|
|
|
|
12 |
|
|
|
|
In de dagen van Cicero en Caesar gold de satura als een typisch Romeins gerecht. Het was een schotel van allerlei vruchten, zó lekker dat hij als geschenk aan de goden werd gegeven. In dit hoofdstuk bij wijze van satura een paar losse lekkernijen, nog wat krenten in de Romeinse pap.
Twee pleinen en een park in het noorden zijn niet te versmaden. Augustus en Mussolini op de Piazza Augusto Imperatore; Nero en koningin Christina op de Piazza del Popolo. In de Villa Borghese kun je uitblazen, of nog een paar musea bezoeken.
In het zuiden ga je vele eeuwen terug in de tijd: de Thermen van Caracalla, de Via Appia of de St.-Paulus buiten de Muren.
Je kunt er ook eens helemaal uit, ver weg van al het rumoer in Rome. De koelte van Tivoli, hoog op de heuvel, gecombineerd met een bezoek aan de fascinerende tuin van Ippolito d’Este en/of de imposante resten van de Villa Adriana.
Aan de monding van de Tiber ligt Ostia Antica. Daar wandel je in alle rust tussen de resten van de havenstad van het oude Rome.
Graf van Augustus
In zijn verlangen het Rome van nu te verbinden met het rijk van keizer Augustus richtte Mussolini zijn aandacht op de plek waar de as van zijn illustere voorganger ooit was bijgezet. Na uitgebreid sloopen graafwerk bleef het Mausoleum van Augustus over.
Rond het graf liet Mussolini een plein aanleggen, de Piazza Augusto Imperatore, in de karakteristieke stijl van de Italiaanse fascistische architectuur, aangevuld met ronkende teksten, klassieke motieven en veel decoratief oorlogstuig, klassiek en modern.
Het plein kwam in 1940 gereed of, zoals vermeld boven de ‘triomfboog’, A XIX (Anno 19), het negentiende jaar dus van de Era Fascista, een tijdrekening die begon bij de mars op Rome in 1922.
In 28 v.Chr. liet keizer Augustus aan de oever van de Tiber een graf inrichten. Voor zijn graftombe koos hij traditionele vormen. Op een vierkante onderbouw werd een grafheuvel opgeworpen. Cipressen – de bomen van de dood – werden op de flanken geplant.
In 14 n.Chr. was het zover. Suetonius: ‘Blootsvoets en gekleed in tunica zonder gordel hebben de voornaamste leden van de ridderstand zijn gebeente verzameld en bijgezet in het mausoleum.’ Links en rechts van de ingang werden obelisken geplaatst. Beide hebben een plaats gevonden in het huidige stadsbeeld. De een staat vóór de S. Maria Maggiore, de ander op de Quirinaal.
In de 12de eeuw werd het mausoleum een bolwerk van de familie Colonna. Later kreeg het een vrediger bestemming: wijngaard en tuin. Nog weer later amfitheater en ten slotte concertzaal, totdat Mussolini toesloeg.
Ara Pacis
In 1937 werd de 2000ste geboortedag van Augustus uitgebreid gevierd. De Ara Pacis (Vredesaltaar) moest het glansstuk worden van Mussolini’s plannen rond het graf van Augustus. Van 13 tot 9 v.Chr. was eraan gewerkt om Augustus’ terugkeer uit Spanje en Gallië luister bij te zetten en om de augusteïsche vrede te gedenken, die dankzij hem tot stand was gekomen. De symbolische waarde lag voor de hand, maar de Ara Pacis niet.
In 1937 begonnen de opgravingen. Zware staalconstructies moesten voorkomen dat de erboven liggende palazzi zouden instorten. Het steeds weer opkomend grondwater bestreed men door de grond ‘een-voudigweg’ te bevriezen. Grote delen van de Ara Pacis werden naar boven gehaald. Samen met de in de 16de eeuw gevonden fragmenten werd het altaar gereconstrueerd en op 23 september 1938 voor de tweede keer ingewijd.
De Ara Pacis vormt het hoogtepunt van de augusteïsche beeldhouwkunst. Aan de ene kant zie je de legendarische voormannen van Rome: Aeneas, bij zijn aankomst in Italië, en Romulus, op wonderbaarlijke wijze gered door een wolvin. Aan de andere kant bevinden zich voorstellingen van de godin Roma (rechts) en Moeder Aarde
(links) met kinderen, dieren, bloemen en vruchten, als teken van de nieuwe vrede.
De verbinding tussen het mythische verleden van Rome en het heden van Augustus wordt gevormd door de keizerlijke familie die in processie langs de lange zijden loopt, op weg naar de inwijding van het Vredesaltaar. Ook keizer Augustus loopt mee (zijkant rechts, beschadigd).
Sinds de tijden van Benito Mussolini was decennialang geen modern gebouw in het centrum van de stad neergezet. Daar kwam verandering in, toen men eind 20ste eeuw een nieuwe behuizing voor de Ara Pacis wilde. Voor de uitvoering werd de gerenommeerde Amerikaanse architect Richard Meier aangetrokken. Zijn ontwerp (‘Een blokkendoos van travertijn, beton, glas en staal’) ontmoette zoveel weerstand, dat de bouw verschillende malen werd onderbroken. Critici spraken van de ‘Losangelisatie’ van Rome. Dat klonk niet goed.
In 2006 werd het nieuwe museum in gebruik genomen. Tegelijkertijd maakte het gemeentebestuur de plannen bekend voor een reconstructie van het hele plein. De eer werd dit keer gegund aan een Romeins trio, onder leiding van architectuurprofessor Francesco Cellini. Het ligt in de bedoeling ook een deel van het klassieke marmeren plaveisel bloot te leggen. In 2009 moet de klus geklaard zijn.
MUSEO DELL’ARA PACIS, www.arapacis.it (ook Engels). Geopend:
di.–zo. 9–19, 24 en 31 dec. 9–14 uur. Bereikbaarheid:
70, 81, 87, 117, 119,
224.
Piazza del Popolo
De Piazza del Popolo wordt beheerst door de Porta del Popolo, een van de stadspoorten in de muur van keizer Aurelianus. De huidige poort werd in de 16de eeuw gebouwd en was tot diep in de 19de eeuw de belangrijkste stadspoort van Rome. De stadskant is het werk van Bernini die de poort verfraaide voor de intocht van de Zweedse koningin Christina. Zij werd in 1655 katholiek. Om die reden moest zij afstand doen van de troon en vertrok naar Rome. Daar werd zij ingehaald als de heldin van de contrareformatie.
Piazza del Popolo en omgeving
In 1589 verrees de obelisk in opdracht van de obeliskenpaus Sixtus V. Dit exemplaar was afkomstig uit de Circus Maximus, waar het door keizer Augustus was geplaatst. De tweelingkerken aan de ‘kop’ van de Via del Corso werden in de 17de eeuw gebouwd om de toegang tot de stad meer cachet te geven.
Het plein dankt zijn huidige vormgeving aan Giuseppe Valadier die in het begin van de 19de eeuw een totaalontwerp maakte, met een plaveisel, fonteinen en aan de kant van de Pincio een siermuur met beelden die de vier jaargetijden symboliseren.
PIAZZA DEL POPOLO. Bereikbaarheid:
117, 119
A-Flaminio
2.
Naast de poort staat de S. Maria del Popolo. De kerk vindt zijn oorsprong in de 11de eeuw en is gebouwd op de plaats waar duizend jaar lang het graf van Nero had gestaan. Uit de tombe groeide een walnotenboom waar het niet pluis was. Wat wil je ook met zo’n keizer. In een droom werd paus Paschalis II (1099–1118) te verstaan gegeven dat hij de boom moest omhakken en een kapel ervoor in de plaats moest zetten.
Paus Sixtus IV liet de kapel aan het eind van de 15de eeuw vervangen door een kerk, in de stijl van de vroege renaissance. Paus Julius II (begin 16de eeuw) liet de apsis door Bramante uitbreiden en onder paus Alexander VII (midden 17de eeuw) zorgde Bernini voor de (barok)decoratie. In 1511 verbleef Maarten Luther in het klooster van de S. Maria del Popolo, voordat hij definitief afrekende met de Kerk van Rome. Hier droeg hij zijn laatste mis op.
In de kerk
Links en rechts van het hoofdaltaar reliëfs met paus Paschalis II en een walnotenboom in de hoofdrollen. Opvallend is de (anachronistische) aanwezigheid van de Zwitserse Garde.
Je kunt de ruimte van de apsis betreden via de gordijntjes aan weerszijden van het hoofdaltaar. Lichtknopje links. Hier bevinden zich unieke gebrandschilderde ramen, twee grafmonumenten (van kardinalen) van Andrea Sansovino en een gewelffresco van Bernardino Pinturicchio: vier evangelisten en kerkvaders rond Maria. Dit alles begin 16de eeuw.
In de kapel links van het hoofdaltaar twee
schilderstukken van Caravaggio (
pp. 198–199): de Bekering van Paulus en de
Kruisiging van Petrus. Hoogtepunten van de schilderkunst in
Rome.
De tweede kapel links is ontworpen door Rafael, voor zijn opdrachtgever en mecenas Agostino Chigi die hier begraven ligt.
De eerste kapel rechts is van de Della Roverefamilie waartoe paus Sixtus IV behoorde. In de kapel een schildering van Pinturicchio: de Aanbidding van het Kind.
De Villa Borghese is een prachtig park waar je heerlijk tot rust kunt komen. Er bevinden zich drie musea die de moeite waard zijn.
VILLA BORGHESE, www.villaborghese.it.
Bereikbaarheid:
116 (Porta Pinciana), 95, 117, 119 (Piazza del Popolo)
A-Flaminio
2, 3, 19.
Moderne kunst
Rome heeft sinds kort twee nieuwe, opmerkelijke musea voor moderne kunst.
MACRO
In 2002 gingen de deuren open van het museo d’arte contemporanea di Roma, kortweg MACRO. Het museum toont werken uit de Italiaanse kunstwereld van na de Tweede Wereldoorlog. MACRO (noordoostRome) is gehuisvest in een voormalige bierbrouwerij. De Franse architecte Odile Decq heeft van het museum een zelfstandig kunstwerk gemaakt. Het wordt gekenmerkt door een ‘dynamische openheid’. Loopbruggen en hellingen slingeren zich door de ruimtes en zorgen – zoals Decq dat noemt – voor een ‘integratie van beweging’. De foyer speelt een centrale rol in het gebouw. In 2001 werd het ontwerp voor MACRO bij een internationale wedstrijd bekroond. In 2003 opende een tweede MACRO-vestiging haar deuren. Dit museum is gevestigd in een voormalig abattoir (mattatoio).
MACRO, Via Reggio Emilia 54, www.macro.roma.museum (ook
Engels). Geopend: di.–zo. 9–19, feestdagen 10–14 uur.
Bereikbaarheid:
36, 60, 62, 84, 90
3, 19.
MACRO AL MATTATOIO, Piazza Orazio
Giustiniani 4. Geopend: di.–zo. 16–24 uur (in verband met het
drukke uitgaansleven in de aangrenzende wijk Testaccio).
Bereikbaarheid:
60, 75 9 B-Piramide
3.
MAXXI
Nieuwste aanwinst op het gebied van contemporaine bouwwerken is het museo nazionale delle arti del XXi secolo, afgekort tot MAXXI. Het museum (noordwestRome) is een van de eerste nationale musea voor hedendaagse kunst in Italië, zowel op het gebied van de beeldende kunst als op dat van de architectuur. Het gebouw, gevestigd in een voormalige kazerne en van de EngelsIrakese architecte Zaha Hadid, is een van de meest geslaagde voorbeelden van moderne architectuur in Rome. ‘Het voegt zich,’ aldus een recensent, ‘als een kronkelende slang naar zijn omgeving.’
MAXXI, Via Guido Reni 10, www.maxximuseo.org (ook Engels).
Geopend di.–zo. 11–19 uur. Bereikbaarheid:
225, 910
2.
Galleria Borghese
Deze 16de-eeuwse villa werd voor kardinaal Scipione Borghese gebouwd door de Hollands-Italiaanse architect Giovanni Vasanzio (Jan van Santen). De kardinaal was de beschermheer van grootheden als Bernini en Caravaggio en bracht in die hoedanigheid een unieke collectie bijeen.
Na de Vaticaanse Musea is de Galleria Borghese de belangrijkste kunsttempel van Rome – en dat wil heel wat zeggen. Het museum bevat (onder veel meer) werk van Bernini, Caravaggio, Rafael, Titiaan en Rubens.
GALLERIA BORGHESE, Piazzale Scipione Borghese 5,
tel. 06-8413979, www.galleriaborghese.it.
Geopend: di.–zo. 8.30–19.30 uur. Vooraf reserveren: tel. 06-32810.
Ook via internet: www.ticketeria.it.
Museo Nazionale Etrusco di Villa Giulia
De Villa Giulia werd midden 16de eeuw gebouwd als zomerresidentie voor paus Julius III, ontworpen door Vignola, met medewerking van Michelangelo. Sinds 1889 is hier het Etruskisch Museum gevestigd, met tal van vondsten uit Latium en Toscane. Het ‘geheimzinnige’ volk dat vóór de komst van de Romeinen het noordelijke deel van Italië beheerste, heeft hier een indrukwekkende nalatenschap nagelaten.
VILLA GIULIA, Piazzale di Villa Giulia 9. Geopend:
di.–zo. 8.30–19.30 uur. Bereikbaarheid:
30, 52
3, 19.
Galleria Nazionale d’Arte Moderna
Het nationaal museum voor moderne kunst is gevestigd in een van de weinige overgebleven paviljoens van de Wereldtentoonstelling van 1911. Werk van Italiaanse kunstenaars uit de 19de en 20ste eeuw, onder meer Marini en Di Chirico. En van nietItaliaanse kunstenaars: Moore, Kandinsky, Mondriaan en Twombly.
GALLERIA NAZIONALE D’ARTE MODERNA, Viale delle
Belle Arti 131, www.gnam.arti.beniculturali.it.
Geopend: di.–zo. 8.30–19.30 uur. Bereikbaarheid:
3, 19.
Via Appia
In 312 v. Chr. werd de Via Appia aangelegd, de eerste grote weg van het immense wegennet dat de Romeinen in hun imperium zouden bouwen. De wegen waren bestemd voor de legioenen, maar ze werden ook benut door alles wat achter de soldaten aan kwam: bestuursambtenaren, kooplieden, technici en handelaren. De Via Appia stond bekend als de Regina Viarum (de Koningin van de Wegen) en leidde naar ZuidItalië voor de bestemmingen Sicilië en NoordAfrika en naar Brindisi, van waaruit de oversteek naar Griekenland werd gemaakt.
In voorbije eeuwen was de Via Appia bij uitstek de plek waar romantische zielen te rade gingen bij een zacht glooiend landschap, monumenten vol vergane glorie en couperiaanse zondoorpoeierde cipressen. Na de Tweede Wereldoorlog verloederde het gebied door snel oprukkende bermprostitutie en langzaam rijdende Fiatjes. Inmiddels is een deel van de Via Appia omgetoverd tot een rustig wandelgebied.
De Via Appia maakt deel uit van het Parco Regionale dell’Appia Antica, dat zich uitstrekt vanaf de Porta S. Sebastiano tot aan de zuidelijk gelegen plaatsjes Ciampino en Marino. Alles bij elkaar zo’n 3500 ha, een groene corridor tot in de stad.
PARCO REGIONALE DELL’APPIA ANTICA, Via Appia Antica
42 (bij de Porta S. Sebastiano), www.parcoappiaantica.org
(veel algemene, historische informatie, ook Engels). Geopend:
ma.–zo.
.30–16.30
(winter), 17.30 uur (zomer). Informatie, verhuur fietsen. Zie
voorAppia Antica Card: p. 272. Bereikbaarheid:
118 (vanaf Piazzale
Ostiense), 218 (vanaf Piazza San Giovanni)
A-Colli Albani, dan bus 660 naar
Cecilia Metella; of A-San Giovanni, dan bus 218.
Via Appia
S. Sebastiano
Sebastianus uit Narbonne was officier in de pretoriaanse garde van keizer Diocletianus (284–305). Hij had zich tot het christendom gewend en dat bracht hem voor het executiepeloton. ‘Zoveel pijlen troffen hem dat hij wel een egel leek,’ vermeldt de hagiografie. De scherpschutters lieten hem voor dood achter.
Dankzij een goede verzorging knapte Sebastiaan weer snel op en hij hervatte zijn christelijke plichten. De keizer kende geen genade en liet hem opnieuw terechtstellen, dit keer met succes. De vrome Lucina redde zijn lijk en zorgde voor een begrafenis op een stuk grond dat zij bezat ‘kata kumbas’.
Omdat Sebastiaan sterker bleek dan pijlen, werd hij een belangrijk wapen in de strijd tegen de pest. Pijlen waren een klassiek symbool van de pest. Bij de Griekse dichter Homerus schoot de god Apollo met zijn pijlen de pest in het Griekse legerkamp. ‘De mannen stierven en stierven,’ meldt de oude bard treurig.
De heilige Sebastiaan werd bij pestepidemieën te hulp geroepen. Met de toename van zijn populariteit onderging hij ook een verjongingskuur. Vanaf de 15de eeuw werd hij een charmante en grotendeels ontklede jongeman, die in zijn sterfscène de kunstenaars praktisch de enige mogelijkheid bood mannelijk naakt af te beelden.
Op de begraafplaats van Lucina werden in het midden van de 3de eeuw voor korte tijd de lichamen van de apostelen Petrus en Paulus bijgezet, in veiligheid gebracht voor de christenvervolger keizer Valerianus (253–260). Daarna werden de resten overgebracht naar hun kerken in Rome. Aan die ‘logeerperiode’ van Petrus en Paulus herinneren talrijke aanroepingen die christenen krasten in de muren van de ruimte waar ze bijeenkwamen (triclinium).
In het begin van de 4de eeuw liet keizer Constantijn een kerk bouwen, die naar de belangrijkste heiligen van de begraafplaats Basilica Apostolorum werd genoemd. In de 8ste eeuw kreeg hij de naam van de meest vereerde martelaar aldaar: S. Sebastiano.
Catacomben
Volgens de oudste Romeinse wetgeving mochten doden niet binnen de muren van de stad begraven worden. Zo verrezen talrijke graven langs de Via Appia. Ook de eerste christenen kwamen hier terecht, in het gebied dat bekendstond als kata kumbas (Grieks: bij de uitholling van de weg). Later kregen alle ondergrondse christelijke begraafplaatsen de naam catacomben.
De gravers hadden weinig moeite lange gangen aan te leggen in het vrij zachte lavagesteente van deze streek. In de wanden hakten ze nissen (loculi) waarin de lichamen van de gestorvenen werden bijgezet. De nis werd afgesloten met een plaat van aardewerk of marmer. Deze wijze van begraven was vooral erg goedkoop. Wat de eerste christenen aan geloof te over hadden, kwamen ze aan geld tekort.
De Romeinen waren goed bekend met de catacomben en de vieringen daar. Net als de Romeinen kwamen de christenen bijeen om hun overledenen te gedenken: op de verjaardag, de sterfdag en officiële gedenkdagen. De vieringen werden gehouden in bovengrondse ruimten.
Onder keizer Constantijn (begin 4de eeuw) kregen de christenen gelegenheid om in de stad plaatsen van eredienst in te richten. Veel kerken wilden de resten van hun martelaren binnen hun muren hebben. ‘De catacomben werden kaalgeplukt om de schatten te leveren waarnaar de hele christelijke wereld hongerde,’ aldus de kerkgeschiedenis.
Vanaf de 7de eeuw werden de catacomben dichtgeworpen en vergeten. Daar kwam pas in de 16de eeuw verandering in. De eerste die op onderzoek uitging, was Antonio Bosio (1575–1629), de ‘Columbus van het ondergrondse Rome’. Zijn eerste afdaling werd hem bijna noodlottig, want de 18-jarige Bosio en zijn vrienden verdwaalden. Twee dagen duurde de dooltocht. Eenmaal boven zei hij dat zijn grootste zorg was geweest ‘dat zijn armzalige lichaam de graven van de martelaren ontwijd zou hebben’.
In de 19de eeuw begon het systematische onderzoek. Nu zijn ruim 60 catacomben bekend, met een totale lengte van ca. 700 km.
In de kerk
In de 17de eeuw werd de vervallen kerk herbouwd en voorzien van een barokgevel door de Hollands-Italiaanse architect Giovanni Vasanzio (Jan van Santen). Hij ontwierp ook het plafond.
In de eerste kapel rechts zie je de zuil waaraan Sebastiaan tijdens zijn executie werd vastgebonden, en een punt van een van de pijlen. Ook is er een marmeren steen met een afdruk van twee voeten. Waarschijnlijk is het een klassiekRomeinse offersteen, aan de goden gewijd na een voorspoedige reis. Maar de christelijke legendevorming wil het anders. Toen Petrus de stad ontvluchtte, stond Jezus daar, op de steen die we zien. ‘Domine, quo vadis?’ vroeg Petrus ver-baasd: ‘Heer, waar gaat gij heen?’ ‘Ik keer terug naar Rome om opnieuw gekruisigd te worden,’ luidde het antwoord. Petrus zei niets meer en ging terug naar Rome, om daar te worden gekruisigd.
In de eerste kapel links bevindt zich een beeld van Sebastiaan, van de hand van Antonio Giorgetti, naar een ontwerp van Bernini. De tombe bevat de resten van de heilige wiens oorspronkelijke graf precies onder de kapel lag.
Een trapje (links van deze kapel) leidt naar de crypte. De plaats van het graf wordt gemarkeerd door een beeld van Sebastiaan, gemaakt door Bernini.
Onder de kerk
Onder de S. Sebastiano kun je een bezoek brengen aan een deel van de oudRomeinse grafstraat en spectaculaire catacomben, op verschillende niveaus. Verder veel grafkapellen, resten van het 3de-eeuwse triclinium, tientallen graffiti en talrijke (fragmenten van) grafplaten en sarcofagen
S. SEBASTIANO, www.catacombe.roma.it (over de
catacomben, ook in het Nederlands). Geopend: ma.–za. 8.30–12;
14.30–17.30 uur. Bereikbaarheid:
660.
In de nabijheid van de S. Sebastiano bevinden zich enige interessante punten (zie kaart p. 241):
• Het Graf van Cecilia Metella, uit de 1ste eeuw v.Chr. In de 14de eeuw werd het een vesting van de familie Caetani.
• De catacomben van Calixtus, de
uitgestrektste van allemaal. Uit het eind van de 2de eeuw en
genoemd naar paus Calixtus I (217–222). Caecilia (
pp.
220–221) werd hier ooit
begraven.
• De catacomben van Domitilla, op het grondgebied van Flavia Domitilla, de nicht van keizer Domitianus (eind 1ste eeuw). Met de ondergrondse kerk van de heiligen Nereus en Achilleus.
Fosse Ardeatine
De indrukwekkende gedenkplaats Fosse Ardeatine herinnert aan een inktzwarte bladzijde uit de Tweede Wereldoorlog. Op 23 maart 1944 pleegde een Romeinse verzetsgroep in de Via Rasella (bij de Piazza Barberini) een aanslag op een groep Duitse soldaten. Er ontplofte een bom die 28 soldaten doodde.
De reactie van de Duitsers was ongekend hard. Er moesten tien keer zoveel Romeinen gefusilleerd worden. De 37-jarige Herbert Kappler, hoofd van de Sicherheitsdienst, stelde een lijst op van 223 politieke gevangenen. Om aan de 280 te komen voegde hij er 57 joden aan toe. Toen er alsnog vijf Duitsers stierven, hield hij een razzia in de Via Rasella. Uiteindelijk werden 335 mensen ter dood veroordeeld.
In een grottencomplex aan de Via Ardeatina vond op 24 maart de slachting plaats. In het duister schoten de soldaten op de slachtoffers die in groepjes van vijf aan elkaar gebonden waren. Ten slotte werd de toegang tot de grot met een dynamietexplosie afgesloten.
In 1948 kreeg Herbert Kappler levenslang. In de jaren zeventig werd hij voor kanker behandeld in het militaire hospitaal Celio. Daar ontsnapte hij op 15 augustus 1977, een feestdag (Ferragosto) waarop in Rome niemand te zien was. Mevrouw Anneliese Kappler had het goed bekeken. Zij kwam op bezoek, met een plan en tassen vol alpinistenspullen. Het abseilen van de twaalfde verdieping kostte de 70-jarige weinig moeite. Een paar dagen later was hij thuis. Italië stond op zijn kop, maar Duitsland leverde Kappler niet uit. Hij stierf een jaar later.
FOSSE ARDEATINE. Dag. geopend, toegang gratis. In
de gedenkplaats: de tombes van de slachtoffers en de plaats van de
slachting (eccidio).
Thermen van Caracalla
Marcus Aurelius Severus Antoninus, de oudste zoon van keizer Septimius Severus hulde zich bij voorkeur in een soldatencape, een caracalla. Dat leverde hem een bijnaam op die vriendelijker was dan zijn karakter. In 211 volgde hij (25 jaar oud) samen met zijn broer Geta zijn overleden vader op.
Twee kapiteins op een schip, dat vond Caracalla maar niks. Tijdens een bezoek aan hun moeder vermoordde hij zijn broer: ‘Het bloed stroomde over haar borst,’ meldt de geschiedschrijving. Toen Geta’s aanhangers tot een tegenactie overgingen, liet Caracalla er 20.000 terechtstellen.
In 212 verleende Caracalla alle vrije burgers in het rijk burgerrecht. Een mooie daad die hem vooral veel (belasting)geld opleverde. Zo kon hij beginnen aan zijn thermencomplex, de Thermae Antoninianae. Van de grandeur van toen zie je nu alleen de binnenkant: betonnen muurkernen, kale vloeren en lege plekken waar ooit de beeldengroepen stonden. Indrukwekkend genoeg en voor de aardigheid is hier en daar nog een schitterende mozaïekvloer bewaard gebleven.
De Thermen van CaracallA (‘een Romeinse provincie’, vond Ammianus Marcellinus) konden ruim 1500 bezoekers tegelijk ontvangen. Ze werden in 216 in gebruik genomen. Caracalla was toen in het oosten, waar hij net als in Rome fiks tekeer ging. Zo fiks, dat een van zijn officieren in 217 maatregelen nam. Hij vermoordde zijn 31-jarige chef.
In zijn verlangen het Romeinse verleden met het heden te verbinden maakte Mussolini de Thermen van Caracalla tot decor voor grootscheepse operauitvoeringen. En dat is zo gebleven (zie p. 169).
THERMEN VAN CARACALLA, Via delle Terme di Caracalla
52. Geopend: ma. 9–14, di.–zo. 9 uur tot één uur vóór
zonsondergang. Bereikbaarheid:
118, 160, 714 9 B-Circo Massimo.
Janiculum
Garibaldi
De lommerrijke heuvel van de Janiculum, aan de overkant van de Tiber, was in 1849 het toneel van een harde strijd. Giuseppe Garibaldi probeerde voor de eerste keer het gezag van de paus te breken. Maar de Franse hulptroepen van Zijne Heiligheid lieten weinig heel van zijn plannen en verdreven hem onder kanongebulder van de Janiculum.
Op het voetstuk van het ruiterstandbeeld van Garibaldi staat zijn strijdkreet: Roma o morte (Rome of de dood). Het werd toch Rome, want Garibaldi kwam via het zuiden van Italië terug naar wat de hoofdstad van één Italië moest worden. Toen dat in 1870 een feit was, werd de Janiculum als wandelpark voor het volk opengesteld, compleet met de koppen van de helden van Italië uit de strijd van 1870.
Garibaldi kwam op voor het onderdrukte volk, niet alleen in Italië, maar ook in ZuidAmerika. Daar, in Brazilië, ontmoette hij zijn vrouw Anita die ook op de Janiculum aan zijn zijde te vinden is. Anita was toen 18 jaar en gehuwd met een landeigenaar. Twee dagen later zat zij op het schip van Garibaldi: ‘De enige keer in zijn leven dat Giuseppe Garibaldi iets heeft gestolen,’ aldus zijn biograaf.
Janiculum
Het ruiterstandbeeld van Anita (met Anita in amazonezit) werd in 1932 geschonken door de Braziliaanse regering. Elke dag om 12 uur precies wordt de rust rond Garibaldi en zijn geliefde Anita wreed verstoord. Dan klinkt er een daverend kanonschot vanaf de Janiculum, om de Romeinen eraan te herinneren: het is 12 uur precies.
JANICULUM. Bereikbaarheid:
23, 116, 870.
Acqua Paola
Paus Paulus V (1604–1621) restaureerde de waterleiding die het water uit het meer van Bracciano (in het noorden) naar de westelijke wijken van de stad moest brengen. Voor dit doel gebruikte hij een bestaand aquaduct van keizer Trajanus. Voor de fontein (de Acqua Paola) haalde hij de zuilen uit de oude St.-Pieter en het marmer uit het Forum van Nerva.
Bij de slag in 1849 werd de S. Pietro in Montorio zwaar beschadigd. Dit juweeltje van de vroege renaissance is vooral bekend om de Tempietto (het tempeltje) die Bramante in de kloosterhof, rechts van de kerk, bouwde, als voorstudie voor de koepel van de St.-Pieter. De S. Pietro in Montorio zou volgens een (onjuiste) traditie gebouwd zijn op de plek waar Petrus werd gekruisigd.
Villa Farnesina
Agostino Chigi uit Siena was in zijn dagen (begin 16de eeuw) de rijkste man ter wereld. Zijn geld verdiende hij vooral in het bankwezen. Hij liet aan de oever van de Tiber een voorname villa aanleggen waar hij al even voorname gasten liet blijken hoe rijk hij was. Na afloop van het diner mochten ze de gouden en zilveren schalen in de Tiber mikken. Onder het wateroppervlak waren netten gespannen om de spullen op te vangen.
Agostino Chigi gaf Rafael opdracht fresco’s in zijn villa te maken. Maar Rafael was net tomeloos verliefd op zijn mooie Margherita (‘La Fornarina’, de bakkersdochter) en was meer met haar bezig dan met zijn werk. Dit probleem loste Chigi op door Margherita voor de duur van de werkzaamheden onderdak te verlenen.
Het resultaat van al deze activiteiten mag er zijn. Velen komen af op de prachtige mythologische schilderingen die Rafael en zijn leerlingen Giulio Romano, Giovanni da Udine en Francesco Penni in de benedenzalen van de Villa maakten, onder meer de nimf Galatea en het verhaal van Amor en Psyche. Op de eerste verdieping werden twee zalen van fresco’s voorzien. Eén met perspectivische doorkijkjes (en graffiti die soldaten van deSacco di Roma in de muur krasten) en één om het huwelijk van Chigi met een jonge Venetiaanse te gedenken. Centraal in die ruimte is de schildering van het huwelijk van Alexander de Grote en Roxane, van de hand van Il Sodoma.
Aan het eind van de 16de eeuw kocht de familie Farnese de villa. Zij waren van plan hun grote paleis, het Palazzo Farnese, door middel van een brug te verbinden met hun nieuwe aanwinst: de kleine Villa Farnesina. Het bleef bij het begin van de brug (zie p. 143).
VILLA FARNESINA, Via della Lungara 230. Geopend:
ma.–za. 9–13. Eerste zo. van de maand: 9–13 uur. Bereikbaarheid:
32, 48,
271.
S. Sabina
De S. Sabina (5de eeuw) op de rustige Aventijn is een mooi voorbeeld van een sobere vroegchristelijke kerk. De kerk is gewijd aan Sabina, een Romeinse vrouw die door haar Griekse slavin tot het christendom werd bekeerd. Beiden werden gedood.
L’Eau Vive
L’Eau Vive is een bijzonder restaurant, een oase van rust in het hartje van de stad. L’Eau Vive levert uitstekende gerechten uit de internationale (vooral Franse) keuken. Ook internationaal zijn de lekenzusters van de karmelitessen, veelal afkomstig uit de derde wereld, die je met een ontwapenende glimlach en een vriendelijk gesprekje van dienst zijn.
Sinds 1970 runnen zij hun restaurant, in een prachtig Romeins pand en met rustgevende klassieke muziek op de achtergrond. Om halftien onderbreken de zusters even het werk om gezamenlijk rond de tafels de avondliederen te zingen: het Ave Maria en het lied van Lourdes. De heilige Theresia van Lisieux heeft een prominente plaats en ziet dat het goed is.
L’EAU VIVE, Via Monterone 85a (bij de Piazza S.
Eustachio, in de buurt van het Pantheon). Reserveren:
06-68801095/06-68802101, www.restauranteau-vive.it.
Voorhal
In de voorhal, uiterst links, is een toegangsdeur uit de 5de eeuw met uniek houtsnijwerk. Linksboven is een voorstelling van de kruisiging, de oudste die er is. Bij restauraties in 1836, door Franse houtsnijders, werd de farao (vierde rij van boven, derde van links) voorzien van het hoofd van Napoleon.
Door een kijkgat in de muur tegenover de houten deur kun je de stam van de sinaasappelboom zien, die daar zevenhonderd jaar geleden door de heilige Dominicus (rechts) zou zijn geplant.
De kerk is in de jaren dertig van de vorige eeuw teruggebracht in zijn oude toestand. Opvallend is het zachte licht in de kerk. Bij de restauratie werden de ramen voorzien van schijven transparant seleniet (maansteen), zoals in de 5de eeuw, waardoor het licht zijn getemper-de glans krijgt.
De 24 zuilen zijn (waarschijnlijk) afkomstig van een nabijgelegen Tempel van Iuno.
Vóór het altaar is een grafzerk ingemetseld, waarop Dominicus placht te bidden: het hele lichaam languit uitgestrekt, zoals de tekst in het Latijn aangeeft. In het graf waarvoor de zerk ooit diende, lag ook de heilige Sabina begraven. Al die devote aandacht, dat vond de duivel maar niks, zo wil het verhaal. Hij slingerde een zwarte hellesteen naar het hoofd van Dominicus. Hij miste, maar de steen is er nog: op een zuiltje, links achteraan in de kerk.
Midden in de kerk, bij het altaar, ligt een met mozaïek versierde grafsteen van Muñoz de Zamora, generaal van de dominicanen en gestorven in 1300.
De kloosterhof dateert uit de 13de eeuw.
Wie dat wil, kan – op verzoek – de vertrekken van de heilige Dominicus bezoeken, op de eerste etage in het klooster.
Villa Torlonia
In 1797 kocht prins Giovanni Torlonia een enorm ‘groengebied’, een vigna, aan een van de uitvalswegen van de oude stad, de Via Nomentana. In de stijl van de Engelse landschapsarchitectuur verrees in de daarop volgende decennia een complex van tuinen en parken, een schitterend landhuis en in totaal dertien paviljoens: de Villa Torlonia.
Tussen 1925 en 1943 bewoonde de familie Mussolini, tegen een symbolische huur van één lire per jaar, het centrale landhuis, het Casino Nobile. Als schuilplaats gebruikte Mussolini aanvankelijk een nabijgelegen wijnkelder. Later liet hij bunkers aanleggen. Van 1944 tot 1947 was hier het hoofdkwartier van de geallieerden gevestigd, met desastreuze gevolgen voor het gebouw.
In de jaren daarna raakte het complex steeds verder in verval. Zwervers, drugsverslaafden en andere passanten zorgden voor veel beschadigingen en vandalisme. In 1977 kocht de gemeente het complex. Er volgde een 30 jaar durende restauratie van alles wat aan verwaarlozing en verval ten onder dreigde te gaan. Nu is de Villa Torlonia weer een prachtig park, met onder meer twee imitatieobe-lisken, twee erezuilen en fraaie waterpartijen.
Onder het complex bevindt zich een catacombenstelsel van bijna 9 km lengte. Het betreft hier joodse catacomben uit de 3de en 4de eeuw n.Chr.
Het complex biedt verschillende museale mogelijkheden:
• Het casino nobile, met de kunstcollectie van de familie Torlonia: ruim 600 beelden en sculpturen uit de klassieke en neoklassieke periode, met onder meer werk van Canova en Thorvaldsen. Ook is er een permanente expositie van schilders van de ‘Romeinse School’, uit de eerste helft van de 20ste eeuw. Verder uiteraard de nodige herinneringen aan Mussolini, onder andere zijn in oude luister herstelde slaapvertrek.
• Het casina delle civette (het paviljoen van de uilen). Een paviljoen met een bijzondere architectuur: een in Disneyachtige stijl opgetrokken kasteeltje. In de Mussoliniperiode woonde Giovanni Torlonia jr. hier, een zonderlinge man met een uitgesproken belangstelling voor uilen. In dit paviljoen veel glasin-loodkunst. Meest opmerkelijk zijn de gebrandschilderde ramen (1908–1930).
• Gepland is een Holocaust museum, als een herinnering aan de Italiaanse joden die gedurende de Tweede Wereldoorlog werden gedeporteerd.
MUSEI DI VILLA TORLONIA, ingangen: Via Nomentana 70, Via
Siracusa, Via L. Spallanzani, www.museivillatorlonia.it.
Geopend: okt.–mrt. di.–zo. 9–17, apr.–sept. di.–zo. 9–19 uur.
Bereikbaarheid:
36, 37, 60, 62, 84, 90, 136, 137, 317.
Het Plein van de Maltezer Ridders is ontworpen
door de 18de-eeuwse Venetiaanse architecttekenaar Gianbattista
Piranesi (
p.
259). Als je door de opening in de toegangspoort kijkt, zie je
aan het eind van een mooi omboomde laan de koepel van de
St.-Pieter.
AVENTIJN. Bereikbaarheid:
23, 30, 44, 60, 75, 170
B-Circo Massimo
3. Zie ook kaart p. 207.
Van de Piramide naar de St.-Paulus
Piramide van Cestius
In 12 v.Chr. liet de Romeinse praetor Gaius
Cestius Poplicius (‘in 330 dagen’,
zoals de inscriptie vermeldt) een monumentaal grafteken voor zich
oprichten, een piramide. Voor de plaatselijke katten:
p.
137.
Cimitero Acattolico
Naast de piramide bevindt zich de Cimitero Acattolico, vaak ten onrechte als ‘de protestantse begraafplaats’ aangeduid. Sinds 1738 is deze plek de laatste rustplaats, niet alleen voor protestanten, maar ook voor andere nietrooms-katholieken, zoals Grieksorthodoxen en Russischorthodoxen. Ook de Engelse dichter John Keats (zie p. 180) werd hier begraven.
Via een raampje in de muur op de hoek van de Via Caio Cestio is het graf van Keats te zien. Geen naam, wel een tekst: ‘This grave contains all that was mortal of a young English poet’ en het grafschrift dat Keats zelf had gewild: ‘Here lies one whose name was writ in water.’ Toegang even verderop.
PIRAMIDE. Bereikbaarheid:
23, 30, 60, 75
B-Piramide
3. Internet begraafplaats: www.protestantcemetery.it
(ook Engels).
Porta San Paolo
De Porta San Paolo vormde als Porta Ostiensis een onderdeel van de Muur van keizer Aurelianus (270–275). In de 5de eeuw werd de poort versterkt met torens en verdedigingswerken in een poging de Goten buiten de stad te houden.
In de voormalige elektriciteitscentrale aan de Via Ostiense werd in 1997 een dependance van de Capitolijnse Musea gehuisvest. Een deel van de machinerieën uit het begin van de 20ste eeuw vormt het decor voor ruim 400 klassieke werken. Griekse beelden van de Tempel van Apollo (bij het Theater van Marcellus), tal van Romeinse bustes en beelden, en Romeinse kopieën van Griekse meesterwerken.
MUSEO CENTRALE MONTEMARTINI, Via Ostiense 106
(halverwege Porta Ostiense en de St.-Paulus buiten de Muren),
www.centralemon-temartini.org.
Geopend: di.–zo. 9.30–19 uur. Voor combinatieticket zie
Capitolini Card (p. 272). Bereikbaarheid:
23, 271, 769 9
B-Garbatella.
St.-Paulus buiten de Muren
Als Romeins burger werd de apostel Paulus bij zijn executie niet gekruisigd, maar met het zwaard onthoofd. Toen het zover was, stuiterde zijn hoofd driemaal op de grond en driemaal ontsprong een bron. Zijn medechristenen begroeven hem aan de Via Ostiensis en bouwden een Memoria die in de 4de eeuw vervangen werd door een grote basiliek, de grootste die de christelijke Kerk tot de nieuwe St.-Pieter kende.
In de loop der eeuwen werd de St.-Paulus geplunderd en door aardbevingen getroffen. Op 15 juli 1823 liet een onoplettende loodgieter gloeiende kooltjes achter op het dak. ’s Nachts brak er brand uit. De gevolgen waren desastreus. Ze werden maar verzwegen voor paus Pius VII die in die dagen op sterven lag.
Zijn opvolger, paus Leo XII, bracht de hele katholieke wereld in beweging om geld en materialen te geven voor de wederopbouw. Voor het eigenlijke werk zette hij weer anderen aan het werk. De Friese jurist Johan Andreae zag hen lopen: ‘De lange rij van geketende galeislaven die bij de opbouw werkten, door pauselijke dragonders stadwaarts geëscorteerd.’
In 1854 werd de St.-Paulus weer in gebruik genomen door paus Pius IX die zijn wapen in het plafond liet aanbrengen. De neerlandicus pater B. Molkenboer (1933) was niet onder de indruk: ‘Men waant zich een tramremise nabij.’ Daar staan andere geluiden tegenover. ‘Geen ander gebouw vermag ons een zuiverder impressie te geven van een basilica,’ vond de kunsthistoricus J. Timmers in 1963.
Rechts de Heilige Deur uit 2000, een werk van de toen 83-jarige Enri-co Marfini, met paus Johannes PaulusII, in het gezelschap van Johannes XXIII (links) en Paulus VI (rechts). Op de achtergrond ele-uit de stad Rome.
De bronzen middendeur (links het leven van Petrus, rechts van Paulus) werd in 1931 gemaakt door de beeldhouwer Maraini. Oftewel in het jaar IX van het fascistische tijdperk, zoals de tekst vermeldt.
In de kerk
In de Confessio, vóór het hoofdaltaar, is door een venster de sarcofaag van Paulus te zien (4de eeuw).
Rechts van de Confessio staat een majestueuze paaskandelaar, ruim 5 m hoog. Hij is gemaakt door Nicolà di Angelo en Pietro Vassalletto (12de eeuw).
In het apsismozaïek (13de eeuw): Christus zegent paus Honorius III die (heel klein) aan zijn voeten ligt en die de opdracht tot het mozaïek had gegeven. Rechts Petrus en Andreas, links Paulus en Lucas.
Op de triomfboog onder meer Christus met engelen, Petrus, Paulus en symbolen van de evangelisten. De oorspronkelijke mozaïeken uit het begin van de 5de eeuw bleven bij de brand van 1823 grotendeels behouden. Zij konden op de nieuwe muur worden overgebracht.
Boven de zuilen bevinden zich medaillons met afbeeldingen van alle pausen, te beginnen rechts van de apsis. De laatste pausen zitten rechts vooraan in de kerk. Als alle plekken gevuld zijn, vergaat de wereld, zo wil het verhaal. Tel maar uit.
Rechts van het hoofdaltaar is de Sagrestia, een ‘museumpje’ met onder meer afbeeldingen van de brand en vier geschilderde pausenmedaillons.
Kloosterhof
De kloosterhof dateert uit de 12de eeuw en is een pronkjuweel van cosmatenwerk. ‘Een gedicht van geloof en schoonheid,’ jubelt men over het werk van (onder anderen) Pietro Vassalletto.
ST.-PAULUS BUITEN DE MUREN, www.vatican.va. Bereikbaarheid:
23, 271, 769 9
BS. Paolo.
In 1937 vatte Mussolini het plan op voor een grote wereldtentoonstelling, in 1942 te houden om de overwinning op Abessinië en het 20-jarig bestaan van het regime te vieren. Halverwege de Via del Mare ontwierpen de stedenbouwers van Mussolini een nieuwe wijk, speciaal bedoeld voor de geplande Esposizione Universale di Roma.
Duidelijkheid en orde waren de kenmerken van het Italiaanse fascistische bouwen. In EUR is de symmetrieas bepalend voor de inrichting van de wijk. De geplande gebouwen, met veel zuilen en imposante gevels, weerspiegelden de glorie van het Romeinse Keizerrijk.
De ontwikkelingen van de Tweede Wereldoorlog verhinderden in 1942 de opening van de wereldtentoonstelling. Daarna zette de geschiedenis eerst de fascisten opzij en vervolgens de plannen rond EUR. In het begin van de jaren vijftig werd de draad weer opgepakt. Men koos een minder beladen uitleg voor de letters EUR (Europakwartier) en voltooide het werk.
EUR werd een modelwijk van Rome, met veel overheidskantoren, waterpartijen en groen. Opvallendste gebouw is het Palazzo della Civiltà del Lavoro (Paleis van de Arbeidscultuur), een groot vierkant gebouw, opgetrokken uit klassieke bogen en om die reden tot Colosseo Quadrato gedoopt.
EUR. Bereikbaarheid:
30, 170, 671, 714, 791 9 BEUR-Fermi.
Museo della Civiltà Romana
Het museum bevat (onder meer) het materiaal dat Mussolini had laten maken voor de Augustusherdenking van 1937 en dat een ereplaats had moeten krijgen op de wereldtentoonstelling van 1942: een collectie maquettes, gipsafgietsels en kopieën van klassieke beelden en afgietsels van de complete serie reliëfs van de Zuil van Trajanus. Prachtig is ook de maquette van het Rome ten tijde van keizer Constantijn, met veel liefde en nog meer geduld door Italo Gismondi in 1937 gemaakt.
MUSEO DELLA CIVILTA ROMANA, Piazza G. Agnelli 10,
www.museociviltaromana.it
(ook Engels). Geopend: di.–za. 9–14, zo. 9–13.30 uur.
Bereikbaarheid:
30, 671, 707, 714, 764, 765, 767, 791.
Tivoli is van oudsher een heerlijke bestemming voor wie de drukte en de hitte van Rome wil ontvluchten. Bij het stadje kun je genieten van majestueuze watervallen (Villa Gregoriana) of ‘de mooiste tuin van Europa’ (Villa d’Este). Op 5 km van Tivoli ligt het ‘Versailles’ van keizer Hadrianus (Villa Adriana).
TIVOLI, www.tivoli.it. Bereikbaarheid:
naar metrostation B-Ponte Mammolo, daarna
bus.
Voor bustickets trap op naar
boven, naar de kiosk vóór het station. Retourtickets andata e
ritorno.
Vanaf
Stazione Tiburtina. Tourist Information Point Tivoli: Largo
Garibaldi.
VILLA D’ESTE, www.villadestetivoli.info (ook Engels). Geopend: di.–zo. 8.30 tot 1 uur vóór zonsondergang. Als ma. feestdag is, geopend; dan volgende werkdag gesloten. De Fontana della Civetta is vanaf 10 uur elke 2 uur in werking.
VILLA GREGORIANA, ingang: Piazza Tempio di Vesta, www.villagregoriana.it. Geopend: mrt. 10–14.30, apr.–half okt. 10–18.30, half okt.–nov. 10–14.30 uur.
Tivoli ligt op zo’n 30 km van Rome, hoog op de heuvel. De dichters Catullus en Horatius, Augustus’ rechterhand Maecenas en de keizers Hadrianus en Trajanus (om er maar een paar te noemen) woonden daar in grote villacomplexen.
Tijdens de renaissance werd Tivoli opnieuw
populair onder de leden van de Romeinse elite. Ze lieten er riante
buitenverblijven bouwen. Toen de ‘Grand Touristen’ (
p. 259) in de 18de eeuw
naar Italië trokken, bleef Tivoli niet onopgemerkt. De
overweldigende schoonheid van de natuur oefende een grote
aantrekkingskracht uit op reizigers, romantici en
landschapschilders.
In het middeleeuwse stadje kun je genoeglijk rondlopen. Centraal ligt de Dom, gewijd aan S. Lorenzo en vermoedelijk de plaats van het klassieke Forum. Het is een oude kerk met een campanile uit de 12de eeuw. Verder de Rocca Pia, een fort dat eind 15de eeuw onder paus Pius II werd gebouwd op een klassiekRomeins amfitheater. Resten hiervan kun je nog zien.
Tivoli
In de S. Maria Maggiore, naast de toegang tot de Villa d’Este, ligt kardinaal Ippolito d’ Este begraven. Een marmeren grafsteen, vóór het hoofdaltaar, is alles wat herinnert aan een van de fijnzinnigste edelen uit het Italië van de 16de eeuw. Hij was de man die de Villa d’Este liet aanleggen.
De Cascatelle, de watervallen van Tivoli, zijn goed te zien vanuit de Villa Gregoriana. Een wonderschoon uitzicht, bejubeld om de steeds weer verrassende afwisseling in de natuur, op zonnige dagen ook nog eens bekroond door een prachtig regenboogeffect in de waterschuiers van de watervallen. De voorstelling wordt verzorgd door de rivier de Aniene.
Alsof het nog niet allemaal genoeg is, staan er ook nog twee klassieke tempeltjes op een aanpalende heuvel. De ronde is de Tempel van de Sibylle uit 80 v.Chr. Daarnaast staat het tempeltje van Tiburtus uit de 2de eeuw v.Chr.
Villa d’Este
Kardinaal Ippolito d’Este kwam uit een spraakmakende familie. Zijn moeder was niemand minder dan Lucrezia Borgia, de dochter van paus Alexander VI (1492–1503). Zij was voor enige tijd de minnares van haar vader, die haar portret (in de gestalte van de heilige Catharina) in zijn Borgia-vertrekken in het Vaticaan liet afbeelden. Op 22-jarige leeftijd trouwde zij voor de derde maal, dit keer met Alfonso d’Este, hertog van Ferrara.
Ippolito werd in 1508 geboren en leek een grote carrière in de kerk tegemoet te gaan. Hij werd kardinaal en ontwikkelde zich tot een groot kunstverzamelaar en mecenas van niet de minste kunstenaars. Zo had hij de schilder Titiaan, de edelsmid Cellini en de componist Palestrina onder zijn hoede. Maar het liefst wilde hij paus worden. Die wens werd drie keer gedwarsboomd.
In 1550 kreeg Ippolito d’ Este het gouverneurschap van Tivoli toegewezen. Vanaf dat moment besteedde hij zijn rijkdom aan een prachtige zomerresidentie waarvoor hij een oud benedictijner klooster uitkoos. De architect Pirro Ligorio kreeg de opdracht de tuin aan te leggen.
Het werd ‘de mooiste tuin van Europa’. Ligorio maakte gebruik van het verval in de Aniene, waarvan hij een aftakking met een buitengewoon vernuftig hydraulisch systeem door de tuin leidde. Voor de decoratie kocht Ippolito d’Este onder meer klassieke beelden uit de nabijgelegen Villa Adriana op.
Geplaagd door jicht en voortdurend in conflict met de paus en de burgers van Tivoli sleet Ippolito d’Este de laatste jaren van zijn leven in zijn villa, tot zijn dood in 1572.
Het toerisme zoals wij dat kennen, ontstond in de 16de eeuw. Italië werd de bakermat van een reiscultuur en Rome was daarvan het centrum. De Italiaanse renaissance lokte geleerden, kunstenaars trokken naar de kunstschatten en rijke jongelui voltooiden er hun opleiding. Ze waren stuk voor stuk nieuwsgierig naar het land en naar de mensen die er woonden. Ze kwamen om te kijken naar al dat moois en om te leren van wat ze zagen en hoorden.
Aan het eind van de 16de eeuw werd de Grand Tour populair. In het Engels, omdat het aanvankelijk vooral Engelsen waren, die de tocht naar Italië ondernamen. In de 17de en 18de eeuw hadden de ruïnes van Rome een geweldige aantrekkingskracht op de touristen. Tussen de puinhopen van het oude Rome ondergingen ze het sentiment van vergane glorie en lieflijke landschappen. Twee eeuwen later zouden ze hun naam geven aan de miljoenen, met camera’s en creditcards gewapende toeristen.
Als ze naar huis gingen, wilden ze laten zien wat ze hadden beleefd. In Rome ontstond de eerste toeristenindustrie. Schilders maakten vedute, stadsgezichten en landschappen, die later een commercieel vervolg zouden krijgen in prentbriefkaart en ansichtkaart. Anderen voegden een aantal, van elkaar verwijderde monumenten in één compositie bij elkaar (een capriccio).
De succesvolste ‘entrepreneur’ werd de tekenaar-architect Gianbattista Piranesi (1720–1778). In zijn Vedute di Roma tekende hij nauwkeurig en met gevoel voor theater de resten van een glorieus tijdperk. Ook maakte hij (voor die tijd) wetenschappelijk verantwoorde reconstructies van de oude monumenten. Zijn prenten gaan nog steeds als warme broodjes over de Romeinse toonbank.
In de 18de eeuw was de Grand Tour een begrip. Je moest natuurlijk over de middelen beschikken om zo’n reis van één tot twee jaar te maken. Maar elke zichzelf respecterende knaap van stand maakte tenminste eenmaal in zijn leven de tocht langs de grote Europese steden. De apotheose van de reis lag in Italië. Rome was het hoogtepunt.
Aan het eind van de 20ste eeuw openbaarden zich problemen in de tuin van de Villa d’Este. Grootste boosdoener was de bacteriologische waterverontreiniging. Al die tijd had de bevolking de Aniene als openbaar riool gebruikt en dat bleef niet zonder gevolgen. Ook andere zaken tastten het fijnzinnige raderwerk van de tuin aan. Aanslibsel ontregelde de hydraulische systemen en de hardheid van het water was funest voor de beeldengroepen.
In de jaren negentig werd een groot aantal waterzuiveringsinstallaties gebouwd en de tuin werd vakkundig gerestaureerd. In 2001 stelde de toenmalige president van Italië Ciampi alle fonteinen weer in werking. Het publiek stroomt toe.
De tuin telt tientallen waterwerken, het ene nog fantasievoller dan het andere. Pirro Ligorio maakte de Fontana dell’Ovato (de Fontein van het Ovaal), met de Tiburtijnse Sibylle en twee riviergoden. Een pad van ruim 100 m en honderd fonteintjes verbindt de fontein van Tivoli met de fontein van Rome: de Rometta, Rome in het klein. De godin Roma troont tussen symbolen van het oude Rome. Romulus en Remus zijn uiteraard aanwezig. Aan haar voeten een kopie van het Tibereiland dat ooit het uiterlijk van een boot had met een obelisk als mast.
Indrukwekkend is de Fontana dell’Organo (de Fontein van het Orgel) waar ooit vanuit de nis boven een hydraulisch waterorgel speelde. Er zijn plannen het orgel weer gebruiksklaar te maken.
Erg leuk ten slotte is de Fontana della Civetta (de Fontein van de Uil). Vogeltjes zingen er vrolijk op los, totdat een uil verschijnt en hun gekwinkeleer verstomt.
Villa Adriana
Keizer Hadrianus (117–138) bracht de laatste vier jaar van zijn leven in zijn villa bij Tibur door. Tien jaar was er gewerkt aan dit heel bijzondere complex. Een wonder van landschapsarchitectuur. En van werklust, want voordat alles was zoals de keizer dat wilde, moesten enorme grondwerkzaamheden worden verricht. Er werden kunstmatige dalen aangebracht en er kwam een eigen waterleidingsysteem.
Van de 21 jaren van zijn regeringsperiode bracht Hadrianus de helft in het buitenland door. Zijn inspectiereizen door vrijwel alle provincies van het rijk gebruikte deze bijzonder artistieke keizer ook voor culturele doeleinden. Hij kwam onder de indruk van al het moois dat hij zag en wilde daarvan graag dingen terugzien, thuis in zijn villa.
Het werden dure souvenirs, maar ze mochten er zijn: de herinneringen aan Athene (de Stoa Poikilè), aan Egypte (Canopus) en aan Thessalië (het Tempedal). In een uitgestrekt complex van gebouwen en tuinen plaatste Hadrianus de monumenten en landschappen die hij tijdens zijn reizen had gezien.
Na de dood van Hadrianus raakte de villa in verval. In de oudheid en middeleeuwen was het complex een gewilde steen- en marmergroeve. In het midden van de 20ste eeuw vonden de eerste grote opgravingen plaats. Veel beelden, mozaïekvloeren en marmerbekleding zijn verhuisd naar het museum van de villa zelf of de musea van Rome. Een deel van het complex is nog steeds niet opgegraven.
Vóór de Poikilè (het startpunt van het bezoek) bevindt zich een maquette van het complex. Heel geschikt om een indruk te krijgen van wat er te zien is.
De Poikilè (naar de Stoa Poikilè in Athene) was een langwerpige zuilengang. Een groot deel van de enorme omheiningsmuur (9 m hoog) staat overeind.
Het Teatro Marittimo is een met zuilen versierd waterbassin. In het midden een eilandje waar Hadrianus zich volgens de traditie in zware tijden terugtrok.
Er zijn woonvertrekken die behoorden tot het keizerlijke paleis. Er is een Grieks theater, met toneel en tribunes.
In de thermencomplexen zijn mozaïeken en stucdecoraties te zien.
Het stadion is geen stadion, maar een nymphaeum met een enorm bassin.
Hoogtepunt is voor velen het Dal van Canopus. Canopus was een Egyptisch stadje bij Alexandrië. Een kanaal verbond het met de Nijl. Brede boulevards liepen uit op de ruimte waar zich het heiligdom van Serapis bevond. Die aanleg is hier nagebootst. Het is een van de laatste werken die werden uitgevoerd. Niet zonder reden. Hadrianus keerde terug van een reis naar Egypte waar zijn jonge geliefde Antinoös verdronken was. De Canopus hield de herinnering aan hem levend.
VILLA ADRIANA. Geopend: dag. 9–anderhalf uur vóór
zonsondergang. Bereikbaarheid vanuit Rome: 9 Metro B-Ponte Mammolo,
daarna bus. 3 Bustickets Tivoli-Tiburtina, halte ‘Garibaldi
Gardens’ in het dorpje Villa Adriana en dan een stuk lopen. Of de
bus Tivoli-Prenestina (dichterbij, maar minder frequent).
Bereikbaarheid vanuit Tivoli: 3 busstation Largo Garibaldi. Bus
Rome/Ponte Mammolo, halte ‘Garibaldi Gardens’ in het dorpje Villa
Adriana en dan een stuk lopen. Of lokale bus 4.
Ostia Antica
Ostia was in de eerste eeuwen een overvolle
stad, met zo’n 50.000 inwoners. Voor al die mensen werden
‘flatgebouwen’ neergezet, woningen van twee of drie etages die
dankzij de inmiddels ontwikkelde betontechniek van de Romeinen
(
p. 20) een duurzaam karakter hadden.
De markt was het zenuwcentrum van de stad. Aan het Foro delle
Corporazioni hadden zo’n zeventig handelsondernemingen hun
kantoor.
Al die vreemdelingen brachten niet alleen hun
koopwaar naar de stad. Nieuwe godsdiensten vonden hun weg in de
internationale gemeenschap van Ostia. De Mithrasdienst was populair
(
p. 108). Er zijn zestien
karakteristieke Mithrastempels teruggevonden. De christenen hadden
een basiliek en de joden hun synagoge. Ook voor de Egyptische goden
Isis en Serapis werden heiligdommen gebouwd.
In de 3de eeuw was het havengebied belangrijker dan de stad zelf. Ostia verpieterde en verloor onder keizer Constantijn zijn stadsrechten. Ostia werd een bar oord, geplunderd, verlaten en geteisterd door malaria. In de middeleeuwen woonde er een handjevol mensen dat zijn bestaan vond in de zoutwinning.
Giuliano della Rovere, de latere paus Julius II, liet het fort aanleggen dat nog steeds de toegang tot Ostia beheerst. Met dit fort moesten potentiële aanvallers vanuit zee geweerd worden. In de 19de eeuw begonnen de opgravingen. Galeiboeven deden het werk en het fort fungeerde als hotel.
In de jaren dertig van de 20ste eeuw wilde Mussolini met zijn Via del Mare een symbolische lijn trekken tussen de hoofdstad en de Middellandse Zee (zie p. 206). Uitgebreide opgravingen in Ostia waren het gevolg. Mussolini had haast, want Ostia moest tijdens de geplande wereldtentoonstelling van 1942 te zien zijn. Van 1938 tot 1942 werd de ‘bovenlaag’ van het stadje verwijderd. Het niveau van de 2de eeuw werd het hoogtepunt en het eindpunt voor Mussolini’s archeologen.
OSTIA ANTICA, www.ostia-antica.org (Engels),
www.ostiaantica.net
(Italiaans). Geopend: 8.30–17 (winter), 8.30–19.30 uur (zomer).
Bereikbaarheid: 9 B-Piramide, lopen naar het even verderop gelegen
Stazione Ostiense en dan per trein richting Ostia-Lido. Of: 9
B-EUR-Magliana en overstappen op de trein. Openbaarvervoerticket
Rome geldig.
Een stukje van de stad
De route die hieronder wordt geboden, is goed voor een uurtje rondkijken. Zoek daarna zelf je weg en probeer vooral niet alles ‘plat te leggen’.
1 Je komt binnen over de Via Ostiensis, de weg die Rome langs de oever van de Tiber met de havenstad verbond. Aan weerszijden resten van graftekens. Aan de rechterkant is iets van de oude loop van de Tiber te herkennen.
2 Van de Porta Romana (1ste eeuw v.Chr.) zijn alleen de fundamenten nog over. Even verderop staat het beeld van Victoria, de godin van de overwinning. Waarschijnlijk stond het beeld oorspronkelijk boven op de poort.
3 In het stadje loop je over de Decumanus Maximus, een van de twee traditionele hoofdstraten van een Romeinse stad. In de straatstenen kun je de sporen zien die de zwaar beladen karren erin hebben getrokken. Ook is hier en daar iets van het rioleringssysteem te zien.
4 De entreezaal van de Terme di Nettuno heeft een vloermozaïek (2de eeuw n.Chr.) waarop de triomf van Neptunus is afgebeeld. Het is gemaakt in de typisch Romeinse mozaïekstijl, waarbij grote vloeroppervlakken met witte en zwarte steentjes werden belegd.Deze stijl had de plaats ingenomen van de hellenistische mozaïeken: kleine ‘schilderijen’ van heel fijne steentjes in allerlei kleuren. De reden voor de overgang was eenvoudig: de grovere zwartwit steentjes waren goedkoper en door hun grootte meer geschikt voor de uitgestrekte vloeren.
Ostia Antica
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting:
Boven en Onder.
5 Het handelscentrum van de stad, het Foro delle Corporazioni, telde ongeveer zeventig kantoren uit alle delen van de antieke wereld. Op de vloer vóór hun kantoren lieten de handelaren in mozaïek aanbrengen waar ze vandaan kwamen: Alexandrië, Carthago, Narbonne. De vuurtoren van Ostia staat er soms als baken bij.
6 Onder keizer Augustus werd het theater van Ostia gebouwd. Het kon zo’n 3000 toeschouwers bevatten. In dit theater is de oorspronkelijke achterwand (decor en ruimte voor kleedkamers) verdwenen. Enkele ornamenten in de vorm van toneelmaskers zijn nog te zien.
7 In de Via di Diana bevindt zich
(rechts) de Casa di Diana, een voorbeeld van een
klassiek-Romeins flatgebouwinsula(). Deze woning is genoemd
naar een klein reliëf waarop de godin Diana als jageres is
afgebeeld. Achter in de flat, op de begane grond, is een Mithraeum
(zie ook
p. 108). Tegenover de Casa di Diana
bevindt zich een thermopolium, een verkoopplek van drankjes en
snacks. De Romeinen van toen waren dol op warme wijn, die in vaten
in de ‘toog’ werd bewaard.
8 Op het Capitool stond de belangrijkste tempel van de stad, de tempel van Jupiter, Juno en Minerva. De tempel dateert uit het begin van de 2de eeuw. Alle marmerbekleding is geplunderd.
9 Tegenover het Capitool ligt het Forum van Ostia, ooit voorzien van een tempel van Roma en Augustus, een basilica en een senaatsgebouw. Er is niet veel van over.
10 Aan het Forum bevindt zich het complex van de thermen, uit de 2de eeuw.
11 Het loont de moeite even goed te zoeken naar een openbaar toilet: straatje links in, achter een ‘deuropening’. De bezoekers kwamen via klapdeuren binnen. In de muur zijn de gaten te zien waar de deuren hebben gescharnierd. De ruimte bood plaats aan zo’n twintig bezoekers. Zij zetten zich neer op de marmeren ‘wcbrillen’, deden hun gevoeg en veegden zich met de waterspons schoon via het gat aan de voorzijde. Het water voor de spons stroomde door een geul aan hun voeten.
Geschiedenis van Ostia
Ostia werd volgens de legende door koning Ancus Marcius gesticht op de plaats waar Aeneas (stamvader van de Romeinen) voet aan wal zette. Vaststaat dat de Romeinen op die plek in 338 v.Chr. een militair steunpunt bouwden om de monding van de Tiber te bewaken en de levering van zout vanuit de zoutbekkens te garanderen.
De nieuwe kolonie werd genoemd naar haar ligging: ostium (monding). Zoals bij meer steden in de oudheid, ging dat in het meervoud: Ostia. Als zeehaven was Ostia eigenlijk niet geschikt. Door alles wat de Tiber uit de bergen meenam, slibde de riviermonding dicht. Ook bood de plek weinig beschutting tegen wind en golven.
Rome had het niet getroffen met zijn havenstad. Zandbanken bemoeilijkten het binnenvaren en als er een harde westenwind stond, was het onmogelijk de lading te lossen. Maar de haven was van levensbelang. Sinds de Romeinen zich waren gaan toeleggen op de productie van wijn, olijven en groente (winstgevende producten), raakte Rome voor zijn graantoevoer vrijwel volledig aangewezen op de provincies overzee: Noord-Afrika, Sicilië en Egypte. ‘Het voortbestaan van het Romeinse volk dobbert op de golven,’ constateerde keizer Tiberius.
Keizer Claudius gaf in 42 de aanzet tot de aanleg van een nieuwe haven, enkele kilometers ten noorden van de Tiber. Hij liet een haven uitgraven, beschermd door twee pieren van meer dan 700 m lengte. Als fundament voor de vuurtoren gebruikte hij de reusachtige vracht-vaarder die de obelisk-vanhet-St.-Pietersplein uit Egypte naar Rome had vervoerd.
De haven bij de Tibermonding werd steeds belangrijker als opslagplaats en doorvoerhaven. Onder de eerste keizers ontwikkelde Ostia zich tot het commerciële hart van Rome. De stad kreeg een nieuw handelscentrum en een centraal Forum.
In het begin van de 2de eeuw liet keizer Trajanus een tweede, zeshoekige haven aanleggen, achter de haven van Claudius en nog beter beschut tegen wind en golven. Een aftakking van de Tiber werd uitgegraven en gekanaliseerd. De Fossa Traiana (Gracht van Trajanus), werd de verbinding tussen haven en Tiber. Die zijtak (later fiumicino genoemd, riviertje) bracht zijn naam over op het vliegveld dat er veel en veel later bovenop werd gebouwd.




