+

+++

+++

I

+++

‘… stormde hier moord en brand schreeuwend de deur uit, noemde haar een kut-Paki – en nu heeft de krant gebeld voor een reactie, omdat ze…’

Parminder hoorde de gedempte stem van een van de receptionisten toen ze langs de deur van de spreekkamer liep, die op een kier stond. Eén snelle, geruisloze stap en Parminder had die opengetrokken. De receptioniste en de doktersassistente stonden dicht bij elkaar. Ze schrokken en draaiden zich met een ruk om. ‘Dokter Jawan…’

‘Je hebt hopelijk wel begrepen wat er in het contract stond dat je hebt ondertekend toen je deze baan kreeg, hè Karen?’

De receptioniste keek ontzet. ‘Jawel, ik… ik heb niet… Laura had al… Ik wilde u net dit briefje komen brengen. The Yarvil and District Gazette heeft gebeld. Mevrouw Weedon is overleden en haar kleindochter beweert…’

‘En zijn die voor mij?’ vroeg Parminder kil, wijzend naar de patiëntendossiers in Karens hand.

‘O… ja,’ zei Karen met een kleur. ‘Hij wilde naar dokter Crawford, maar…’

‘Ik zou maar snel teruggaan naar de balie.’ Parminder pakte de dossiers en beende ziedend de kamer uit naar de wachtkamer. Maar toen ze daar oog in oog stond met de patiënten besefte ze dat ze niet wist wie er als eerste aan de beurt was. Ze keek naar de bovenste map van haar stapel. ‘Meneer… meneer Mollison.’

Howard hees zich glimlachend overeind en kwam op zijn typerende schommelende manier naar haar toe. Aversie rees als maagzuur op in Parminders keel. Ze draaide zich om en liep terug naar haar spreekkamer, gevolgd door Howard.

‘Alles goed met Parminder?’ vroeg hij, toen hij de deur had dichtgedaan en zich onuitgenodigd op de stoel tegenover haar had laten zakken.

Hij begroette haar altijd zo, maar vandaag vond ze het nogal honend klinken. ‘Wat scheelt eraan?’ vroeg ze bits.

‘Beetje irritatie,’ zei hij. ‘Alleen hier. Ik zal wel een zalfje of zoiets nodig hebben.’

Hij trok zijn overhemd uit zijn broek en tilde het een paar centimeter op.

Parminder zag een vuurrode plek op de vetrol die over zijn bovenbenen bulkte. ‘Je zult toch echt even je overhemd uit moeten trekken,’ zei ze.

‘Het jeukt alleen hier maar.’

‘Ik moet het geheel zien.’

Hij zuchtte en ging staan. Terwijl hij zijn overhemd losknoopte, zei hij: ‘Heb je de agenda gekregen die ik je vanmorgen heb gestuurd?’

‘Nee, ik heb mijn e-mail nog niet bekeken vandaag.’

Dat was een leugen. Parminder had zijn agenda gelezen en was er woedend over, maar dit was niet het moment om hem dat te vertellen. Het stoorde haar dat hij raadszaken haar spreekkamer binnenbracht. Hij deed dat alleen maar om haar eraan te herinneren dat er een plek was waar zij zijn ondergeschikte was, ook al kon ze hem hier, in deze kamer, opdragen zich helemaal uit te kleden. ‘Zou je alsjeblieft… Ik moet even kijken onder…’

Hij tilde het enorme vetschort omhoog. De bovenkant van zijn broekspijpen werd zichtbaar en ten slotte ook de broekriem. Met zijn armen vol met zijn eigen vet keek hij glimlachend op haar neer. Ze schoof haar stoel dichterbij en bukte, zodat haar hoofd op gelijke hoogte was met zijn riem.

Een akelige, schilferige huiduitslag had zich meester gemaakt van de verborgen spelonk onder Howards buik: de vuurrode plek liep van de ene kant van zijn torso naar de andere als een gigantische uitgestreken glimlach. Een zweem van rottend vlees bereikte haar neusgaten.

Intertrigo,’ zei ze, ‘en daar, waar je gekrabd hebt, lichen simplex. Oké, trek je overhemd maar weer aan.’

Onverstoorbaar liet hij zijn buik vallen en pakte zijn overhemd. ‘Ik heb Bellchapel op de agenda gezet. Dat wekt momenteel nogal wat belangstelling bij de pers.’

Ze zat iets te tikken op de computer en gaf geen antwoord.

The Yarvil and District Gazette,’ zei Howard en hij knoopte zijn overhemd dicht. ‘Ik schrijf een stukje voor ze. Twee kanten van het verhaal.’

Ze probeerde niet naar hem te luisteren, maar bij het horen van de naam van de krant werd de knoop in haar maag strakker aangetrokken. ‘Wanneer is je bloeddruk voor het laatst gemeten, Howard? Voor zover ik kan zien is dat langer dan een half jaar geleden.’

‘Die is vast goed. Ik slik er pillen voor.’

‘We kunnen er beter even naar kijken. Je bent er nu toch.’

Weer slaakte hij een zucht en stroopte vervolgens omslachtig zijn mouw op. ‘Ze plaatsen mijn stuk als tegenhanger van dat van Barry,’ zei hij. ‘Wist je dat hij ze een stuk had gestuurd? Over The Fields?’

‘Ja,’ antwoordde ze, tegen beter weten in.

‘Je hebt daar zeker geen kopietje van, hè? Om te voorkomen dat ik hetzelfde zeg als hij?’

Haar vingers trilden een beetje toen ze de bloeddrukmeter om Howards arm probeerde te bevestigen. Hij was te kort. Ze maakte hem los en stond op om een langere te pakken. ‘Nee,’ zei ze, met haar rug naar hem toe. ‘Ik heb het niet gezien.’

Parminder plaatste de langere band om zijn arm. Hij keek hoe ze in het pompje kneep en sloeg de meter gade met de minzame glimlach van een man die getuige was van een of ander heidens ritueel.

‘Te hoog,’ deelde ze hem mee toen de wijzer honderdzeventig over honderd aangaf.

‘Ik slik er pillen voor,’ zei hij, krabbend op de plek waar de band had gezeten, waarna hij zijn mouw weer naar beneden rolde. ‘Dokter Crawford lijkt het geen probleem te vinden.’

Ze scande zijn medicatie op haar computerscherm. ‘Je slikt amlodipine en bendroflumethiazide voor je bloeddruk, toch? En simvastatine voor je cholesterol… Geen bètablokker…’

‘Vanwege mijn astma,’ zei Howard en hij trok zijn mouw recht.

‘Juist ja… En aspirine.’ Ze draaide zich naar hem toe. ‘Howard, jouw gewicht is de oorzaak van al je gezondheidsproblemen. Ben je ooit verwezen naar een voedingsdeskundige?’

‘Ik run al vijfendertig jaar een delicatessenzaak,’ zei hij, nog steeds glimlachend. ‘Mij hoef je niets meer te leren over voeding.’

‘Met een paar veranderingen in je levensstijl kun je een heel eind komen. Als je in staat zou zijn om…’

Met een halve knipoog zei hij bemoedigend: ‘Hou het simpel. Ik heb alleen maar een zalfje nodig tegen de jeuk.’

Parminder reageerde zich af op het toetsenbord: ze beukte het recept voor een antischimmel- en een cortisoncrème, en toen dat geprint was overhandigde ze het aan Howard zonder nog iets te zeggen.

‘Vriendelijk bedankt,’ zei hij, terwijl hij zich uit de stoel omhoog hees, ‘en nog een fijne dag verder.’

+++

+++

II

+++

‘Wammot jíj hier?’

Het verschrompelde lichaam van Terri Weedon leek door haar eigen deuropening nog verder ineengedrukt te worden. In een poging iets imposanter over te komen, zette ze haar knokige handen tegen de posten en blokkeerde de ingang. Het was acht uur ’s morgens. Krystal was net met Robbie vertrokken.

‘Kmot met je prate,’ zei haar zus. Cheryl, die er in haar witte vest en trainingsbroek breed en mannelijk uitzag, had een brandende sigaret in haar mond en keek Terri met samengeknepen ogen door de rook aan. ‘Nana Cath is dood,’ zei ze.

‘Watte?’

‘Nana Cath is dood,’ herhaalde Cheryl bijna schreeuwend. ‘Maar dat ken jou zeker niks rotte.’

Terri had het de eerste keer al gehoord. Het bericht was echter zo hard aangekomen dat ze het uit ontzetting nog een keer had willen horen.

‘Hebbie gebruikt?’ wilde Cheryl weten, terwijl ze dreigend in het gespannen maar uitdrukkingsloze gezicht van haar zus keek.

‘Fuck op. Nee, nie.’

Het was waar: Terri had die ochtend niet gebruikt. Ze had al drie weken niet gebruikt. Ze was er niet trots op, ze had het al een keer langer volgehouden, maanden zelfs. Obbo was de afgelopen twee weken niet geweest, dus dat had het makkelijker gemaakt. Maar haar spullen zaten nog steeds in de oude koektrommel, en het verlangen ernaar brandde als een waakvlammetje in haar fragiele lichaam.

‘Ze heb gistere ut loodje geleg. Maar die kut-Danielle hebbut me vammorge pas verteld,’ zei Cheryl. ‘En ik wou verdomme net vuddaag naar dat kutziekenhuis om dur weer te zien. Danielle wil dur huis. Nana Cath dur huis. Hebberig klotewijf.’

Terri was al heel lang niet meer in het kleine rijtjeshuis in Hope Street geweest, maar tijdens Cheryls betoog verschenen de prullaria op het dressoir en de vitrage glashelder voor haar geestesoog. Ze zag voor zich hoe Danielle daar dingen in haar zakken stond te proppen en in kastjes snuffelde.

‘Dinsdag nege uur wordt ze in de hens gestoke.’

‘Is goed,’ zei Terri.

‘Wij hebbe dur net zo veel reg op as Danielle,’ zei Cheryl. ‘Zal ik tege dur zegge dat we ons deel motte hebbe?’

‘Ja,’ zei Terri. Ze bleef tegen de deurpost staan tot Cheryl met haar kanariegele haar en tatoeages om de hoek was verdwenen en ging toen naar binnen.

Nana Cath dood. Ze hadden elkaar al heel lang niet gesproken. Ik trek me hande van je af. Ik ben ut zat, Terri, schijtzat. Maar Krystal was ze wel blijven zien. Krystal was haar oogappel geworden. Ze was naar Krystal gaan kijken toen ze aan die stomme roeiwedstrijden meedeed. Ze had Krystals naam genoemd op haar sterfbed, niet die van Terri.

Best hoor, kutwijf. Ken mij ut rotte. Tis nu tog te laat.

Bedrukt en trillend ging Terri in haar stinkende keuken op zoek naar sigaretten, al smachtte ze in feite naar de lepel, de vlam en de naald.

Het was nu toch te laat om dat ouwe mens te vertellen wat ze haar had moeten vertellen. Het was nu te laat om weer haar Terri-baby te worden. Big girls don’t cry… big girls don’t cry… Het had jaren geduurd voordat ze begreep dat het liedje dat nana Cath met haar schorre rokersstem voor haar had gezongen eigenlijk ‘Sherry Baby’ was.

Terri’s handen schoten als ongedierte door de rotzooi op zoek naar pakjes peuken. Ze scheurde die uit elkaar en ontdekte dat ze allemaal leeg waren. Krystal had waarschijnlijk de laatste gepakt. Ze was een hebberig kreng, net als Danielle, die de spullen van nana Cath doorzocht en haar dood verzweeg voor alle anderen.

Er lag een lange uitgedrukte peuk op een vettig bord: Terri veegde die af aan haar T-shirt en stak hem aan met de gasvlam. In haar hoofd hoorde ze haar eigen elfjarige stem: ik wou dat jij mun mama was.

Ze wilde er niet aan terugdenken. Rokend leunde ze tegen het aanrecht en probeerde vooruit te kijken, zich een voorstelling te maken van de ophanden zijnde aanvaring tussen haar twee oudere zussen. Cheryl had Shane, en niemand flikte Cheryl en Shane iets: ze hadden allebei losse handjes, en Shane had nog niet zo lang geleden brandende vodden door de brievenbus van een of andere arme sloeber geduwd. Dat was de reden voor zijn laatste verblijf in de bajes. En als dat huis op dat moment niet verlaten was geweest, dan had hij nog steeds gezeten. Danielle beschikte echter over wapens die Cheryl niet had: geld en haar eigen huis, en een vaste telefoon. Ze kende belangrijke mensen en wist hoe ze met hen moest omgaan. Zij was zo’n type dat reservesleutels had, en geheimzinnige administratiepapieren.

Toch moest Terri nog zien of Danielle het huis zou krijgen, zelfs met haar geheime wapens. Zij drieën waren niet de enigen: nana Cath had busladingen klein- en achterkleinkinderen gehad. Nadat Terri in een kindertehuis was geplaatst, had haar vader nog andere kinderen gekregen. Negen in totaal, volgens Cheryl, bij vijf verschillende moeders. Terri had haar halfzussen en -broers nooit ontmoet, maar Krystal had haar verteld dat nana Cath nog steeds contact met hen had.

‘O ja, joh?’ had ze teruggekaatst. ‘Kmag hope dat ze dur kaalplukke, dat stomme ouwe wijf.’

Ze had dus contact met de rest van de familie onderhouden, maar dat waren nou niet bepaald lieverdjes, als Terri de verhalen mocht geloven. Alleen met haar, degene die ooit Terri-baby was geweest, had nana Cath alle banden voorgoed verbroken.

Als ze nuchter was, borrelden er zwartgallige gedachten en nare herinneringen uit de duisternis op als zoemende muggen die zich vastklampten aan de binnenkant van haar schedel.

Ik wou dat jij me mama was.

Het flanellen hemd dat Terri vandaag droeg, liet haar met littekens bezaaide arm, nek en bovenrug onbedekt. Ze meanderden in onnatuurlijke lijnen en plooien als gesmolten ijs. Ze had zes weken doorgebracht op de brandwondenafdeling van South West General toen ze elf jaar was.

(‘Hoe kom je daaraan, liefje?’ had de moeder van het kind in het bed naast haar gevraagd.

Haar vader had een pan kokendheet frituurvet naar haar gegooid. Haar T-shirt van Human League had vlam gevat.

‘Ongelukje,’ had Terri gemompeld. Dat vertelde ze aan iedereen, ook aan de maatschappelijk werkster en de verpleegkundigen. Ze zou nog liever levend verbranden dan haar vader verlinken.

Haar moeder had kort na Terri’s elfde verjaardag het huis verlaten, met achterlating van haar drie dochters. Danielle en Cheryl waren binnen een paar dagen ingetrokken bij de familie van hun vriendjes. Terri was als enige achtergebleven en had geprobeerd patat te bakken voor haar vader, zich vastklampend aan de hoop dat haar moeder zou terugkomen. Ondanks de martelende pijn en de doodsangst tijdens die eerste paar dagen en nachten in het ziekenhuis, was ze blij geweest dat het was gebeurd, want ze wist zeker dat haar moeder haar zou komen halen zodra ze erover hoorde. Telkens als er aan het andere eind van de zaal iets bewoog, ging Terri’s hart wild kloppen.

Maar in die zes lange weken van pijn en eenzaamheid was nana Cath haar enige bezoeker geweest. Tijdens de stille middagen en avonden was ze naast het bed van haar kleindochter komen zitten en had haar er met een grimmig gezicht streng aan herinnerd dat ze de verpleegkundigen moest bedanken. Toch was er onverwacht genegenheid doorgelekt.

Ze bracht een goedkope plastic pop in een glimmende zwarte regenjas voor Terri mee, maar toen Terri die jas uittrok, bleek er niets onder te zitten. ‘Zu heb geen onderbroek an, nana.’

En nana Cath had gegiecheld. Nana Cath giechelde nooit.

Ik wou dat jij me mama was.

Ze had gewild dat nana Cath haar mee naar huis nam. Dat had ze haar gevraagd en nana Cath had ja gezegd. Soms dacht Terri dat die weken in het ziekenhuis de gelukkigste van haar leven waren geweest, ondanks de pijn. Ze had zich er zo veilig gevoeld en de mensen waren aardig geweest en hadden voor haar gezorgd. Ze had gedacht dat ze met nana Cath mee naar huis zou gaan, naar het huis met de mooie vitrage, en niet terug naar haar vader. Niet terug naar de slaapkamerdeur die midden in de nacht openzwaaide, tegen de poster van David Essex aan knalde die Cheryl had laten hangen, en haar vader die met de hand op zijn gulp naar haar bed toe liep, waar ze hem smeekte niet te…)

De volwassen Terri liet de rokende filter van de sigarettenpeuk op de keukenvloer vallen en liep naar de voordeur: ze had meer nodig dan nicotine. Ze liep over het tuinpad en door de straat, in dezelfde richting als Cheryl. Vanuit haar ooghoeken zag ze twee buren die op de stoep stonden te kletsen en haar nakeken. Maak gewoon un fucking foto. Ken je langer naar kijke. Terri wist dat er voortdurend over haar werd geroddeld, ze wist wat ze over haar zeiden, ze schreeuwden het haar soms na. Dat bekakte wijf dat naast haar woonde klaagde al eeuwig bij de deelraad over Terri’s tuin. Ze konden de klere krijgen, opsodemieteren met die tyfuszooi…

Ze liep op een drafje om de herinneringen de pas af te snijden.

Je weet nie eens wie de vader is, hè, hoer die je dur ben. Ik trek me hande van je af. Ik ben ut zat, Terri, schijtzat.

Dat was de laatste keer geweest dat ze elkaar hadden gesproken. Nana Cath had haar uitgescholden waarvoor iedereen haar uitschold, en Terri had haar met gelijke munt terugbetaald: ‘Sodemieter dan maar op, oud kutwijf, krijg de tering.’

Ze had nooit gezegd: je hebt me in de steek gelaten, nana Cath. Ze had nooit gezegd: ik heb meer van je gehouden dan van wie dan ook, nana Cath.

Ze hoopte vurig dat Obbo terug was. Hij zou vandaag terug moeten komen, vandaag of morgen. Ze moest iets hebben. Dat moest.

‘Alles kits, Terri?’

‘Obbo gezien?’ vroeg ze aan de jongen die op de muur voor de slijterij zat te roken en te drinken. De littekens op haar rug leken weer in brand te staan.

Hij schudde zijn hoofd en wierp haar een schuinse blik toe. Ze liep haastig verder. Dreinende gedachten aan de maatschappelijk werkster, aan Krystal, aan Robbie: nog meer zoemende muggen. Maar ze waren net als de starende buren, allemaal oordelend. Ze snapten niets van de onontkoombaarheid van haar behoefte.

(Nana Cath had haar in het ziekenhuis opgehaald en meegenomen naar haar huis, waar ze in de logeerkamer mocht slapen. Het was de schoonste, mooiste kamer geweest waar Terri ooit in had geslapen. Elk van de drie avonden die ze daar had doorgebracht was ze, nadat nana Cath haar welterusten had gekust, rechtop in bed gaan zitten om de spulletjes op de vensterbank op een andere manier neer te zetten. Dat waren een tinkelend bosje glazen bloemen in een glazen vaas, een roze plastic presse-papier met een schelp erin en, Terri’s favoriet, een steigerend paard van keramiek met een suffe grijns op zijn gezicht.

‘Ik vin paarde leuk,’ had ze tegen nana Cath gezegd.

Voordat Terri’s moeder het huis had verlaten, was er een schoolreisje naar een landbouwtentoonstelling geweest, waar de klas een gigantisch zwart, opgetuigd trekpaard had gezien. Terri had als enige het dier durven aaien. De geur had haar bedwelmd. Ze had zijn zuil van een been, dat eindigde in de massieve uitwaaierende witte hoef, vastgepakt en het levende vlees onder de vacht gevoeld, terwijl haar meester zei: ‘Voorzichtig, Terri, kijk uit!’ De oude man die bij het paard hoorde had naar haar gelachen en gezegd dat het geen kwaad kon, dat Samson zo’n lief meisje als zij niets zou aandoen.

Het keramieken paard had een andere kleur: geel met zwarte manen en een dito staart.

‘Je maggum hebbe,’ had nana Cath tegen haar gezegd, en Terri was in de zevende hemel geweest.

Maar op de ochtend van de vierde dag was haar vader gearriveerd. ‘Jij gaat mee naar huis,’ had hij gezegd, en de blik op zijn gezicht had haar doodsangsten aangejaagd. ‘Je blijf nie bij dat ouwe kutwijf. O, nee. Eg nie, klein kreng dat je dur ben.’

Nana Cath was net zo bang geweest als Terri. ‘Nee, Mikey,’ bleef ze maar blèren. Sommige buren gluurden door de ramen. Nana Cath had Terri’s ene arm vast en haar vader de andere.

‘Je gaat met mij mee naar huis!’

Hij sloeg nana Cath een blauw oog. Hij sleurde Terri naar zijn auto. Toen ze eenmaal thuis waren, schopte en sloeg hij haar waar hij maar kon.)

‘Obbo gezien?’ schreeuwde Terri van vijftig meter afstand naar Obbo’s buurvrouw. ‘Issie al terug?’

‘Weet ik veel,’ zei de vrouw, terwijl ze zich omdraaide.

(Als Michael Terri niet aftuigde, deed hij die andere dingen bij haar, de dingen waar ze niet over kon praten. Nana Cath kwam niet meer. Terri liep weg toen ze dertien was, maar niet naar nana Cath: ze wilde niet dat haar vader haar vond. Maar goed, ze kregen haar toch te pakken en stopten haar in een kindertehuis.)

Terri bonsde op Obbo’s deur en wachtte. Ze probeerde het nog een keer, maar niemand deed open. Hevig trillend liet ze zich voor de deur op de grond zakken en begon te huilen.

Twee spijbelende meisjes van Winterdown die langsliepen, zagen haar zitten. ‘Das de moeder van Krystal Weedon,’ zei een van hen luidkeels.

‘Die prosti?’ antwoordde het andere meisje zo hard als ze kon.

Terri kon de kracht niet opbrengen om hen uit te schelden, ze was te wanhopig. Giechelend en proestend verdwenen de meisjes uit het zicht.

‘Hoer!’ riep een van hen aan het eind van de straat achterom.

+++

+++

III

+++

Gavin had Mary bij hem op kantoor kunnen uitnodigen om de recente briefwisseling met de verzekeringsmaatschappij te bespreken, maar hij besloot haar in plaats daarvan thuis te bezoeken. Hij had zijn agenda aan het eind van de middag leeg gehouden, voor het onwaarschijnlijke geval dat ze hem zou vragen te blijven eten: ze kon heerlijk koken.

Zijn instinctieve ontwijken van haar onversneden verdriet was verdreven door regelmatig contact. Hij had Mary altijd gemogen, maar Barry had haar in gezelschap altijd overschaduwd. Niet dat ze ooit had laten blijken dat ze een hekel had aan haar bijrol, integendeel: ze leek het heerlijk te vinden om te stralen op de achtergrond. Ze lachte altijd vrolijk om Barry’s grapjes en ze genoot er simpelweg van om bij hem te zijn.

Gavin vermoedde dat Kay nooit met liefde tweede viool had gespeeld in haar leven. Terwijl hij vol gas omhoogreed op Church Row bedacht hij dat Kay alleen al laaiend zou worden bij het idee dat ze zich terughoudend moest opstellen of haar mening voor zich moest houden in het belang van haar partners plezier, geluk of eigenwaarde.

Volgens hem was hij nog nooit zo ongelukkig geweest in een relatie als nu. Zelfs op het dieptepunt van zijn relatie met Lisa was er af en toe een wapenstilstand geweest, hadden ze gelachen en was er plots een ontroerende herinnering aan betere tijden opgedoken. De situatie met Kay leek meer op een oorlog. Soms vergat hij dat er enige affectie tussen hen zou moeten zijn. Mócht ze hem eigenlijk wel?

De ochtend na het etentje bij Miles en Samantha hadden ze hun ergste ruzie ooit gehad. Uiteindelijk had Kay de hoorn op de haak gesmeten. Een heel etmaal lang had hij gedacht dat hun relatie voorbij was, en hoewel dat precies was wat hij wilde, had hij eerder angst dan opluchting gevoeld. In zijn verbeelding was Kay eenvoudigweg verdwenen naar Londen, maar de realiteit was dat ze zichzelf aan Pagford had gebonden met een baan en een dochter op Winterdown. Hij kon haar overal tegen het lijf te lopen in dit dorp. Misschien was ze al begonnen met een lastercampagne tegen hem. Hij beeldde zich in dat ze een paar dingen die ze tegen hem aan de telefoon had gezegd aan Samantha vertelde, of aan dat bemoeizuchtige oude mens in de delicatessenzaak dat hem kippenvel bezorgde.

Ik heb mijn dochter uit haar vertrouwde omgeving weggerukt en mijn baan opgezegd en ben verhuisd voor jou, en jij behandelt me als een hoer die je niet hoeft te betalen.

Mensen zouden zeggen dat hij zich schandelijk gedroeg. Misschien hád hij dat ook wel gedaan. Er moest een cruciaal moment zijn geweest waarop hij zich had moeten terugtrekken, maar dat was hem ontgaan.

Gavin had het hele weekend gepiekerd over hoe het zou voelen om als de slechterik te worden gezien. Hij had zoiets nooit eerder meegemaakt. Nadat Lisa hem had verlaten, was iedereen aardig en meelevend geweest, vooral de Fairbrothers. Hij werd achtervolgd door schuldgevoel en angst tot hij, op zondagavond, zwichtte en Kay belde om zijn excuses aan te bieden. Nu was hij weer terug waar hij niet wilde zijn, en hij kon Kay wel schieten.

Hij parkeerde zijn auto op de oprit van de Fairbrothers, zoals hij zo vaak had gedaan toen Barry nog leefde. Toen hij naar de voordeur liep, viel het hem op dat het grasveld gemaaid was na zijn laatste bezoek. Mary deed bijna meteen open toen hij had aangebeld.

‘Hallo, hoe… Mary, wat is er met je?’

Haar hele gezicht was nat, kristalheldere tranen glommen in haar ogen. Ze slikte, schudde haar hoofd, en toen stond Gavin ineens, zonder te weten hoe het was gebeurd, met haar in zijn armen op de drempel.

‘Mary? Is er iets gebeurd?’

Hij voelde dat ze knikte. Gavin werd zich opeens bewust van de precaire situatie, van de weg achter zich, en loodste haar naar binnen. Ze was klein en breekbaar in zijn armen, ze hield hem krampachtig vast en ze had haar gezicht in zijn jas gedrukt. Hij probeerde zijn aktetas zo voorzichtig mogelijk neer te zetten, maar door de plof waarmee die op de grond terechtkwam liet ze hem abrupt los en sloeg haar handen voor haar mond. ‘Het spijt me… Het spijt me… O, gód, Gav…’

‘Wat is er gebeurd?’ Zijn stem klonk anders dan normaal: krachtig, het heft in handen nemend, zoals Miles soms tijdens een crisis op het werk sprak.

‘Iemand heeft… Iemand heeft Barry’s…’ Ze wenkte hem naar de rommelige, sjofele en gezellige werkkamer, waar Barry’s oude roeibekers op boekenplanken stonden en een grote ingelijste foto van acht juichende meisjes met medailles om hun nek aan de muur hing. Mary wees met een trillende vinger naar het computerscherm. Gavin, die nog steeds zijn jas aan had, liet zich op de stoel zakken en staarde naar de website van de deelraad van Pagford.

‘Ik w-was vanmorgen in de delicatessenzaak, en Maureen Lowe vertelde me dat heel veel mensen een condoleancebericht hadden achtergelaten op de site… Dus ik w-wilde er een bedankje op p-plaatsen. En… Kijk maar…’

Hij had het al gezien. SIMON PRICE ONGESCHIKT ALS RAADSLID, geplaatst door DE GEEST VAN BARRY FAIRBROTHER.

‘Jezus christus,’ zei Gavin vol afgrijzen.

Mary barstte weer in tranen uit. Gavin wilde zijn armen weer om haar heen slaan, maar durfde dat niet. Zeker niet hier, in dit knusse kamertje waar Barry alomtegenwoordig was. Bij wijze van compromis pakte hij haar smalle pols vast en leidde haar door de gang naar de keuken.

‘Je hebt een borrel nodig,’ zei hij tegen haar op die onbekende, krachtdadige en directieve toon. ‘Geen koffie. Waar staat het sterke spul?’

Maar hij wist het al voor ze antwoord had kunnen geven: hij had vaak genoeg Barry de flessen uit het kastje zien halen. Dus hij maakte een kleine gin-tonic voor haar. Hij had haar nooit iets anders zien drinken voor het eten.

‘Het is vier uur ’s middags, Gav.’

‘Nou en?’ zei Gavin met zijn nieuwe stem. ‘Drink maar lekker op.’

Een bibberig lachje onderbrak haar gesnik. Ze pakte het glas aan en nam een slokje. Hij scheurde een stuk keukenpapier af om haar tranen te drogen.

‘Je bent zo aardig, Gav. Wil jij niets drinken? Koffie of… of bier?’ vroeg ze, opnieuw zwakjes lachend.

Hij pakte zelf een flesje uit de koelkast, trok zijn jas uit en ging tegenover haar zitten aan het kookeiland in het midden van de keuken. Na een poosje, toen ze halverwege haar borrel was, werd ze weer kalm en stil, zoals hij haar altijd voor zich zag.

‘Wie zou het gedaan hebben, denk je?’ vroeg ze hem.

‘Een ongelooflijke klootzak,’ zei Gavin.

‘Ze liggen nu allemaal met elkaar overhoop om zijn raadszetel. Een hoop gedoe over The Fields, zoals altijd. En hij zit daar nog steeds, moet zo nodig zijn duit in het zakje doen. De Geest van Barry Fairbrother. Misschien is hij het wel echt, zet hij echt berichten op die site?’

Gavin wist niet of dit als een grapje was bedoeld en zette zekerheidshalve een vage glimlach op die eventueel snel in te trekken was.

‘Weet je, ik zou graag denken dat hij zich zorgen maakt over ons, waar hij ook is, over mij en de kinderen. Maar dat betwijfel ik. Ik durf te wedden dat hij zich nog steeds de meeste zorgen maakt over Krystal Weedon. Weet je wat hij waarschijnlijk tegen me zou zeggen als hij hier nog was?’

Ze dronk haar glas leeg. Gavin had de borrel volgens hem niet al te sterk gemaakt, maar er verschenen rode blosjes op haar wangen. ‘Nee,’ zei hij behoedzaam.

‘Hij zou zeggen dat ik aan alle kanten word gesteund,’ zei Mary. En tot Gavins verbazing hoorde hij woede doorklinken in de stem die hij altijd als zachtaardig had beschouwd. ‘Jawel, waarschijnlijk zou hij zeggen: “Jij hebt de hele familie en onze vrienden en de kinderen om je te troosten, maar Krystal,”’ Mary’s stem werd luider, ‘“Krystal heeft niemand die voor haar zorgt.” Weet je wat hij op onze trouwdag heeft gedaan?’

‘Nee,’ zei Gavin weer.

‘Hij een stuk geschreven over Krystal voor de plaatselijke krant. Krystal en The Fields. Die klote-Fields. Het liefst zou ik die naam nooit meer horen. Doe me nog een glas gin. Ik drink veel te weinig.’

Gavin pakte werktuiglijk haar glas op en keerde verbijsterd terug naar het kastje waar de drank stond. Hij had altijd gedacht dat zij en Barry een perfect huwelijk hadden. Het was nooit bij hem opgekomen dat Mary wel eens minder dan honderd procent achter iets zou staan waar de altijd drukke Barry zich voor inzette.

‘Elke avond roeitraining, hen naar wedstrijden rijden in het weekend,’ zei ze, boven het klingelen uit van de ijsklontjes die hij in haar glas deed. ‘En de meeste avonden zat hij achter de computer om mensen voor zijn standpunt over The Fields te winnen en dingen op de agenda van de raadsvergaderingen te krijgen. En iedereen altijd maar zeggen: “Wat is die Barry toch gewéldig, hè? Hoe doet hij het toch allemaal? Al dat vrijwilligerswerk. Hij is zo betrokken bij de gemeenschap.”’ Ze nam een grote slok van haar tweede gin-tonic. ‘Nou inderdaad: geweldig. In één woord geweldig. Totdat het zijn dood werd. Hij heeft zich onze godganse trouwdag uit de naad gewerkt om die stomme deadline te halen. En ze hebben het niet eens geplaatst.’

Gavin kon zijn ogen niet van haar afhouden. Woede en alcohol hadden kleur teruggebracht op haar gezicht. Ze zat kaarsrecht in plaats van voorover- en ineengedoken, zoals ze de laatste tijd had gedaan.

‘Dat heeft hem de das omgedaan,’ zei ze helder, en haar stem weergalmde een beetje in de keuken. ‘Hij gaf alles aan iedereen. Behalve aan mij.’

Vanaf het moment dat Barry was begraven, had Gavin – met een diepgaand besef van ontoereikendheid – gemijmerd over de verwaarloosbare leegte die hij in deze gemeenschap zou achterlaten, mocht hij sterven. Nu hij zo naar Mary keek, vroeg hij zich af of het niet van groter belang was wat voor gat je in iemands hart achterliet. Had Barry zich niet gerealiseerd hoe Mary zich voelde? Had hij niet beseft hoezeer hij het had getroffen?

De voordeur ging met een harde knal open en hij hoorde de vier kinderen binnenkomen: stemmen en voetstappen en het gebonk van schoenen en tassen.

‘Hoi, Gav,’ zei de achttienjarige Fergus, terwijl hij zijn moeder een kus op haar hoofd drukte. ‘Zit je nou te drínken, mam?’

‘Dat is mijn schuld,’ zei Gavin.

Het waren zulke leuke kinderen, de kinderen Fairbrother. Gavin hield van de manier waarop ze met hun moeder praatten, haar knuffelden, hoe ze met elkaar en met hem kletsten. Ze waren open, beleefd en grappig. Hij dacht aan Gaia, haar gemene opmerkingen, dodelijke stiltes, de snauwende manier waarop ze hem aansprak.

‘We hebben het nog niet eens over de verzekering gehad, Gav,’ zei Mary, terwijl de kinderen door de keuken schoten om drinken en eten te pakken.

‘Dat geeft niets,’ zei Gavin zonder na te denken. Meteen daarna corrigeerde hij zichzelf. ‘Zullen we naar de woonkamer gaan of…?’

‘Ja, laten we dat doen.’

Ze kwam een beetje wiebelig van de hoge keukenkruk af en hij pakte haar arm weer vast.

‘Blijf je eten, Gav?’ riep Fergus.

‘Ja, blijf eten als je wilt,’ zei Mary.

Hij werd overmand door genegenheid. ‘Heel graag,’ zei hij. ‘Dank je.’

+++

+++

IV

+++

‘Diep treurig,’ zei Howard Mollison. Hij schommelde op zijn tenen voor de schoorsteenmantel heen en weer. ‘Echt diep treurig.’

Maureen had hem net alles verteld over het overlijden van Catherine Weedon. Zij had die avond het hele verhaal gehoord van haar vriendin Karen, de receptioniste van de huisartsenpraktijk, inclusief de klacht van de kleindochter van Cath Weedon. Een blik van verrukte afkeuring rimpelde haar gezicht. Samantha, die in een verschrikkelijk slechte bui was, vond dat ze op een doppinda leek. Miles slaakte de gebruikelijke kreten van verbazing en medeleven, maar Shirley staarde met een wezenloze uitdrukking op haar gezicht naar het plafond. Ze vond het afschuwelijk als Maureen alle aandacht opeiste met nieuws dat zij als eerste had moeten horen.

‘Mijn moeder kende de familie al heel lang,’ vertelde Howard aan Samantha, die dat allang wist. ‘Ze waren buren in Hope Street. Cath was op haar manier best fatsoenlijk, hoor. Het huis was altijd brandschoon en ze heeft tot ver in haar zestigste gewerkt. O ja, ze was echt een zwoeger, Cath Weedon, wat er ook van de rest van de familie is geworden.’

Howard genoot ervan om iemand lof toe te zwaaien als die lof verdiend was. ‘Haar man verloor zijn baan toen de staalfabriek werd gesloten. Zware drinker. Nee, ze heeft het bepaald niet gemakkelijk gehad, Cath.’

Samantha slaagde er amper in geïnteresseerd te kijken, maar gelukkig onderbrak Maureen hem. ‘En The Gazette heeft het op dokter Jawanda gemunt!’ zei ze met hese stem. ‘Moet je je voorstellen hoe zij zich moet voelen, nu de krant het weet! Die familie schopt me een herrie. Maar ja, vind je het gek? Drie dagen onder aan de trap liggen voor je wordt gevonden. Ken jij haar, Howard? Wie van hen is Danielle Fowler?’

Shirley stond op en beende in haar schort de kamer uit. Samantha nam glimlachend nog een slok wijn.

‘Eens even denken,’ zei Howard. Hij ging er prat op dat hij bijna iedereen in Pagford kende, maar de latere generaties Weedon hoorden meer bij Yarvil. ‘Het kan geen dochter zijn, want ze had vier jongens, Cath. Het is een kleindochter, vermoed ik.’

‘En ze wil een onderzoek,’ zei Maureen. ‘Tja, dit zat er al tijden aan te komen. Daar kon je gif op innemen. Eigenlijk verbaast het me nog dat het zo lang heeft geduurd. Dokter Jawanda weigerde die zoon van de Hubbards antibiotica te geven, en die is uiteindelijk in het ziekenhuis beland voor zijn astma. Weet jij dat? Heeft ze haar opleiding in India gehad, of…?’

Shirley, die in de keuken stond te luisteren terwijl ze in de pan roerde, ergerde zich – zoals altijd – aan Maureens monopolisering van het gesprek. Zo noemde Shirley het in ieder geval voor zichzelf. Vastbesloten om pas terug te gaan naar de woonkamer als Maureen was uitgepraat, liep Shirley de studeerkamer in om te kijken of iemand zich had afgemeld voor de komende raadsvergadering. Als secretaresse stelde zij altijd de agenda samen.

‘Howard… Miles… Kom eens kijken!’ De gewoonlijk zo zangerige klank was uit Shirleys stem verdwenen. Ze klonk schril.

Howard waggelde de woonkamer uit en werd gevolgd door Miles, die nog steeds het pak droeg dat hij de hele dag op zijn werk aan had gehad. Maureens hangende, bloeddoorlopen en zwaar opgemaakte ogen waren als die van een bloedhond op de deuropening gefixeerd. Haar hunkering naar Shirleys ontdekking was bijna tastbaar. Maureens vingers, een stel uitstekende knokkels onder een doorschijnende huid vol levervlekken, schoven het kruisje en de trouwring langs de ketting om haar nek. De diepe rimpels die van Maureens mondhoeken naar haar kin liepen, deden Samantha altijd denken aan een buikspreekpop.

Waarom ben jij altijd hier? In gedachten vroeg Samantha dat luidkeels aan de oudere vrouw. Je moet wel heel erg eenzaam zijn om continu bij Howard en Shirley op schoot te zitten.

Walging borrelde zurig op bij Samantha. Ze wilde de veel te warme, rommelige kamer vastgrijpen en platdrukken tussen haar handen, totdat het porseleinen servies, de gaskachel en de foto’s van Miles in hun vergulde lijstjes in gruzelementen uiteenvielen. Daarna wilde ze de hele flikkerse boel, samen met de verschrompelde en zwaar opgemaakte Maureen, die er krijsend in gevangen zou zitten, als een goddelijke kogelstootster wegslingeren naar de zonsondergang. Ze zag de verpletterde woonkamer met dat verdomde kreng erin in haar verbeelding door de hemel zweven en in een oneindig uitgestrekte oceaan plonzen, zodat Samantha alleen achterbleef in de eeuwige stilte van het universum.

Ze had een afgrijselijke middag achter de rug. Er was weer een verontrustend gesprek geweest met haar boekhouder in Yarvil – ze kon zich niet veel meer herinneren van de terugrit naar huis. Ze had haar frustratie graag op Miles botgevierd, maar die had, nadat hij in de gang zijn aktetas op de grond had laten vallen en zijn stropdas had afgedaan, gezegd: ‘Je bent toch nog niet met het eten begonnen, hè?’ Vervolgens had hij theatraal gesnoven en zijn eigen vraag beantwoord. ‘Nee, dus. Nou, dat is maar goed ook, want pa en ma hebben ons uitgenodigd.’ En voordat ze er iets tegenin had kunnen brengen, had hij er bijtend aan toegevoegd: ‘Het heeft niets met de raad te maken. We moeten dingen bespreken voor pa’s vijfenzestigste verjaardag.’

Woede had bijna een opluchtend effect: die overschaduwde haar bezorgdheid, haar angst. Zich koesterend aan het gevoel slecht te worden behandeld, was ze achter Miles aan gelopen naar de auto. Toen hij op de hoek van Evergreen Crescent eindelijk vroeg hoe haar dag was geweest, had ze geantwoord: ‘Fan-fucking-tastisch!’

‘Wat zou er zijn?’ zei Maureen, de stilte in de kamer verbrekend.

Samantha haalde haar schouders op. Het was echt iets voor Shirley om haar mannen te ontbieden en de vrouwen in het ongewisse te laten. Samantha was niet van plan haar schoonmoeder voldoening te schenken door belangstelling te tonen.

De houten planken onder het tapijt in de gang kraakten onder Howards olifantenpassen. Maureens mond hing verwachtingsvol open. ‘Nou, nou, nou,’ baste Howard, toen hij de kamer weer in sjokte.

‘Ik zat op de website van de raad te kijken of er afmeldingen waren,’ zei Shirley, die enigszins hijgend na hem verscheen, ‘voor de volgende vergadering…’

‘Iemand heeft beschuldigingen aan het adres van Simon Price geplaatst,’ zei Miles tegen Samantha. Hij had zich langs zijn ouders naar binnen gewurmd en snel de rol van boodschapper gegrepen.

‘Wat voor beschuldigingen?’ vroeg Samantha.

‘Heling,’ zei Howard, die onversaagd de schijnwerpers terugeiste, ‘en oplichting van zijn werkgever.’

Samantha stelde tot haar tevredenheid vast dat het haar niets deed. De naam Simon Price deed geen belletje rinkelen.

‘Het is onder een valse naam geplaatst,’ vervolgde Howard, ‘en dan ook nog een bijzonder onsmakelijke valse naam.’

‘Bedoel je schunnig?’ vroeg Samantha. ‘Grote dikke lul, of zoiets?’

Howards lach bulderde door de kamer. Maureen slaakte een hypocriete kreet van afgrijzen, maar Miles fronste zijn wenkbrauwen en Shirley keek kwaad.

‘Nou néé, Sammy,’ zei Howard. ‘Nee, hij of zij noemt zich “de Geest van Barry Fairbrother”.’

‘O,’ zei Samantha. Haar grijns verdampte. Dat was niet leuk. Zij had tenslotte in de ambulance gezeten toen ze naalden en slangetjes in Barry’s roerloze lichaam staken. Zij had hem zien sterven onder dat plastic kapje. Had gezien hoe Mary zich aan hem vastklampte, had haar gekerm en gesnik gehoord.

‘Hè, wat ontzettend akelig,’ zei Maureen verkneukeld met haar schorre kikkerstem. ‘Wat gemeen. Woorden in de mond van een overledene leggen. Iemands naam ijdel gebruiken. Dat is onfatsoenlijk.’

‘Zeg dat wel,’ beaamde Howard. Bijna afwezig kuierde hij door de kamer, pakte de wijnfles en liep terug naar Samantha om haar lege glas weer vol te schenken. ‘Maar er is blijkbaar iemand die alle fatsoensnormen aan zijn laars lapt om te voorkomen dat Simon Price meedoet.’

‘Als jij denkt wat ik denk dat jij denkt, pa,’ zei Miles, ‘hadden ze dan niet beter mij kunnen pakken dan Price?’

‘Hoe weet je dat ze dat niet hebben gedaan, Miles?’

‘Hoe bedoel je?’ vroeg Miles prompt.

‘Ik bedoel,’ zei Howard, het stralende middelpunt van de belangstelling, ‘dat ik een paar weken geleden een anonieme brief over jou heb ontvangen. Niets specifieks. Er stond alleen in dat jij ongeschikt was om Fairbrothers plaats in te nemen. Het zou mij erg verbazen als die brief niet afkomstig was van dezelfde bron als dat bericht op de website. Ze gaan namelijk allebei over Fairbrother, snap je?’

Samantha nam iets te enthousiast een slok waardoor er – precies op de plekken waar ongetwijfeld ooit haar eigen buikspreekpopgroeven zouden verschijnen – wijn langs haar kin sijpelde. Ze veegde het af met haar mouw.

‘Waar is die brief?’ vroeg Miles, die zijn best deed niet opgelaten over te komen.

‘Die heb ik versnipperd. Hij was anoniem, dus dat kon geen kwaad.’

‘We wilden je niet van streek maken, schat,’ zei Shirley, met een geruststellend klopje op Miles’ arm.

‘Hoe dan ook: ze hebben vast niets om je zwart te maken,’ verzekerde Howard zijn zoon, ‘anders hadden ze dat allang aan de grote klok gehangen, net als bij Price.’

‘De vrouw van Simon Price is een schat van een mens,’ zei Shirley meelevend. ‘Ik kan niet geloven dat Ruth ervan af weet, als het waar is dat haar man zich met louche zaakjes bezighoudt. Ze is een vriendin van mij uit het ziekenhuis,’ deed Shirley aan Maureen uit de doeken. ‘Een verpleegkundige.’

‘Ze zou niet de eerste echtgenote zijn die niet doorheeft wat zich onder haar neus afspeelt,’ overtroefde Maureen haar wereldwijs.

‘Echt schandalig om Barry Fairbrothers naam te misbruiken,’ zei Shirley, die net deed of ze Maureen niet had gehoord. ‘Zonder ook maar een beetje rekening te houden met zijn weduwe, zijn familie. Ze denken alleen maar aan zichzelf, en daar moet alles voor wijken.’

‘Het maakt wel duidelijk dat we onze borst nat kunnen maken,’ zei Howard. Hij krabde peinzend op zijn overhellende buik. ‘Strategisch gezien is het gunstig. Ik had al meteen in de gaten dat Price verdeeldheid zou zaaien onder de Fields-voorstanders. Ben-een-zeur is niet op haar achterhoofd gevallen: zij heeft het ook door en wil hem weg hebben.’

‘Maar,’ zei Samantha, ‘misschien heeft het wel helemaal niets te maken met Parminder en dat stelletje. Het zou ook afkomstig kunnen zijn van iemand die we niet kennen, iemand die iets te vereffenen heeft met Simon Price.’

‘O, Sam,’ zei Shirley hoofdschuddend met een klaterende lach. ‘Je kunt wel zien dat jij niets van politiek weet.’

O, rot op, Shirley.

‘Waarom hebben ze dan Barry Fairbrothers naam misbruikt?’ Miles wendde zich woedend tot zijn vrouw.

‘Tja, het staat op de website, hè? Die vacature is er vanwege hem.’

‘En wie gaat de website van de deelraad doorploegen om dat soort informatie te vinden? Nee,’ zei hij bedrukt, ‘dit is een insider.’

Een insider… Libby had Samantha ooit verteld dat er duizenden minuscuul kleine micro-organismen in één druppel vijverwater konden zitten. Het was een klucht, dacht Samantha, zoals ze hier te midden van Shirleys koninklijke parafernalia zaten, alsof ze zich in de vergaderkamer van Downing Street bevonden, alsof er achter een kletspraatje op de website van de raad een georganiseerde campagne zat, alsof het er überhaupt iets toe deed.

Samantha liet bewust en provocerend haar aandacht afdwalen. Ze richtte haar blik op het raam en de heldere avondlucht erachter, en ze dacht aan Jake, de gespierde jongen uit Libby’s favoriete boyband. Toen ze vandaag tijdens de lunchpauze broodjes was gaan halen, had ze een muziektijdschrift gekocht waarin Jake en zijn medebandleden werden geïnterviewd. Er stonden heel veel foto’s bij.

‘Voor Libby,’ had Samantha tegen Carly gezegd, het meisje dat in haar winkel hielp.

‘Wauw, hé. Met hem zou ik wel een beschuitje willen eten,’ had Carly gezegd, wijzend naar een foto van Jake waarop hij met ontbloot bovenlijf en opgeheven hoofd stond, zodat zijn gespierde nek goed te zien was. ‘O nee, kijk, hij is pas eenentwintig. Ik ben geen kinderlokker.’

Carly was zesentwintig. Samantha had geen zin gehad om het leeftijdsverschil tussen haarzelf en Jake uit te rekenen. Ze had haar broodje opgegeten, het interview gelezen en alle foto’s bestudeerd. Jake met zijn handen om een stang boven zijn hoofd en opzwellende biceps onder een zwart T-shirt. Jake met een openhangend wit overhemd en strakke buikspieren boven de losse taille van zijn spijkerbroek.

Samantha dronk Howards wijn en staarde naar de lucht boven de donkere heg, die prachtig paarsroze was, precies de kleur die haar tepels hadden voordat ze door de zwangerschappen en borstvoeding grauwer waren geworden. Ze zag zichzelf als negentienjarige met de eenentwintigjarige Jake voor zich: smalle taille, strakke welvingen op de juiste plaatsen en haar eigen gespierde platte buik die met gemak in haar witte short maatje 38 paste. Ze kon zich nog levendig herinneren hoe het voelde om in die korte broek op de schoot van een jongen te zitten, de warmte en de ruwe spijkerstof onder haar blote bovenbenen, en grote handen rond haar smalle taille. Ze voelde Jakes adem in haar nek, zag voor zich hoe ze zich omdraaide en in die blauwe ogen keek, dicht bij de hoge jukbeenderen en die stevige, strakke lippen…

‘… in de parochiezaal, en we laten het cateren door Bucknoles,’ zei Howard. ‘We hebben iedereen uitgenodigd, Aubrey en Julia… Iedereen. Met een beetje geluk hebben we dubbel feest: jij in de raad en ik weer een jaartje ouder…’

Samantha was aangeschoten en hitsig. Wanneer gingen ze nou eens eten? Ze merkte dat Shirley de kamer had verlaten. Hopelijk om het eten op tafel te zetten.

De telefoon bij Samantha’s elleboog begon te rinkelen en ze schoot van schrik omhoog. Voordat een van hen ook maar een vin kon verroeren, was Shirley alweer naar binnen gestoven. Een hand zat verborgen in een gebloemde ovenhandschoen en ze pakte de hoorn op met haar andere. ‘Twee-twee-vijf-negen?’ zei Shirley met een zangerige stijgende intonatie. ‘O… hallo, Ruth!’

Howard, Miles en Maureen veerden aandachtig op. Shirley draaide zich om en keek haar man doordringend aan, alsof ze Ruths stem via haar ogen in zijn oren wilde brengen.

‘Ja,’ zong Shirley. ‘Ja…’

Samantha, die het dichtst bij de hoorn zat, kon de stem van de andere vrouw horen, maar niet verstaan wat ze zei.

‘O, echt…?’

Maureens mond hing weer open. Ze leek wel een overjarig vogeljong dat smachtte naar opgebraakt nieuws.

‘Ja, dat begrijp ik… O, dat moet geen probleem zijn… Nee, nee, ik leg het wel aan Howard uit. Nee, dat is echt geen moeite.’ Shirley wendde haar lichtbruine kraalogen geen moment van Howards grote, uitpuilende blauwe kijkers af. ‘Ruth, lieve schat,’ zei Shirley, ‘Ruth, ik wil je niet bang maken, maar heb je vandaag al op de website van de raad gekeken? Nou ja… Het is niet leuk, maar ik vind dat je het moet weten… Iemand heeft er iets vervelends op gezet over Simon… Nou, ik denk dat je het beter zelf even kunt lezen, ik zou niet willen… Oké, lieve schat. Oké. Dan zie ik je woensdag, hoop ik. Ja. Dag, hoor.’

Shirley legde de hoorn op de haak.

‘Ze had het nog niet gezien,’ stelde Miles vast.

Shirley schudde haar hoofd.

‘Waarom belde ze?’

‘Haar zoon,’ zei Shirley tegen Howard. ‘Jouw nieuwe loopjongen. Hij is allergisch voor pinda’s.’

‘Erg handig in een delicatessenzaak,’ zei Howard.

‘Ze vroeg of je een injectiespuit met adrenaline voor hem in de koelkast wilt bewaren, gewoon voor de zekerheid,’ zei Shirley.

Maureen snoof. ‘Die jeugd van tegenwoordig is overal allergisch voor.’

Shirleys ovenwantloze hand lag nog steeds op de hoorn. Alsof ze er de schok door hoopte te voelen die Hilltop House waarschijnlijk op dat moment trof.

+++

+++

V

+++

Ruth stond in haar eentje in de verlichte woonkamer en hield nog steeds de telefoon vast die ze net op de oplader had gezet.

Hilltop House was klein en overzichtelijk. Het was altijd makkelijk om vast te stellen waar de vier Prices zich precies bevonden, want het geluid van open- en dichtslaande deuren, van stemmen of een voetbal overbrugde met gemak de afstanden in het oude huis. Ruth wist dat haar man nog onder de douche stond doordat ze de boiler onder de trap hoorde sissen en tikken. Ze had gewacht tot Simon de kraan opendraaide voordat ze Shirley belde omdat ze bang was dat hij zou denken dat zelfs haar verzoek om de EpiPen koel te bewaren gelijkstond aan heulen met de vijand.

De huiscomputer stond in een hoek van de woonkamer, waar Simon er een oogje op kon houden om te zorgen dat niemand achter zijn rug rekeningen liet oplopen. Ruth gaf de steun die de telefoon bood prijs en haastte zich naar het toetsenbord.

Het leek een eeuwigheid te duren om de website van de deelraad van Pagford op het scherm te krijgen. Ruth duwde met trillende hand haar leesbril op haar neus en scrolde over de pagina’s. Uiteindelijk vond ze het prikbord. De naam van haar man stond meteen op haar netvlies gebrand, in spookachtig zwart-wit: SIMON PRICE ONGESCHIKT ALS RAADSLID.

Ze klikte door naar het hele bericht. Alles om haar heen leek te draaien. ‘O god,’ fluisterde ze.

De boiler was gestopt met tikken. Simon trok nu vast de pyjama aan die hij had voorverwarmd op de radiator. Hij had de gordijnen in de woonkamer al dichtgetrokken, de schemerlamp aangedaan en de houtkachel opgestookt, zodat hij lekker op de bank kon gaan liggen om naar het nieuws te kijken.

Ruth wist dat ze het hem moest vertellen. Het voor hem verzwijgen, hem er zelf achter laten komen, was simpelweg geen optie: ze zou niet eens in staat zijn het voor zich te houden. Ze was doodsbang en voelde zich schuldig, al had ze geen idee waarom.

Ze hoorde hem de trap af draven en vervolgens verscheen hij in zijn blauwflanellen pyjama in de deuropening.

‘Si,’ fluisterde ze.

‘Wat is er?’ vroeg hij, prompt geïrriteerd. Hij begreep direct dat er iets was gebeurd, dat zijn heerlijke avondje bank-haardvuur-nieuws op het punt stond in duigen te vallen.

Ze wees naar het computerscherm met de ene hand en hield de andere voor haar mond geslagen, als een onthutst klein meisje. Haar ontzetting was besmettelijk. Hij beende naar de pc en keek met een norse blik naar het scherm. Hij was geen snelle lezer. Hij las elk woord, elke regel, angstvallig nauwkeurig.

Toen hij klaar was, bleef hij opmerkelijk stil en liet in gedachten alle in aanmerking komende verlinkers de revue passeren. Hij dacht aan de kauwgomkauwende vorkheftruckchauffeur, die hij in The Fields had achtergelaten toen ze de nieuwe computer hadden opgehaald. Hij dacht aan Jim en Tommy, met wie hij de heimelijke klussen klaarde. Iemand van zijn werk moest zijn mond hebben voorbijgepraat. Razernij en angst knalden tegen elkaar op en veroorzaakten een explosieve reactie. Hij liep de kamer uit en schreeuwde onder aan de trap: ‘Alle twee naar beneden! NU!’

Ruth had haar hand nog steeds voor haar mond. Hij voelde een sadistische neiging opkomen om die weg te slaan, om tegen haar te zeggen dat ze zich verdomme moest vermannen, dat hij degene was die in de shit zat.

Andrew kwam als eerste de kamer binnen, op de hielen gevolgd door Paul. Andrew zag het wapen van Pagford op het scherm en zijn moeder met haar hand voor haar mond. Hij liep blootsvoets over de versleten vloerbedekking en had het gevoel dat hij in een kapotte lift naar beneden stortte.

‘Iemand,’ zei Simon, terwijl hij zijn zoons dreigend aankeek, ‘heeft geluld over dingen die ik binnen de vier muren van dit huis heb gezegd.’

Paul had zijn scheikundeboek mee naar beneden genomen en hield dat als een zangboek vast. Andrew hield zijn ogen op zijn vader gericht en probeerde zowel verwarring als nieuwsgierigheid uit te stralen.

‘Wie heeft er doorverteld dat wij een van de vrachtwagen gevallen computer hebben?’ vroeg Simon.

‘Ik niet,’ zei Andrew meteen.

Paul staarde zijn vader uitdrukkingsloos aan en liet de vraag tot zich doordringen. Andrew probeerde zijn broer telepathisch te dwingen zijn mond open te doen. Waarom was hij zo traag?

‘Nou?’ beet Simon Paul toe.

‘Ik denk niet dat ik…’

‘Je dénkt niet? Je dénkt niet dat je het aan iemand hebt verteld?’

‘Nee, ik denk niet dat ik het iemand…’

‘O, dat is interessant,’ zei Simon, terwijl hij voor Paul heen en weer liep. ‘Heel interessant.’

Met een hengst van Simons arm vloog Pauls scheikundeboek uit zijn handen. ‘Probeer na te denken, oetlul,’ zei hij dreigend. ‘Probeer verdomme even na te denken. Heb jij iemand verteld dat wij een gestolen computer hebben?’

‘Niet gestolen,’ zei Paul. ‘Dat heb ik niemand verteld… Volgens mij heb ik zelfs tegen niemand gezegd dat we een nieuwe hadden.’

‘Ja ja,’ zei Simon. ‘Dus dan hebben de kaboutertjes het zeker verklapt, hè?’ Hij wees naar het computerscherm. ‘Iémand heeft zijn fucking bek niet kunnen houden!’ schreeuwde hij, ‘want het staat godverdomme op ínternet! En ik mag wel verdomd veel geluk hebben als ik mijn… baan… niet… verlies!’

Bij elk van die vier laatste woorden beukte hij Paul met zijn vuist op zijn hoofd. Paul dook in elkaar – er druppelde iets donkers uit zijn linkerneusgat. Hij had een paar keer per week een bloedneus.

‘En hoe zit het met jóú?’ brulde Simon tegen zijn vrouw, die nog steeds met grote ogen achter haar brillenglazen en haar hand bij wijze van gezichtssluier voor haar mond geslagen, als aan de grond genageld naast de computer stond. ‘Kon jíj soms je bek niet houden?’

Ruth slikte de prop in haar mond weg. ‘Nee, Si,’ fluisterde ze, ‘ik bedoel: de enige aan wie ik heb verteld dat we een nieuwe computer hadden was Shirley, en zij zou nooit…’

O stom wijf dat je er bent, domme trut, waarom zeg je dat nou?

‘Je hebt wát?’ vroeg Simon onrustbarend zacht.

‘Ik heb het aan Shirley verteld,’ kermde Ruth. ‘Maar ik heb niet gezegd dat hij gestolen was, Si. Ik heb alleen gezegd dat je hem mee naar huis zou nemen…’

‘Nou, dan is dat het godverdomme dus, hè?’ brulde Simon met overslaande stem. ‘Haar fucking zoon doet mee aan de verkiezingen – natuurlijk wil ze mij zwartmaken!’

‘Maar zíj heeft het me juist verteld, Si, daarnet, ze zou echt niet…’

Hij stoof op haar af en ramde haar in het gezicht, precies wat hij al had willen doen bij het zien van die stomme bange uitdrukking toen hij de kamer in kwam lopen. Haar bril vloog door de lucht en knalde tegen de boekenkast. Hij sloeg haar nog een keer en ze viel op de computertafel die ze vol trots van haar eerste maandsalaris van South West General had aangeschaft.

Andrew had zich iets voorgenomen. Hij leek in slow motion te bewegen en alles was koud en klam en ietwat onrealistisch. ‘Blijf van haar af,’ zei hij, terwijl hij zich tussen zijn ouders drong. ‘Blijf…’

Simons vuist landde op Andrews lip, die openscheurde op zijn voortanden en hij viel achterover boven op zijn moeder, die over het toetsenbord heen lag. Simon haalde nog een keer uit en raakte Andrews armen, die hij beschermend voor zijn gezicht hield. Terwijl Andrew van zijn moeder af probeerde te komen, bleef Simon als een waanzinnige op hen inbeuken. ‘Waag het verdomme niet mij te vertellen wat ik moet doen… Waag het niet, stomme schijtluis die je er bent, pokdalig stuk vreten…’

Andrew liet zich op zijn knieën vallen om Simons vuisten te ontwijken en Simon schopte hem tegen zijn ribben. ‘Hou op!’ hoorde Andrew Paul jammerend uitslaan. Simons voet haalde weer uit naar Andrews ribbenkast, maar Andrew ontweek hem. Simons tenen knalden tegen de stenen schoorsteenmantel en opeens stond hij, bizar genoeg, te janken van de pijn.

Andrew krabbelde bij hem vandaan. Simon hupte vloekend op en neer en greep naar zijn voet. Ruth had zich op de bureaustoel laten zakken en zat met haar handen voor haar gezicht te snikken. Andrew stond op. Hij proefde zijn eigen bloed.

‘Iedereen kan het over die computer hebben gehad,’ zei hij hijgend, terwijl hij zich schrap zette om nog meer geweld te incasseren. Hij voelde zich dapperder nu het begonnen was, nu de strijd echt was losgebarsten. Juist het afwachten werkte op je zenuwen, toekijken hoe Simons neusvleugels trilden en aanhoren hoe de aandrift om geweld te gebruiken in zijn stem sloop. ‘Je vertelde toch dat er een bewaker in elkaar is geslagen? Iedereen kan geluld hebben. Wij hebben niet…’

‘Ga jij nou niet… Pokkenjong… Ik heb verdomme mijn teen gebroken!’ hijgde Simon, terwijl hij zich achterover in een leunstoel liet vallen, nog steeds zijn voet vasthoudend. Blijkbaar verwachtte hij medelijden.

Andrew verbeeldde zich dat hij een geweer pakte en Simon voor zijn kop schoot. Hij zag voor zich hoe Simons gezicht aan flarden vloog en zijn hersenen door de kamer spatten.

‘En Pauline is weer eens fucking ongesteld!’ schreeuwde Simon naar Paul, die het bloed dat tussen zijn vingers door uit zijn neus druppelde probeerde op te vangen. ‘Ga van het tapijt af! Ga van het fucking tapijt af, mietje!’

Paul haastte zich de kamer uit. Andrew drukte de hals van zijn T-shirt tegen zijn prikkende mond.

‘En al die zwarte klussen dan?’ snikte Ruth. Haar wang was rood van de klap en er druppelden tranen van haar kin. Andrew vond het verschrikkelijk om haar zo vernederd en zielig te zien doen, maar hij haatte haar ergens ook omdat ze dit zichzelf op de hals had gehaald, terwijl elke idioot had kunnen weten… ‘Er staat iets in over zwartwerken. Daar weet Shirley niets van, hoe zou ze dat moeten weten? Iemand van de drukkerij heeft het erop gezet. Ik heb het je toch gezegd, Si, ik heb je gezegd dat je die klussen niet moest aannemen, ik heb er altijd vreselijk mee in mijn maag…’

‘Hou godverdomme je bek, zeikwijf, je had er anders geen problemen mee om het geld uit te geven!’ schreeuwde Simon, en zijn neusvleugels trilden weer. Andrew wilde naar zijn moeder brullen dat ze haar mond moest houden. Zij mekkerde altijd door wanneer elke idioot kon zien dat ze haar kop moest houden, terwijl ze zweeg als het misschien juist slimmer was om haar hart te luchten. Ze leerde het nooit, ze zag het nooit aankomen.

Een tijd lang zei niemand iets. Ruth depte haar ogen met de rug van haar hand en haalde met tussenpozen haar neus op. Simon hield met opeengeklemde kaken zijn teen vast en ademde zwaar. Andrew likte het bloed van zijn lip die hij voelde opzwellen.

‘Dit gaat me mijn fucking baan kosten,’ zei Simon. Verwilderd keek hij de kamer rond, als om zich ervan te vergewissen dat hij niemand was vergeten te slaan. ‘Ze hebben het nu al over fucking bezuinigingen. Dit wordt de genadeklap. Dit wordt…’ Hij sloeg de lamp van het bijzettafeltje, maar die viel niet stuk en rolde slechts een stukje over de grond. Hij raapte hem op, rukte het snoer uit het stopcontact, hief de lamp boven zijn hoofd en gooide die naar Andrew, die bukte.

‘Wie heeft er godverdomme geluld?’ schreeuwde Simon, toen de lamp tegen de muur kapotsloeg. ‘Iemand heeft godverdomme zijn bek niet gehouden!’

‘Het is toch gewoon een of andere klootzak van de drukkerij?’ schreeuwde Andrew terug. Zijn lip was dik en klopte. Het leek wel een mandarijnpartje. ‘Denk je nou echt dat wij zouden… Denk je dat wij zo langzamerhand niet wisten dat we onze bek moesten houden?’

Het was alsof je de bewegingen van een wild beest probeerde te taxeren. Hij zag de neusvleugels van zijn vader trillen, maar hij zag ook dat Simon nadacht over wat hij had gezegd.

‘Wanneer is dat erop gezet?’ brulde hij naar Ruth. ‘Kijk dan! Welke datum staat erbij?’

Nog steeds snikkend tuurde ze op het scherm. Zonder bril moest ze haar neus bijna tegen het scherm aan drukken. ‘De vijftiende,’ zei ze fluisterend.

‘De vijftiende… Zondag,’ zei Simon. ‘Dat was zondag, toch?’

Andrew noch Ruth corrigeerde hem. Andrew kon zijn geluk niet op. Maar hij kon ook niet geloven dat het van lange duur was.

‘Zondag,’ zei Simon, ‘dus iedereen had het kunnen… Mijn fucking téén,’ riep hij, terwijl hij zichzelf omhoog hees en overdreven hinkend naar Ruth toe liep. ‘Wegwezen!’

Ze schoot de stoel af en keek toe hoe hij het stukje weer doorlas. Hij zat aan één stuk door te snuiven als een dier. Andrew vermoedde dat hij zijn vader, daar op die stoel zat, had kunnen wurgen, als hij maar een stuk touw voorhanden had gehad.

‘Iemand moet dit allemaal van mijn werk hebben,’ zei Simon, alsof hij er net zelf op was gekomen en niet had gehoord dat zowel zijn vrouw als zijn zoon hem die hypothese op het hart had gedrukt. Hij legde zijn handen op het toetsenbord en draaide zich om naar Andrew. ‘Hoe haal ik het eraf?’

‘Hè?’

‘Jij hebt godverdomme computerles! Hoe krijg ik dit eraf?’

‘Dat kan niet… Je kunt het er niet afhalen,’ zei Andrew. ‘Dat kan alleen de beheerder van de website.’

‘Dan maak jij jezelf toch de beheerder,’ zei Simon, die opsprong en Andrew naar de bureaustoel dirigeerde.

‘Dat kan niet,’ zei Andrew. Hij was bang dat Simon zich weer zat op te fokken tot een tweede vlaag van razernij. ‘Daarvoor heb je een gebruikersnaam en een wachtwoord nodig.’

‘Jij bent echt de fucking zuurstof die je inademt niet waard!’

Simon gaf Andrew een zet midden op zijn borstbeen toen hij langs hem heen hinkte, waardoor hij achterover tegen de schoorsteenmantel viel.

‘Geef me de telefoon!’ schreeuwde Simon naar zijn vrouw en liet zich weer in de leunstoel zakken.

Ruth pakte de telefoon en liep ermee naar Simon toe. Hij rukte hem uit haar hand en toetste driftig een nummer in.

Andrew en Ruth wachtten in stilte terwijl Simon zat te bellen, eerst Jim en daarna Tommy: de mannen met wie hij op de drukkerij na werktijd zwart had bijgeklust. Simons razernij, de verdenking van zijn collega’s, vloeide in afgemeten zinnen vol vloeken weg door de telefoon.

Paul liet zich niet meer zien. Misschien was hij nog steeds zijn bloedneus aan het stelpen, maar het leek waarschijnlijker dat hij niet durfde terug te komen. Andrew vond het niet verstandig van zijn broer. Het was veiliger om pas te vertrekken als Simon je daarvoor toestemming had gegeven.

Toen hij klaar was met bellen, stak Simon de telefoon zonder iets te zeggen uit naar Ruth. Ze pakte hem aan en wist niet hoe snel ze die weer op de lader moest zetten.

Machteloos van woede, met een kloppende teen en zwetend door de hitte van de houtkachel zat Simon na te denken. De afranseling waaraan hij zijn vrouw en zoons had onderworpen, stelde niets voor, daar stond hij geen seconde bij stil. Er was hem zojuist iets afschuwelijks overkomen en het was logisch dat hij zijn woede had botgevierd op degenen die hem het meest na stonden. Zo ging dat nou eenmaal. Hoe dan ook, Ruth, dat domme wijf, had toegegeven dat ze het aan Shirley had verteld…

Simon was bewijsmateriaal aan het verzamelen op basis van wat hij dacht dat er gebeurd moest zijn. Een of andere klootzak (en hij verdacht die kauwgomkauwende vorkheftruckchauffeur, die hem met een van nijd vertrokken gezicht had nagekeken toen hij er in The Fields vol gas vandoor was gegaan) had met de Mollisons over hem gepraat (op de een of andere manier leek dat gek genoeg waarschijnlijker door Ruths bekentenis dat ze het met Shirley over de computer had gehad), en zij (de Mollisons, de gevestigde orde, de gladjanussen en de gemeneriken die hun macht afschermden) hadden dit bericht op hun website gezet (die trut van een Shirley beheerde de site, en dat bevestigde deze theorie).

‘Het is die kutvriendin van jou,’ zei Simon tegen zijn vrouw, die het in tranen en met trillende lippen aanhoorde. ‘Het is jouw fucking Shirley. Zij heeft dit gedaan. Zij wil mij zwartmaken om haar zoon die zetel te bezorgen. Zij is het.’

‘Maar Si…’

Hou in godsnaam je kop, stom wijf, dacht Andrew.

‘Dus jij kiest nog steeds haar kant?’ brulde Simon, terwijl hij aanstalten maakte weer op te staan.

‘Nee!’ piepte Ruth, en hij liet zich weer onderuit zakken, blij dat hij zijn kloppende teen kon ontzien.

De directie van Harcourt-Walsh zou niet blij zijn met die klussen na werktijd, dacht Simon. Het zou hem niets verbazen als de klotesmerissen kwamen rondsnuffelen. Een drang om in actie te komen overmande hem. ‘Jij,’ zei hij, wijzend naar Andrew. ‘Sluit die computer af. Trek alle kabels en stekkers eruit, alles. Jij gaat met mij mee. En dat hele kutapparaat ook.’

+++

+++

VI

+++

Dingen die werden ontkend, dingen die werden verzwegen, dingen die werden versluierd en verborgen.

De troebele rivier de Orr golfde over het wrak van de gestolen computer, die rond middernacht van de oude stenen brug was gegooid. Simon hinkte op zijn gebroken teen naar zijn werk en vertelde iedereen dat hij was uitgegleden op het tuinpad. Ruth legde ijs op haar bloeduitstortingen en verborg die nogal klungelig onder een laag foundation uit een oude tube. Er kwam een korst op Andrews lip, net als op die van Dane Tully, en Paul kreeg weer een bloedneus in de bus en moest bij aankomst op school meteen door naar de EHBO.

Shirley Mollison, die was gaan winkelen in Yarvil, beantwoordde Ruths herhaalde telefoontjes pas aan het eind van de middag, en tegen die tijd waren Ruths zoons alweer terug uit school. Halverwege de trap luisterde Andrew het gesprek van één kant in de woonkamer af. Hij wist dat Ruth het probleem probeerde op te lossen voordat Simon thuiskwam, omdat Simon ertoe in staat was de telefoon uit haar hand te rukken om haar vriendin eens even flink uit te kafferen.

‘… klinkklare onzin, stomme verzinsels,’ zei ze opgewekt, ‘maar we zouden het erg fijn vinden als je het eraf kon halen, Shirley.’

Zijn gezicht vertrok en de korst op zijn gezwollen lip dreigde te barsten. Hij vond het verschrikkelijk om zijn moeder te horen slijmen bij die vrouw. Eigenlijk ergerde hij zich op dat moment aan het feit dat dat bericht überhaupt nog niet was verwijderd. Maar – schoot hem te binnen – hij had het er zelf op gezet, hij had dus eigenlijk alles veroorzaakt: zijn moeders gehavende gezicht, zijn eigen gebarsten lip, de bloedneus van Paul en de spanning die het huis binnensijpelde bij het vooruitzicht van Simons terugkeer.

‘Ik snap best dat je heel veel aan je hoofd hebt,’ zei Ruth slijmerig, ‘maar je begrijpt toch dat dit Simon schade kan berokkenen, als men gelooft…’

Dit, dacht Andrew, was de manier waarop Ruth tegen Simon praatte op de zeldzame momenten dat ze zich genoodzaakt voelde hem uit te dagen: onderdanig, verontschuldigend, weifelend. Waarom eiste zijn moeder niet dat die vrouw het bericht als de sodemieter verwijderde? Waarom was ze altijd zo laf, zo verontschuldigend? Waarom ging ze niet bij zijn vader weg?

Hij had Ruth altijd beschouwd als iemand die autonoom, goedmoedig en onbedorven was. Als kind waren zijn ouders uitermate zwart-wit op hem overgekomen: de een slecht en angstaanjagend, de ander goed en vriendelijk. Maar naarmate hij ouder werd, plaatste hij steeds grotere vraagtekens bij Ruths bereidwillige vergoelijken, bij haar gewoonte het altijd voor zijn vader op te nemen, onvoorwaardelijk achter hem te staan.

Andrew hoorde dat ze het gesprek beëindigde en liep met veel kabaal verder de trap af. Hij zag Ruth de woonkamer uit komen. ‘Heb je die vrouw van de website gebeld?’

‘Ja.’ Ruth klonk vermoeid. ‘Ze gaat die dingen over papa van de site halen, dus hopelijk is het dan afgelopen.’

Andrew wist dat zijn moeder intelligent was en veel handiger in allerlei huiselijke aangelegenheden dan zijn vader met zijn twee linkerhanden. Zij was in staat zelf de kost te verdienen.

‘Waarom heeft ze dat niet meteen gedaan, als ze jouw vriendin is?’ vroeg hij, terwijl hij achter haar aan naar de keuken liep. Zijn medelijden met Ruth vermengde zich met frustratie die aanwakkerde tot irritatie.

‘Daar heeft ze geen tijd voor gehad,’ snauwde Ruth. Een van haar ogen was bloeddoorlopen door Simons klap.

‘Heb je haar verteld dat zij, als beheerder van de website, in de problemen kan komen als ze dat soort laster erop laat staan? We hebben dat met computerk…’

‘Ik heb je toch gezegd dat ze het eraf haalt, Andrew,’ zei Ruth kwaad.

Ze durfde haar zoons wel haar woede te tonen. Was dat omdat zij haar niet sloegen, of lag het ergens anders aan? Andrew wist dat haar gezicht net zo veel pijn moest doen als het zijne.

‘Maarre… wie heeft volgens jou die dingen over papa geschreven?’ vroeg hij haar zo terloops mogelijk.

Ze keek hem boos aan. ‘Géén idee,’ zei ze, ‘maar wie het ook is, het was een verachtelijke, laffe daad. Iederéén heeft wel iets wat hij liever verborgen houdt. Stel je voor dat papa dingen die híj over andere mensen weet op internet zou zetten! Hij zou dat nooit doen.’

‘Nee, dat zou tegen zijn principes in gaan, hè?’ zei Andrew.

‘Jij kent je vader helemaal niet zo goed als je denkt!’ schreeuwde Ruth met tranen in haar ogen. ‘Ga weg… Ga je huiswerk maken of wat dan ook… Ga gewoon weg!’

Met een rammelende maag (hij had iets te eten mee willen nemen uit de keuken) keerde Andrew terug naar zijn slaapkamer en lag zich daar lange tijd op bed af te vragen of het geen vreselijke vergissing was geweest om dat bericht te plaatsen. Hij vroeg zich ook af hoe zwaar Simon een gezinslid moest verwonden voordat zijn moeder zich zou realiseren dat hij totaal geen principes had.

Een kilometer van Hilltop House probeerde Shirley Mollison zich ondertussen in de studeerkamer van haar bungalow te herinneren hoe ze een bericht van het prikbord kon verwijderen. Het gebeurde zo zelden dat iemand een bericht plaatste dat ze het meestal jaren liet staan. Uiteindelijk diepte ze uit een archiefkast in de hoek het schriftje op dat ze voor zichzelf had gemaakt toen ze met de website was begonnen en slaagde er na een paar mislukte pogingen in de beschuldigingen tegen Simon te verwijderen. Dat deed ze alleen omdat Ruth, op wie ze gesteld was, haar dat had gevraagd. Ze voelde zich niet persoonlijk verantwoordelijk voor deze kwestie.

Maar door het bericht te wissen was het nog niet verwijderd uit het geheugen van degenen die hevig geïnteresseerd waren in de aanstaande strijd om Barry’s zetel. Parminder Jawanda had het bericht over Simon Price naar haar computer gekopieerd en bleef het maar openen. Ze onderwierp elke zin aan de kritische blik van een forensisch wetenschapper die iedere vezel op een lijk onderzocht, op zoek naar sporen van Howard Mollisons stilistische DNA. Hij zou er alles aan doen om zijn typerende manier van fraseren te verhullen, maar ze was ervan overtuigd dat ze zijn hoogdravendheid herkende in ‘bezuinigen is de heer Price bepaald niet vreemd’ en in ‘de raad zou moeten kunnen profiteren van zijn vele nuttige contacten.’

‘Maar jij kent Simon Price niet, Minda,’ zei Tessa Wall. Zij en Colin waren uitgenodigd voor het avondeten bij de Jawanda’s in de keuken van de voormalige pastorie. Ze hadden nog maar amper hun voet over de drempel gezet of Parminder was begonnen over dat bericht. ‘Hij is een zeer onplezierige man en hij kan wie dan ook tegen zich in het harnas hebben gejaagd. Maar ik denk eerlijk gezegd niet dat het Howard Mollison is. Die zou nooit zoiets voor de hand liggends doen.’

‘Maak jezelf niets wijs, Tessa,’ zei Parminder. ‘Howard zal er alles aan doen om te zorgen dat Miles wordt gekozen. Wacht maar af. Straks is Colin aan de beurt.’

Tessa zag dat Colin hard in zijn vork kneep en wenste dat Parminder even nadacht voordat ze iets zei. Uitgerekend zij zou moeten weten hoe Colin was: zíj schreef hem immers Prozac voor.

Vikram zat zwijgend aan het hoofd van de tafel. Op zijn prachtige gezicht verscheen volkomen naturel een ietwat sardonische glimlach. Tessa voelde zich altijd geïntimideerd door de chirurg, zoals ze dat bij alle mannen had die er goed uitzagen. Hoewel Parminder een van Tessa’s beste vriendinnen was, kende ze Vikram nauwelijks. Hij maakte lange dagen en hield zich veel minder bezig met Pagfordse zaken dan zijn vrouw.

‘Ik heb je toch verteld over de agenda?’ ratelde Parminder verder. ‘Voor de volgende vergadering? Hij wil een motie indienen over The Fields, dat wij het bestuur van Yarvil toestemming geven om de gemeentegrens te herzien, én een motie om de afkickkliniek het gebouw uit te zetten. Hij probeert het er allemaal doorheen te jagen, nu Barry’s zetel vacant is.’

Ze stond voortdurend van tafel op om spullen te pakken en opende meer keukenkastjes dan nodig was, omdat ze er niet bij was met haar gedachten. Twee keer vergat ze waarom ze ook alweer was opgestaan en ging onverrichter zake weer zitten. Vikram sloeg haar vanonder zijn volle wimpers continu gade.

‘Ik heb Howard gisteravond gebeld,’ zei Parminder, ‘en hem gezegd dat we horen te wachten tot de raad weer voltallig is voordat we stemmen over zulke belangrijke kwesties. Hij lachte, zei dat we daar niet op konden wachten. Yarvil wil weten hoe wij erover denken, zei hij, nu die herziening van de gemeentegrens eraan komt. Feitelijk is hij gewoon bang dat Colin Barry’s zetel gaat winnen, omdat het dan niet zo gemakkelijk meer is om het ons op te dringen. Ik heb een e-mail gestuurd naar iedereen die het volgens mij met ons eens is om te zien of zij hem onder druk kunnen zetten om de stemming één vergadering uit te stellen… “De Geest van Barry Fairbrother”,’ voegde Parminder er in één adem aan toe. ‘De klóótzak. Hij gaat Barry’s dood niet misbruiken om hem te verslaan. Niet als het aan mij ligt.’

Tessa dacht dat ze Vikrams lippen zag trekken. Het oude Pagford, onder aanvoering van Howard Mollison, vergaf Vikram over het algemeen de zonden die het zijn vrouw niet kon kwijtschelden: een bruine huid, intelligentie en weelde (eigenschappen die, volgens de neusgaten van Shirley Mollison, heimelijk riekten naar leedvermaak). Het was, dacht Tessa, uitgesproken oneerlijk. Parminder werkte zich op alle fronten van haar leven in Pagford uit de naad – schoolfeesten en fancy fairs, de huisartsenpraktijk en de deelraad – en wat kreeg ze ervoor terug? Meedogenloze antipathie van de oude garde in Pagford. Terwijl Vikram, die zelden ergens aan meedeed, werd bejubeld en in hoog aanzien stond.

‘Mollison lijdt aan grootheidswaan,’ zei Parminder, terwijl ze haar eten onrustig over haar bord schoof. ‘Hij is een bullebak en een megalomaan.’

Vikram legde zijn mes en vork neer en leunde achterover. ‘Maar waarom,’ vroeg hij, ‘neemt hij dan genoegen met het voorzitterschap van de raad? Waarom heeft hij niet geprobeerd om in de gemeenteraad te komen?’

‘Omdat hij denkt dat Pagford het epicentrum van de wereld is,’ zei Parminder bits. ‘Je begrijpt het niet: hij zou het voorzitterschap van de deelraad van Pagford nog niet verruilen voor het ambt van minister-president. Trouwens, hij hóéft niet in de gemeenteraad van Yarvil te zitten: hij heeft daar Aubrey Fawley al als stroman. Die is helemaal klaar voor de grensherziening. Ze houden elkaar de hand boven het hoofd.’

Parminder voelde Barry’s afwezigheid als een vijfde gast aan tafel. Hij had het allemaal aan Vikram kunnen uitleggen en zou hem daarbij ook nog eens aan het lachen hebben gemaakt. Barry kon Howards manier van praten feilloos imiteren, maar ook zijn schommelende tred en zijn onsmakelijke maag-darminterrupties.

‘Ik zeg haar voortdurend dat ze zich veel te veel laat opjutten,’ zei Vikram tegen Tessa, die tot haar afgrijzen voelde dat ze licht bloosde doordat zijn donkere ogen op haar waren gericht. ‘Je weet van die belachelijke klacht? Die oude vrouw met dat emfyseem?’

‘Ja hoor, dat weet Tessa. Iedereen weet dat. Moeten we het daar nu over hebben?’ zei Parminder bits. Ze sprong overeind om de borden af te ruimen.

Tessa wilde helpen, maar Parminder verzocht haar korzelig te blijven zitten. Vikram schonk Tessa een solidaire glimlach waardoor ze een wiebelig gevoel kreeg. Terwijl Parminder wat om de tafel heen rommelde, schoot Tessa onwillekeurig te binnen dat Vikram en Parminder een gearrangeerd huwelijk hadden.

(‘Wij zijn gewoon door onze families aan elkaar voorgesteld,’ had Parminder haar, defensief en geïrriteerd door iets wat ze op Tessa’s gezicht meende te lezen, verteld toen ze elkaar net kenden. ‘Niemand dwíngt je te trouwen, hoor.’ Op andere momenten echter had ze het gehad over de immense druk van haar moeder om een man te huwen. ‘Alle sikhs willen dat hun kinderen trouwen. Het is een obsessie,’ had Parminder verbitterd gezegd.)

Colin vond het niet erg dat zijn bord werd weggegrist. Zijn misselijkheid was alleen maar verergerd sinds Tessa en hij hier waren aangekomen. Hij had net zo goed onder een dikke glazen stolp kunnen zitten, zo afgezonderd voelde hij zich van zijn drie disgenoten. Het was iets wat hem maar al te vertrouwd voorkwam: het gevoel rond te lopen in een gigantische ruimte vol zorgen, erdoor ingesloten te worden, zijn eigen angsten om zich heen te zien draaien, die de buitenwereld aan het zicht onttrokken.

Aan Tessa had hij niets: zij gedroeg zich opzettelijk onverschillig en afhoudend ten aanzien van zijn campagne voor Barry’s zetel. Terwijl de bedoeling van dit etentje was geweest dat Colin Parminders advies inwon over de foldertjes die hij had gemaakt voor zijn campagne. Tessa weigerde zich erbij te laten betrekken, vermeed de discussie over de angst die hem langzaamaan overspoelde. Ze weigerde als uitlaatklep te fungeren.

In een poging haar kilte te evenaren, door te veinzen dat hij uiteindelijk toch niet werd ondermijnd door de druk die hij zichzelf oplegde, had hij haar niets verteld over het telefoontje van The Yarvil and District Gazette dat hij vandaag op school had gekregen. De verslaggeefster aan de andere kant van de lijn had over Krystal Weedon willen praten.

Had hij haar aangeraakt?

Colin had de vrouw te kennen gegeven dat de school onder geen beding mededelingen kon doen over een leerling en dat Krystal via haar ouders benaderd diende te worden.

‘Ik heb Krystal al gesproken,’ had de verslaggeefster geantwoord. ‘Ik wilde alleen uw…’

Maar hij had de verbinding verbroken en de paniek had alles uitgewist.

Waarom wilden ze over Krystal praten? Waarom hadden ze hem gebeld? Had hij iets gedaan? Had hij haar aangeraakt? Had ze geklaagd?

De psycholoog had hem geleerd dat hij moest proberen de inhoud van dergelijke gedachten niet te bevestigen of af te keuren. Het was de bedoeling dat hij erkende dat ze er waren en dat hij er vervolgens gewoon overheen stapte, maar dat was net zoiets als proberen niet te krabben als je verging van de jeuk. De publieke onthulling van Simon Price’ wanpraktijken op de website van de raad had hem totaal uit het veld geslagen. De vrees te worden ontmaskerd, die zo’n groot deel van Colins leven had bepaald, had een gezicht gekregen. Het had de gelaatstrekken van een oudere cherubijn met een duivels brein, dat kookte onder een jagerspet op korte grijze krullen en achter uitpuilende onderzoekende ogen. Hij moest steeds denken aan Barry’s verhalen over het formidabele strategische brein van de eigenaar van de delicatessenzaak en aan het complexe netwerk van afspraken dat de zestien raadsleden van Pagford verbond.

Colin had zich al vaak voorgesteld hoe hij erachter zou komen dat het spel uit was: een krantenartikel met suggestieve inhoud, ogen die zich van hem afwendden als hij de delicatessenzaak betrad, de rectrix die hem op haar kamer ontbood voor een gesprek onder vier ogen. Hij had zijn ondergang al duizenden keren voor zich gezien, hoe zijn schanddaad als de bel van een melaatse om zijn nek werd gehangen, zodat er geen ontkomen meer aan was, nooit meer. Hij zou ontslagen worden. Misschien belandde hij wel in de gevangenis.

‘Colin,’ drong Tessa met zachte stem aan. Vikram had hem wijn aangeboden. Zij wist wat er achter dat grote koepelvormige voorhoofd gaande was. Niet tot in detail, maar zijn angst draaide al jaren om hetzelfde thema. Ze wist dat Colin er niets aan kon doen, hij zat nu eenmaal zo in elkaar. Jaren geleden had ze iets van W.B. Yeats gelezen dat haar enorm had geraakt: ‘In het hart van de liefde gaat een immens medelijden schuil.’ Ze had geglimlacht en over het papier gestreken waarop het gedicht stond, omdat ze wist dat ze van Colin hield en dat compassie een zeer groot deel van haar liefde uitmaakte.

Soms dreigde haar geduld echter op te raken. Soms had zij óók behoefte aan een beetje geruststelling als zij zich zorgen maakte. Colins paniekaanval toen ze hem vertelde dat in het ziekenhuis met zekerheid was vastgesteld dat ze leed aan diabetes type 2 viel te voorzien, maar toen ze hem er eenmaal van had overtuigd dat er geen sprake was van direct levensgevaar had ze tot haar ontsteltenis gemerkt hoe snel hij het onderwerp had laten varen en hij zich weer volledig had ondergedompeld in zijn verkiezingscampagne.

(Die ochtend had ze tijdens het ontbijt voor het eerst haar bloedsuikerspiegel gecontroleerd met de glucosemeter. Vervolgens had ze de spuit gepakt en die in haar eigen buik gestoken. Het was veel pijnlijker geweest dan wanneer de vaardige Parminder het deed.

Fats was cornflakes aan het eten en had melk gemorst toen hij zich met een ruk van haar af had gedraaid. De melk was op de tafel, de mouw van zijn schooloverhemd en de keukenvloer terechtgekomen. Colin had een oerkreet van ergernis geslaakt toen Fats zijn hap cornflakes terugspuwde in het schaaltje en tegen zijn moeder zei: ‘Moet je dat verdomme aan tafel doen?’

‘Doe niet zo verdomd brutaal en walgelijk!’ had Colin geschreeuwd. ‘Ga rechtop zitten! Ruim die rotzooi op! Hoe durf je zo’n toon aan te slaan tegen je moeder? Bied je excuses aan!’

Tessa had de naald er gauw weer uitgetrokken.

‘Neem me niet kwalijk dat ik kotsneigingen krijg als jij zit te spuiten aan tafel, Tess,’ zei Fats vanonder de tafel, waar hij de vloer met een stuk keukenpapier aan het schoonvegen was.

‘Je moeder zit niet te “spuiten”, ze heeft een aandoening!’ schreeuwde Colin. ‘En noem haar geen “Tess”!’

‘Ik weet dat je niet van naalden houdt, Stu,’ zei Tessa. Haar ogen prikten. Ze had zichzelf pijn gedaan en voelde zich door hen alle twee uit het lood geslagen en boos, gevoelens die ze nog steeds met zich meedroeg.)

Tessa vroeg zich af waarom Parminder Vikrams bezorgdheid niet waardeerde. Colin had het nooit door als zíj gestrest was. Misschien, dacht Tessa kwaad, heeft dat iets te maken met dat gearrangeerde huwelijk… Mijn moeder zou nooit Colin voor mij hebben uitgezocht…

Parminder schoof schaaltjes met gesneden fruit over de tafel. Tessa vroeg zich enigszins beledigd af wat zij een gast zonder diabetes als dessert zou hebben voorgeschoteld en troostte zich met de gedachte aan de reep chocolade die thuis in de koelkast lag.

Parminder, die tijdens het hele etentje vijf keer zo veel aan het woord was geweest als de anderen, was nu begonnen over haar dochter Sukhvinder. Ze had Tessa al telefonisch op de hoogte gebracht van haar verraad. Nu deed ze het aan tafel allemaal nog eens dunnetjes over. ‘Serveerster bij Howard Mollison. Ik weet niet, ik weet écht niet, wat haar bezielt. Maar Vikram…’

‘Ze denken niet na, Minda,’ verkondigde Colin, waarmee hij zijn lange stilte verbrak. ‘Zo zijn tieners nou eenmaal. Ze geven nergens om. Ze zijn allemaal hetzelfde.’

‘Wat een onzin, Colin,’ beet Tessa hem toe. ‘Ze zijn helemaal niet allemaal hetzelfde. Wij zouden het fantastisch vinden als Stu zelf een bijbaantje vond… Niet dat dat ook maar een schijn van kans heeft.’

‘… maar Vikram zit er niet mee,’ ging Parminder onverstoorbaar door, de interruptie negerend. ‘Hij ziet niet wat er mis mee is, toch?’

Vikram antwoordde luchtig: ‘Ze doet werkervaring op. Ze gaat waarschijnlijk toch niet studeren, en dat is niets om je voor te schamen. Dat is niet voor iedereen weggelegd. Ik denk dat Jolly jong trouwt en best gelukkig wordt.’

‘Servéérster…’

‘Tja, niet iedereen is een studiebol, hè?’

‘Nee, ze is zeker geen studiebol,’ zei Parminder, die bijna huiverde van kwaadheid en spanning. ‘Haar cijfers zijn om te huilen… Geen enkele ambitie… Servéérster… “Zeg nou zelf, ik ben niet slim genoeg voor de universiteit.” Nee, met die houding zeker niet… Bij Howard Mollison… O, wat zal hij genoten hebben… Mijn dochter die nederig om werk vraagt. Wat bezielde haar… Wát bezielde haar?’

‘Jij zou het ook niet leuk vinden als Stu ging werken bij iemand als Mollison,’ zei Colin tegen Tessa.

‘Dat zou me niets uitmaken,’ zei Tessa. ‘Ik zou het toejuichen als hij blijk gaf van enig arbeidsethos. Voor zover ik weet lijkt hij alleen belangstelling te hebben voor computerspelletjes en…’ Ze stokte, want Colin wist niet dat Stuart rookte.

‘Nou, eigenlijk zou dit echt iets voor Stuart zijn,’ zei Colin. ‘Aanpappen met iemand aan wie wij een hekel hebben, enkel om ons te sarren. Dat zou hij heerlijk vinden.’

‘Ach, hou toch op, Colin, Sukhvinder doet het niet om Minda te sárren,’ zei Tessa.

‘Dus jij vindt dat ik onredelijk ben?’ haalde Parminder uit naar Tessa.

‘Nee, nee,’ zei Tessa, ontzet door de snelheid waarmee ze in de gezinsvete werden meegezogen. ‘Ik bedoel alleen dat er in Pagford niet veel plekken zijn waar de jeugd kan werken, toch?’

‘En waarom moet ze überhaupt werken?’ zei Parminder, terwijl ze haar handen getergd ten hemel hief. ‘Geven we haar niet genoeg zakgeld?’

‘Je eigen geld verdienen is anders, dat weet je toch,’ zei Tessa. Haar stoel stond tegenover een wand die vol hing met foto’s van de Jawanda-kinderen. Ze had hier al vaak gezeten en geteld hoeveel foto’s er van elk kind hingen: Jaswant had er achttien, Rajpal negentien en Sukhvinder negen. Er hing slechts één foto aan de muur ter ere van Sukhvinders persoonlijke prestaties: die van het roeiteam van Winterdown op de dag dat ze het team van St Anne hadden verslagen. Barry had alle ouders een vergroting gegeven van de foto waarop Sukhvinder en Krystal Weedon, als de twee middelsten van de acht, met hun armen om elkaars schouder stralend op en neer stonden te springen, waardoor ze allebei een beetje onscherp waren.

Barry, dacht ze, zou Parminder hebben geholpen het in het juiste perspectief te plaatsen. Hij was een intermediair geweest tussen moeder en dochter, die allebei gek op hem waren.

Het was niet voor het eerst dat Tessa zich afvroeg of het veel uitmaakte dat zij haar zoon niet zelf op de wereld had gezet. Vond ze het makkelijker om hem als zelfstandig individu te accepteren dan wanneer hij haar eigen vlees en bloed was geweest? Haar glucoserijke, besmette bloed…

Fats was onlangs opgehouden haar ‘mam’ te noemen. Ze had net gedaan of dat haar niets kon schelen, omdat het Colin zo kwaad maakte, maar elke keer dat Fats ‘Tessa’ zei, was het alsof er een naald in haar hart werd gestoken.

Het viertal at het fruit in stilte op.

+++

+++

VII

+++

In het kleine witte huis dat hoog boven het dorp lag, zat Simon Price zich op te vreten. Dagen verstreken. Het lasterlijke bericht was weliswaar verwijderd van de website, maar Simon voelde zich nog steeds verlamd. Zich terugtrekken als kandidaat zou kunnen overkomen als een schuldbekentenis. De politie was niet aan de deur geweest om naar de computer te vragen. Simon had bijna spijt dat hij die van de oude brug had gegooid. Maar hij vroeg zich nog steeds af of hij zich had verbeeld dat de man achter de kassa van het tankstation aan de voet van de heuvel veelbetekenend had gegrijnsd toen hij zijn creditcard overhandigde. Er werd op het werk veel gepraat over bezuinigingen, en Simon was nog steeds bang dat het bericht de bazen ter ore zou komen en zij daardoor zouden besluiten hem, Jim en Tommy te ontslaan om er zo in één klap vanaf te zijn.

Andrew keek toe, wachtte af en liet de hoop elke dag meer varen. Hij had de wereld willen laten zien wie zijn vader was, en de wereld – zo leek het althans – had slechts zijn schouders opgehaald. Andrew had gehoopt dat iemand van de drukkerij of de raad zou opstaan om vastberaden ‘nee’ te zeggen tegen Simon. Nee, hij was niet in staat om de competitie aan te gaan met andere mensen, hij was ongeschikt en ver beneden de maat, en kon zichzelf of zijn gezin de afgang beter besparen. Maar er was niets gebeurd, behalve dan dat Simon niet meer sprak over de deelraad en geen telefoontjes meer pleegde om stemmen te winnen. De folders die hij clandestien op zijn werk had geprint, stonden onaangeroerd in een doos op de veranda.

Maar opeens was-ie daar, zonder waarschuwing of trompetgeschal: de overwinning. Toen Andrew op vrijdagavond de onverlichte trap af liep om iets te eten te halen, hoorde hij Simon vormelijk praten door de telefoon in de woonkamer. Hij bleef staan om te luisteren.

‘… me terugtrekken als kandidaat,’ zei hij. ‘Ja. Nou ja, mijn persoonlijke omstandigheden zijn veranderd. Ja. Ja. Jawel, dat is zo. Oké. Bedankt.’

Andrew hoorde Simon de telefoon terugzetten op de oplader. ‘Nou, dat was het dan,’ zei zijn vader tegen zijn moeder. ‘Als het zo moet, hoeft het voor mij niet meer.’

Hij hoorde de gedempte goedkeurende reactie van zijn moeder, en voor Andrew tijd had om zich uit de voeten te maken, was Simon in de gang beneden verschenen, had diep ademgehaald en de eerste lettergreep van Andrews naam geschreeuwd, waarna hij constateerde dat zijn zoon voor zijn neus stond.

‘Wat doe jij nou?’ Simons gezicht ging voor de helft schuil in het duister, het andere deel werd beschenen door licht dat uit de woonkamer ontsnapte.

‘Ik wilde wat te drinken pakken,’ loog Andrew. Zijn vader hield niet van jongens die constant de koelkast leegaten.

‘Jij gaat dit weekend voor Mollison werken, toch?’

‘Ja…’

‘Juist ja, nou, dan moet je eens even goed naar me luisteren. Ik wil alles horen wat je over die klootzak te weten kunt komen, begrepen? Alle shit die je te pakken kunt krijgen. En ook over zijn zoon, als je daar iets over opvangt.’

‘Oké,’ zei Andrew.

‘En dan zet ik dat wel voor ze op die fucking website,’ zei Simon, waarna hij de woonkamer weer in liep. ‘De fucking Geest van Barry Fairbrother.’

Terwijl hij strategisch kleine hoeveelheden etenswaren bij elkaar sprokkelde in de hoop dat die niet zouden worden gemist – een plakje hier, een handje daar – steeg er een triomfantelijk gejuich op in Andrews hoofd: ik heb je tegengehouden, vuile klootzak. Ik heb je tegengehouden.

Zijn actie was precies volgens plan verlopen: Simon had geen idee wie er verantwoordelijk was voor het voortijdig tackelen van zijn politieke ambitie. Die gestoorde gek schakelde zelfs Andrews hulp in om wraak te nemen. Een draai van honderdtachtig graden, want toen Andrew zijn ouders had verteld dat hij een baantje bij de delicatessenzaak had, was Simon woest geweest.

‘Stomme oetlul die je er bent. En die fucking allergie van je dan?’

‘Ik wilde proberen om geen noten te eten,’ had Andrew gezegd.

‘Niet brutaal worden, hè, puistenkop. En als je er nou per ongeluk een eet, net als op de basisschool? Denk je nou echt dat we die poppenkast nog een keer willen meemaken?’

Maar Ruth was Andrew te hulp geschoten en had tegen Simon gezegd dat Andrew oud genoeg was om voor zichzelf te zorgen. Toen Simon de kamer had verlaten, had ze Andrew proberen wijs te maken dat Simons razernij voortkwam uit bezorgdheid.

‘Het enige waar hij zich zorgen over maakt, is dat hij de voetbalwedstrijd mist als hij me naar het ziekenhuis moet brengen.’

Andrew liep terug naar zijn slaapkamer, waar hij het eten met één hand in zijn mond propte, terwijl hij met de andere een sms naar Fats stuurde.

Hij dacht dat het nu allemaal achter de rug was, klaar, afgelopen. Andrew had nog geen enkele reden om alert te zijn op het eerste piepkleine gistende bubbeltje, dat zich onvermijdelijk zou ontpoppen tot een alchemistische transformatie.

+++

+++

VIII

+++

De verhuizing naar Pagford was het allerergste wat Gaia Bawden ooit was overkomen. Met uitzondering van incidentele bezoekjes aan haar vader in Reading, was Londen de enige plek die ze kende. Gaia was zo verbijsterd geweest toen Kay voor het eerst had gezegd dat ze naar een gat in het westen van het land wilde verhuizen, dat het weken had geduurd voor ze de dreiging serieus nam. Ze had het beschouwd als de zoveelste bevlieging van Kay, zoals de twee kippen die ze had gekocht voor hun piepkleine achtertuin in Hackney (die een week na aanschaf waren opgevreten door een vos) of haar opwelling om de helft van hun pannen te vernachelen en haar eigen hand permanent te verminken door marmelade te maken, terwijl ze bijna nooit kookte.

Gaia was weggerukt van de vrienden die ze al had sinds de lagere school, weggerukt van het huis waar ze vanaf haar achtste woonde, van de weekenden die in toenemende mate draaiden om allerlei stadse geneugten. En ondanks haar smeekbeden, dreigementen en protesten was ze in een leven gestort dat ze zich zelfs in haar ergste nachtmerries niet had kunnen voorstellen. Klinkerstraatjes en na zessen geen enkele winkel die open was, een gemeenschapsleven dat zich geheel leek af te spelen rond de kerk en waar je vaak niets anders hoorde dan kwetterende vogels. Gaia had het gevoel dat ze ergens was beland waar de tijd stil was blijven staan.

Haar hele leven hadden Kay en zij zich stevig aan elkaar vastgehouden (haar vader had nooit bij hen gewoond en de twee relaties die Kay daarna had gehad, waren stukgelopen) en de afgelopen jaren waren ze kibbelend en bijleggend eigenlijk meer huisgenoten dan moeder en dochter geworden. Maar nu zag Gaia aan de keukentafel ronduit de vijand. Het enige wat ze wilde was teruggaan naar Londen, het kon haar niet schelen hoe, en Kay zo ongelukkig mogelijk maken om het haar betaald te zetten. Ze wist niet of ze Kay meer zou kwetsen door voor haar eindexamen te zakken, of juist door te slagen en haar vader over te halen haar in huis te nemen zodat ze in Londen kon gaan studeren. Ondertussen moest ze zien te overleven in dit achterlijke gebied, waar haar uiterlijk en accent – ooit een vrijbrief voor de hoogste sociale kringen – vreemde valuta waren geworden.

Gaia had geen enkele behoefte om een popi leerling op Winterdown te worden. Ze vond hen allemaal te sneu met hun provinciale accent en hun trieste ideeën over wat cool was. Haar verbeten toenadering tot Sukhvinder Jawanda was deels bedoeld om de populaire gasten te laten zien dat ze hen lachwekkend vond, en deels omdat ze geneigd was om affiniteit te voelen met iedereen die een status van buitenstaander leek te hebben.

Doordat Sukhvinder ermee had ingestemd om ook als serveerster te gaan werken, was hun vriendschap op een hoger plan getild. Nu, tijdens hun blokuur biologie, liet Gaia zich opeens helemaal gaan en ving Sukhvinder eindelijk een glimp op van de mysterieuze reden dat deze beeldschone, übercoole nieuwkomer vriendschap met haar wilde. Terwijl ze de lens van hun gedeelde microscoop scherpstelde, mompelde Gaia: ‘Wat is het hier toch verrekte wít, hè?’

Sukhvinder hoorde zichzelf dat beamen voordat de vraag volledig was doorgedrongen. Gaia praatte door, maar Sukhvinder luisterde slechts half. ‘Zo verrekte wit.’ Ja, dat was eigenlijk wel zo, dacht ze.

Op de lagere school had zij, als enige leerling met een andere huidskleur, voor de klas moeten komen om iets te vertellen over het geloof van de sikhs. Braaf had ze het verhaal verteld van de stichter van de godsdienst, Goeroe Nanak, die verdween in een rivier en verdronken was gewaand, maar na drie dagen onder water weer verscheen om te verkondigen: ‘Er zijn geen hindoes, er zijn geen moslims.’

De andere kinderen hadden gegniffeld bij het idee dat iemand na drie dagen onder water te hebben gelegen nog leefde. Sukhvinder had niet de moed kunnen opbrengen om hen erop te wijzen dat Jezus gestorven was en vervolgens weer was opgestaan. Ze had het verhaal over Goeroe Nanak ingekort omdat ze verschrikkelijk graag terug naar haar plaats wilde. De keren in haar leven dat ze een gurdwara had bezocht, was op één hand te tellen. In Pagford bestond er geen, en het gebedshuis in Yarvil was piepklein en werd volgens haar ouders gedomineerd door chamars, een andere kaste dan die waartoe zij behoorden. Sukhvinder snapte niet waarom dat iets uitmaakte. Goeroe Nanak verbood immers expliciet om onderscheid te maken tussen kasten. Het was allemaal behoorlijk verwarrend. Ze genoot van paaseieren verstoppen en de kerstboom versieren, en de boeken die Parminder haar kinderen opdrong, waarin de levens van de goeroes en de leerstellingen van Khalsa uit de doeken werden gedaan, vond ze ontzettend moeilijk te begrijpen.

De bezoekjes aan haar moeders familie in Birmingham, met straten waar bijna iedereen bruin was en met winkels vol sari’s en Indiase specerijen, bezorgden Sukhvinder altijd een ontwrichtend en onbeholpen gevoel. Haar neven en nichten spraken zowel Punjabi als Engels, ze leidden een cool stads leventje en haar nichten zagen er mooi en hip uit. Ze lachten om haar brouwende r en haar gebrek aan modegevoel, en Sukhvinder vond het verschrikkelijk om te worden uitgelachen. Voordat Fats Wall met zijn pestoffensief was begonnen, voordat er vaste groepjes waren gevormd in hun schooljaar en zij opeens dagelijks contact had met Dane Tully, had ze het altijd fijn gevonden om terug te gaan naar Pagford. Ooit had ze het als toevluchtsoord beschouwd.

Terwijl ze zaten te frummelen met objectglaasjes en hun hoofd gebogen hielden om aan de aandacht van mevrouw Knight te ontsnappen, vertelde Gaia Sukhvinder meer dan ooit over haar leven op de school in Hackney. Het was er in een wat nerveuze woordenvloed uitgekomen. Ze beschreef de vrienden die ze had achtergelaten, van wie er een, Harpreet, dezelfde naam had als Sukhvinders oudste neef. Ze vertelde over de zwarte Sherelle, die het slimste meisje van hun groepje was, en over Jen, wier broer Gaia’s eerste vriendje was geweest.

Hoewel Sukhvinder hevig geïnteresseerd was in wat Gaia haar allemaal vertelde, dwaalden haar gedachten af en zag ze een schoolpopulatie voor zich met een palet aan huidskleuren, van melkwit tot mahoniebruin, zodat het nauwelijks mogelijk was om de individuele facetten ervan te onderscheiden. Hier op Winterdown stak het blauwzwarte haar van de paar Aziatische kinderen schril af tegen de zee van grauwbruin en asblond. Op een school als in Hackney zouden types als Fats Wall en Dane Tully misschien wel in de minderheid zijn.

Sukhvinder vroeg bedeesd: ‘Waarom ben je verhuisd?’

‘Omdat mijn moeder in de buurt wilde zijn van dat zakkerige vriendje van haar,’ zei Gaia mokkend. ‘Gavin Hughes, ken je die?’

Sukhvinder schudde haar hoofd.

‘Je hebt ze waarschijnlijk wel tekeer horen gaan,’ zei Gaia. ‘De hele straat kan meegenieten als ze een wip maken. Doe ’s nachts gewoon een keer je raam open.’

Sukhvinder probeerde niet ontzet te kijken, maar het idee dat ze zou horen dat haar eigen ouders, haar getrouwde ouders, met elkaar naar bed gingen, was al afschrikwekkend genoeg. Gaia zelf had een kleur gekregen. Niet, dacht Sukhvinder, van schaamte, maar van verontwaardiging.

‘Hij gaat haar dumpen. Ze houdt zichzelf zo ongelooflijk voor de gek. Hij popelt om te vertrekken als ze het hebben gedaan.’

Sukhvinder zou nooit zo over haar moeder praten, en dat gold ook voor de Fairbrother-tweeling (die, formeel gezien, nog steeds haar beste vriendinnen waren). Niamh en Siobhan zaten vlakbij en werkten samen aan een microscoop. Sinds hun vader was overleden, leken ze zich te hebben teruggetrokken, beperkten ze zich bij voorkeur tot elkaars gezelschap en dwaalden ze steeds verder af van Sukhvinder.

Andrew Price zat, door een opening in de haag van witte gezichten om hen heen, bijna continu naar Gaia te staren. Sukhvinder, die dat was opgevallen, dacht dat Gaia het niet had gemerkt, maar daar vergiste ze zich in. Gaia nam gewoon niet de moeite om terug te staren of er genoegen in te scheppen, omdat ze eraan gewend was dat jongens naar haar staarden. Dat gebeurde al sinds haar twaalfde. Twee jongens uit de brugklas doken steeds op in de gangen als ze van het ene naar het andere lokaal liep, veel vaker dan volgens de wetten van de kansberekening mogelijk leek, en die zagen er allebei beter uit dan Andrew. Geen van beiden kon echter tippen aan de jongen die Gaia had ontmaagd, kort voordat ze naar Pagford was verhuisd.

Gaia kon amper verdragen dat Marco de Luca nog steeds fysiek aanwezig was in het universum en van haar werd gescheiden door ruim tweehonderd kilometer aan onuitstaanbare, nutteloze ruimte. ‘Hij is achttien,’ vertelde ze Sukhvinder. ‘Hij is half Italiaans en een heel goede voetballer. Het schijnt dat hij mee mag doen aan de selectie van Arsenal.’

Gaia was vier keer met Marco naar bed geweest voordat ze uit Hackney was vertrokken en had elke keer condooms uit Kays nachtkastje gestolen. Ergens had ze gewild dat Kay wist wat ze er allemaal voor over moest hebben om een onuitwisbare indruk op Marco te maken, alleen omdat ze gedwongen werd hem in de steek te laten.

Sukhvinder hing aan haar lippen, maar vertelde niet aan Gaia dat ze Marco al had gezien op de Facebook-pagina van haar nieuwe vriendin. Op heel Winterdown was er niemand zoals hij. Hij leek op Johnny Depp.

Gaia hing tegen het tafeltje en draaide afwezig aan de lens van de microscoop. Aan de andere kant van het lokaal zat Andrew Price nog steeds naar Gaia te staren wanneer hij dacht dat Fats niet oplette. ‘Misschien blijft hij me wel trouw. Sherelle geeft zaterdag een feestje. Ze heeft hem uitgenodigd. Ze heeft gezworen dat ze hem niet zijn gang zal laten gaan. Maar shit, ik was liever…’

Ze staarde met haar gespikkelde ogen wazig naar het tafeltje en Sukhvinder sloeg haar nederig gade, verbaasde zich over haar prachtige uiterlijk en was vol bewondering over haar leven. Het idee om een andere wereld te hebben waar je je volkomen thuis voelde, waar je een voetballer als vriendje had en een groepje coole, toegewijde vriendinnen. Dat was in haar ogen ontzagwekkend en jaloersmakend, zelfs als je daar ongewild afscheid van had moeten nemen.

In de lunchpauze wandelden ze samen naar de winkels, wat Sukhvinder zelden deed. Meestal at ze samen met de Fairbrother-tweeling in de kantine.

Toen ze wat rondhingen op de stoep voor de kiosk waar ze broodjes hadden gekocht, hoorden ze iemand krijsen: ‘Jouw fucking moeder heb me nana vermoord!’

Alle leerlingen van Winterdown die op een kluitje voor de kiosk stonden, keken verdwaasd om zich heen om te zien waar dat geschreeuw vandaan kwam, en Sukhvinder, die net zo confuus was als alle anderen, deed hetzelfde. Toen zag ze Krystal Weedon, die aan de overkant van de weg twee vingers als een pistool voor zich uit stak. Ze had vier andere meisjes bij zich, die in een rijtje op de stoep bleven staan omdat ze werden tegengehouden door het verkeer.

‘Jouw fucking moeder heb me nana vermoord! Ze isser verdomme geweest, en jij ook!’

De grond leek onder Sukhvinders voeten te verdwijnen. Omstanders staarden haar aan. Een stel meiden uit de derde klas maakte zich uit de voeten. Sukhvinder voelde hoe de toekijkers veranderden in een alerte, begerige meute. Krystal en haar bende stonden ongeduldig te wachten tot er een gaatje in de stroom auto’s kwam.

‘Waar heeft ze het over?’ vroeg Gaia aan Sukhvinder, wier mond zo droog was dat ze geen antwoord kon geven. Het had geen zin om weg te rennen. Dat zou ze nooit halen. Leanne Carter was het snelste meisje van hun jaar. Het enige wat scheen te bewegen waren de passerende auto’s, die haar een paar laatste veilige seconden schonken.

En toen verscheen Jaswant, vergezeld door een paar jongens uit de zesde. ‘Alles kits, Jolly?’ zei ze. ‘Hoe’st?’

Jaswant had Krystal niet gehoord; het was puur geluk dat ze met haar vrienden deze kant op was gedwaald. Aan de overkant van de weg stonden Krystal en haar vriendinnen op een kluitje.

‘Gewoon,’ zei Sukhvinder, duizelig van opluchting door het uitstel van executie. Ze kon Jaz niet vertellen wat er aan de hand was waar die jongens bij waren. Twee van hen waren bijna één meter tachtig. Ze staarden allemaal naar Gaia.

Jaz en haar vrienden liepen naar de ingang van de kiosk, en Sukhvinder ging, na een indringende blik op Gaia, achter hen aan. Door de etalageruit zagen Gaia en zij Krystal en haar bende verder lopen en om de paar passen een blik achterom werpen.

‘Waar ging dat over?’ vroeg Gaia.

‘Haar overgrootmoeder was een patiënt van mijn moeder en ze is overleden,’ zei Sukhvinder. Ze wilde zo ontzettend graag huilen dat de spieren in haar keel pijn deden.

‘Stom wijf,’ zei Gaia.

Maar Sukhvinders onderdrukte snikken kwamen niet alleen voort uit de bibberige nasleep van angst. Ze was altijd dol op Krystal geweest, en ze wist dat dat wederzijds was. Al die middagen op het kanaal, al die tripjes in het busje: ze kende Krystals rug en schouders beter dan haar eigen achterkant.

Ze liepen samen met Jaswant en haar vrienden terug naar school. De knapste jongen begon een gesprek met Gaia. Tegen de tijd dat ze het hek door waren, plaagde hij haar met haar Londense accent. Sukhvinder kon Krystal nergens ontdekken, maar een stukje verderop zag ze wel Fats Wall met lange, soepele stappen naast Andrew Price lopen. Ze zou zijn gestalte en manier van lopen overal hebben herkend, net zoals een of ander instinct ervoor zorgde dat je een spin over een donkere vloer zag bewegen.

De misselijkheid welde in haar op toen ze het schoolgebouw naderde. Vanaf nu zouden ze met zijn tweeën tegen haar zijn: Fats en Krystal samen. Iedereen wist dat ze iets met elkaar hadden. Opeens verscheen er een levendig gekleurd beeld voor Sukhvinders geestesoog: ze lag bloedend op de vloer, terwijl Krystal en die meiden haar schopten en Fats Wall lachend stond toe te kijken.

‘Ik moet even naar de wc,’ zei ze tegen Gaia. ‘Ga jij alvast maar naar boven.’ Ze dook in de eerste meisjes-wc die ze passeerden, sloot zichzelf op in het hokje en ging op het deksel van de pot zitten. Kon ze er maar een eind aan maken… Kon ze maar voor eeuwig verdwijnen… Maar de massieve oppervlakken van de voorwerpen om haar heen weigerden op te lossen, en haar lichaam, haar weerzinwekkende hermafrodietenlijf, bleef op zijn koppige lompe manier doorgaan met leven…

Ze hoorde de bel voor het begin van de les, sprong overeind en haastte zich de wc’s uit. Er ontstonden al rijen in de gang. Ze draaide die allemaal de rug toe en rende het gebouw uit.

Anderen spijbelden ook. Krystal deed het, en Fats Wall ook. Als ze vanmiddag nu gewoon weg kon komen en weg kon blijven, zou ze misschien iets kunnen bedenken om zichzelf te beschermen voordat ze weer terug moest. Of ze kon zich voor een auto gooien. Ze stelde zich voor hoe die tegen haar aan knalde en haar botten brak. Hoe snel zou ze dan doodgaan, als ze in de kreukels op de weg lag? Ze gaf nog steeds de voorkeur aan verdrinking, aan koel helder water dat haar voorgoed in slaap suste, een slaap zonder dromen…

‘Sukhvinder? Súkhvinder!’

Haar maag draaide om. Tessa Wall kwam over het parkeerterrein naar haar toe hollen. Heel even overwoog Sukhvinder het op een lopen te zetten, maar toen werd ze overweldigd door de zinloosheid daarvan en wachtte ze tot Tessa bij haar was. Ze haatte haar, met haar stomme blotebillengezicht en haar rotzoon.

‘Wat doe je, Sukhvinder? Waar ga je heen?’

Ze kon niet eens een leugen bedenken. Met een machteloos schouderophalen gaf ze zich over.

Tessa had tot drie uur geen afspraken. Ze moest Sukhvinder eigenlijk naar de administratie brengen en melding maken van haar spijbelpoging, maar in plaats daarvan nam ze het meisje mee naar boven, naar haar kamer met het Nepalese wandkleed en de affiches van de Kindertelefoon. Sukhvinder was daar nog nooit geweest.

Tessa sprak, liet uitnodigende korte stiltes vallen en sprak weer. Sukhvinder zat met klamme handen naar haar schoenen te staren. Tessa kende haar moeder… Tessa zou Parminder vertellen dat ze had geprobeerd te spijbelen… Maar als ze nu uitlegde waarom? Zou Tessa dan een goed woordje kunnen doen, wíllen doen? Over haar zoon hoefde ze niet te beginnen: ze had Fats totaal niet onder controle, dat was algemeen bekend. Maar over Krystal? Krystal kwam hier vaker… Hoe erg zou ze in elkaar worden geslagen als ze het vertelde? Maar ze zou toch in elkaar worden geslagen, ook als ze het niet vertelde. Krystal kon niet wachten om haar hele bende op haar los te laten…

‘… iets gebeurd, Sukhvinder?’

Ze knikte. Tessa zei bemoedigend: ‘Kun je me vertellen wat?’

Dus vertelde Sukhvinder het.

Ze wist zeker dat ze, terwijl ze haar verhaal afstak, in de minieme samentrekking van Tessa’s voorhoofd iets anders zag dan medeleven met haar. Misschien dacht Tessa aan hoe Parminder zou reageren als ze zou horen wat er op straat werd geschreeuwd over haar behandeling van mevrouw Catherine Weedon. Sukhvinder had niet nagelaten zich ook daar druk over te maken toen ze in het wc-hokje had zitten verlangen naar haar eigen dood. Of misschien wees Tessa’s gepijnigde blik op weerzin om Krystal Weedon aan te pakken. Krystal was vast ook haar lievelingetje, zoals ze dat van meneer Fairbrother was geweest.

Een hevig, stekend gevoel van onrecht brak door Sukhvinders verslagenheid, haar angst en haar zelfverachting. Dwars door de kluwen zorgen en angsten die haar dagelijks beknelden. Ze dacht aan Krystal en haar vriendinnen, die popelden om aan te vallen. Ze dacht aan Fats, die haar tijdens elke wiskundeles van achteren afgrijselijke woorden toefluisterde, en aan het bericht dat ze de vorige avond van haar Facebook-pagina had gewist.

+++

LES-BI-EN-NE (ZNW.) VROUW DIE ZICH SEKSUEEL AANGETROKKEN VOELT TOT VROUWEN. OOK WEL LESBO OF POT GENOEMD. EEN (OORSPRONKELIJKE) BEWOONSTER VAN LESBOS.

+++

‘Ik heb geen idee hoe ze erachter is gekomen,’ zei Sukhvinder, terwijl ze het bloed in haar oren hoorde suizen.

‘Waar achter?’ vroeg Tessa, die nog steeds zorgelijk keek.

‘Dat er een klacht is ingediend tegen mama vanwege Krystals overgrootmoeder. Krystal en haar moeder praten niet met de rest van de familie. Misschien,’ zei Sukhvinder, ‘dat Fats het haar heeft verteld?’

‘Fats?’ herhaalde Tessa niet-begrijpend.

‘U weet wel, omdat ze iets met elkaar hebben,’ zei Sukhvinder. ‘Krystal en hij. Dat ze samen uitgaan. Dus misschien heeft hij het haar wel verteld.’

Het schonk haar enige bittere voldoening om het laatste restje professionele kalmte van Tessa’s gezicht te zien wegtrekken.

+++

+++

IX

+++

Kay Bawden wilde nooit meer één voet in het huis van Miles en Samantha zetten. Ze kon het hun niet vergeven dat ze getuige waren geweest van Gavins demonstratie van onverschilligheid. Ook kon ze Miles’ neerbuigende lachjes, diens houding ten opzichte van Bellchapel of de snerende manier waarop hij en Samantha over Krystal Weedon hadden gesproken, niet vergeten.

Ondanks Gavins verontschuldiging en zijn halfslachtige toezeggingen zag Kay voortdurend voor zich hoe hij bijna bij Mary op schoot zat op de bank, opsprong om haar te helpen met de borden en haar in het donker naar huis bracht. Toen Gavin haar een paar dagen later vertelde dat hij bij Mary thuis had gegeten, moest ze zich inhouden om niet woedend te reageren, omdat hij nog nooit meer dan een boterham bij haar thuis in Hope Street had gegeten.

Ze mocht dan misschien niets vervelends zeggen over de weduwe, over wie Gavin sprak alsof ze de Maagd Maria zelve was, maar de Mollisons, dat was een ander verhaal. ‘Ik kan niet zeggen dat ik Miles erg aardig vind.’

‘Hij is ook niet bepaald míjn beste vriend.’

‘Als je het mij vraagt kan de afkickkliniek het wel schudden als hij wordt gekozen.’

‘Ik denk niet dat het iets uitmaakt.’

Gavins apathie, zijn desinteresse voor andermans leed, maakte Kay altijd razend. ‘Is er dan helemaal niemand die opkomt voor Bellchapel?’

‘Colin Wall wel, denk ik,’ zei Gavin.

Dus liep Kay op maandagavond om acht uur de oprit van de Walls op en drukte op hun deurbel. Vanaf dat punt kon ze de rode Ford Fiësta van Samantha Mollison zien, die drie huizen verderop op de oprit stond geparkeerd. Dat beeld gaf haar strijdlust een extra impuls.

De deur van de familie Wall werd geopend door een eenvoudige, kleine, dikke vrouw in een batik rok.

‘Hallo,’ zei Kay. ‘Ik ben Kay Bawden en ik vroeg me af of ik even met Colin Wall zou kunnen praten.’

Een fractie van een seconde kon Tessa alleen maar staren naar de aantrekkelijke jonge vrouw op de drempel, die ze nog nooit had gezien. Er flitste een wel heel bizarre gedachte door haar hoofd: dat Colin een verhouding had en dat zijn minnares hiernaartoe was gekomen om haar dat te vertellen. ‘O… ja… Kom binnen. Ik ben Tessa.’

Kay veegde consciëntieus haar voeten op de deurmat en volgde Tessa naar een woonkamer die kleiner, rommeliger doch gezelliger was dan die van de Mollisons. Een grote, kalende man met een hoog voorhoofd zat in een leunstoel met een notitieblok op zijn schoot en een pen in de hand.

‘Colin, dit is Kay Bawden,’ zei Tessa. ‘Zij wil graag even met je praten.’

Tessa zag Colins ontstelde en behoedzame uitdrukking en begreep meteen dat de vrouw een vreemde voor hem was. Jeetje, dacht ze ietwat beschaamd, hoe kwam ik daar nou bij?

‘Het spijt me dat ik hier zomaar onaangekondigd binnen kom vallen,’ zei Kay toen Colin opstond om haar de hand te schudden. ‘Ik had willen bellen, maar u…’

‘We hebben een geheim nummer, ja,’ zei Colin. Hij torende boven Kay uit. Zijn ogen waren piepklein achter zijn brillenglazen. ‘Gaat u zitten, alstublieft.’

‘Dank u. Het gaat over de verkiezingen,’ zei Kay. ‘Voor de deelraad. U neemt het toch op tegen Miles Mollison?’

‘Dat klopt,’ zei Colin zenuwachtig. Hij wist opeens wie ze moest zijn: de verslaggeefster die over Krystal had willen praten. Ze hadden hem opgespoord… Tessa had haar niet binnen moeten laten.

‘Ik vroeg me af of ik u op de een of andere manier zou kunnen helpen,’ zei Kay. ‘Ik ben maatschappelijk werkster en werk voornamelijk in The Fields. Ik zou u meer kunnen vertellen over de afkickkliniek Bellchapel, die Mollison blijkbaar erg graag wil sluiten. Mij is verteld dat u vóór de kliniek bent? Dat u die open wilt houden?’

De golf van opluchting en plezier die Colin overspoelde maakte hem bijna lichtzinnig. ‘O, ja,’ zei Colin, ‘ja, dat wil ik. Ja, dat was wat mijn voorganger… Dat wil zeggen de vorige zetelhouder… Barry Fairbrother… was absoluut tegen de sluiting van de kliniek. En dat ben ik ook.’

‘Nou, ik heb een gesprek gehad met Miles Mollison, en hij maakte maar al te duidelijk dat hij geen reden ziet om de kliniek open te houden. Eerlijk gezegd vond ik dat hij nogal matig was geïnformeerd en nogal kortzichtige ideeën had over de oorzaken en de behandeling van verslavingen, en over de resultaten die Bellchapel wel degelijk heeft geboekt. Als de deelraad weigert het huurcontract van het gebouw te verlengen en de gemeente stopt met de subsidie, bestaat het gevaar dat zeer kwetsbare mensen aan hun lot worden overgelaten.’

‘Ja, ja, dat begrijp ik,’ zei Colin. ‘O ja, ik ben het helemaal met u eens.’ Hij was verbijsterd en gevleid dat deze aantrekkelijke jonge vrouw de moeite had genomen om naar hem toe te komen en zichzelf als bondgenoot aan te bieden.

‘Heb je misschien zin in een kopje thee of koffie, Kay?’ vroeg Tessa, die vond dat ze haar nu wel mocht tutoyeren.

‘O, erg graag,’ zei Kay. ‘Thee alsjeblieft, Tessa, zonder suiker.’

Fats stond in de keuken de koelkast te plunderen. Hij at copieus en continu, maar bleef broodmager, kwam geen grammetje aan. Ondanks zijn expliciet geuite walging ervoor, leek hij geen aanstoot te nemen aan Tessa’s insulinespuiten nu ze in een witte doos naast de kaas stonden.

Tessa liep naar de fluitketel en haar gedachten keerden terug naar het onderwerp dat haar in beslag had genomen vanaf het moment dat Sukhvinder ermee op de proppen was gekomen: dat Fats en Krystal ‘iets’ hadden. Ze had Fats niets gevraagd en ze had het niet aan Colin verteld.

Hoe meer Tessa erover nadacht, hoe zekerder ze wist dat het niet waar kon zijn. Ze was ervan overtuigd dat Fats zo’n hoge dunk van zichzelf had dat in zijn ogen geen meisje goed genoeg zou zijn, zeker een meisje als Krystal niet. Hij zou zich echt niet…

Verlagen? Is dat het? Is dat wat je denkt?

‘Wie zit er binnen?’ vroeg Fats aan Tessa, met een mond vol koude kip.

Ze zette de ketel op het vuur. ‘Een vrouw die je vader wil helpen om in de raad gekozen te worden,’ antwoordde Tessa, terwijl ze in de kast naar koekjes zocht.

‘Waarom? Valt ze op hem?’

‘Doe normaal, Stu,’ zei Tessa ontstemd.

Hij plukte een paar plakken ham uit een open pakje en stopte die een voor een, als een goochelaar die zakdoekjes in zijn vuist propt, in zijn overvolle mond. Fats stond soms wel tien minuten bij de geopende koelkast, rukte folie van bakjes, scheurde pakjes open en stopte de buit rechtstreeks in zijn mond. Het was een gewoonte die Colin verafschuwde, net als bijna elk ander aspect van Fats’ doen en laten.

Hij slikte kip en ham door en vroeg: ‘Waarom zou ze hem dan willen helpen?’

‘Ze wil dat de afkickkliniek openblijft.’

‘O, dus ze is een junkie?’

‘Nee, ze is geen junkie,’ zei Tessa, die tot haar grote ergernis zag dat Fats de laatste drie chocoladekoekjes had opgegeten en de lege verpakking in het kastje had laten liggen. ‘Ze is maatschappelijk werkster en vindt dat er in de kliniek goed werk wordt verricht. Je vader wil ook dat hij openblijft, maar Miles Mollison is van mening dat de kliniek niet goed functioneert.’

‘Tja, dat lijkt mij ook. Het barst in The Fields van de lijmsnuivers en heroïnespuiters.’

Tessa wist dat als ze had gezegd dat Colin de kliniek wilde sluiten Fats onmiddellijk met een argument was gekomen om hem open te houden. ‘Je zou advocaat moeten worden, Stu,’ zei ze, toen het water kookte.

Toen Tessa met een dienblad terugkwam in de woonkamer zag ze dat Kay met Colin een stapel papieren aan het doornemen was die ze kennelijk uit haar schoudertas tevoorschijn had gehaald.

‘… twee therapeuten die deels worden gesubsidieerd door de gemeente en deels door een liefdadigheidsorganisatie. Dan is er nog een maatschappelijk werkster aan de kliniek verbonden, Nina… Zij heeft me dit allemaal gegeven… O, ontzettend bedankt,’ zei Kay en ze keek stralend op naar Tessa, die een mok thee op de tafel naast haar had neergezet.

Kay had de Walls al binnen een paar minuten in haar hart gesloten, iets wat ze nog met niemand anders in Pagford had meegemaakt. Tessa had haar niet van top tot teen opgenomen toen ze naar binnen liep, had geen monsterende blik over haar fysieke onvolkomenheden en haar kleding laten gaan. Haar man was weliswaar nogal nerveus, maar leek echt vastbesloten om het afstoten van The Fields tegen te houden.

‘Is dat een Londens accent, Kay?’ vroeg Tessa en ze doopte een biscuitje in haar thee. Kay knikte.

‘Hoe ben je dan in Pagford terechtgekomen?’

‘Een relatie,’ zei Kay. Ze schiep er geen voldoening in dat te zeggen, ook al hadden Gavin en zij het officieel bijgelegd. Ze richtte zich weer tot Colin. ‘Ik begrijp niet helemaal hoe het logistiek zit met de deelraad en de kliniek.’

‘O, het gebouw is in het bezit van het dorp,’ legde Colin uit. ‘Het is een oude kerk. Het huurcontract verloopt binnenkort.’

‘Dus het zou heel gemakkelijk zijn om ze eruit te zetten.’

‘Precies. Wanneer had je nou met Miles Mollison gepraat?’ vroeg Colin, die zowel hoopte als vreesde te horen dat Miles zijn naam had genoemd.

‘We hebben vorige week vrijdag bij hen gegeten,’ legde Kay uit, ‘Gavin en ik…’

‘Ah, dus je bent Gávins vriendin!’ onderbrak Tessa haar.

‘Ja. Nou ja, en toen kregen we het dus over The Fields…’

‘Natuurlijk,’ zei Tessa.

‘… en Miles begon over Bellchapel, en ik was nogal… nogal verbíjsterd over zijn uitspraken. Ik vertelde hem over een gezin dat ik onder mijn hoede heb,’ Kay herinnerde zich dat ze per ongeluk Krystals naam had genoemd en ging behoedzaam verder, ‘en dat de moeder vast en zeker weer zou gaan gebruiken als ze geen methadon meer kreeg.’

‘Dat zijn zeker de Weedons?’ zei Tessa met afnemend enthousiasme.

‘Ik… ja, ik heb het inderdaad over de Weedons,’ zei Kay.

Tessa pakte nog een biscuitje. ‘Ik ben Krystals decaan. Dit is de tweede keer dat haar moeder aan het afkicken is, toch?’

‘De derde keer,’ zei Kay.

‘We kennen Krystal al vanaf haar vijfde: ze zat op de lagere school bij onze zoon in de klas,’ zei Tessa. ‘Ze heeft echt heel wat voor haar kiezen gekregen.’

‘Dat kun je wel zeggen,’ zei Kay. ‘Het is eigenlijk een wonder dat ze nog zo lief is.’

‘Nou, inderdaad,’ zei Colin enthousiast.

Tessa moest denken aan Colins pertinente weigering om Krystals straf kwijt te schelden na het weekopeningsincident en trok haar wenkbrauwen op. Vervolgens vroeg ze zich af, met een wee gevoel in haar maag, wat Colin zou zeggen als Sukhvinder níét loog of zich vergiste. Maar dat was vast niet zo. Sukhvinder was een verlegen, onnozel meisje. Ze had het waarschijnlijk verkeerd begrepen… het verkeerd opgevangen…

‘Het gaat erom dat de angst om haar kinderen te verliezen zo’n beetje het enige is wat Terri motiveert,’ zei Kay. ‘Ze is nu weer op het juiste spoor. Haar begeleider in de kliniek vertelde me dat ze een soort doorbraak in Terri’s houding heeft waargenomen. Als Bellchapel wordt gesloten, dan gaat het weer allemaal de verkeerde kant op, en god mag weten wat er dan met dat gezin gebeurt.’

‘Dit is heel nuttig allemaal,’ zei Colin, gewichtig knikkend. Hij maakte aantekeningen op zijn blocnote. ‘Echt heel nuttig. Zei je dat je cijfers hebt over mensen die zijn afgekickt?’

Kay bladerde door haar papieren op zoek naar de gegevens. Tessa kreeg de indruk dat Colin Kay weer voor zichzelf wilde hebben. Hij had altijd een zwak gehad voor een mooi koppie en een sympathiek voorkomen.

Tessa werkte nog een biscuitje weg en maalde door over Krystal. Ze was niet echt tevreden over de laatste sessies met haar. Krystal was gereserveerd geweest. Ook vandaag. Ze had Krystal laten beloven Sukhvinder Jawanda niet meer lastig te vallen, maar Krystals lichaamstaal leek te willen zeggen dat Tessa haar in de steek had gelaten, dat het vertrouwen was geschonden. Waarschijnlijk was dat te wijten aan Colins straf. Tessa had gedacht dat de band die Krystal en zij hadden gekregen sterk genoeg was om daar bestand tegen te zijn, al stelde die niets voor in vergelijking met de band die Krystal met Barry had gehad.

(Tessa was erbij geweest, de dag dat Barry de school was binnengekomen met een roeiapparaat, op zoek naar kandidaten voor het team dat hij wilde vormen. Ze was van de lerarenkamer naar de gymzaal geroepen omdat de gymlerares zich ziek had gemeld, en de enige invaller die ze op korte termijn hadden kunnen vinden, was een man, hetgeen de extra aanwezigheid van een vrouwelijk lid van het onderwijsteam vereiste.

De meisjes uit de vierde klas waren nogal giechelig toen ze in hun gymkleren binnenkwamen en zagen dat er in plaats van mevrouw Jarvis twee mannen stonden. Tessa had Krystal, Nikki en Leanne een standje moeten geven. Zij hadden zich naar voren gedrongen en obscene suggestieve opmerkingen gemaakt over de invaller: een knappe jongeman die helaas nogal snel bloosde.

Barry, die klein van stuk was, rood haar en een dito baard had, droeg een trainingspak. Hij had er een ochtend vrij voor genomen. Iedereen vond zijn plan vreemd en onhaalbaar: scholen als Winterdown hadden geen roeiteams. Niamh en Siobhan leken hun vaders aanwezigheid zowel vermakelijk als gênant te vinden.

Barry had uitgelegd wat hij wilde doen: een team samenstellen. Hij had geregeld dat ze het oude boothuis aan het kanaal in Yarvil konden gebruiken. Het was een geweldige sport en het bood een kans – voor henzelf en de school – om te schitteren. Tessa was naast Krystal en haar vriendinnen gaan staan om hen in de gaten te houden. Het ergste gegiechel was opgehouden, maar het was nog niet helemaal over.

Barry demonstreerde het roeiapparaat en vroeg daarna om vrijwilligers. Niemand stak zijn hand op.

‘Krystal Weedon,’ zei Barry en hij wees naar haar. ‘Ik heb jou aan het klimrek in het park zien hangen. Jij hebt flink wat spierkracht in je bovenlichaam. Kom eens hier en waag een poging.’

Krystal was desgevraagd maar al te bereid in de schijnwerpers te staan. Ze schreed naar het apparaat en ging erop zitten. Tessa’s dreigende blik ten spijt hadden Nikki en Leanne het uitgeproest van het lachen, en de rest van de klas had hun voorbeeld gevolgd.

Barry liet Krystal zien wat ze moest doen. De zwijgzame invaller had met professionele waakzaamheid toegekeken hoe Barry haar handen op het houten handvat plaatste.

Terwijl ze een gekke bek trok naar Nikki en Leanne, gaf ze een ruk aan het handvat, en toen was iedereen weer in lachen uitgebarsten.

‘Moet je zien,’ had Barry stralend gezegd. ‘Ze is een natuurtalent.’

Was Krystal echt een natuurtalent? Tessa wist hoegenaamd niets van roeien, dus ze had geen idee.

‘Hou je rug recht,’ zei Barry tegen Krystal, ‘anders raak je geblesseerd. Zo ja. Trekken… trekken… Moet je die techniek zien… Heb je dit al eerder gedaan?’

Krystal strekte haar rug en ging toen pas echt haar best doen. Ze keek niet meer naar Nikki en Leanne. En ze kreeg de slag te pakken.

‘Uitstekend,’ zei Barry. ‘Moet je kijken… uitstékend. Zo doe je dat! Goed zo, meisje. En nog een keer. En nog een keer. En…’

‘Ut doet pijn!’ had Krystal geschreeuwd.

‘Dat weet ik. Maar zo krijg je uiteindelijk net zulke armen als Jennifer Aniston,’ zei Barry.

Er had een kabbelend gelach geklonken, maar dit keer lachten ze met hem mee. Hoe kreeg Barry dat toch voor elkaar? Zijn aanwezigheid was altijd zo vanzelfsprekend, zo naturel, hij was altijd zo volkomen op zijn gemak. Tessa wist dat opgroeiende tieners als de dood waren om voor joker te worden gezet. Degenen die die angst niet kenden, en god mocht weten dat dat er maar heel weinig waren in de wereld van de volwassenen, straalden een vanzelfsprekende autoriteit uit voor jongeren. Zij zouden eigenlijk verplicht moeten worden om voor de klas te staan.

‘En… stop maar!’ had Barry gezegd. Krystal was met een vuurrood gezicht in elkaar gezakt en wreef over haar armen.

‘Paffen kan niet meer, Krystal,’ had Barry gezegd, en dat leverde hem dit keer een brede glimlach op. ‘Oké, wie wil het nog meer proberen?’

Toen Krystal weer bij haar klasgenoten ging staan, lachte ze niet meer. Ze sloeg elke nieuwe roeier jaloers gade en haar ogen waren continu naar Barry’s behaarde gezicht geschoten om te kijken wat hij van hen vond. Toen Carmen Lewis er een potje van maakte, zei Barry: ‘Laat jij het nog maar een keertje zien, Krystal.’ Haar gezicht was opgelicht toen ze terugliep naar het apparaat.

Maar toen Barry aan het eind van de demonstratie vroeg of degenen die wilden meedoen aan de selectie voor het team hun hand op wilden steken, had Krystal haar armen over elkaar geslagen. Tessa had gezien hoe ze honend haar hoofd had geschud toen Nikki iets tegen haar mompelde. Barry noteerde de namen van de meisjes met opgestoken hand en keek toen op. ‘En jíj, Krystal Weedon,’ zei hij. ‘Jij doet ook mee. Ga nou niet met je hoofd staan schudden. Ik zou het echt heel stom vinden als ik jou níét zag. Jij bent een natuurtalent en het is doodzonde om dat te vergooien. Krys-tal,’ had hij al schrijvend overgearticuleerd, ‘Weed-ón.’

Had Krystal nagedacht over haar natuurtalent toen ze na de les onder de douche stond? Had ze de gedachte aan haar zojuist ontdekte gave die dag met zich meegedragen, als een onverwachte Valentijnskaart? Hoe dan ook, tot ieders verbazing, behalve dan misschien die van Barry, was Krystal op de selectiedagen verschenen.)

Colin knikte vol overgave toen Kay de recidivecijfers van Bellchapel met hem doornam. ‘Dit moet Parminder zien,’ zei hij. ‘Ik zal zorgen dat ze hier een kopie van krijgt. Ja, ja, echt heel nuttig.’

Enigszins misselijk pakte Tessa haar vierde biscuitje.

+++

+++

X

+++

Op maandag werkte Parminder altijd tot laat door, en omdat Vikram meestal in het ziekenhuis was, dekten de drie Jawanda-kinderen dan de tafel en kookten voor zichzelf. Soms kibbelden ze, af en toe lachten ze, maar vandaag werden ze elk in beslag genomen door hun eigen gedachten en werd de klus ongewoon efficiënt en bijna in stilte geklaard.

Sukhvinder had haar broer noch haar zus verteld dat ze bijna had gespijbeld en ook niet dat Krystal Weedon had gedreigd haar te grazen te nemen. Haar neiging om haar gedachten voor zich te houden was de laatste tijd sterker dan anders. Ze moest er niet aan denken vertrouwelijkheden uit te wisselen, want ze was bang dat die de bizarre wereld in haar hoofd zouden verraden, de wereld waar Fats Wall met angstaanjagend gemak in door leek te dringen. Maar goed, ze wist dat de gebeurtenissen van die dag niet geheim konden blijven: Tessa had haar verteld dat ze van plan was Parminder in te lichten.

‘Ik zal je moeder moeten bellen. Dat doe ik altijd in geval van spijbelen, maar ik zal haar uitleggen waarom je het hebt gedaan.’

Sukhvinder had Tessa bijna sympathiek gevonden, ook al was ze de moeder van Fats Wall. Hoewel ze bang was voor haar moeders reactie had het idee dat Tessa het voor haar zou opnemen een sprankje hoop bij haar gewekt. Zou er, als haar moeder oog kreeg voor Sukhvinders wanhoop, dan toch een barstje komen in haar onvermurwbare afkeuring, haar teleurstelling, haar eeuwige, ijzige kritiek?

Toen de voordeur eindelijk openging, hoorde ze haar moeder Punjabi praten.

‘O nee, niet die vervloekte boerderij weer,’ kreunde Jaswant, die haar oren had gespitst.

De Jawanda’s bezaten een lap grond in de Punjab, die Parminder, als oudste en bij ontstentenis van broers, had geërfd van haar vader. Tot de enigszins geamuseerde verbazing van Jaswant en Sukhvinder leken enkele van hun oudere familieleden aan te nemen dat de hele familie daar uiteindelijk naar terug zou verhuizen. Parminders vader had heel zijn leven geld naar de boerderij gestuurd, die werd bewoond en onderhouden door schijnbaar nogal kribbige en verbitterde verre verwanten. De boerderij zorgde regelmatig voor ruzie in de familie van haar moeder.

‘Nani is weer eens uitgevallen,’ vertaalde Jaswant Parminders gedempte stem aan de andere kant van de deur.

Parminder had haar oudste dochter de beginselen van Punjabi bijgebracht en Jaz had van haar neven en nichten nog veel meer van de taal opgepikt. Sukhvinder was te dyslectisch om twee talen te kunnen leren, en Parminder had de poging gestaakt.

‘… Harpreet wil nog steeds dat stuk voor de weg van de hand doen…’

Sukhvinder hoorde Parminder haar schoenen uitschoppen. Ze baalde ervan dat haar moeder uitgerekend vanavond lastig werd gevallen met boerderijperikelen. Die deden haar humeur nooit veel goed. En toen haar moeder de keukendeur openduwde en ze de spanning op haar gezicht zag, zakte de moed haar in de schoenen.

Parminder begroette Jaswant en Rajpal met een licht wuivend handgebaar, maar wees vervolgens naar Sukhvinder en naar een keukenstoel om aan te geven dat ze daar moest gaan zitten tot ze klaar was met bellen.

Jaswant en Rajpal verdwenen naar boven. Sukhvinder wachtte, vastgeplakt aan haar stoel door haar moeders zwijgende bevel, onder de wand met foto’s waarop haar tekortkomingen indirect tentoon waren gesteld. Aan het telefoongesprek leek geen einde te komen, maar ten slotte nam Parminder toch afscheid en verbrak de verbinding.

Toen ze zich omdraaide om haar dochter aan te kijken, wist Sukhvinder meteen, voordat er een woord was gesproken, dat haar hoop op enig begrip vergeefs was geweest.

‘Zo,’ zei Parminder. ‘Ik heb een telefoontje van Tessa gehad op mijn werk. Ik neem aan dat jij weet waar dat over ging.’

Sukhvinder knikte. Haar mond leek vol watten te zitten.

Parminders woede overspoelde haar als een vloedgolf, sleurde Sukhvinder met zich mee, zodat ze niet meer wist waar haar voeten waren of waar ze zich op kon verlaten. ‘Waarom? Waaróm? Aap je dat Londense meisje weer na… Probeer je indruk op haar te maken? Jaz en Raj gedragen zich nooit zo, nooit, waarom jij wel? Wat is er mis met jou? Ben je er trots op dat je lui en slordig bent? Denk je dat het cool is om je als een crimineel te gedragen? Hoe denk je dat ik me voelde toen Tessa me belde? Me op mijn werk belde… Ik heb me nog nooit zo gegeneerd… Ik schaam me dood voor je, hoor je me? Geven we je niet genoeg? Helpen we je niet genoeg? Wat is er mis met jou, Sukhvinder?’

Sukhvinder probeerde wanhopig door haar moeders tirade heen te breken en noemde de naam Krystal Weedon…

‘Krystal Weedon!’ schreeuwde Parminder. ‘Dat stomme wicht! Waarom luister je in hemelsnaam naar haar? Heb je tegen haar gezegd dat ik uit alle macht heb geprobeerd haar verdomde overgrootmoeder in leven te houden? Nou?’

‘Ik… nee…’

‘Als jij je gaat aantrekken wat types als Krystal Weedon allemaal uitkramen, dan ben je reddeloos verloren! Maar misschien ben jij gewoon wel zo, hè, Sukhvinder? Wil jij spijbelen, serveerstertje spelen en al je kansen op een opleiding verkwanselen omdat dat lekker makkelijk is? Is dat wat je hebt opgestoken van je tijd in het team met Krystal Weedon? Dat je je tot haar niveau moet verlagen?’

Sukhvinder dacht aan Krystal en haar bende, hoe ze hadden staan trappelen op de stoep aan de overkant, wachtend op een moment om te kunnen oversteken. Wat zou ervoor nodig zijn om het haar moeder aan haar verstand te brengen? Een uur geleden had ze nog een minuscuul fantasietje gehad dat ze haar moeder misschien eindelijk in vertrouwen kon nemen over Fats Wall…

‘Uit mijn ogen! Wegwezen! Ik zal met je vader praten als hij thuiskomt… Wegwezen!’

Sukhvinder liep naar boven. Jaswant riep vanuit haar slaapkamer: ‘Wat was dat voor geschreeuw?’

Sukhvinder gaf geen antwoord. Ze liep door naar haar eigen kamer, waar ze de deur dichtdeed en op de rand van haar bed ging zitten.

Wat is er mis met jou, Sukhvinder?

Ik schaam me dood voor je.

Ben je er trots op dat je lui en slordig bent?

Wat had ze dan verwacht? Liefdevolle en troostende armen om zich heen? Wanneer was ze ooit geknuffeld en vastgehouden door Parminder? Ze putte meer troost uit het scheermesje dat verstopt zat in haar speelgoedkonijn. Maar de wens, die uitgroeide tot een behoefte, om te snijden en te bloeden, kon bij daglicht, als iedereen wakker was en haar vader nog thuis moest komen, niet worden vervuld.

Het donkere meer van wanhoop en verdriet dat in Sukhvinder huisde en smachtte naar verlossing, vatte vlam, alsof het al die tijd al benzine was geweest.

Laat haar zien hoe het voelt.

Ze stond op, doorkruiste in een paar passen haar slaapkamer, liet zich op de stoel achter haar bureau ploffen en begon op haar toetsenbord te rammen.

Sukhvinder was net zo geïnteresseerd geweest als Andrew Price toen die stomme invalkracht had geprobeerd indruk op hen te maken met zijn pedante computerkennis. Maar in tegenstelling tot Andrew en enkele andere jongens had Sukhvinder de leraar niet bestookt met vragen over hacken. Zij was gewoon rustig naar huis gegaan en had het allemaal online opgezocht. Bijna elke moderne website was bestand tegen een klassieke SQL-injectie, maar toen Sukhvinder haar moeder had horen praten over de anonieme bedreiging op de website van de raad van Pagford, had ze begrepen dat de beveiliging van die simpele, verouderde site minimaal moest zijn.

Sukhvinder vond het altijd veel makkelijker om te typen dan om te schrijven, en programmeertaal vond ze makkelijker te lezen dan lange aaneengeregen zinnen. In een mum van tijd had ze een site gevonden met instructies voor de eenvoudigste vorm van virtuele infiltratie. Vervolgens opende ze de website van de deelraad van Pagford.

Het kostte haar vijf minuten om de site te hacken, en het was nog sneller gegaan als ze de code niet eerst verkeerd had overgetikt. Tot haar verbazing ontdekte ze dat de beheerder van de site niet de gebruikersgegevens van de Geest van Barry Fairbrother van de database had verwijderd, maar alleen het bericht had gewist. Het zou dus kinderspel zijn om onder dezelfde naam een bericht te plaatsen.

Sukhvinder deed er veel langer over om het bericht op te stellen dan om de site te hacken. Ze had de geheime beschuldiging maandenlang met zich meegedragen, al vanaf oudejaarsavond, toen ze om tien voor twaalf in het hoekje waar ze zich tijdens het feest verscholen hield vol verbazing het gezicht van haar moeder had gezien. Ze tikte langzaam. Autocorrectie hielp haar met de spelling.

Ze was niet bang dat Parminder haar computergeschiedenis zou controleren. Haar moeder wist zo weinig over haar en over wat er in deze kamer gebeurde, dat ze haar luie, domme, slordige dochter nooit zou verdenken.

Sukhvinder drukte met de muis op SEND alsof ze een trekker overhaalde.

+++

+++

XI

+++

Krystal bracht Robbie op dinsdagmorgen niet naar de opvang, maar kleedde hem aan voor de begrafenis van nana Cath. Ze hees zijn minst gehavende broek omhoog – de pijpen waren zeker vijf centimeter te kort – en probeerde hem uit te leggen wie nana Cath was, maar dat had ze net zo goed kunnen laten. Robbie had geen enkele herinnering aan nana Cath, hij had geen idee wat ‘nana’ betekende, geen enkele notie van welk familielid dan ook, behalve mama en zus. Krystal wist dat Terri, ondanks haar tegenstrijdige aanwijzingen en anekdotes, geen idee had wie zijn vader was.

Krystal hoorde haar moeders voetstappen op de trap. ‘Lalegge,’ snauwde ze naar Robbie, die een leeg bierblikje wilde pakken dat onder Terri’s leunstoel lag. ‘Kommee.’

Ze trok Robbie aan zijn hand de gang in. Terri liep op blote voeten en droeg nog steeds de pyjamabroek en het vieze T-shirt waarin ze had geslapen. ‘Waarom hebbie je nog nie angekleed?’ wilde Krystal weten.

‘Ik ga dur nie heen,’ zei Terri en ze duwde haar zoon en dochter opzij om de keuken in te gaan. ‘Kga tognie.’

‘Waarom nie?’

‘Gewoon, geen zin,’ zei Terri. Ze stak een sigaret op aan een pitje van het gasfornuis. ‘Ik hoef dur verdomme tog nie heen?’

Krystal hield nog steeds Robbies hand vast. Hij trok eraan en slingerde haar arm heen en weer. ‘Iedereen gaat,’ zei Krystal. ‘Cheryl en Shana en zo.’

‘Nou en?’ zei Terri agressief.

Krystal was al bang geweest dat haar moeder op het laatste moment zou afhaken. Op de begrafenis zou ze oog in oog komen te staan met Danielle, de zus die deed of Terri niet bestond, en alle andere familieleden die hen hadden verstoten. Misschien dat Anne-Marie zou komen. Krystal had zich in de nachten dat ze had liggen janken om nana Cath en meneer Fairbrother vastgeklampt aan die hoop als aan een zaklamp in het donker. ‘Maar je mót gaan,’ zei Krystal.

‘Eg nie.’

‘Ut is anders wel nana Cath, hoor,’ zei Krystal.

‘Nou en?’ zei Terri weer.

‘Ze heb harstikke veel voor ons gedaan,’ zei Krystal.

‘Eg nie,’ zei Terri bits.

‘Wellus,’ zei Krystal. Het bloed steeg haar naar het hoofd en ze kneep in Robbies hand.

‘Voor jou misschien,’ zei Terri. ‘Voor mij heb ze geen fuck gedaan. Ga jij maar un potje staan janke bove haar fucking graf as je dat zo graag wil. Ik blijf hier.’

‘Waarom?’ vroeg Krystal nogmaals.

‘Dat gaat je geen reet an.’

Het vertrouwde schrikbeeld doemde op. ‘Obbo kom zeker, hè?’

‘Gaat je geen reet an,’ herhaalde Terri deerniswekkend deftig.

‘Ga mee naar de begrafenis,’ zei Krystal op luide toon.

‘Ga jij maar.’

‘As je verdomme maar nie gaat gebruike,’ zei Krystal op schrille toon.

‘Eg nie.’ Terri draaide zich om en keek door het smerige achterraam naar het overwoekerde en met afval bezaaide buitenplaatsje dat ze de achtertuin noemden.

Robbie rukte zich los en verdween de woonkamer in. Met gebalde vuisten diep in de zakken van haar joggingbroek en opgetrokken schouders overwoog Krystal wat haar te doen stond. Wanneer ze zich voorstelde niet naar de begrafenis te gaan, sprongen de tranen haar in de ogen, maar dat verdriet ging gepaard met opluchting omdat ze dan ook niet zou worden geconfronteerd met al die vijandige blikken die ze soms bij nana Cath thuis had opgevangen. Ze was kwaad op Terri, maar ze had opmerkelijk genoeg ergens ook wel begrip voor haar standpunt. Je weet nie eens wie de vader is, hè, hoer die je dur ben. Ze wilde Anne-Marie wel zien, maar ze was gewoon bang. ‘Oké dan, dan blijf ik ook.’

‘Dat hoef nie. Ga maar as je wil. Ut kemme geen reet schele.’

Maar Krystal, die ervan overtuigd was dat Obbo zijn opwachting zou maken, bleef thuis. Obbo had, om zijn eigen duistere redenen, meer dan een week niet van zich laten horen. Krystal hoopte dat hij erin gebleven was, dat hij nooit meer zou komen.

Om iets te doen te hebben, ging ze het huis opruimen, terwijl ze een van de sjekkies rookte die Fats haar had gegeven. Ze vond ze niet lekker, maar ze vond het wel fijn dat hij ze aan haar had gegeven. Ze bewaarde ze in Nikki’s plastic juwelenkistje, samen met Tessa’s horloge.

Ze had gedacht dat ze Fats misschien wel nooit meer zou zien na hun nummertje op het kerkhof, want na afloop was hij heel erg stil geweest en had hij haar nauwelijks gedag gezegd. Maar daarna hadden ze weer afgesproken bij de speeltuin. Ze had gemerkt dat hij het die keer leuker had gevonden dan de vorige keer: ze waren niet stoned geweest en hij had er langer over gedaan. Hij was rokend naast haar blijven liggen tussen de struiken, en toen ze hem had verteld dat nana Cath was overleden, had hij tegen haar gezegd dat de moeder van Sukhvinder Jawanda nana Cath verkeerde medicijnen had gegeven of zoiets. Hij was een beetje vaag over wat er precies was gebeurd.

Krystal was zich kapot geschrokken. Nana Cath had dus niet dood hoeven gaan, ze had nog steeds springlevend in het keurige huisje in Hope Street kunnen wonen, er kunnen zijn als Krystal haar nodig had, een toevluchtsoord kunnen bieden met een lekker bed met schone lakens, het piepkleine keukentje vol eten en een ratjetoe aan serviesgoed, en de kleine televisie in de hoek van de woonkamer (Die vuiligheid wil ik nie zien, Krystal, zet uit.)

Krystal had Sukhvinder aardig gevonden, maar Sukhvinders moeder had nana Cath vermoord. Je maakte geen onderscheid tussen de leden van een vijandelijke stam. Krystal had gezworen Sukhvinder te verpletteren, maar toen was Tessa Wall tussenbeide gekomen. Krystal kon zich de details van wat Tessa haar had verteld niet meer herinneren, maar het leek erop dat Fats’ verhaal niet klopte of, in ieder geval, niet helemaal. Ze had Tessa met tegenzin beloofd Sukhvinder met rust te laten, maar dergelijke beloften waren in Krystals verknipte, onsamenhangende leventje gratuit.

‘Leg neer!’ schreeuwde Krystal tegen Robbie, omdat hij het deksel van de koekjestrommel waarin Terri haar spullen bewaarde aan het lospeuteren was.

Krystal griste de trommel uit zijn handen en hield die vast alsof het om een levend wezen ging, iets wat voor zijn leven zou vechten en waarvan de vernietiging verstrekkende gevolgen zou hebben. Op het deksel stond een bekraste afbeelding van een rijtuig met hoog opgetaste bagage op het dak, dat door de sneeuw werd voortgetrokken door vier bruine paarden, en op de bok zat een koetsier met hoge hoed en een jachthoorn. Ze nam de trommel mee naar boven en verstopte die in haar slaapkamer. Robbie drentelde achter haar aan.

‘Robbie park spele.’

Soms nam ze hem daar mee naartoe en liet hem dan schommelen of ronddraaien in de draaimolen. ‘Vuddaag nie, Robbie.’

Hij bleef jengelen tot ze tegen hem schreeuwde dat hij zijn bek moest houden.

Later, toen het al donker was – toen Krystal voor Robbie spaghetti uit blik had opgewarmd en hem in bad had gedaan, en de begrafenis allang achter de rug was – trommelde Obbo op de voordeur. Krystal zag hem vanuit Robbies slaapkamerraam en probeerde het eerst bij de deur te zijn, maar Terri was haar voor.

‘Alles kits, Ter?’ vroeg hij. Voordat iemand hem had uitgenodigd om binnen te komen, was hij de drempel al over. ‘Ze zeide dat je me mos hebbe vorige week.’

Hoewel ze hem had opgedragen op zijn kamer te blijven, was Robbie achter Krystal aan naar beneden gegaan. De geur van zijn pasgewassen haar overtroefde de stank van peuken en oud zweet die om Obbo in zijn oeroude leren jasje heen hing. Obbo had ’m al aardig zitten; toen hij haar een schuine blik toewierp, rook ze de bierwalm.

‘Alles kits, Obbo?’ zei Terri met een intonatie die Krystal niet van haar kende. Zalvend en meegaand, als om aan te geven dat Obbo bepaalde privileges had in hun huis. ‘Waar wassie?’

‘Bristol,’ zei hij. ‘Hoe gaattie, Ter?’

‘Ze hoef niks te hebbe,’ zei Krystal.

Hij keek haar met knipperende ogen achter zijn dikke brillenglazen aan. Robbie had Krystals been zo stevig vast dat ze zijn nagels in haar huid voelde dringen.

‘Wie mag dat weze, Ter?’ vroeg Obbo. ‘Je mammie?’

Terri lachte. Krystal keek hem kwaad aan. Obbo’s wazige blik gleed omlaag naar Robbie, die zich nog steviger vastklampte aan Krystals been. ‘En wie ben jij, me jonge?’

‘Hij is jouw fucking jonge nie,’ zei Krystal.

‘Hoe weet jij dat nou?’ vroeg Obbo haar grijnzend.

‘Fuck op. Ze hoef niks. Zeggut dan.’ Krystal schrééuwde het bijna tegen Terri. ‘Zeg dan dat je niks hoef.’

Heen en weer geslingerd tussen twee mensen die een veel sterkere wil hadden dan zij, zei Terri: ‘Hij kom alleen effe om te zien…’

‘Eg nie!’ zei Krystal. ‘Dat doettie verdomme eg nie! Zeggut dan. Ze hoef niks,’ zei ze fel in Obbo’s grijzende gezicht. ‘Ze heb al weke niks meer gebruikt.’

‘Eg waar, Ter?’ vroeg Obbo, nog steeds glimlachend.

‘Ja, eg wel,’ zei Krystal, toen Terri geen antwoord gaf. ‘Ze zit nog op Bellchapel.’

‘Das zo afgelope,’ zei Obbo.

‘Fuck op,’ zei Krystal ziedend.

‘Die gaan dich,’ zei Obbo.

‘Eg waar?’ zei Terri, die opeens bevangen werd door paniek. ‘Nee, hè?’

‘Eg wel,’ zei Obbo. ‘Kennie meer, de poet is op.’

‘Je lult maar wat,’ zei Krystal tegen Obbo. ‘Hij lult maar wat,’ zei ze tegen haar moeder. ‘Hebbe ze jou iets gezegd? Nou dan!’

‘De poet is op,’ herhaalde Obbo, terwijl hij op zijn uitpuilende zakken klopte op zoek naar peuken.

‘We krijge die beoordeling nog,’ bracht Krystal Terri in herinnering. ‘Je kennie gebruike. Eg nie.’

‘Waar heb ze ut over?’ vroeg Obbo, frummelend aan zijn aansteker. Maar geen van beide vrouwen hielp hem uit de brand.

Terri keek haar dochter vluchtig aan. Toen werd haar blik onwillekeurig naar Robbie getrokken, die zich nog steeds aan Krystals been vastklampte. ‘Ja, kwou net me nest in, Obbo,’ mompelde ze zonder hem aan te kijken. ‘Kzie je nog wel.’

‘Ik hoorde dat je opoe dood is,’ zei hij. ‘Van Cheryl.’

Er verscheen een gepijnigde uitdrukking op Terri’s gezicht; ze leek opeens net zo oud als nana Cath zelf. ‘Ja, ik ga naar me nest. Kom, Robbie. Ga mee.’

Robbie wilde Krystal niet loslaten zolang Obbo er was. Terri stak haar knokige hand naar hem uit.

‘Ja, doemaar, Robbie,’ drong Krystal aan. In bepaalde stemmingen klampte Terri zich aan haar zoon vast alsof hij een teddybeer was. Beter Robbie dan heroïne. ‘Doemaar. Ga maar met ma mee.’

Iets in Krystals stem stelde hem gerust, waardoor Terri hem mee naar boven kon nemen.

‘Ajuus,’ zei Krystal zonder Obbo aan te kijken. Ze ging naar de keuken, haalde het laatste sjekkie van Fats Wall uit haar zak en boog zich over het fornuis om het aan te steken aan de waakvlam. Ze hoorde de voordeur dichtgaan en voelde een triomf. Die was opgerot.

‘Je heb un lekker kontje, Krystal.’

Ze schrok zo hevig dat er een bord van de stapel op het aanrecht schoof en op de smerige vloer in stukken viel. Hij was niet vertrokken maar achter haar aan geslopen. Hij staarde naar haar borsten in haar strakke T-shirt. ‘Rot op,’ zei ze.

‘Grote meid, hè?’

‘Rot op.’

‘Ze zegge dat je ut voor nop doet,’ zei Obbo. Hij sloot haar in. ‘Je ken meer verdiene dan je ma.’

‘Rot…’

Zijn hand lag op haar linkerborst. Ze probeerde die weg te meppen, maar met zijn andere hand greep hij haar pols. Haar brandende peuk scheerde langs zijn gezicht en hij sloeg, twee keer, tegen haar slaap. Er vielen nog meer borden stuk op de smerige vloer. En toen gleed ze tijdens de worsteling uit. Ze knalde met haar achterhoofd op de vloer en hij zat boven op haar. Ze voelde zijn hand rukken aan het koord van haar joggingbroek.

‘Nee… fuck… nee!’

Zijn knokkels drukten in haar buik toen hij zijn gulp openritste. Toen ze wilde gillen gaf hij haar een klap in het gezicht. Haar neusgaten vulden zich met zijn geur terwijl hij in haar oor gromde: ‘Eén kik en ik snij je open.’

Hij was in haar en het deed pijn. Ze hoorde zijn gegrom en haar eigen zachte gejammer. Ze schaamde zich voor het geluid dat ze maakte. Het klonk angstig en iel.

Hij kwam klaar en krabbelde van haar af. Ze trok meteen haar broek omhoog en sprong overeind. De tranen stroomden over haar gezicht. Hij keek haar verlekkerd aan. ‘Ik ga ut tege meneer Fairbrother zegge,’ hoorde ze zichzelf snikken. Ze had geen idee waar dat vandaan kwam. Het was stom om te zeggen.

‘Wie de fuck is dat?’ Obbo ritste zijn gulp dicht, stak een sigaret op en nam er de tijd voor. Ze kon nergens heen. ‘Naai je hem ook? Vuile snol.’ Toen slofte hij naar de gang en was weg.

Ze had nog nooit zo hevig staan trillen. Ze was bang dat ze moest kotsen. Haar hele lichaam rook naar hem. De achterkant van haar hoofd klopte, ze had pijn vanbinnen en er sijpelde nattigheid in haar broek. Ze rende de keuken uit naar de woonkamer en bleef daar rillend, met haar armen om zich heen geslagen staan. Opeens sloeg de schrik haar om het hart – straks kwam hij terug! – en ze rende naar de voordeur om die op slot te doen.

Toen ze terugkwam in de woonkamer vond ze een lange uitgedrukte peuk in de asbak en stak die aan. Rokend, rillend en snikkend liet ze zich in Terri’s leunstoel zakken, maar sprong meteen weer op omdat ze voetstappen op de trap hoorde. Terri verscheen in de deuropening en had een verwarde en behoedzame uitdrukking op haar gezicht. ‘Wat issur met jou?’

Krystal kokhalsde de woorden eruit. ‘Hij heb… hij heb me net genaaid.’

‘Watte?’ zei Terri.

‘Obbo… Hij heb me net…’

‘Dat zoudie nooit doen.’ Het was de werktuiglijke ontkenning waarmee Terri het hele leven tegemoet trad. Hij zou nooit, nee, ik zou nooit, nee, ik heb nie.

Krystal vloog op haar af en duwde haar opzij. Terri was zo uitgemergeld dat ze krijsend en vloekend achterover de gang in kukelde. Krystal rende naar de deur die ze net op slot had gedaan, morrelde dat weer open en rende het huis uit.

Ze was nog geen twintig meter de donkere straat in gevlucht toen ze zich, nog steeds snikkend, realiseerde dat Obbo haar hier wel eens kon staan opwachten. Ze trok een sprintje door de tuin van de buren en rende zigzaggend door de achterafsteegjes naar Nikki’s huis. Tijdens het hollen verspreidde die nattigheid zich in haar broek en ze was bang dat ze ging kotsen.

Krystal wist dat hij haar had verkracht, dat dat zo heette. Dat was ook gebeurd met Leannes oudere zus op het parkeerterrein van een nachtclub in Bristol. Sommige mensen zouden naar de politie zijn gegaan, wist ze. Maar je wilde niets met de politie te maken hebben als je moeder Terri Weedon was.

Ik ga ut tegen meneer Fairbrother zegge.

Ze ging steeds harder huilen. Ze had het echt aan meneer Fairbrother kunnen vertellen. Hij wist hoe het echte leven in elkaar stak. Een van zijn broers had gezeten. Hij had Krystal verhalen over zijn jeugd verteld. Die was minder erg geweest dan de hare – niemand was zo diep gezonken als zij, dat wist ze best – maar wel erger dan die van Nikki en die van Leanne. Er was geen geld meer geweest en zijn moeder had de huur van haar gemeentewoning niet meer kunnen opbrengen. Ze hadden een tijdje in de caravan van een oom gewoond.

Meneer Fairbrother regelde dingen, hij loste dingen op. Hij was naar hun huis gekomen en had met Terri gepraat over Krystal en het roeien, toen ze ruzie had gehad met haar moeder omdat die weigerde de formulieren te ondertekenen waarmee ze Krystal toestemming gaf mee te gaan met het roeiteam. Hij had haar huis niet weerzinwekkend gevonden, of hij had het niet laten blijken, wat op hetzelfde neerkwam. Terri, die aan iedereen een hekel had en niemand vertrouwde, had gezegd: ‘Die lijk me wel oké.’ En ze had getekend.

Meneer Fairbrother had ooit tegen haar gezegd: ‘Voor jou zal het zwaarder zijn dan voor de andere teamleden, Krys, dat was het voor mij ook. Maar je kunt een beter leven krijgen. Het hoeft bij jou niet hetzelfde te gaan.’

Daarmee had hij bedoeld dat ze haar best moest doen op school en zo, maar daar was het nu te laat voor, en het was trouwens toch allemaal onzin. Wat leverde leren haar nou eigenlijk op?

En wie ben jij, me jonge?

Hij is jouw fucking jonge niet.

Hoe weet jij dat nou?

Leannes zus had de morning-afterpil moeten slikken. Krystal zou Leanne naar de naam vragen en die pil gaan halen. Ze kon echt geen kind krijgen van Obbo. Alleen al bij de gedachte kokhalsde ze.

Ik moet hier weg.

Ze dacht heel even aan Kay en verwierp dat toen meteen: aan een maatschappelijk werkster vertellen dat Obbo hun huis in en uit liep en mensen verkrachtte was net zo erg als aangifte doen bij de politie. Kay zou Robbie beslist weghalen als ze dat hoorde.

Een heldere stem in Krystals hoofd praatte tegen meneer Fairbrother, die de enige volwassene was geweest die ooit met haar had gesproken op de manier waaraan ze behoefte had, in tegenstelling tot mevrouw Wall, die het goed bedoelde maar een bord voor de kop had, of nana Cath, die de ongezouten waarheid niet wilde horen.

Ik moet Robbie hier weghalen. Hoe kan ik wegkomen? Ik moet weg.

Haar enige toevluchtsoord, het kleine huis in Hope Street, werd al opgeslokt door ruziënde familieleden…

Ze haastte zich een hoek om en keek achter zich om te zien of Obbo haar volgde.

En toen schoot het antwoord haar te binnen, alsof meneer Fairbrother het haar had ingefluisterd. Als ze zich door Fats Wall zwanger liet maken, dan zou ze haar eigen huis van de gemeente kunnen krijgen. Dan zou ze Robbie bij haar en de baby in huis kunnen nemen als Terri weer ging gebruiken. En Obbo zou haar huis niet binnenkomen, nooit. Ze zou dievenklauwen en kettingen en sloten op de deur zetten en haar huis zou schoon zijn, altijd schoon, net als dat van nana Cath.

Krystals gesnik verstomde en ze liep op een drafje door de donkere straat.

De Walls zouden haar waarschijnlijk geld geven. Zo waren ze wel. Ze kon zich Tessa’s simpele, bezorgde gezicht gebogen over een wieg voorstellen. Krystal zou hun kleinkind krijgen.

Ze zou Fats kwijtraken als ze zwanger werd. Ze gingen er altijd vandoor als je eenmaal in verwachting was. Dat had ze zo vaak zien gebeuren in The Fields. Maar misschien vond hij het ook wel interessant. Het was zo’n vreemde jongen. Maar het maakte haar niet uit. Haar belangstelling voor hem was, afgezien van zijn cruciale bijdrage aan haar plan, nagenoeg tot nul gedaald. Wat ze wilde was de baby: de baby was meer dan een middel om een doel te bereiken. Ze hield van baby’s, ze was altijd dol geweest op Robbie. Ze zou die twee beschermen, samen, ze zou een betere, vriendelijker, jongere versie van nana Cath voor haar familie worden.

Misschien kwam Anne-Marie wel op bezoek als ze eenmaal bij Terri weg was. Hun kinderen zouden familie zijn. Er verscheen een bijna tastbaar beeld van haarzelf en Anne-Marie voor Krystals geestesoog: ze stonden bij het schoolhek van St Thomas in Pagford te zwaaien naar twee kleine meisjes in lichtblauwe jurkjes.

De lichten brandden in Nikki’s huis, zoals altijd. Krystal zette er de pas in.