Hoofdstuk 17

 

 

 

 

 

‘Die klootzak verspert het trottoir nu al twintig minuten,’ zei Doc over zijn schouder tegen Bert en Colin. Ze stonden ineengedoken achter hem in een Ford Transit met vrachtwagenopbouw.

‘Chauffeurs!’ gromde Bert. ‘Het kan ze tegenwoordig geen moer meer schelen waar ze hun wagen neerzetten. Het laat ze koud wie ze in de weg zitten.’

Ze wachtten in een zijstraat en keken naar de ingang van een kleine cash-and-carryzaak aan de overkant van de weg.

‘Het is bijna tijd. Als we er niet binnen een paar minuten zijn, is het te laat.’ Colin tikte ongeduldig op zijn horloge.

‘Geen paniek,’ zei Doc luchtig. ‘Ze zijn vaak te laat. Wacht!’ Zijn stem ging een beetje de hoogte in. ‘Er stapt iemand in die wagen.’

‘Goddank!’ Bert trok een zwarte bivakmuts over zijn gezicht. ‘Dat werd tijd!’

Colin drukte zijn handen met de handschoenen tegen elkaar en pakte zijn moker. ‘Ga je gang, Doc. We zijn er klaar voor.’ Hij trok zijn bivakmuts omlaag en ging met Bert bij de roldeur staan. Hij tilde de deur net zo ver op dat ze hun vingers er goed onder konden krijgen. 

De blauwe Transit kwam met normale snelheid uit de zijstraat, maar toen zagen geschrokken automobilisten opeens dat hij over de middenlijn slingerde en gierend tot stilstand kwam, zodat het tegemoetkomend verkeer abrupt moest afremmen. Zonder zich iets aan te trekken van het woedend geclaxonneer van verontwaardigde automobilisten boog Doc zich rustig uit het raam en reed hij achteruit over de stoeprand, recht op het kantoorraam van Patterson’s Cash and Carry af. Intussen bracht het getoeter van ongeduldige weggebruikers het stopgezette verkeer weer in beweging. 

George Lombard, hoofdkassier van Patterson, was zijn register aan het bijwerken toen het raam van zijn kantoor geheel verduisterde. Een ogenblik dacht hij dat de vrachtwagen dwars door het raam en over hem heen zou komen, maar het gevaarte stopte net op het laatste moment en hij slaakte een zucht van verlichting. Toen barstte de hel los. De grote ruit explodeerde naar binnen toe en twee angstaanjagende figuren in een donkere overall kwamen achter het rondvliegend glas aan en zwaaiden wild met grote hamers. Lombard had geweten dat er een overval zou komen, maar niet hoe of wanneer, en hij bleef verlamd van oprechte schrik op zijn plaats zitten, terwijl de mannen met bivakmuts op uit de achterkant van de wagen zijn kantoor in sprongen. Een van de mannen pakte de geldtas die op zijn bureau stond, terwijl de ander obsceniteiten naar hem schreeuwde en met één uithaal van zijn hamer een stoel vernielde. Toen vloog de tas door de lucht, de wagen in, onmiddellijk gevolgd door de overvallers, die over zijn bureau klommen en weer aan boord sprongen.

Bert sloeg drie keer tegen de zijkant van de wagen en die reed snel weg, zodat hij met een dreun op de vloer terechtkwam. Colin zag nog net kans overeind te blijven staan en dacht eerst dat Bert gewond was geraakt. Toen besefte hij dat hij geen geschreeuw hoorde, maar hysterisch gelach.

‘Zag je zijn gezicht?’ riep Bert uit, en hij kreeg weer een stuip van het lachen. ‘Zag je dat stomme gezicht van Lombard?’

De wagen ging een hoek om en denderde weg.

 

‘Dat is het dan.’ Bert trok het laatste pakje bankbiljetten uit een draagtas van de Co-op. ‘Vijftienduizend driehonderd pond. Niet slecht voor een vluggertje van tien seconden!’ Hij grijnsde naar de anderen, die het tellen van het geld aan hem hadden overgelaten terwijl ze een blikje bier dronken. 

‘Maar lang geen drie miljoen,’ merkte Colin op. ‘Nou, wat doen we? Gaan we het verdelen of gebruiken?’

‘Daar hebben we nog niet over besloten,’ zei Bert. ‘Je hebt bewezen dat je nog genoeg lef hebt, maar dat goudtransport is een heel andere zaak.’

‘Je zei dat we erover zouden praten als we de financiering hadden.’

‘Ja,’ beaamde Bert. ‘We zullen erover praten. Maar je moet wel met verdomd goede argumenten komen.’

Op dat moment werd er hard op de deur gebonkt. Ze verstijfden alle drie.

‘Jezus!’ Bert sprong naar de gordijnen en keek naar buiten. ‘Daar heb je die klotesmerissen!’

Doc pakte het geld en stopte het weer in de draagtas. ‘Het is die verrekte Lambert!’ klaagde Bert.

Er werd nu nog harder op de deur gebonkt.

‘Verstop het ergens!’ zei Bert geluidloos tegen Doc terwijl hij naar de gang liep. ‘Ik houd ze zo lang mogelijk op.’ Doc was al in de keuken.

‘Ja?’ hoorden ze Bert in de gang roepen. ‘Wie is daar? Politie! O, ben jij het, inspecteur Lambert? Wat is er? Is er iets mis?’

‘Jij bent mis,’ gromde de onmiskenbare stem van inspecteur Lambert. Die stem werd luider; blijkbaar liep hij het huis in.

‘Hé!’ Bert kwam terug en ging met gespreide armen in de smalle gang staan. ‘Hebben jullie een huiszoekingsbevel?’

‘Als ik zo’n bevel had, zou ik mijn tijd niet verspillen aan praatjes met uitschot als jij, Maddren. Nou, kom op. Nodig je ons uit om binnen te komen of moeten we het hard gaan spelen?’

‘Jullie gunnen een mens nooit een beetje rust, hè?’ bromde Bert. ‘Waar gaat het deze keer om?’

‘We komen gewoon binnen en dan praten we erover.’ Lamberts stem zwol aan: brigadier Colon en hij duwden Bert opzij en kwamen de huiskamer in.

‘Grant!’ Lambert trok zijn wenkbrauwen op. ‘Stel je voor dat we jou er ook bij krijgen.’

‘Wat willen jullie?’ vroeg Colin. ‘We zitten hier alleen maar rustig te drinken.’

‘Champagne?’

‘Bruin bier.’ Colin wuifde met zijn blikje.

‘Te goed voor types als jij.’ Lambert sloeg het blikje uit zijn hand, zodat de schuimende inhoud op de vloerbedekking terechtkwam.

‘Oké. Jullie zijn uitgenodigd,’ snauwde Bert. ‘Anders wordt het hier een puinhoop. Wat moet je, Lambert?’

‘Vanavond.’ Lambert keek nadrukkelijk op zijn horloge. ‘Zo’n vier uur geleden… Een leuk overvalletje: Patterson’s Cash and Carry in Acton. Jij werd als mogelijke dader genoemd. En jij ook.’ Hij keek Doc aan. ‘En jullie vriendje hier,’ hij wees op Colin, ‘maakt het nog beter.’

‘Hij is op visite. Doc kwam alleen maar even langs en ik heb de hele dag gewerkt,’ stoof Bert op.

‘En je hebt tien getuigen die daarvoor instaan,’ zei Lambert smalend.

‘Minstens!’ snauwde Bert. ‘Onderzoek het maar.’

‘Ik onderzoek liever je huis.’ Lambert stuurde Colon, die rustig op de achtergrond was blijven staan, naar boven. ‘Ga je gang, brigadier. Ik regel het hier beneden wel.’

‘Je hebt geen bezwaar?’ zei hij grijnzend. Hij gooide kussens van de bank en tastte langs de randen voordat hij neerknielde om onder de bank te kijken.

‘Ga je gang,’ zei Bert sarcastisch, en hij pakte het bierblikje op.

Lambert was tien minuten aan het zoeken in zowel de huiskamer als de keuken en werd steeds chagrijniger, te meer toen Colon ook al zonder resultaat naar beneden kwam.

‘Ik geef toe dat die overval niet helemaal jullie stijl was,’ bekende Lambert. ‘Aan de andere kant hebben jullie de laatste tijd te veel stilgezeten. En nu is hij er opeens ook weer.’ Hij keek Colin aan.

‘We krijgen niet eens een seintje als ze het ongedierte vrijlaten,’ klaagde de inspecteur. ‘Hoe lang ben jij vrij?’

‘Niet lang genoeg!’ Colin keek hem woedend aan.

‘En niet veel langer, makker. Niet als ik er iets aan kan doen.’ Lambert stak zijn dikke vinger agressief onder Colins neus. ‘Zo!’ Hij bracht de voorkant van zijn jas in orde door zorgvuldig over de revers te strijken en de knoop van zijn das recht te trekken. 

‘Deze keer kunnen we jullie niets maken, maar ik hou jullie in de gaten. En als er weer iemand wordt overvallen op mijn territorium, zijn jullie de pineut! Begrepen?’

‘Ik weet niet waar je het over hebt, inspecteur,’ antwoordde Bert. ‘We proberen tegenwoordig alleen maar op een eerlijke manier aan de kost te komen.’

‘Laat me niet lachen,’ wierp Lambert tegen, terwijl hij met Colon naar de deur liep. ‘Denk eraan! Ik hou jullie in de gaten.’

‘Oef!’ Zodra de twee rechercheurs weg waren, liet Bert zich op een stoel neerploffen. ‘De hufter! Altijd ellende met die kerel.’

‘Ik had niet gedacht dat hij ons hiervan zou verdenken,’ klaagde Doc.

‘Hij verdacht niemand,’ zei Colin. ‘Het was een schot in het duister en hij hoopte dat hij iets zou raken.’

‘Waar heb je het verstopt?’ vroeg Bert.

‘Ik heb het niet verstopt,’ zei Doc rustig. ‘Ik heb wat groente boven in die draagtas gedaan en hem op tafel laten staan.’

‘Wat?’

‘Het is er nog.’ Doc haalde zijn schouders op. ‘Die Lambert ziet altijd juist de voor de hand liggende dingen over het oog. Hij denkt dat we het leuk vinden om dingen te verstoppen.’

‘Jezus, een psycholoog!’ Bert sloeg met zijn hand tegen zijn voorhoofd. ‘Ik deed het zowat in mijn broek toen hij daar in de keuken aan het zoeken was.’

Doc stak zijn hand uit. ‘Anders ik wel.’

 

Het succes van de overval op Patterson had een nieuw enthousiasme bij Colin gewekt, en hij praatte nu opgewonden over het goudtransport. ‘Laat de voorbereidingen maar aan mij over,’ zei hij. ‘Ik regel alles van tevoren in Ghana en neem het goud mee als het op de grond is. Jullie hoeven alleen maar in dat vliegtuig te zitten, en dan nog kunnen jullie ermee kappen als het jullie niet aanstaat.’

‘Als je jou zo hoort, is het een fluitje van een cent,’ gaf Bert toe.

‘Dat is het ook!’ zei Colin heftig. ‘En als het voorbij is, hoeven we nooit meer risico’s te nemen.’

‘Het klinkt inderdaad veelbelovend,’ gaf Bert toe. ‘Maar ik ben nog lang niet overtuigd. En jij, Doc? Jij voelt er wel wat voor, hè?’

‘Nou… We kennen Colin. Hij weet wat hij doet. Hij zou niet helemaal hierheen zijn gekomen als het niet iets heel bijzonders was.’

‘Precies!’ Colin nam het initiatief. ‘En nu we het geld voor de onkosten hebben, kan ik hier in Engeland het een en ander voorbereiden.’

‘We hebben ons nog niet vastgelegd,’ merkte Bert op. ‘We hebben nog veel te bespreken voordat ik een definitieve beslissing neem.’

‘Hoor eens.’ Colin keek hen beiden aan. ‘Ik ben hier nog een week. Jullie kunnen erover praten. Als jullie vragen hebben, komen jullie maar naar mij. Denk goed na over wat je met drie miljoen pond kan doen.’

‘Oké?’ Bert keek Doc aan, en die knikte. ‘We gaan er eens goed over nadenken.’

‘Prima.’ Colin glimlachte. ‘Meer kan ik niet verlangen. Nou, wie gaat me rondrijden, zodat ik met de voorbereidingen kan beginnen?’

Bert keek met een ruk naar hem op om bezwaar te maken, maar Colin stak zijn hand op. ‘Alleen maar voorzorgsmaatregelen,’ zei hij tegen hem. ‘Mijn regelingen kunnen altijd worden ingetrokken, en ik heb geen tijd om de dingen op hun beloop te laten terwijl jullie nog niet weten of jullie meedoen.’