

‘Ik vind je een ontzettend aardige man, Gavin,’ zei ze gespannen. ‘Maar ik heb niet… Ik bedoel, zelfs als…’

‘Nee,’ zei hij luid om haar te overstemmen. ‘Ik begrijp het. Zeg, ik moet ervandoor.’

‘Je hoeft niet…’

Maar hij had nu bijna een hekel aan haar. Hij had wel gehoord wat ze had willen zeggen: zelfs als ik niet om mijn man rouwde, zou ik jou nog niet willen.

Zijn bezoek had zo kort geduurd dat zijn koffie nog warm was toen Mary die, enigszins aangedaan, door de gootsteen spoelde.

+++

+++

XI

+++

Howard had tegen Shirley gezegd dat hij zich niet lekker voelde, dat het hem beter leek om in bed te blijven liggen en uit te rusten, en dat The Copper Kettle wel een middagje zonder hem kon.

‘Ik zal Maureen bellen,’ zei hij.

‘Nee, dat doe ik wel,’ zei Shirley kortaf. Toen ze de slaapkamerdeur achter zich dichttrok, dacht ze: hij gebruikt zijn hart als excuus.

Hij had gezegd: ‘Doe niet zo gek, Shirl,’ en vervolgens: ‘Het is flauwekul, stomme kletspraat.’ En ze had niet doorgevraagd. Jaren van beleefd vermijden van precaire onderwerpen (Shirley was letterlijk met stomheid geslagen geweest toen de drieëntwintigjarige Patricia had gezegd: ‘Ik ben lesbisch, ma.’) leken haar innerlijk het zwijgen te hebben opgelegd.

De deurbel ging. Het was Lexie. ‘Pap zei dat ik naar jullie toe moest. Hij en mam moesten iets doen. Waar is opa?’

‘In bed,’ zei Shirley. ‘Hij is gisteravond een beetje te ver gegaan.’

‘Het was een leuk feest, toch?’ zei Lexie.

‘Ja, geweldig,’ zei Shirley, terwijl er vanbinnen een storm opstak.

Na een tijdje werd ze het gebabbel van haar kleindochter zat. ‘Laten we gaan lunchen in de lunchroom,’ stelde ze voor. ‘Howard,’ riep ze door de dichte slaapkamerdeur heen, ‘ik neem Lexie mee naar The Copper Kettle om te lunchen.’

Hij bromde bezorgd en dat beviel haar wel. Ze was niet bang voor Maureen. Ze zou Maureen recht in de ogen kijken…

Maar tijdens de wandeling ernaartoe bedacht Shirley opeens dat Howard Maureen had kunnen bellen zodra zij de deur van de bungalow achter zich had dichtgetrokken. Wat was ze toch dom… Om de een of andere reden had ze gedacht dat ze, door Maureen zelf te bellen om te zeggen dat Howard ziek was, hen ervan had weerhouden met elkaar te communiceren…

De vertrouwde, dierbare straten leken anders, vreemd. Ze had met regelmaat de inventaris opgemaakt van de etalage die zij aan deze schattige miniatuurwereld toonde: echtgenote en moeder, vrijwilligster in het ziekenhuis, secretaris van de deelraad, vrouw van de eerste burger. En Pagford was de spiegel die beleefd en eerbiedig haar betekenis en waarde reflecteerde. De Geest had echter een stempel gepakt en op het rimpelloze oppervlak van haar leventje een onthulling gestanst die dat allemaal teniet zou doen: ‘Haar man deed het met zijn compagnon en zij wist van niets…’

Dat zou het enige zijn wat iedereen nog zei als ze het over haar hadden, het enige wat ze zich van haar zouden herinneren.

Ze duwde de deur van de lunchroom open. Het belletje rinkelde en Lexie zei: ‘Daar heb je Peanut Price.’

‘Alles goed met Howard?’ vroeg Maureen met schorre stem.

‘Gewoon moe,’ antwoordde Shirley, die vlug naar een tafel liep en ging zitten. Haar hart ging zo tekeer dat ze zich afvroeg of dit nou de voorbode was van een hartaanval.

‘Zeg maar tegen hem dat de meisjes allebei niet zijn komen opdagen,’ zei Maureen, die gebelgd bij de tafel bleef dralen. ‘En ze hebben geen van beiden de moeite genomen om even af te bellen. Het is maar goed dat het niet druk is.’

Lexie liep naar het buffet om met Andrew te praten, die daar de honneurs moest waarnemen. Shirley was zich bewust van haar klaarblijkelijke gezelschapsloosheid doordat ze in haar eentje aan tafel zat, en moest opeens denken aan Mary Fairbrother. Hoe waardig en verlaten die er op Barry’s begrafenis had uitgezien. Het weduwschap als de mantel van een koningin om haar heen gedrapeerd. Het medelijden, de bewondering. Door het verlies van haar man was Mary ongevraagd het zwijgzame object van bewondering geworden, terwijl zij, vastgeketend aan een man die haar had bedrogen, werd omhuld door minachting, een mikpunt van spot was…

(Lang geleden, in Yarvil, hadden mannen Shirley bestookt met schunnigheden vanwege haar moeders reputatie, ook al was zij, Shirley, zo kuis geweest als ze maar kon zijn.)

‘Opa voelt zich niet lekker,’ vertelde Lexie aan Andrew. ‘Wat zit er in die taartjes?’

Hij boog zich voorover achter de toonbank en verborg zijn rode kop.

Ik heb met jouw moeder getongd.

Andrew had zich bijna ziek gemeld. Hij was bang geweest dat Howard hem misschien op staande voet zou ontslaan vanwege het zoenen van zijn schoondochter, en stond echt doodsangsten uit bij de gedachte dat Miles Mollison hier elk moment naar binnen kon stormen op zoek naar hem. Tegelijkertijd was hij wel zo realistisch om in te zien dat Samantha – die, zo dacht hij ongenadig, ver in de veertig moest zijn – waarschijnlijk als de slechterik zou figureren in dit drama. Zijn excuus was simpel: zij was bezopen en greep me.

Zijn gêne ging gepaard met een vleugje trots. Hij had Gaia ontzettend graag willen zien. Hij had haar willen vertellen dat een volwassen vrouw hem had besprongen. Hij had gehoopt dat ze er samen om hadden kunnen lachen, zoals ze dat om Maureen hadden gedaan, en dat ze stiekem geïmponeerd zou zijn. En ook dat hij er, ergens tijdens die lachbui, en passant achter zou komen wat ze precies met Fats had gedaan, hoe ver ze hem had laten gaan. Hij was bereid haar te vergeven. Zij was ook bezopen geweest. Maar ze was niet komen opdagen op haar werk.

Hij ging een servetje voor Lexie halen en botste bijna tegen de vrouw van zijn baas aan, die achter de toonbank stond met zijn EpiPen in haar hand.

‘Ik moest van Howard even iets controleren,’ vertelde Shirley hem. ‘En deze spuit hoort hier niet te liggen. Ik zal hem achter in de koelkast leggen.’

+++

+++

XII

+++

Halverwege zijn rol Rolo’s kreeg Robbie ontzettende dorst. Krystal had niets te drinken voor hem gekocht. Hij liet zich van het bankje zakken en hurkte in het warme gras, waar hij haar nog steeds met die vreemde tussen de struiken kon zien liggen. Na een tijdje liet hij zich langs de oever naar hen toe zakken. ‘Wil drinke,’ jammerde hij.

‘Opsodemietere, Robbie!’ riep Krystal. ‘Ga op die bank zitte!’

‘Wil drinke!’

‘Ga godverd… Wacht op dat bankie en dan kommik zo wat drinke brenge! Opzoute, Robbie!’

Huilend klom hij over de glibberige oever weer omhoog naar de bank. Hij was gewend zijn zin niet te krijgen en gedroeg zich doorgaans tegendraads, omdat de gramschap en regels van grote mensen behoorlijk arbitrair leken. Hij had geleerd de kans op kleine geneugten met beide handen aan te grijpen, waar en wanneer hij maar kon.

Hij was kwaad op Krystal en dwaalde over de weg een beetje van de bank af. Op de stoep kwam een man met een zonnebril hem tegemoet lopen.

(Gavin was vergeten waar hij zijn auto had geparkeerd. Hij had Mary’s huis overhaast verlaten en was recht naar beneden door Church Row gelopen. Hij had zich pas gerealiseerd dat hij de verkeerde kant op ging toen hij ter hoogte van het huis van Miles en Samantha kwam. Omdat hij de Fairbrothers niet nog een keer wilde passeren, had hij een omweg genomen om weer bij de brug uit te komen.

Hij zag het jochie – vol chocoladevlekken, met ongekamd haar, afstotelijk – en liep langs hem heen. Zijn geluk lag in duigen. Ergens zou hij graag naar Kay toe zijn gegaan om te worden getroost… Ze was altijd het liefst tegen hem geweest als hij zich rot voelde. Dat was eigenlijk wat hem zo in haar had aangetrokken.)

Het geruis van de rivier versterkte Robbies dorst. Hij huilde nog wat na, draaide zich om, weg van de brug, terug naar de plek waar Krystal verstopt lag. De struiken waren aan het schudden. Hij liep dorstig verder en zag een gat in een lange heg aan de linkerkant van de weg. Toen hij ervoor stond, zag hij dat er een speelterrein achter lag.

Robbie wurmde zich door het gat en nam de grote groene ruimte met de uitwaaierende kastanjeboom en de doelpalen in zich op. Robbie wist wat dat waren doordat zijn neef Dane hem een keer in de speeltuin had laten zien hoe hij tegen een voetbal moest trappen. Hij had nog nooit zo veel groen bij elkaar gezien.

Er kwam een vrouw over het veld aanlopen. Ze had haar armen over elkaar en haar hoofd gebogen.

(Samantha had doelloos rondgelopen, gelopen en gelopen, in het wilde weg, zolang het maar niet in de buurt van Church Row was. Ze had zichzelf tal van vragen gesteld en maar een paar antwoorden kunnen verzinnen. Een van die vragen was of ze misschien niet te ver was gegaan door Miles te vertellen over die stomme, bezopen brief, die ze uit rancune had geschreven, wat opeens veel minder gewiekst leek…

Ze hief haar hoofd op en keek recht in de ogen van Robbie. Kinderen wurmden zich in het weekend vaak door het gat in de heg om hier te spelen. Haar eigen meiden hadden het gedaan toen ze jonger waren.

Ze klom over het hek en liep weg bij de rivier in de richting van het plein. Ze walgde van zichzelf, hoezeer ze ook haar best deed dat gevoel te ontvluchten.)

Robbie klom weer terug door het gat in de heg en liep een stukje achter de vrouw op de weg aan, maar ze was al snel uit het zicht verdwenen. De halve rol Rolo’s smolt in zijn hand en hij wilde die niet neerleggen, maar hij had zo’n dorst. Misschien was Krystal wel klaar. Hij dwaalde terug in de tegenovergestelde richting.

Toen hij bij de eerste struiken op de oever kwam, zag hij dat ze niet bewogen, dus hij dacht dat hij wel naar hen toe kon lopen. ‘Krystal,’ zei hij.

Maar er lag niemand onder de struiken. Krystal was weg.

Robbie begon te jammeren en te schreeuwen om Krystal. Hij klauterde weer omhoog langs de oever en keek wild om zich heen naar de weg, maar ze was nergens te bekennen. ‘Krystal!’ gilde hij.

Een vrouw met kort zilverkleurig haar wierp een fronsende blik op hem, terwijl ze met ferme tred over het trottoir aan de overkant liep.

(Shirley had Lexie achtergelaten in The Copper Kettle, waar ze het wel naar haar zin leek te hebben, maar ze had nog maar een klein stukje over het plein afgelegd toen ze een glimp opving van Samantha. En aangezien dat de laatste persoon was die ze nu wilde zien, was ze gauw omgedraaid.

Het gejammer en gekrijs van de jongen galmden achter haar, terwijl ze zich voorthaastte. Shirleys vuist zat stevig om de EpiPen in haar zak geklemd. Zij zou geen schuine grap worden. Zij wilde onbezoedeld en deerniswekkend zijn, zoals Mary Fairbrother. Ze was zo ongelooflijk woedend, zo kwaad, dat ze niet logisch kon nadenken. Ze moest iets doen, straffen, afmaken.

Vlak voor de oude stenen brug zag Shirley aan haar linkerhand een paar struiken schudden. Ze keek omlaag en ving een weerzinwekkende glimp op van iets verachtelijks en walgelijks, wat haar voortdreef.)

+++

+++

XIII

+++

Sukhvinder was al langer door Pagford aan het dwalen dan Samantha. Kort nadat haar moeder haar te verstaan had gegeven dat ze naar de lunchroom moest, was ze vertrokken uit de voormalige pastorie, en vanaf dat moment had ze over de straten gezworven en zo onzichtbaar mogelijk de terreinen rond Church Row, Hope Street en het plein gadegeslagen.

Ze had bijna vijftig pond in haar zak, het geld dat ze met haar werk in de lunchroom en op het feest had verdiend, en haar scheermesje. Ze had eigenlijk haar spaarbankboekje willen meenemen, dat opgeborgen lag in het kleine archiefkastje in haar vaders studeerkamer, maar Vikram had aan zijn bureau gezeten.

Ze had een tijdje staan wachten bij de halte van de bus naar Yarvil, maar toen had ze Shirley en Lexie Mollison gezien en was weggedoken.

Gaia’s verraad was gemeen en onverwacht geweest. Zoenen met Fats Wall… Hij zou Krystal laten vallen nu hij Gaia had. Elke jongen zou elk meisje laten vallen voor Gaia, geen twijfel mogelijk. Ze moest er niet aan denken om naar haar werk te gaan en aan te horen dat haar enige bondgenoot tegen haar zei dat Fats eigenlijk best meeviel.

Haar mobiel zoemde. Gaia had haar al twee keer ge-sms’t.

+++

WAS IK ERG BEZOPEN GISTERAVOND?

GA JIJ WERKEN?

+++

Niets over Fats Wall. Niets over het tongen met Sukhvinders kwelgeest. Het nieuwe bericht luidde: GAATUT?

Sukhvinder stopte de telefoon weer in haar zak. Ze zou in de richting van Yarvil kunnen lopen en buiten het dorp een bus kunnen pakken, waar niemand haar zou zien. Haar ouders zouden haar pas om half zes gaan missen, want dan verwachtten ze haar thuis.

Er vormde zich een wanhopig plan in haar hoofd onder het lopen: als ze een plek kon vinden waar ze voor minder dan vijftig pond kon logeren… Het enige wat ze wilde was alleen zijn met haar scheermesje.

Ze liep op de weg langs de rivier de Orr. Als ze de brug overstak, zou ze helemaal om het dorp heen naar de ringweg kunnen gaan.

‘Robbie! ROBBIE! Waar ben je?’

Krystal Weedon. Ze rende heen en weer over de rivieroever. Fats Wall stond met een hand in zijn zak te roken en keek naar de nerveuze Krystal.

Sukhvinder sloeg meteen rechts af, de brug op, als de dood dat een van de twee haar zou zien. Krystals geschreeuw klonk boven het stromende water uit.

Sukhvinder zag onder zich iets in de rivier.

Zonder erbij na te denken lagen haar handen al op de stenen leuning en had ze zich op de rand van de brug gehesen. Ze gilde: ‘HIJ LIGT IN DE RIVIER, KRYS!’ en liet zich, met haar voeten naar beneden, in het water vallen. Haar been werd opengereten door een kapot computerbeeldscherm terwijl de stroom haar naar beneden trok.

+++

+++

XIV

+++

Toen Shirley de slaapkamerdeur opende, zag ze alleen twee lege bedden. Gerechtigheid vereiste een slapende Howard. Ze zou er bij hem op moeten aandringen weer naar bed te gaan.

Maar uit de keuken noch uit de badkamer kwam geluid. Shirley was bang dat ze hem was misgelopen door de weg langs de rivier te nemen. Hij had zich vast aangekleed en was naar zijn werk gegaan. Misschien zat hij al met Maureen in het personeelskamertje over Shirley te praten, maakten ze wellicht al plannen voor een echtscheiding, zodat hij met Maureen kon trouwen, nu het spelletje was afgelopen en er niets meer te verbergen viel.

Ze rende zo’n beetje de woonkamer in om The Copper Kettle te bellen. Howard lag in zijn pyjama op de vloer.

Zijn gezicht was paars en zijn ogen puilden uit. Er kwam een zacht piepend geluid uit zijn mond. Een hand lag roerloos op zijn borst. Zijn pyjamajasje was omhooggekropen waardoor precies het opengekrabde stuk huid te zien was waar ze de naald in had willen steken.

Howards ogen keken haar smekend aan.

Shirley staarde benauwd terug en schoot toen de kamer uit. Ze verborg de EpiPen in de koektrommel, maar haalde die er toen meteen weer uit en schoof hem achter de rij kookboeken.

Ze rende terug naar de woonkamer, greep de telefoon en belde het alarmnummer.

‘Pagford zegt u? U belt zeker van Orrbank Cottage, hè? Er is al een wagen onderweg.’

‘O, dank u wel, godzijdank,’ zei Shirley, en ze had bijna opgehangen toen ze zich realiseerde wat er was gezegd en ze schreeuwde: ‘Nee, nee, niet Orrbank Cottage…’

Maar de telefonist had al opgehangen en ze moest opnieuw bellen. Ze was zo in paniek dat ze de hoorn liet vallen. Naast haar op de vloerbedekking werd Howards gepiep steeds zwakker.

‘Niet Orrbank Cottage,’ schreeuwde ze. ‘Evertree Crescent nummer 36 in Pagford… Mijn man heeft een hartaanval…’

+++

+++

XV

+++

Aan Church Row sprintte Miles Mollison op pantoffels zijn huis uit en rende over de steil afhellende stoep naar de voormalige pastorie op de hoek. Hij bonkte op de dikke eikenhouten deur met zijn linkerhand, terwijl hij met zijn rechter het nummer van zijn vrouw probeerde in te toetsen.

‘Ja?’ zei Parminder, die de deur opende.

‘Mijn pa,’ hijgde Miles, ‘… weer een hartaanval… Ma heeft een ambulance gebeld… Kom je mee? Kom je alsjeblieft mee?’

Parminder schoot snel achteruit het huis in en greep blind naar haar dokterstas, maar bleef toen staan. ‘Dat kan niet. Ik ben geschorst, Miles. Ik mag het niet.’

‘Dat meen je niet… Alsjeblieft… De ambulance doet er…’

‘Het kan niet, Miles,’ zei ze.

Hij draaide zich om en rende weg door het open hek. Voor zich zag hij Samantha, die hun tuinpad op liep. Hij riep naar haar, zijn stem brak, en ze draaide zich verbaasd om. Aanvankelijk dacht ze dat zijn paniek met haar te maken had.

‘Pa… is in elkaar gezakt… Er is een ambulance onderweg… Die trut van een Jawanda wil niet komen…’

‘Jezus,’ zei Samantha. ‘Jezus christus.’

Ze holden naar de auto en reden de weg op, Miles op zijn pantoffels en Samantha op de houten slippers, die haar blaren hadden bezorgd.

‘Luister, Miles, een sirene… Hij is er al…’

Maar toen ze Evertree Crescent op reden, zagen ze niets en ze hoorden ook geen sirene meer.

Anderhalve kilometer verderop lag Sukhvinder Jawanda op een grasveld onder een wilg rivierwater uit te braken. Een oude dame wikkelde dekens om haar heen die al net zo doorweekt waren als Sukhvinders kleren. Iets verder stond de man met de hond die Sukhvinder aan haar haren en haar sweatshirt uit het water had gesleurd, gebogen over een klein, bewegingloos lichaam.

Sukhvinder dacht dat ze Robbie had voelen worstelen in haar armen, maar misschien was dat wel de onstuimige stroom van de rivier geweest, die hem van haar los had willen rukken? Ze kon goed zwemmen, maar de Orr had haar naar beneden getrokken en haar willoze lichaam naar believen alle kanten op geslingerd. Ze was de bocht om gesleurd, en het water had haar naar de oever geslingerd. Het was haar gelukt een kreet te slaken, en toen had ze de man met de hond gezien, die over de oever op haar af kwam rennen…

‘Helaas,’ zei de man, die twintig minuten met Robbie bezig was geweest. ‘Hij is overleden.’

Sukhvinder jankte en zakte hevig rillend in elkaar op de koude natte grond toen het geluid van een sirene dichterbij kwam. Te laat.

Op Evertree Crescent hadden de ambulancemedewerkers grote moeite om Howard op de brancard te krijgen. Miles en Samantha moesten hen helpen.

‘Wij rijden er wel achteraan in onze auto, ga jij maar met pa mee,’ schreeuwde Miles naar Shirley, die volkomen in de war leek en niet in de ambulance wilde stappen.

Maureen, die net de laatste klant van The Copper Kettle gedag had gezegd, stond te luisteren in de deuropening. ‘Al die sirenes,’ zei ze over haar schouder tegen een uitgeputte Andrew, die de tafels aan het afnemen was. ‘Er is zeker iets aan de hand.’

En ze haalde diep adem, alsof ze hoopte in de warme middaglucht de indringende geur van onheil op te snuiven.