Lekker belangrijk

December 2003

Er is een beeld dat nooit vervaagt, nog niet na eenendertig flessen rode wijn. Michel Boerebach, van de zomer met zijn vriendin Angela op vakantie in Tunesië, staat op zijn balkonnetje en kijkt naar beneden. Twee jongetjes zitten elkaar rond het hotelzwembad giechelend achterna. De badgasten zijn allemaal weg. Lesley en Sven hebben net verschrikkelijk op hun kloten gehad van Michel en Angela omdat ze ruzie maakten, maar nu ravotten ze in het water.

‘Een week later waren ze dood,’ zegt Michel met dikke keel. Als hij zich concentreert hoort hij nog hun echoënde hoge jongensstemmen opstijgen naar zijn balkonnetje. ‘Dat moment in Tunesië vergeet ik nooit meer.’

Het is begin november als ik bij Michel in Lelystad op bezoek ben. Zijn moeder bereidt in de keuken een maaltijd. Op televisie is de Europacupwedstrijd FC Utrecht-Auxerre te zien. Het geluid staat eerbiedig uit.

Michel vertelt over de laatste weken in juli en de eerste dag van augustus. Ons gesprek valt vaak stil. Hij neemt een slok van zijn cola en ik van de mijne. Na een stilte volgt een hartgrondige vloek.

Hij geeft me zijn schrift met gedichten. Het eerste dat ik lees:

 

 

Voorrang

Opeens politie aan de deur
Een brigadier met een penetrante geur
Zijn eerste woorden: ‘Je oudste zoon is kapot.’
Nou mensen, ik zal je zeggen, je schrikt je rot
De tweede zin: ‘En je jongste ligt kritiek.’
Wat een ellende, wat een paniek
Wat een chaos, wat een ramp
Gebeld met mijn grootste vriend Eijkelkamp
Drie dagen hopen dat je jongste zoon blijft leven
Maar hij heeft geen echte kans gekregen
Vechtend tot de laatste snik
Wat een kanjer, wat een pik
Zoveel onrecht op deze aarde
Wat heeft het leven nog voor waarde?
Twee fantastische kerels, ze liggen in hun graf
Omdat een man geen voorrang gaf

Het kanon

Op 22 juli om tien over half twaalf ’s avonds wordt er aangebeld bij het huis van Angela. Politie. ‘Michel voor jou.’ Michel, die net in bed ligt, komt naar beneden en denkt meteen aan zijn moeder.

De agent vertelt dat zijn ex-vrouw Dora en zijn kinderen een ernstig auto-ongeluk hebben gehad. Michel: ‘Die agent zegt: “Je oudste jongen is kapot en je jongste ligt kritiek.” Ik zei dat dat niet kon, dat Lesley met waterskikamp was en heel ergens anders was. Het was me volkomen onduidelijk. Ik heb meteen Eijk (René Eijkelkamp) gebeld. Die is direct naar me toe gekomen. We zijn naar het VU gegaan, waar Sven lag. In de auto dacht ik: het is een fout, Lesley is op kamp. Ik kon Dora niet bellen, want die lag zelf in het ziekenhuis.’

Onderweg naar het ziekenhuis waar Sven in coma ligt, wordt steeds meer duidelijk. Lesley had heimwee en heeft het kamp verlaten. Met zijn broertje, een buurjongen, een vriendinnetje en de moeders zijn ze die kokendhete middag met de auto naar het plaatselijke strandje gereden. Ze hebben kastelen gebouwd, gezwommen en gespeeld. Op de weg terug gaat het ter hoogte van Swifterbant, een dorpje in de Flevopolder, mis. Een automobilist wil voor een tractor de weg opschieten en ziet Dora over het hoofd. Zijn voertuig ramt de wagen met de zes inzittenden. Dora’s auto schaart, komt gedraaid op de andere weghelft terecht, botst met de zijkant op de tractor en belandt in de berm van een sloot. Voor de andere familie blijken de verwondingen niet fataal, de Boerebachjes zijn er verschrikkelijk aan toe. Dora’s arm is verbrijzeld, Sven is zwaar gewond aan zijn hoofd en Lesley op slag dood.

Michel: ‘Ze zaten om en om achterin. Lesley, buurjongen, Sven, vriendinnetje. Steeds vraag ik me af waarom ze uitgerekend op die plaats zaten. Als ze nou in een andere volgorde waren ingestapt… Waarom, denk ik, waarom? En waarom kreeg Les heimwee? Het moest zo zijn, denk ik. Anders kan het niet? Toch? Dit kan toch niet waar zijn? Zes mensen in één auto en mijn twee liefsten…’

Een vloek.

‘Dat is niet te begrijpen, dat is niet te aanvaarden, jongen.’

Lesley heeft hij nooit meer gezien. Michel kon het niet opbrengen om zijn gehavende gezichtje te bekijken. ‘Ik kon het niet, afscheid van hem nemen.’

Drie dagen houdt hij de wacht naast Sven. ‘Hij heeft gevochten, jongen. Dat kon je zien, ook al was hij in coma. Ik heb tegen ’m aan zitten praten. “Kom op, Sven, hou vol.” Maar hij kon niet meer. Hij is niet meer bij geweest. Hij is in Angela’s armen gestorven. Ik kon het niet, ik kon hem niet vasthouden. Toen hij dood was heb ik hem een kus gegeven…’

Michel heeft zich gestoord aan de medici. ‘Na één dag begonnen ze al over donatie van zijn hartje. Dat kan toch niet? Die jongen lag te vechten voor zijn leven en zij spraken over donatie. Het is uiteindelijk wel gebeurd. Hij was hersenstamdood. Ik heb toestemming gegeven. Sven heeft een hartklepje afgestaan.’

Ik weet nog wie Michel was, maar wie waren Lesley en Sven? Michels moeder haalt de schoolfoto’s van de jongens tevoorschijn. Michel wendt zijn blik af en neemt een slok van zijn cola. Zegt: ‘Ik kan er niet naar kijken.’

Twee lachende jongens. De een geboren in 1991, de ander twee jaar later. De oudste, Lesley, was gek van voetbal. Net als zijn opa en zijn vader was hij voor Feyenoord. En niet te weinig ook. ‘Toen Tomasson tijdens AC Milan-Ajax in de laatste minuut 3-2 maakte, sprong Les juichend op,’ bekent Michel lachend. ‘En ik ook. Met z’n tweeën hebben we staan juichen. Nee, Sven lag al in bed. Die hield niet van voetbal.’

De jongste had het niet gemakkelijk. Een afschuwelijke ziekte openbaarde zich. Opa Boerebach was net dood. Sven begon te stuiptrekken. Hij is drie weken opgenomen in het VU-ziekenhuis in Amsterdam en later heeft hij nog ruim een half jaar in een kliniek in Heemstede gezeten. De diagnose kwam hard aan: epilepsie en, zo bleek ook, een geestelijke achterstand van drie jaar. ‘Hij liep achter, maar was toch zo wijs,’ herinnert Michel zich. ‘Elke ochtend als hij wakker werd, zei hij: “Ik moet mijn medicijn hebben, pap.” Zo’n mooi mannetje. Hij kon ook heel goed drummen.’

Die medicijnen hielpen goed. Sven sloeg zich aardig door het leven. Hij kon koppig zijn, maar ook zeer dienstbaar. Michel vergeet niet dat Sven de auto van papa ging wassen. Hij trof de wagen onder de krassen aan. ‘Maar hij deed het toch maar uit zichzelf.’

Lesley was in alle opzichten Svens grote broer. Michel vertelt dat zijn oudste zoon, rechterspits bij Lelystad D1, altijd aan zijn broertje dacht, al hadden ze natuurlijk wel eens bonje. Lesley was een zachtaardige jongen, al zocht hij wel de confrontatie met zijn vader. Op school een sociale jongen en op het veld een teamspeler, die Les; nooit pingelen, altijd afspelen. Michel: ‘Eigenlijk een hele grote twijfelaar, net als ik.’

Hij had twee gezworen vrienden, Lesley. Eentje wilde zich voor een vrachtwagen gooien toen hij hoorde dat Lesley dood was. Michel: ‘Dat joch was zo kapot dat ie zelfmoord wilde plegen. Die hebben ze tegen moeten houden. Uiteindelijk heeft Roderico meegeholpen met het dragen van de kist.’

Als hij opstaat om naar de wc te gaan zie ik pas hoe zwaar Michel is geworden. Van zijn fysiek van weleer is weinig over. Geen wasbord maar een pens – ik kan er echt niet meer van maken. Ik schat hem een kilo of tien zwaarder dan in zijn beste tijd, bij Roda JC. Zijn gezicht is opgeblazen. Hij draagt een brilletje. ‘Je bent wel veranderd, ouwe dibbes,’ zeg ik.

‘Nee, jíj ziet er lekker uit.’

We zijn close geraakt sinds ik in het Algemeen Dagblad een column over Lesley en Sven schreef. Ik denk dat we elkaar een jaar of tien geleden voor het laatst hebben gezien. Er komt na de begrafenis op 1 augustus e-mailverkeer op gang, waaruit ik Michel fragmentarisch zal citeren.

23 augustus

Net je stukkie van vandaag over het Nederlands elftal in het AD gelezen. Zo denk ik er ook over. Arrogante klootzakken zijn het af en toe. Bosvelt erin, die verzaakt tenminste nooit. En dat geouwehoer over systemen, daar word ik ook doodziek van. Laat ze eens plezier tonen, dat is toch het belangrijkste? Je ziet, ik zit vol agressie. Gaat er waarschijnlijk nooit meer uit.

Zijn woede zet hij om in gedichtjes die hij ondertekent met ‘Het kanon’, en naar me opstuurt. Zoals deze.

Voor de vermeende vedette

Wat is het belangrijk hè, geld
Wat ben je geweldig, wat ben je een held
Lekker stoer doen met je rijkdom
Een mooie Ferrari, daar gaat het om
De mooie jongen uithangen, een dikke ketting van goud
Een bontjas aan, ook al is het niet koud
Geweldig, die vrouwen achter je aan
Maar je moet er eens stil bij gaan staan
Dat we allemaal hetzelfde zijn
Van jong tot oud, van groot tot klein
En dat jij ook gewoon stinkt als je schijt
En als jij op het veld staat heel Nederland lijdt

Het kanon

Nog wat fragmenten uit de e-mail.

3 september

Vanavond voor het eerst gezaalvoetbald in Dynamo 6. Drie keer drie minuten meegedaan. Veruit slechtste man van de zaal. Wat een verschrikkelijke bal. Is dat ding van hout, die plofbal?

Gisteren bij die Lange geweest. Je raadt nooit wat we hebben gedaan! Douwt die Eijk een snoeischaar in mijn hand. Moest ik van een wilg de takken snoeien. Hij zaagde de dikke takken en ik moest de dunne onthoofden, tot de stam volledig glad was. Volgend jaar komt die kale boom weer in volle bloei. Nou ja, ben je dan goed bij je hoofd? Het ergste is nog: ik hielp hem gewoon. Wel gelachen.

6 september

Gisteren dramatische kutdag. Schijnt bij het verwerkingsproces te horen, zeggen ze. Wat een gelul. Hoe kan je dit verwerken? Hier nog een gedichtje.

Nooit meer zaterdag

Het is zaterdagochtend, 6 september
De D1 moet spelen en I remember
De zaterdagmorgens met SVEN en LESLEY
Vroeg uit de veren en dan alledrie
Lekker naar het voetballen toe
SVEN gelijk paraat, LES nog een beetje moe.
Het tenuetje met nummer 10 in zijn tas
SVEN als eerste in zijn jas
Met z’n drieën pratend over de wedstrijd
Bij de kantine aankomend en net als altijd
LES naar de kleedkamer, SVEN een frikadel speciaal
Dat vonden we allemaal zo normaal
Nu is die tijd voorbij
Zij kunnen allebei
Nooit meer genieten van het leven
Geen liefde meer geven
Nooit meer met zijn drieën naar het voetbal
Lieve mensen wat een knal
Een knal die zó hard aankomt
Ik ben verstomd
Van mij nooit meer een echte lach
Want het is nooit meer zaterdag

Meer fragmenten uit e-mails.

9 september

Vandaag per post een shirt ontvangen met daarop de handtekeningen van alle spelers. Het ging vergezeld van een brief van je vriend Dickie. Toch netjes.

11 september

Ik heb het voor elkaar: mijn vriendin is vertrokken. Wat een lul ben ik ook. Vanochtend is de dokter langs geweest. Spuit in mijn kont gehad. Normaal slaapt een olifant daar drie dagen op. Ik heb het een uur volgehouden. Knap hè.

Thuis komt Michel niet meer. Toen hij kort na de begrafenis brak met Angela is hij bij zijn moeder ingetrokken. Michel kon het niet opbrengen om te leven in een huis dat hij op woensdag en zaterdag (sinds 1997 is Michel gescheiden van zijn vrouw Dora) altijd had gedeeld met Les en Sven. Hij is niet meer in hun jongenskamertje vol Feyenoordposters wezen kijken en kan zich moeilijk voorstellen dat hij de kracht heeft dat ooit nog te doen.

Nog meer fragmenten uit e-mails.

14 september

Gisteren was Sven 10 jaar geworden, dus je begrijpt wat voor een dag het was. 20 september is de overlijdensdag van mijn vader en de 27ste word ik 40. Lekker maandje hoor, september. Column gisteren weer lekker negatief. Volhouden hè.

19 september

Leef je nog of heeft Davids jou opgehangen aan een esp? Ik laat even weten hoe het er hier voorstaat. Kut. Zwaar kut. Verrassend hè. John Bosman komt dinsdagmorgen hier. Hij zei gelijk ja. Klasse gosert, zou De Kromme zeggen.

Vanavond zaalvoetbal. Omdat de jongens liever hebben dat ik zo weinig mogelijk speelminuten krijg, hebben we het volgende bedacht: bij elke vrije trap kom ik van de bank gesprint om de plofbal te aaien met mijn eens zo gevreesde rechter… Geen tactische meesterzet, want sprinten kan ik niet meer, die geile plofbal kun je niet lekker raken en mijn rechter is een lachwekkend linkerbeen geworden.

19 september

Wat mijn gewicht betreft: ik was 8 kilo kwijt, er zitten er weer 3 aan. Ben om de dag een beetje aan het lopen, wel als een kip zonder kop, maar de kracht in de beentjes komt een beetje terug.

Trainer en vriend Nico van Zoghel heeft een loopschema voor hem samengesteld, maar lang houdt Michel zich er niet aan. ‘Ik kan het niet opbrengen man.’

Het ontbrak hem vroeger als voetballer van Go Ahead, Roda JC, PSV en FC Twente al aan wilskracht. Ik heb Michel destijds leren kennen als een zeer zwijgzame jongen, op het schuwe af. Een binnenvetter, wiens dunne stem in schril contrast stond met zijn afstandsschot. De verwoestende knal kon wedijveren met die van Ronald Koeman. Voor de rest hield elke vergelijking trouwens op. Michel was voorbestemd om bij PSV Ronald Koeman op te volgen, maar het kwam er niet uit.

Na zijn transfer in de zomer van 1989 had hij het moeilijk. De tweede competitiewedstrijd was PSV-Roda JC. Michel: ‘Ik schaamde me tegenover mijn vrienden dat ik op de bank zat. We verloren met 3-4. Nou ja, we. Ik was blij dat PSV verloor. Ik dacht nog: Michel, het kan niet goed zijn dat je blij bent als je eigen ploeg verliest. Later zette Hiddink me geen libero maar rechtshalf. Chovanec werd libero. Ik had het moeilijk. Lerby schold me verrot. Ik had het niet naar mijn zin. Faalangst? Ach, ik was gewoon kut. Toen zag ik dat niet in. Ik dacht dat ik Koeman was. Dat wilde ik heel graag: de nieuwe Koeman worden. Maar ik speelde waardeloos… Nou ja, lekker belangrijk.’

Een hinnikende lach, ineens.

Lekker belangrijk. Dat zegt hij steeds. Lekker belangrijk.

‘Nog een wijntje Michel?’ roept zijn moeder.

Nu zie ik pas dat in zijn longdrinkglas helemaal geen cola zit.

Mail.

24 september

Gisteren is John Bosman hier geweest. John wordt een vriend van me. Zijn ogen waren leeg, maar vol verdriet. Ik voelde me heel erg verbonden. Het was heel emotioneel. John jankte meer dan ik en hij is twee jaar verder. Als een van ons wat wou zeggen gebeurde het steeds, wel tien keer, dat we tegelijkertijd hetzelfde zeiden. Hij had een foto van Devin bij zich en vroeg gelijk naar een foto van Les en Sven. Ik zelf kan nog niet naar ze kijken, maar John vindt het prachtige jongens…

Michel vraagt of ik meega naar de begraafplaats en neemt nog snel een slok wijn.

‘Jij moet rijden.’

Hij kan het niet opbrengen, autorijden. Mag niet vanwege medicijnen en hij vindt zichzelf ook te agressief.

Onderweg zegt hij dat hij baalt dat hij het politierapport nog niet heeft mogen inzien. Hij kan niet wachten tot de zaak voor de rechter komt.

‘Ik wil die vent zijn kop zien. Ik wil wat tegen hem zeggen. “Kijk nou wat je gedaan hebt, klootzak. Met je haast. Lekker belangrijk, haast.” Zoiets. Weet ik veel. Ik moet hem zien. Hij heeft mij mijn kinderen afgenomen en daarom wil ik hem recht in zijn ogen kijken. En ik ben heus niks van plan, want hij is zelf vader. Hij schijnt hier in Lelystad te wonen of in Swifterbant. De klootzak.’

Het schemert als we bij de graven van zijn vader en die van de jongens staan. Dat van Lesley en Sven is een kleurrijk palet: knuffels, voetballen en muziekinstrumenten. Er is een bronzen beeld in de maak van Lesley en Sven. Ronald en Frank de Boer hebben beloofd het kunstwerk te bekostigen, al staat Michel erop de broers terug te betalen zodra zijn financiën dat toelaten.

Vier liedjes klonken er die zonovergoten 1ste augustus. Feyenoord van Lee Towers, Kleine jongen van Hazes, Tears in Heaven van Eric Clapton, en vanaf het moment dat Lesley en Sven naar hun graf werden gedragen You ‘ll never walk alone van Gary & The Pacemakers.

Michel: ‘Dora, mijn ex-vrouw, heeft het ook moeilijk. We zijn te ver uit elkaar gegroeid om elkaar te kunnen troosten. Zij zegt dat de jongens in het paradijs zijn, dat ze het daar beter hebben. Maar daar geloof ik niet in. Jij? Nou ja, zij heeft er troost aan.’

Troost het je dat ze in één graf liggen?

‘Nee. Wel dat ze dicht bij mijn vader liggen. En ik kom weer bij mijn vader te liggen.’

De dag van de begrafenis staat hem niet meer haarscherp voor ogen. Sommige details juist wel. Lesley werd begraven in een kistje in Feyenoord-kleuren, Sven in het geelzwart van zijn favoriete band BZB.

Michel: ‘Er lagen twee shirtjes van Paultje Bosvelt op de kist. Die zijn ook het graf ingegaan. Paul zelf zou komen, maar mocht niet van zijn trainer Kevin Keegan. Klootzak!’

‘Ongelofelijk hè,’ zegt Michel starend naar het graf van zijn kinderen.

Ik heb een dikke strot. Als ik nu maar éénduizendste van zijn verdriet voel, hoe voelt hij zich dan? Wat een hel. Ik had het wel geweten. Waarom gaat ie nog door?

Alsof hij mijn gedachten raadt.

‘Ik denk wel eens: Wat heeft het nog voor zin, Mies? Stop er lekker mee. Gooi je voor de trein.’

Ik kijk hem aan.

‘Maar ik doe het niet. Absoluut niet. Ik ben een Boerebach. Ik moet verder. Voor de jongens. Ik kan wel denken: dan ben ik bij de jongens, maar dat moment komt toch eens. Ik moet het leven oppakken. Ik heb nog zoveel te doen. Toch?’

Met mijn hand raak ik zijn schouder eventjes aan.

In de auto zegt Michel: ‘Ik kan het niet aanvaarden.’

Wat doe je als je iets niet kan aanvaarden?

‘Niks. Praten, soms. Ik weet het niet. Schrijven. Drinken.’

Heb je wat aan de psychiater?

‘Helemaal niks. Die heeft toch niet meegemaakt wat ik heb meegemaakt? Wat moet hij me nou leren? Ik heb er al twee gehad. Dan zeggen ze: ‘Hoe kan ik je helpen?’ Ja, weet ik veel? Daarvoor ging ik juist naar hen toe. Omdat ik het niet meer wist. Ik kan alleen met iemand lullen als ik voor iemand gevoel heb.’

Om half acht kijken we naar de training van de selectie van Lelystad, de club waar Michel vroeger en Lesley vorig jaar nog speelde. Zijn broer René is er elftalleider.

‘Ik pak even een bal,’ zeg ik. Michel schudt zijn hoofd. Hij wankelt even. ‘Schei uit man met je bal.’

Binnen kijkt de barvrouw naar de soap Onderweg naar Morgen en zegt ons dat straks Goede Tijden begint. ‘Maar Feyenoord begint zo,’ zegt Michel.

Ze schudt haar hoofd.

We krijgen wat te drinken aangeboden van iemand. Michel bestelt een rode wijn, ik een warme chocomel.

‘Warme chocomel?’ zegt ie ongelovig. ‘Homo.’

Aan de bar vertelt hij dat hij soms bij Achilles ’12 op de bank zit. Eigenlijk is hij dit seizoen hoofdtrainer van die club, maar hij laat alles over aan zijn assistent. Michel: ‘Ik ben vier keer geweest, vier keer gewonnen. Maar dat is het ook niet. Het interesseert me wel, maar ook weer niet. Snap je? Wat interesseert me nou wel?’

‘Je relatie?’ vraag ik.

‘Die is over. Ik ben lelijk geweest tegen Angela. Ik vind het niet belangrijk, een relatie. Maar ook weer wel. Alles is dubbel…’

Feyenoord? Dat Feyenoord wint? Is dat belangrijk?

‘Weet ik het. Ik hoop wel dat ze altijd winnen, ja. Voor Les. Het is zo dubbel, jongen. Dit wil je echt niet meemaken. Vechten is het. Vechten, vechten, vechten… Tijd is mijn grootste vijand, zeggen ze. Dat klopt. De dagen zijn zo lang. En de nachten. Zonder slaapmiddelen kom ik die niet door.’

Dan breekt een lachje door. ‘Ik ben met Lesley naar de bekerfinale Feyenoord-FC Utrecht geweest. Weet je wat Les zei toen Kuyt scoorde? ‘Pap, Kuyt wordt nooit een echte Feyenoorder.’ Hij begreep niet dat je een doelpunt kon maken tegen je nieuwe club. Mooi hè. Maar hij klapte wel toen Wapenaar die beker omhooghield. Klasse hè?’

Als Michels broer René vraagt of we nog wat willen drinken, bestel ik een cola light. Tegen Michel zegt-ie: ‘’t Is wel je laatste hoor, Mies…’

Binnen drie minuten wordt Feyenoorder Gilles Swerts uit het veld gestuurd. Uit de vrije trap die hij heeft veroorzaakt, scoort de Tsjechische tegenstander. Die achterstand komt Feyenoord niet meer te boven. Zwijgend kijken we naar het ploeterende Feyenoord, dat tot tevredenheid van iedereen die de kantine betreedt, verliest.

‘Ze zijn hier allemaal voor Ajax. Ik ben Feyenoorder, net als mijn vader en Les. Eigenlijk vond ik het heel erg dat ik toen van Roda naar PSV ging en niet naar mijn club. Ik heb als kind gedroomd van Feyenoord, net als Les. Ik zou nog met Les naar de Open Dag gaan op 31 juli. Maar toen was ie al dood.’

Ik staar naar de wijnvlekken op de kantinevloer.

Prof

Het liefste werd hij prof
Hij sprak met veel lof
Over Paultje Bosvelt
Zijn allergrootste voetbalheld
Over Bonaventura Kalou
Maar over Ajax, dan werd hij moe
Die club vond hij vreselijk
Iemand in een Ajax-shirt, dat vond ie geen kijk
Nee prof zijn bij zijn grote liefde Feyenoord
Droomdes nachts dat ie had gescoord
Pap zei ie in zijn droom, ik heb de winnende gemaakt
En weet je dat ik nog meer heb geraakt?
De paal pap, bijna het tweede doelpunt
O wat had ik hem die tweede gegund
Helaas, het waren maar dromen
Lesley lieve schat, ik hoop dat je me hoort
En dat er in de hemel is een Feyenoord
Dat je schittert in een kolkend stadion
Denkend hoe je ooit begon
Daar word je wél een grote vent
Omdat je dan eindelijk prof bent

Ik ben op de weg terug naar Rotterdam. Halverwege de wedstrijd van Feyenoord heb ik Michel een hand gegeven en ben opgestapt. Na een dagje met hem te zijn opgetrokken wil je aan Michel en zijn noodlot ontkomen, maar tegelijkertijd wil je je over hem ontfermen. Het een noch het ander lukt.

Buiten zijn moeder zijn er gelukkig genoeg mensen die van hem houden. Zijn ex-vriendin Tanja, zijn andere ex, Angela, zijn broer René, niet te vergeten Nico van Zoghel en natuurlijk die Lange, René Eijkelkamp.

Zowat elke dag belt Eijk Michel op. Zo ongeveer gaan die gesprekken.

‘Opstaan, Michel. Het is mooi weer.’

‘Je kan mijn kloten kussen. Ik heb geen oog dichtgedaan man.’

‘Kom nou lekker trainen man. Gaan we lekker een balletje overtrappen.’

‘Schei uit, Eijk. Ik heb geen zin.’

‘Je moet wat doen.’

‘Weet ik.’

‘Ga de keeper inschieten.’

‘Ik schiet alles naast man. Ik heb geen kracht meer. Mijn energie is ook weg. Ik kan het ook niet opbrengen.’

Michel lachte vanmiddag toen hij het gesprekje herhaalde. ‘Eijk is Eijk hè. Eijk is zo belangrijk voor me. Allemaal hoor. Mijn broer en Nico van Zoghel, Tanja, Angela, ze zijn bezorgd om me. Ze vinden dat ik te veel drink maar dat valt wel mee hoor. En wat willen ze nou? Ik ben mijn kinderen kwijt, mijn vader kwijt, wat heb ik nog? Pffff…’

Ik had geen verweer, ik begreep en begrijp die glazen rode wijn wel. René Eijkelkamp ook, maar hij wil dat het ophoudt. Eijk heeft het vriendelijk geprobeerd én hij is boos geworden op Michel. Dat geldt eigenlijk voor al zijn naasten. Ze maken zich zorgen om zijn geestelijke en fysieke gezondheid, zijn lethargie en zijn alcoholconsumptie. Ze vertellen onafhankelijk van elkaar dat ze zijn wanhoop begrijpen, maar dat Michel ontkent dat zijn huidige levenswijze hem fataal kan worden. Eijkelkamp: ‘Hij leeft zo ongezond. Ik wil verdomme niet dat ie naar de kloten gaat. Ik hou van Michel. Het is zo’n lieve jongen, zo’n wereldgozer. Ik wil hem verdomme niet kwijt.’

Onderweg van Lelystad naar Rotterdam denk ik steeds aan John Bosman, die bijna twee jaar geleden zijn zoontje Devin verloor bij een verkeersongeluk. Ik heb laatst nog contact gehad met John. Hij vertelde dat hij soms Devin op de achterbank van de auto hoort praten of lachen. Dat zijn de troostrijkste momenten, omdat het zo levensecht is. En soms, plotseling, is er het verdriet van net na het ongeluk, iets tussen wanhoop en woede; dat ondraaglijke gemis. Maar die momenten komen steeds minder vaak voor. Het is echt zo, John heeft het me zelf gezegd, je moet verder, je gaat verder, het leven gaat door en tijd verzacht de pijn wel degelijk. John betrapt zich erop dat hij zich opwindt over iets triviaals als het missen van een kans of iemand voor hem die loopt te treuzelen. Dát is de hoopvolle boodschap voor Michel Boerebach, maar gek genoeg kun je hem juist dát nú niet zeggen. Voor relativering is het nog veel te vroeg. Zijn grootste vijand blijft de tijd. De dagen zullen eindeloos lijken, de inktzwarte nachten nog langer.

Sinds onze ontmoeting heb ik Michel al weer tig keer opgebeld.

‘Hoe is ’t, ouwe dibbes?’

‘Kut, Huug.’

‘Kut of zwaar kut?’

‘Ja, zwaar kut natuurlijk! Maar maak je geen zorgen. Ik ga door. Voor de jongens. Ik wil een boek schrijven. Ik heb vandaag het gedicht OVER SVEN geschreven. Ik gooi hem even op de mail.’

Over Michel verscheen een mooie biografie (Nooit meer zaterdag), geschreven door Rob Pieterse van Trouw. In mei 2007 werd al weer de vierde editie van het Lesley Boerebachtoernooi gespeeld. Jeugdteams van amateur- en profclubs strijden om de wisselbeker, ter nagedachtenis aan de twee omgekomen zonen van Dora en Michel. De herinnering aan Sven blijft mede levend door een kinderboerderij die naar hem is vernoemd. Met Michel gaat het goed. De assistentcoach van Go Ahead is slank als een den en speelt de pannen van het dak bij SV Lelystad 3.