+

+++

+++

I

+++

Vaak, heel vaak had Colin Wall zich al voorgesteld dat er politieagenten bij hem thuis zouden komen aanbellen. Uiteindelijk deden ze dat op een zondagavond, bij het invallen van de duisternis. Een man en een vrouw. Ze kwamen niet om Colin te arresteren, maar waren op zoek naar zijn zoon.

Een dodelijk ongeluk en ‘Stuart, was het toch?’ was een getuige. ‘Is hij thuis?’

‘Nee,’ antwoordde Tessa. ‘O, lieve hemel… Robbie Weedon… Maar die woont in The Fields… Wat deed hij nou hier?’

De agente vertelde vriendelijk wat er volgens hen was gebeurd. ‘De jongelui hebben hem uit het oog verloren’ was de formulering die ze gebruikte.

Tessa dacht dat ze ging flauwvallen.

‘U weet niet waar Stuart is?’ vroeg de agent.

‘Nee,’ antwoordde Colin, die er vermagerd uitzag en kringen onder zijn ogen had. ‘Waar is hij voor het laatst gezien?’

‘Toen onze collega’s aan kwamen rijden, schijnt Stuart er, eh… vandoor gegaan te zijn.’

‘O, lieve hemel,’ zei Tessa weer.

‘Hij neemt niet op,’ zei Colin kalm. Hij had Fats al op zijn mobiel gebeld. ‘We moeten hem gaan zoeken.’ Colins leven was tot nu toe één grote generale repetitie geweest voor een ramp. Hij was er klaar voor. Hij pakte zijn jas van de kapstok.

‘Ik bel Arf,’ zei Tessa en ze rende naar de vaste telefoon.

Door de geïsoleerde ligging boven het dorp had het rampzalige nieuws Hilltop House nog niet bereikt. Andrews mobiel rinkelde in de keuken. ‘Yo,’ zei hij met een mond vol brood.

‘Andy, met Tessa Wall. Is Stu bij jou?’

‘Nee,’ zei hij. ‘Het spijt me.’ Maar het speet hem helemaal niet dat Fats niet bij hem was.

‘Er is iets gebeurd, Andy. Stu was samen met Krystal Weedon bij de rivier en zij had haar broertje bij zich, en dat jochie is verdronken. Stu is wegge… Weg. Weet jij waar hij heen kan zijn gegaan?’

‘Nee,’ zei Andrew in een reflex, omdat Fats en hij dat hadden afgesproken: nooit aan ouders vertellen.

Maar het weerzinwekkende van wat ze hem zojuist had verteld, kroop als een klamme mist door de telefoon. Alles was opeens minder helder, minder zeker. Ze stond op het punt op te hangen.

‘Wacht even, mevrouw Wall,’ zei hij. ‘Misschien weet ik… Er is een plek langs de rivier…’

‘Ik denk niet dat hij nu in de buurt van de rivier wil komen,’ zei Tessa.

Seconden tikten voorbij en Andrew raakte er steeds meer van overtuigd dat Fats in de Kluis zat. ‘Het is de enige plek die ik kan bedenken,’ zei hij.

‘Vertel me waar…’

‘Ik moet u erheen brengen.’

‘Ik ben over tien minuten bij je,’ riep ze.

Colin was al aan het patrouilleren in de straten van Pagford. Tessa reed met de Nissan de slingerende heuvelweg op en zag Andrew op de hoek waar hij altijd op de bus stapte op haar wachten. In de auto wees hij haar de weg door het dorp in het dal. De straatverlichting was nog zwak door de schemering.

Ze parkeerden bij de bomen waar Andrew vaak Simons racefiets tegenaan zette. Tessa stapte uit en volgde Andrew verbaasd en bevreesd naar de waterkant.

‘Hij is er niet,’ zei ze.

‘Het is verderop,’ zei Andrew, wijzend naar de steile, donkere voorkant van Pargetter Hill, die feitelijk recht naar beneden liep, zonder noemenswaardige oever langs het stromende water.

‘Hoe bedoel je?’ vroeg Tessa geschokt.

Andrew had al meteen geweten dat ze hem niet zou kunnen volgen omdat ze zo klein en dik was. ‘Ik ga wel even kijken,’ zei hij. ‘Blijft u hier maar wachten.’

‘Maar dat is levensgevaarlijk!’ riep ze boven het geraas van de snelstromende rivier uit.

Hij negeerde haar en klauterde via de voor zijn handen en voeten vertrouwde steunpunten zijwaarts. Hij was nog maar een klein stukje op weg, toen zowel hij als Tessa werd bekropen door dezelfde gedachte: stel dat Fats was gevallen of gesprongen in de rivier die zo dicht langs Andrews voeten denderde.

Tessa bleef langs de waterkant staan tot ze Andrew niet meer kon zien en draaide zich toen om. Ze deed haar best om niet in huilen uit te barsten voor het geval Stuart daar inderdaad zat en ze rustig met hem zou moeten praten. Voor het eerst vroeg ze zich af waar Krystal was. De politie had er niets over gezegd, en haar doodsangst om Fats had alle andere zorgen verdrongen…

Alstublieft God, zorg dat ik Stuart vind, bad ze. Zorg alstublieft dat ik Stuart vind, God.

Toen haalde ze haar mobiel uit de zak van haar vest en belde Kay Bawden. ‘Ik weet niet of je het al hebt gehoord,’ schreeuwde ze om boven de herrie van de rivier uit te komen. En ze vertelde Kay het hele verhaal.

‘Maar ik ben haar maatschappelijk werkster niet meer,’ zei Kay.

Zes meter verder had Andrew de Kluis bereikt. Het was pikkedonker. Hij was hier nog nooit zo laat geweest. Hij slingerde zich naar binnen. ‘Fats?’

Hij hoorde iets bewegen achter in de Kluis. ‘Fats? Ben jij dat?’

‘Heb je een vuurtje, Arf?’ zei een onherkenbare stem. ‘Ik heb mijn klotelucifers laten vallen.’

Andrew overwoog naar Tessa te roepen, maar zij wist niet hoe lang hij erover had gedaan om de Kluis te bereiken. Ze kon nog wel even wachten.

Hij overhandigde Fats zijn aansteker. Bij het flakkerende licht zag Andrew dat het uiterlijk van zijn vriend bijna net zo ingrijpend was veranderd als zijn stem. Fats’ ogen waren gezwollen; zijn hele gezicht zag er opgeblazen uit.

Het vlammetje doofde. Het puntje van Fats’ sigaret gloeide fel op in de duisternis. ‘Is hij dood? Haar broertje?’

Andrew had zich niet gerealiseerd dat Fats dat niet wist. ‘Ja,’ zei hij, en toen voegde hij eraan toe: ‘Dat denk ik wel. Dat heb ik… dat heb ik tenminste gehoord.’

Er viel een stilte en toen hoorde hij een zacht kermend gejammer, als van een biggetje, uit het donker komen.

‘Mevrouw Wall,’ schreeuwde Andrew. Hij stak zijn hoofd zo ver mogelijk uit de Kluis, zodat hij door het lawaai van de rivier Fats’ gejank niet kon horen. ‘Mevrouw Wall, hij zit hier!’

+++

+++

II

+++

De agente in het volgepropte huisje aan de rivier, waar dekens, klapstoelen en versleten kleedjes inmiddels klam van al het vocht waren, was rustig en behulpzaam. De oude vrouw die er woonde had een kruik en een kopje kokendhete thee gebracht, dat Sukhvinder niet kon oppakken omdat ze zat te trillen als een drilboor. Ze had brokjes informatie uitgespuugd: haar eigen naam en Krystals naam, en de naam van het dode jongetje dat ze in de ambulance schoven. De man met de hond, die haar uit het water had getrokken, was nogal hardhorend: hij had in de kamer ernaast een verklaring afgelegd aan de politie, en Sukhvinder had zich kapotgeërgerd aan zijn blaffende manier van praten. Zijn hond, die hij aan een boom voor het raam had vastgebonden, had aan één stuk door staan janken.

Vervolgens had de politie haar ouders gebeld en die waren gekomen. Parminder had een tafel met een van de beeldjes van de oude dame omgestoten toen ze met schone kleren in haar armen door de kamer was geschoten. In de piepkleine badkamer was de diepe, gemene snijwond in Sukhvinders been aan het licht gekomen en waren er donkere druppels op de rafelige badmat gevallen. Toen Parminder de wond zag had ze naar Vikram, die iedereen luidruchtig stond te bedanken in de gang, geroepen dat ze Sukhvinder naar het ziekenhuis moesten brengen.

In de auto had ze opnieuw overgegeven en haar moeder, die naast haar op de achterbank zat, had haar schoongeveegd. Parminder en Vikram hadden de hele weg luid zitten praten. Haar vader herhaalde zichzelf steeds en zei dingen als ‘ze moet worden verdoofd’ en ‘die wond moet beslist worden gehecht’. En Parminder zei telkens: ‘Je had wel dood kunnen zijn. Je had wel dood kunnen zijn.’

Het voelde alsof ze nog steeds onder water was. Sukhvinder was ergens waar ze geen adem kon halen. Ze probeerde erdoorheen te breken, gehoord te worden. ‘Weet Krystal dat hij dood is?’ vroeg ze klappertandend, en Parminder moest haar een paar keer verzoeken die vraag te herhalen.

‘Ik weet het niet,’ antwoordde ze uiteindelijk. ‘Je had wel dood kunnen zijn, Jolly.’

In het ziekenhuis moest ze zich weer uitkleden, maar dit keer was haar moeder bij haar in het hokje achter het gordijn. Sukhvinder besefte het te laat, pas toen ze de afschuw op Parminders gezicht zag.

‘Mijn god,’ zei ze en ze pakte Sukhvinders onderarm vast. ‘Mijn god. Wat heb je gedaan?’

Sukhvinder was met stomheid geslagen, dus stond ze het zichzelf toe om te huilen en onbeheerst te trillen. Vikram had tegen iedereen – ook tegen Parminder – geschreeuwd dat ze haar met rust moesten laten, maar ook dat ze verdomme moesten opschieten, en dat haar wond moest worden schoongemaakt en dat ze een verdoving en hechtingen en röntgenfoto’s nodig had…

Later hadden ze haar in een bed gelegd met aan iedere kant een stoel voor een ouder, en ze hadden allebei over haar handen geaaid. Ze had het warm en ze was verdoofd, en ze had geen pijn meer in haar been. De lucht achter de ramen was donker.

‘Howard Mollison heeft weer een hartaanval gehad,’ hoorde ze haar moeder tegen haar vader zeggen. ‘Miles wilde dat ik naar hem toe ging.’

‘Waar haalt hij verdomme het lef vandaan,’ zei Vikram.

Tot Sukhvinders verdoofde verbazing praatten ze niet verder over Howard Mollison. Ze bleven alleen haar handen aaien tot ze, kort daarna, in slaap viel.

Aan de andere kant van het gebouw, in een sjofele blauwe kamer met plastic stoelen en een aquarium in de hoek, zaten Miles en Samantha aan weerszijden van Shirley te wachten op nieuws uit de operatiekamer. Miles had nog steeds zijn pantoffels aan.

‘Ik kan er niet over uit dat Parminder Jawanda niet wilde komen,’ zei hij voor de zoveelste keer met overslaande stem. Samantha stond op, liep langs Shirley en sloeg haar armen om Miles heen. Ze kuste zijn dikke, grijzende haar en ademde zijn vertrouwde geur in.

Met een hoge, verstikte stem zei Shirley: ‘Het verbaast mij niets dat ze niet wilde komen. Het verbaast mij niets. Volkomen weerzinwekkend.’

Het enige wat haar nog restte van haar oude leventje en haar oude zekerheden, was vertrouwde doelwitten aanvallen. Ontzetting had haar bijna alles afgenomen: ze wist niet meer wat ze moest geloven, of zelfs wat ze moest hopen. De man op de operatietafel was niet de man met wie ze getrouwd dacht te zijn. Kon ze maar terugkeren naar die gelukkige positie vol zekerheden, voordat ze dat afschuwelijke bericht had gelezen…

Misschien kon ze de hele website beter opdoeken. Alles van internet halen. Ze was bang dat de Geest zou terugkeren, dat hij nog meer afgrijselijke dingen zou gaan beweren…

Ze wilde naar huis, nu meteen, om de website van internet te halen. En als ze daar dan toch was kon ze die EpiPen ook voor altijd vernietigen…

Hij heeft het gezien… Ik weet dat hij het heeft gezien…

Maar ik zou het niet hebben gedaan, echt niet. Ik zou het nooit hebben gedaan. Ik was in de war. Ik zou het nooit hebben gedaan…

Stel dat Howard dit overleefde en het eerste wat hij zou zeggen was: ‘Ze rende de kamer uit toen ze me zag. Ze belde niet meteen een ambulance. Ze had een spuit in haar hand…’

Dan zeg ik dat zijn hersenen beschadigd zijn, dacht Shirley opstandig.

En als hij doodging…

Naast haar had Samantha haar armen om Miles heen geslagen. Dat beviel Shirley niet: zíj hoorde in het middelpunt van de belangstelling te staan, het was háár man die daarboven lag te vechten voor zijn leven. Ze wilde zijn als Mary Fairbrother, in de watten gelegd en bewonderd worden, een tragische heldin zijn. Dit was niet zoals ze het zich had voorgesteld…

‘Shirley?’

Ruth Price was in haar uniform naar binnen gespurt. Haar smalle gezicht straalde een en al medeleven uit. ‘Ik hoorde het net… Ik moest even komen… Wat afschuwelijk, Shirley, ik vind het zo erg voor je.’

‘Ruth, lieve schat,’ zei Shirley. Ze stond op en liet zich omhelzen. ‘Wat ontzettend aardig. Heel aardig.’

Shirley vond het heerlijk om haar medische vriendin voor te stellen aan Miles en Samantha, en om openlijk haar medelijden en vriendelijkheid te ontvangen. Het was een voorproefje van hoe ze zich het weduwschap voorstelde…

Maar toen moest Ruth weer aan het werk en keerde Shirley terug naar haar plastic stoel en haar onaangename gedachten.

‘Hij redt het wel,’ mompelde Samantha tegen Miles, die met zijn hoofd op haar schouder leunde. ‘Ik weet zeker dat hij eroverheen komt. Net als de vorige keer.’

Shirley keek naar de neonkleurige vissen die heen en weer schoten in hun aquarium. Het was het verleden dat ze graag zou veranderen. De toekomst was een gapend gat.

‘Heeft iemand Maureen gebeld?’ vroeg Miles na een tijdje. Hij wreef met de rug van zijn ene hand in zijn ogen, terwijl hij met de andere Samantha’s been vastgreep. ‘Ma, wil je dat ik…?’

‘Nee,’ zei Shirley bits. ‘We wachten… tot we meer weten.’

In de operatiekamer boven lubberde het lichaam van Howard Mollison over de randen van de operatietafel. Zijn borst lag wijd open en onthulde de ruïnes van Vikram Jawanda’s ambachtelijke arbeid. Negentien mensen werkten zich uit de naad om de schade te herstellen, terwijl de machines waar Howard op was aangesloten onverbiddelijke piepjes voortbrachten en bevestigden dat hij doorging met leven.

En helemaal beneden, in de krochten van het ziekenhuis, lag het bevroren en lijkwitte lijfje van Robbie Weedon in een koelvak van het mortuarium. Niemand had hem naar het ziekenhuis vergezeld, en niemand had hem bezocht in het mortuarium.

+++

+++

III

+++

Andrew had een lift terug naar Hilltop House afgeslagen, dus zaten alleen Tessa en Fats in de auto toen Fats zei: ‘Ik wil niet naar huis.’

‘Goed,’ antwoordde Tessa, en ze reed verder, terwijl ze belde met Colin. ‘Ik heb hem… Andy heeft hem gevonden. We komen zo naar huis… Ja… Ja, dat zal ik doen.’

Tranen stroomden over Fats’ gezicht, zijn lichaam verried hem. Het was precies zoals die keer dat er warme urine langs zijn been in zijn sok was gelopen toen Simon Price hem in zijn broek had laten pissen. De warme zoute tranen gleden via zijn kin op zijn borst, als spetterende regendruppels.

Hij zag steeds de begrafenis voor zich. Een heel klein kistje.

Hij had het niet gewild met dat jochie zo dichtbij.

Zou hij ooit worden bevrijd van de last van het dode kind?

‘Dus je bent gevlucht,’ zei Tessa kil, door zijn gehuil heen. Ze had gebeden dat ze hem levend en wel zou vinden, maar de afschuw won het van haar opluchting. Zijn tranen stemden haar niet milder. Ze was gewend aan huilende mannen. Ergens schaamde ze zich ervoor dat hij toch niet in de rivier was gesprongen.

‘Krystal heeft de politie verteld dat ze met jou tussen de struiken heeft gelegen. Dus jullie hebben hem gewoon aan zijn lot overgelaten?’

Fats was sprakeloos. Hij snapte niet hoe ze zo wreed kon zijn. Had ze dan geen enkel begrip voor de desolaatheid die in hem rondraasde, de verschrikking, het verderfelijke gevoel?

‘Nou, ik hoop dat je haar inderdáád zwanger hebt gemaakt,’ zei Tessa. ‘Dan heeft ze tenminste iets om voor te leven.’

Telkens als ze een hoek omsloegen, dacht hij dat ze hem naar huis bracht. Hij was het bangst voor Cubby geweest, maar een keuze tussen zijn ouders was lood om oud ijzer geworden. Hij wilde de auto uit, maar ze had alle deuren vergrendeld.

Zonder waarschuwing reed ze naar de kant en trapte op de rem. Fats, die zich vastklemde aan de zijkant van zijn stoel, zag dat ze op een parkeerhaven aan de ringweg van Yarvil stonden. Uit angst dat ze hem de auto uit zou zetten, draaide hij zijn opgezwollen gezicht naar haar toe.

‘Jouw biologische moeder,’ zei ze, terwijl ze hem aankeek zoals ze dat nog nooit had gedaan, zonder compassie of genegenheid, ‘was veertien jaar. Uit wat we te horen kregen, maakten we op dat ze uit een modaal gezin kwam en best een slimme meid was. Ze weigerde pertinent te vertellen wie jouw vader was. Niemand wist of ze dat deed om een minderjarige jongen in bescherming te nemen of erger. Dit werd ons allemaal verteld voor het geval jij mentale of fysieke problemen zou krijgen. Voor het geval,’ zei ze langzaam en duidelijk, als een leraar die iets wilde benadrukken waar in een proefwerk hoogstwaarschijnlijk naar zou worden gevraagd, ‘jij het gevolg van incest zou zijn.’

Hij deinsde achteruit. Het liefst was hij op dat moment ter plekke doodgeschoten.

‘Ik wilde je wanhopig graag adopteren,’ zei ze. ‘Wanhopig. Maar je vader was erg ziek. Hij zei tegen me: “Ik kan het niet. Ik ben bang dat ik de baby iets aandoe. Ik moet eerst beter worden voordat we dit doen, en dat lukt niet als ik ook nog moet zijn opgewassen tegen een baby.” Maar ik wilde jou zo graag hebben,’ zei Tessa, ‘dat ik hem onder druk heb gezet om te liegen en tegen de maatschappelijk werkers te zeggen dat er niets met hem aan de hand was, om net te doen of het allemaal koek en ei was. We namen je mee naar huis en je was piepklein en prematuur. Vijf nachten later glipte je vader het bed uit en ging naar de garage, maakte een tuinslang vast aan de uitlaat en probeerde zichzelf van het leven te beroven omdat hij ervan overtuigd was dat hij jou had verstikt. En hij was bijna dood geweest. Dus je mag mij,’ zei Tessa, ‘de slechte start tussen jou en je vader verwijten, en misschien mag je mij ook de schuld geven van alles wat er daarna is gebeurd. Maar ik wil je wel dit zeggen, Stuart: jouw vader heeft zichzelf zijn leven lang geconfronteerd met dingen die hij nooit heeft gedaan. Ik verwacht niet van je dat je snapt hoe moedig hij is. Maar,’ haar stem brak nu toch en hij hoorde de moeder die hij kende, ‘hij houdt van je, Stuart.’

Ze had die leugen eraan toegevoegd omdat ze het niet kon laten. Vanavond was Tessa er voor het eerst van overtuigd dat het inderdaad een leugen was, en ook dat alles wat ze in haar leven had gedaan, het feit dat ze zichzelf had willen voorhouden dat het allemaal wel goed kwam, niet meer geweest was dan blind egoïsme, dat alom voor verwarring en ellende had gezorgd. Maar wie kon er nou tegen om te weten welke sterren al dood waren, dacht ze, knipperend met haar ogen naar de avondhemel. Zou iemand ertegen kunnen om te weten dat ze het allemaal waren?

Ze draaide het sleuteltje in het contact om, trapte het gaspedaal in en reed de ring weer op.

‘Ik wil niet naar The Fields,’ zei Fats vol afgrijzen.

‘We gaan niet naar The Fields,’ zei ze. ‘Ik breng je naar huis.’

+++

+++

IV

+++

De politie had Krystal Weedon eindelijk opgepikt toen ze radeloos over de rivieroever aan de rand van Pagford rende en nog steeds met schorre stem haar broertje riep. De agente die op haar af kwam, noemde haar bij haar naam en probeerde het nieuws behoedzaam aan haar over te brengen, maar Krystal probeerde desondanks de vrouw van zich af te slaan, en uiteindelijk had de agente haar bijna de auto in moeten sleuren. Krystal had niet gemerkt dat Fats in rook was opgegaan, voor haar bestond hij niet meer.

De politie bracht Krystal naar huis. Toen de agenten op de voordeur klopten, weigerde Terri open te doen. Ze had door een raam op de bovenverdieping een glimp van hen opgevangen en dacht dat Krystal het ondenkbare en onvergeeflijke had gedaan en de smerissen had verteld over de reistassen met Obbo’s hasj. Ze sleepte de zware tassen naar boven, terwijl de agenten op de deur bonkten en deed pas open toen ze geen andere mogelijkheid meer zag. ‘Wammot je?’ schreeuwde ze door de kier van twee centimeter in de deuropening.

De agente vroeg drie keer of ze binnen mochten komen en dat weigerde Terri. Ze bleef maar vragen wat ze van haar wilden. Enkele buren gluurden al door de ramen. Zelfs toen de agente zei: ‘Het gaat over uw zoon, Robbie,’ had Terri nog niets in de gaten.

‘Die maaktut prima. Niks mis mettum. Krystal hebbum.’

Maar toen zag ze Krystal, die per se niet in de auto had willen blijven en tot halverwege het tuinpad was gelopen. Terri’s blik gleed langs haar dochters lichaam naar beneden, naar de plek waar Robbie zich uit angst voor de vreemde mannen aan haar vast hoorde te klampen.

Terri vloog als een feeks, met haar handen als klauwen voor zich uitgestrekt, het huis uit, en de agente moest haar bij haar middel vastgrijpen en wegdraaien van Krystal, wier gezicht ze wilde openrijten. ‘Vuil kreng, vuil kreng, wat hebbie met Robbie gedaan?’

Krystal liep om het worstelende tweetal heen, schoot het huis in en knalde de voordeur achter zich dicht.

‘Krijg goddomme nou wat,’ mompelde de agent.

Kilometers verderop, in Hope Street, stonden Kay en Gaia Bawden in de donkere gang tegenover elkaar. Ze waren geen van beiden lang genoeg om de gloeilamp die al dagen stuk was te vervangen, en ze hadden geen ladder. Ze hadden de godganse dag geruzied, het bijna weer goedgemaakt en opnieuw geruzied. En eindelijk, op het moment dat verzoening binnen handbereik leek te zijn, toen Kay had toegegeven dat zij ook een hekel had aan Pagford, dat het allemaal een vergissing was geweest en dat ze ging proberen naar Londen terug te verhuizen, was haar mobiel gaan rinkelen.

‘Het broertje van Krystal Weedon is verdronken,’ fluisterde Kay, toen ze de verbinding met Tessa verbrak.

‘O,’ zei Gaia. In de wetenschap dat ze medelijden moest tonen, maar bang om het gesprek over Londen af te breken voordat ze haar moeders definitieve bevestiging had, voegde ze er, met een verstikt stemmetje aan toe: ‘Wat erg.’

‘Het is hier in Pagford gebeurd,’ zei Kay. ‘Langs de weg. Krystal was daar met de zoon van Tessa Wall.’

Gaia vond het nu nog gênanter dat ze zich door Fats Wall had laten zoenen. Hij had afschuwelijk gesmaakt, naar bier en sigaretten, en hij had geprobeerd haar te betasten. Zij kon veel beter krijgen dan Fats Wall, dat wist ze. Zelfs als ze met Andy Price had gezoend, zou ze er een beter gevoel aan hebben overgehouden. Sukhvinder had haar de hele dag nog niet teruggebeld.

‘Ze zal er kapot van zijn,’ zei Kay met een wazige blik in haar ogen.

‘Maar daar kun jíj niets aan doen,’ zei Gaia. ‘Toch?’

‘Nou ja…’ zei Kay.

‘Niet wéér, hè!’ riep Gaia. ‘Het is verdomme altijd hetzelfde! Jij bent haar maatschappelijk werkster niet meer! En,’ schreeuwde ze stampvoetend, zoals ze als klein meisje had gedaan, ‘en ík dan?’

De politieagent op Foley Road had al een maatschappelijk werkster gebeld die dienst had. Terri stond te kronkelen en te krijsen en probeerde op de voordeur te rammen, waarachter het geluid van schuivende meubels te horen was. Buren kwamen uit hun huizen en vormden een geboeid publiek voor Terri’s inzinking. Op de een of andere manier werd de oorzaak daarvan, door Terri’s onsamenhangende geschreeuw en het gedrag van de onheilspellende agenten, overgebracht op de omstanders. ‘De jongen is dood,’ zeiden ze tegen elkaar. Niemand kwam naar voren om Terri te troosten of te kalmeren. Terri Weedon had geen vrienden.

‘Ga dan met me mee,’ smeekte Kay haar rebelse dochter. ‘Ik ga naar Terri om te kijken of ik iets kan doen. Ik kon wel met Krystal opschieten. Ze heeft niemand.’

‘Ik durf te wedden dat ze lag te vozen met Fats Wall toen het gebeurde!’ schreeuwde Gaia. Maar dat was haar laatste protest, want een paar minuten later klikte ze haar gordel vast in Kays oude Corsa, ondanks alles blij dat Kay haar had gevraagd mee te gaan.

Maar tegen de tijd dat ze op de ring kwamen, had Krystal al gevonden waar ze naar op zoek was: een zakje heroïne verborgen in de droogkast, de tweede van het stel dat Obbo aan Terri had gegeven in ruil voor het horloge van Tessa Wall. Ze nam het, samen met Terri’s koektrommel, mee naar de badkamer, de enige ruimte die op slot kon.

Haar tante Cheryl moest hebben vernomen wat er was gebeurd, want Krystal hoorde in de verte haar schorre gekrijs samensmelten met Terri’s geschreeuw, zelfs door twee deuren heen. ‘Klein kreng dat je dur ben, doe die deur ope! La je moeder binne!’

De politieagenten overschreeuwden op hun beurt de twee zussen om hun het zwijgen op te leggen.

Krystal had nog nooit een shot genomen, maar ze had vaak genoeg gezien hoe het moest. Ze wist alles van sloepen en hoe ze een miniatuurvulkaan moest maken, en ze wist dat ze een lepel moest verhitten. Ze wist dat je een klein watje moest gebruiken om de opgeloste heroïne op te zuigen. En dat dat diende als een filter als je de spuit vulde. Ze wist dat de holte van de elleboog de beste plek was om een ader te vinden, en ze wist dat ze de naald zo plat mogelijk op de huid moest leggen. Ze wist, omdat ze dat heel vaak had horen zeggen, dat mensen die het voor het eerst deden niet de doses aankonden die verslaafden gebruikten, en dat was goed, want ze wilde het niet aankunnen.

Robbie was dood en dat was haar schuld. In een poging hem te redden, had ze hem vermoord. Flakkerende beelden vulden haar hoofd terwijl haar vingers werktuiglijk hun plicht vervulden. Meneer Fairbrother, die in zijn trainingspak langs het kanaal mee rende met de roeiboot. Het gezicht van nana Cath, vol verdriet en liefde. Robbie, die – abnormaal schoon – voor het raam van zijn pleeggezin op haar stond te wachten en vol opwinding op en neer sprong toen zij naar de voordeur toe liep…

Ze kon de agent horen die door de brievenbus riep dat ze niet zo’n domme meid moest zijn, en de agente die haar best deed Terri en Cheryl tot bedaren te brengen.

De naald gleed moeiteloos in Krystals ader. Ze duwde zonder aarzeling de zuiger met kracht naar beneden.

Tegen de tijd dat Kay en Gaia arriveerden en de politie besloot de deur te forceren, had Krystal Weedon haar enige overgebleven ambitie verwezenlijkt: ze had zich bij haar broertje gevoegd ergens waar niemand hen kon scheiden.