|
|
|
|
10 |
|
|
|
|
Italië was eeuwenlang een lappendeken van koninkrijkjes, hertogdommen, graafschappen en één pauselijke staat. Na de Franse Revolutie kwam er een Eenheidsbeweging op gang, die na lange strijd in 1870 succes had. De paus trok zich bozig terug in het Vaticaan en Rome werd de hoofdstad van het nieuwe Italië.
Dat Italië kreeg in 1922 Benito Mussolini als leider. Hij droomde van een Italië dat de voortzetting zou vormen van het Romeinse Rijk van keizer Augustus. Iedereen moest dat kunnen zien. Waar het maar kon, werden de resten van het oude Rome blootgelegd.
Centraal in de plannen stonden twee wegen in het hart van de stad. De Via dell’Impero, van het Palazzo Venezia naar het Colosseum, en de Via del Mare, van het Palazzo Venezia naar de havenstad Ostia. Hele wijken gingen tegen de grond. ‘Rome had geen bombardementen nodig om te worden verwoest,’ verzuchtte Adriaan Luijdjens. ‘Mussolini’s verfraaiingen waren voldoende.’
De Via del Mare werd het symbool van Romes toegang tot de Middellandse Zee, waarover in de oudheid de vreemdelingen kwamen om zich te vestigen aan de overkant van de Tiber, in Trastevere.
Aan de oever van de Tiber
Via del Mare
Mussolini had in de jaren dertig van de vorige eeuw grootse plannen met de hoofdstad van zijn Nieuwe Rijk. In Rome moest de Romanità zichtbaar worden, een terugkeer naar de orde en de welvaart van het oude Romeinse Keizerrijk. Rome was het symbool van de continuïteit tussen de stad van de keizers en die van Mussolini.
In het kader hiervan wilde hij de resten van het oude Rome – waar mogelijk – openleggen. Dit gebeurde bijvoorbeeld bij het Largo di Torre Argentina en rond het Mausoleum van Augustus. De woonwijken die er in de loop der eeuwen opgebouwd waren, gingen tegen de grond. Ook rond het Theater van Marcellus werd alles opgeschoond.
Aan de Tiber, in Trastevere
Dit gebied moest het begin worden van de grote weg naar Ostia, de Via del Mare (de Weg van de Zee).
Rome kreeg weer een triomfantelijke verbinding met de zee die voor de Romeinen ooit Mare Nostrum (Onze Zee) was. Eindpunt van de weg was Ostia, waar de opgravingen van de oude havenstad onder de impulsen van Mussolini krachtig ter hand werden genomen. Wat nu de Via del Teatro di Marcello heet, was het begin van de Via del Mare, de erestraat van het fascisme.
De architectuur van die tijd toont hier zijn vriendelijke Italiaanse gezicht, in een strakke, maar levendige afwisseling van roodbruine baksteen en witgrijze natuursteen. Her en der zijn nog herinneringen aan de jaren van Mussolini te herkennen.
VIA DEL TEATRO DI MARCELLO. Bereikbaarheid:
H, 30, 44, 81, 170
8.
Naast het Theater van Marcellus (
p. 209) staan enkele
resten van een oude Tempel van Apollo, oorspronkelijk uit de 5de
eeuw v.Chr. en herbouwd eind 1ste eeuw v.Chr.
Porticus van Octavia
De Porticus van Octavia was ooit een enorm rechthoekig bouwwerk met tempels, bibliotheken, openbare ruimtes en (vooral) veel zuilen. Het bouwwerk dateerde uit de 2de eeuw v.Chr., maar werd door keizer Augustus gerestaureerd voor zijn zus Octavia, de moeder van Marcellus. Onder de grond van dit gebied liggen nog veel dingen verborgen, met name veel Griekse beelden die de zalen van de Porticus sierden.
Bij het deel van de ingang dat bewaard is gebleven, was in later tijd een vismarkt. Op de steen rechts van de boog staat een uiting van de standsverschillen die van alle tijden zijn: ‘De koppen van de vissen, die langer zijn dan deze steen, moeten tot aan de eerste rugvin gereserveerd blijven voor de stadsbestuurders.’ Zij kregen – voor hun vissoep – het lekkerste deel dus.
Vroegere getto
Bij de Porticus van Octavia lag een van de poorten van het Romeinse getto. Tegenover de ingang, richting Ponte dei Quattro Capi, droeg het kerkje dat daar staat een opvallende rechtvaardiging. Boven de deur is een afbeelding van de kruisiging van Christus, met een tekst in het Latijn en het Hebreeuws: ‘Mijn handen heb ik uitgestrekt naar het ongelovige volk, dat voortgaat de verkeerde weg te bewandelen en dat niet ophoudt mij in mijn aangezicht te beledigen.’
In de Via del Portico d’Ottavia, op de hoek bij de Via S. Maria del Pianto, is het huis van Lorenzo de’ Manili. In 1468 bezong hij zijn liefde voor de oudheid in enorme Romeinse kapitalen: ‘In het jaar 2221 vanaf de stichting van de stad’ en nog meer.
De Via del Portico d’Ottavia loopt uit op de Via S. Maria del Pianto. In haar naam herinnert Maria van de Tranen aan het verdriet van de joden die hier in 1556 voor eeuwen werden opgesloten.
Doorlopend naar de Tiber kom je bij de zwaarbewaakte grote synagoge, tussen 1874 en 1904 gebouwd, nadat paus Pius IX in 1870 opdracht had gegeven de muren van het getto definitief neer te halen.
Theater van marcellus
Het Theater van Marcellus werd in 13 (of 11) v.Chr. ingewijd. De ceremonie verliep niet geheel vlekkeloos, want een deel van de tribunes stortte in. Juist dat deel dat wij eretribune zouden noemen. Keizer Augustus viel achterover, en niet van verbazing. Om de dreigende paniek te beteugelen ging hij tijdens het vervolg van de voorstelling op het meest gewantrouwde deel van de tribunes zitten.
Voor het overige kenden de 20.000 bezoekers van het theater alleen maar gemakken, zoals de verfrissing die bij de prijs was inbegrepen. Een stelsel van buizen, pijpjes en gaatjes sprenkelde op gezette tijden geparfumeerd water over de toeschouwers.
De populairste theatervorm was de pantomime. Door middel van ritmische lichaamsbewegingen drukten de acteurs gemoedsaandoeningen uit. ‘Met verwijfde gebaren,’ schimpte Tacitus. ‘Op meer dan vrouwelijke wijze,’ vond Seneca. Gesproken tekst was er niet. Een orkestje zorgde voor de muzikale omlijsting.
Deze vorm van amusement werd (net als de gladiatorenspelen) gekenmerkt door fel realisme. Als er bloed moest vloeien, dan vloeide er ook werkelijk bloed. Bijzonder populair was de mime Laureolus, genoemd naar een rover die onder keizer Caligula was gekruisigd en door wilde dieren verscheurd. Opgevoerd werd het mythische verhaal van Prometheus. Hij zat aan een rots gekluisterd en werd voortdurend aangevallen door een vraatzuchtige gier. Voor de voorstelling liet de Romeinse regisseur een ter dood veroordeelde, een kruis en een hongerige beer aanrukken. Iedereen kende de afloop.
S. Maria in Cosmedin
Dit is de wijk van de oude markten en het havenkwartier. Er staat een tempel voor de havengod (Portunus) en het is de plaats van de veemarkt (Forum Boarium), de groentemarkt (Forum Olitorium) en het graancentrum. Bij dat laatste hoorden een heiligdom met een altaar van Hercules en een markthal. In hun politiek van ‘Brood en Spelen’ lieten de keizers hier goedkoop graan aan het Romeinse volk uitdelen.
Op de plaats van het Hercules-heiligdom en de markthal verrees in de 6de eeuw een kerk die aan het eind van de 8ste eeuw werd vergroot en rijk versierd. Zijn naam kreeg de kerk van de Grieken die zich in de loop van de eeuwen in deze wijk vestigden: S. Maria in Cosmedin (Grieks kosmos: sieraad, versiering). Bij de verwoestingen die de ‘Noormannen’ van Robert Guiscard in 1084 aanrichtten, legde ook de S. Maria in Cosmedin het loodje. Tegelijk met de restauratie in de 12de eeuw verrees de campanile.
Voorhal
Links tegen de muur in de voorhal staat een antieke putdeksel die de zeegod Oceanus voorstelt. Hij werd daar in de 17de eeuw geplaatst. Als Bocca della Verità (Muil van de Waarheid) genoot het voorwerp vanaf de middeleeuwen de nodige faam als leugendetector. Wie zijn hand in de mond van de deksel stak en in die positie een leugen debiteerde, werd ogenblikkelijk gestraft. Oceanus sloot de kaken en naar je hand kon je verder fluiten. In de middeleeuwen – zo gaat het verhaal – hielp men de god soms een handje. Achter het monster van steen zat dan een scherprechter van vlees en bloed die een vlijmscherp zwaard hanteerde.
In de kerk
Het interieur biedt de eenvoudige aanblik van een vroegchristelijke basiliek. ‘Wij danken het aan de zeer tactvolle restaurateurs op het einde der 19de eeuw, dat dit parfum van het middeleeuwse Rome ons hier als een sterke wierookgeur tegemoet komt,’ vond Huib Luns in 1931.
De vloer is cosmatenwerk, evenals de leesgestoelten en de Schola Cantorum.
In de kerk antieke zuilen, alle afkomstig van verschillende bouwwerken.
Het hoofdaltaar wordt gesteund door een antieke badkuip.
In de sacristie is een Byzantijns mozaïek uit de 8ste eeuw. Het stelt de Aanbidding der Wijzen voor en is afkomstig uit de oude St.-Pieter.
Op het grote open terrein naast de kerk, achter een zwaar hekwerk, staat de Boog van Janus, een vierkant bouwwerk uit het begin van de 4de eeuw n.Chr. Janus was de legendarische Latijnse koning die aan de verjaagde god Saturnus onderdak had geboden. Als dank werd hij onder de goden opgenomen, als god van het begin en het einde, de in- en de uitgang. De ‘Januskop’ die hij kreeg aangemeten en waarmee hij verschillende kanten kon uitkijken, kwam hem hierbij goed van pas.
Joden in Rome
Vanaf het begin van onze jaartelling was er een gemeenschap van joden in Rome. Net als alle andere vreemdelingen woonden ze in Trastevere, aan de overkant van de Tiber. Daar waren de joden werkzaam als kooplieden en handelaars. In de 13de eeuw vestigden ze zich ook aan de ‘stadskant’, aan de oever van de Tiber.
Op 12 juli 1555 verscheen een bul van paus Paulus IV (1555–1559), de grootinquisiteur van de katholieke Kerk. De eerste zin was dreigend genoeg: ‘Het is absurd dat de joden, die door hun eigen schuld door God veroordeeld zijn tot eeuwigdurende slavernij, aanspraak mogen maken op de liefde der christenen.’ Paulus en zijn opvolgers vaardigden een aantal draconische maatregelen uit.
De joden moesten zich vestigen in een afgesloten wijk (ghetto) in hun kwartier aan de oever van de Tiber. Zij mochten geen handel drijven, alleen in tweedehands kleding en oud ijzer. En zij werden verplicht wekelijks naar een preek in de kerk van de vismarkt te luisteren, even buiten de poort van het getto. Het zijn navrante details die ons leren dat uit deze situatie uitdrukkingen zijn voortgekomen als de voddenjood (handelend in tweedehands waar) en de jodenkerk (waar joden dwars door de preek heen kletsten).
Een jaar na de bul, op 25 juli 1556, werden de poorten van het getto gesloten. Drie eeuwen zou de vernedering van de joden duren, totdat paus Pius IX in 1870 de muren omver liet halen en het getto naar de zwarte bladzijden van de geschiedenis verwees. Een hele vooruitgang, vond men en men noemde de nieuwe centrale straat in de wijk de Via del Progresso (de Straat der Vooruitgang).
Via een pad, links naast het hekwerk, kom je bij het kerkje S. Giorgio in Velabro. Dit was in de zomer van 1993 het doelwit van een vernietigende bomaanslag. Het voorportaal werd volledig verwoest, maar de Boog van de Geldwisselaars (tegen het kerkje aan) bleef behouden. De boog werd in 204 opgericht door de veehandelaren en de geldwisselaars ter ere van hun keizer Septimius Severus (193–211).
Evenals op de Triomfboog van Septimius Severus op het Forum is de naam van Geta uit de inscriptie weggebeiteld door de latere keizer, zijn broer en moordenaar Caracalla. Tevens werd een afbeelding van Geta weggehakt uit het reliëf, links aan de binnenkant van de boog.
Boven het reliëf met de stier, links aan de voorkant, zit een gat. Dat zit er niet voor niks, als we de volksverhalen mogen geloven: ‘tra la vacca e il toro, troverai un bel tresoro’ (tussen koe en stierengat vind je hier een mooie schat). Er is duchtig naar gezocht.
Ook gezocht werden de daders van de aanslagen in 1993. En ze werden gevonden. In 1998 kregen veertien maffiabazen levenslang, wegens hun aandeel in de aanslagen op kerken en musea in Rome, Florence en Milaan. Het brein achter de acties was Leoluca Bagarella, een zwager van de begin 1993 opgepakte capo di tutti capi Totò Riina. Met de bomaanslagen wilden de consiglieri politieke chaos scheppen, strafverlichting bewerken voor hun gevangen kompanen en een oud plan verwezenlijken: een vrij, onafhankelijk Sicilië.
Tempels van Portunus en ‘Vesta’
In het parkje aan de Tiber staan twee oude tempels. De rechthoekige, typisch Romeinse tempel (hoge trap, porticus en rechthoekige tempelruimte met zuilen in de muur) is gewijd aan Portunus, de beschermgod van de haven. De tempel dateert uit ongeveer 75 v.Chr. en werd in later tijd ten onrechte op naam gezet van Fortuna, de godin van het Lot. De ronde tempel staat bekend als de Tempel van Vesta, op grond van de gelijkenis met de Vesta-tempel op het Forum Romanum. De tempel dateert uit eind 2de/begin 1ste eeuw v.Chr. en is de oudste marmeren tempel in Rome.
Cloaca Maxima
Je gaat de brug op die achter het ronde
tempeltje ligt. Voorzichtig met oversteken. Je neemt het
linkertrottoir en draait na zo’n 10 à 20 m het hoofd naar links.
Dan zie je onder de halfronde boog aan de oever de uitmonding van
de Cloaca Maxima. Met behulp van Etruskische technici legden de
Romeinen dit hoofdriool in de 6de eeuw v.Chr. aan. Mede hierdoor
werd het moerassige gebied aan de voet van de Palatijn drooggelegd.
De aanleg van het Forum Romanum kon beginnen (
pp.
70–72).
Ponte Rotto
Vlak voor je ligt (in de Tiber) een laatste restant van de Pons Aemilius, uit 179 v.Chr. De brug staat bekend als de Ponte Rotto (Kapotte Brug). De reden is duidelijk.
Pons Fabricius
De Pons Fabricius verbindt de ‘stadsoever’ van de Tiber met het Tibereiland. In 62 v. Chr. liet de wethouder van publieke werken, Lucius Fabricius, er (via een inscriptie op de zijkant van de brug) geen twijfel over bestaan wie de zaak had aangelegd: hijzelve, de zoon van Caius (C.F.), in zijn functie van wethouder van de wegen (Curator Viarum), en – voegde hij er aan toe – probavit (hij zag dat het goed was).
In later eeuwen werd de brug ook wel de Pons Judaeorum genoemd. De brug leidde immers naar de woonplaats van de joodse gemeenschap in Trastevere, aan de overkant van de Tiber. Zijn naam Ponte dei Quattro Capi ontleent de brug aan de vier koppen die op twee ingemetselde antieke grensstenen (hermen) zijn te zien.
Tiber-eiland
De geschiedschrijver Livius vermeldt een voorval uit het grijze verleden van de stad. De laatste koning was verjaagd en juist in die tijd (ca. 500 v.Chr.) stond het graan rijp op de koninklijke akkers: ‘Omdat het om godsdienstige redenen verboden was van dit koren brood te maken, werd het in de Tiber gegooid. Het water van de rivier stond laag, zoals meestal midden in de zomer. De bundels koren bleven vastzitten in de modder. In de loop van de tijd ontstond op die plaats een eiland. Allerlei andere dingen die door de rivier werden meegevoerd, bleven daar steken.’
Dat gold ook voor een slang die in 291 v.Chr. op het eiland terechtkwam. In die tijd werd Rome geplaagd door een pestepidemie. Op last van de Sibyllijnse Boeken gingen de Romeinen naar het Griekse Epidaurus, naar de god van de geneeskunde Asklepios (Latijn: Aesculapius). Toen hun schip bij thuiskomst de Tiber opvoer, glipte een slang van het schip af en kronkelde naar het eiland. Daar bedoelt de god wat mee, vonden de Romeinen, want Aesculapius vertoonde zich wel meer in de gedaante van een slang.
Ze bouwden een tempel voor de god op het Tiber-eiland en gaven het eiland zelf de vorm van een schip, met (later) een obelisk als mast. Op de plaats van de tempel staat nu de kerk van Sint Bartholomeüs. In de 17de eeuw werd op het eiland een ziekenhuis gebouwd, een mooie herinnering aan het medische verleden.
Trastevere
Pons Cestius
De Pons Cestius verbindt het Tiber-eiland met Trastevere. De brug werd gebouwd in 46 v.Chr. Na tal van renovaties herinnert alleen de centrale boog aan de oorspronkelijke bouw.
TRASTEVERE. Bereikbaarheid:
H, 23, 44, 75, 170
3, 8 of via Largo di Torre Argentina
(p. 138) en dan een stuk lopen.
S. Maria in Trastevere
Paus Calixtus I (217–222) begon met de bouw van de S. Maria in Trastevere, een van de oudste kerken van het christendom en (als de traditie gelijk heeft) de eerste die aan Maria werd gewijd. Op de plaats waar de kerk werd gebouwd, zou een oliebron gevloeid hebben. De bronnen (weer andere) zijn niet eensluidend over de tijd waarin het wonder geschiedde. Sommige zeggen in 38 v.Chr., andere houden het op de nacht van Christus’ geboorte. Over de bedoeling van het wonder is iedereen het eens. De naar boven wellende olie was de stroom van Christus’ genade die over de volkeren zou komen.
Op de 12de-eeuwse gevel is een opvallend mozaïek te zien. Maria (met kind) wordt geflankeerd door twee groepen vrouwen. De ene groep draagt lampjes met een brandend vlammetje, bij de andere is het vuurtje gedoofd. De wijze en dwaze maagden uit de gelijknamige parabel, dacht men lange tijd. Tegenwoordig interpreteert men de ene groep (met vlam) als maagden, de andere als weduwen.
S. MARIA IN TRASTEVERE, www.kunstreis.com (via
Rome).
Voorhal
In de voorhal talrijke inscripties, voor het merendeel afkomstig uit de catacomben. Op de afdekplaten van de grafnissen staan veel vroegchristelijke symbolen. Plus een aandoenlijke tekst uit de tijd van keizer Trajanus. Marcus Cocceius Ambrosius meldt dat hij 45 jaar en 11 dagen met zijn echtgenote leefde: sine ulla querela (zonder één dag ruzie). Rechteringang, rechts.
In de kerk
De 22 (antieke) zuilen zijn afkomstig uit de Thermen van Caracalla, waar ze weer geïmporteerd waren uit Egypte. De kapitelen waren ooit versierd met figuren van Egyptische godheden. Die zijn in 1865 op last van paus Pius IX weggekapt.
In het apsismozaïek tronen Christus en Maria, omringd door heiligen. Boven Christus steekt Gods hand uit de hemel. Geheel links paus Innocentius II (1130–1143) met het kerkmodel.
Op de apsiswand op de spreukbanden: een vogel in een kooitje. Een ornithologisch symbool voor de menswording van Christus: de Zoon Gods in de schoot van Moeder Maria.
Rechts van het altaar, op een trede, is de plaats aangegeven waar de oliebron (Fons Olei) zou zijn ontstaan.
De vloer is cosmatenwerk, evenals de paaskandelaar.
In de derde kapel links is het graf van paus Innocentius II, afkomstig uit een geslacht van Trastevere en verantwoordelijk voor de kerkbouw in de 12de eeuw.
De vijfde kapel links is de Cappella Avila, van Antonio Gherardi(1680), een toonbeeld van 17de-eeuwse barok. Invallend licht van achteren beschijnt de scène die als een theaterstuk wordt gepresenteerd. Ook een loge is aanwezig.
In de sacristie (eind linkerzijschip) enige kleine maar fijne Romeinse mozaïeken.
S. Francesco a Ripa
In het begin van de 13de eeuw kwam Sint Franciscus naar Rome. Hij vond onderdak in het hospitium van Trastevere en deed daar zoveel zegenrijk werk, dat zijn franciscaanse medebroeders het hospitium na zijn dood (1226) mochten behouden. Het werd een klooster en een kerk. In de 17de eeuw werd het kerkje vervangen door de huidige S. Francesco a Ripa.
In de kerk
De meeste aandacht gaat uit naar Ludovica Albertoni (1474–1533), in de vierde kapel rechts. Zij was lid van de Derde Orde van Sint Franciscus. Hiervan maakten diegenen deel uit, die geen priester of non werden, maar wél de idealen van Franciscus wilden naleven: liefde, armoede en nederigheid.
De weduwe Albertoni wijdde al haar dagen aan de zorg voor de armen. Als beloning voor haar menslievend werk werd zij in 1671 zalig verklaard. In 1675 maakte Bernini zijn laatste grote beeld: Ludovica die zalig en verzaligd het goddelijke licht ontvangt via een verborgen zijvenster.
In het klooster bevindt zich de cel van Franciscus, nu een kapel. Aan de rechterwand is de steen te zien, waarop Franciscus zijn hoofd te rusten legde. Er is een eigentijds portret van Franciscus. En achter het hoofdaltaar kan de complete houten achterwand met een ingenieus mechaniekje draaien. Héél veel heilige resten worden dan zichtbaar.
KAPEL VAN FRANCISCUS. Wie de kapel wil bezoeken,
moet dit in de sacristie even vragen. Dit geldt ook voor het in
werking stellen van de ‘reliekenwand’.
In de zomermaanden bruist Rome van leven. Raar eigenlijk, want vroeger zeiden ze dat de Romeinen hun snikhete stad in die periode als het maar enigszins kon de rug toekeerden. Rome leek in augustus altijd uitgestorven.
Estate Romana
Van juni tot ver in september vindt het ‘zomerfestival’ van Rome plaats, de Estate Romana. Elke dag, na zonsondergang en in de openlucht, zijn er concerten, toneel- en filmvoorstellingen, modeshows, performances en wat er verder te bedenken valt. Centra van de festiviteiten: rond de Engelenburcht, langs de oevers van de Tiber en op en rond het Tiber-eiland. Populair is ook de openluchtbioscoop aan de Piazza Vittorio Emanuele. In het park van de Villa Celimontana (zie p. 126) vindt een jazzfestival plaats. Zie ook: www.romaestate.com (Italiaans), www.estateromana.comune.roma.it (ook Engels), www.villacelimontanajazz.com.
Festa de’Noantri
Op 16 juli valt de feestdag van de Madonna del Carmine (Maria van de berg Karmel), de patroonheilige van de wijk Trastevere. Dan wordt haar beeld in processie van haar kerkje de Sant’Agata door de straten van de wijk gedragen, om voor acht dagen uit logeren te gaan in de San Crisogono. Aansluitend is het dagenlang feest, de Festa de’Noantri (zie p. 204). Veel lichtjes, braderieachtige toestanden en (natuurlijk) lekker eten, in dit geval bij voorkeur porchetta, gebraden speenvarken. Het feest wordt afgerond met een spectaculair vuurwerk.
Notte Bianca
Sinds 2003 kent Rome het verschijnsel dat bij ons als de ‘museumnacht’ bekendstaat en dat zich in Rome als Witte Nacht (Notte Bianca) een niet meer weg te denken plaats op de feestagenda heeft verworven. Op een zaterdag, begin september, is alles wat maar iets cultureels (en inmiddels ook commercieels) te bieden heeft, de hele nacht open: musea, monumenten, kerken, galerieën, bioscopen, winkels. Honderden evenementen vinden overal in de stad plaats. Miljoenen mensen komen er op af. Zie ook: www.lanottebianca.it (ook Engels).
Volgens de traditie stichtte paus Urbanus (222–230) een huiskerk op de plaats waar Caecilia met haar man Valerianus woonde. In de 5de eeuw werd deze vervangen door de S. Maria in Trastevere. De huidige kerk is gebouwd door paus Paschalis I (817–824), maar in de loop der eeuwen is er nog veel aan veranderd
In de kerk
In de apsis een mozaïek uit de tijd van paus Paschalis I. Christus troont in het midden, met rechts Petrus, Valerianus en Agatha, een maagd uit Sicilië. Op de afbeelding houdt ze haar borsten vast, terecht, want ze heeft die bij haar terechtstelling moeten afstaan. Petrus zelf kwam haar in een visioen bezoeken en zette de afgesneden borsten weer op hun plaats. Toch stierf Agatha aan de verwondingen. Links Paulus, Caecilia en paus Paschalis I, met een miniatuur van de kerk in zijn hand en een vierkante nimbus om het hoofd, ten teken dat hij nog in leven was, toen het mozaïek werd gemaakt.
Aan het eind van het rechterzijschip is de Rampolla-kapel, de grafkapel van kardinaal Rampolla die begin 20ste eeuw de opgravingen onder de kerk entameerde. Hij was ook verantwoordelijk voor de inrichting van de crypte en voor zijn eigen grafkapel. Op het reliëf gunt hij de bezoeker een bijzonder kerkelijk doorkijkje. Rampolla is de geschiedenis ingegaan als de laatste ‘paus’ op wie bij de pauskeuze een veto viel. In 1903 kreeg hij (als staatssecretaris van Leo XIII) de meeste stemmen, maar de Oostenrijkse monarchie liet het veto uitspreken. Godfried Bomans: ‘Die ontnam de Kerk daarmee een diplomaat, maar schonk een heilige: Pius X.’
De eerste ‘kapel’ rechts, onder het opschrift Cubiculum et oratorium divae Caeciliae, leidt naar de plek waar Caecilia de marteldood vond. Een schildering van de 17de-eeuwse schilder Guido Reni herinnert aan dit gebeuren.
Onder de kerk
Toegang tot de opgravingen en de crypte: naast de ingang van de kerk. Bij binnenkomst beneden eerst linksom, dan rechtdoor. Je loopt door resten van een Romeins woonhuis (vloerdelen, cisternen). Achter klapdeuren aan het eind: de crypte, in het begin van de 20ste eeuw ingericht in neo-Byzantijnse stijl. Achter een hekje liggen de sarcofagen van Caecilia, Valerianus, Tiburtius en Urbanus.
Klooster
Via de eerste deur in het linkerzijschip kom je in het klooster. Tegen een kleine vergoeding geven de zusters toegang tot een unieke vondst (1900) aan de binnenzijde van de kerkgevel: fragmenten van een fresco van Pietro Cavallini (eind 13de eeuw): het Laatste Oordeel. Christus troont in het midden, omringd door engelen en apostelen. Rafael zou hier zijn inspiratie hebben opgedaan voor de compositie van Het Dispuut (zie p. 163).
S. CECILIA. Klooster geopend: di. en do. 10–11.30,
zo. 11.30–12 uur.
Caecilia
Caecilia was een telg uit een rijke Romeinse familie, de Caecilii. Zo jong als zij was, was zij een vrome volgelinge van bisschop Urbanus. We spreken over het begin van de 3de eeuw. Op 16-jarige leeftijd werd Caecilia ten huwelijk gegeven aan Valerianus. In de bruidsnacht sprak zij: ‘Weet dat ik als minnaar een engel van God heb die mij liefheeft en die over mijn lichaam waakt. Zo gauw je mij in aardse lust nadert, slaat hij toe met zijn zwaard.’
Haar echtgenoot wilde die engel wel eens zien, maar Caecilia adviseerde hem een christelijke therapie bij haar leidsman Urbanus. Dat had succes, want zowel Valerianus als zijn broer Tiburtius bekeerden zich tot het christelijke geloof. Het huis van Caecilia en Valerianus werd een centrum van de jonge christengemeenschap in Trastevere. Dat was niet naar de zin van de stadsprefect. Hij liet Valerianus en Tiburtius onthoofden. Caecilia werd gespaard, maar toen zij voortging met haar werk voor de Heer, kreeg ook zij het doodvonnis. Caecilia werd naar het zweetbad van haar eigen huis geleid. Psalmen zingend wachtte zij daar, tot de dampen haar zouden doen stikken. ‘Maar God zond een koele regen die de hitte van het vuur temperde,’ aldus de hagiografie. De beul die aansluitend met een vlijmscherp zwaard verscheen, sloeg drie keer toe, maar drie keer vergeefs, want de kracht vloeide uit zijn handen. Badend in het bloed bleef Caecilia achter.
Zo vonden de medechristenen haar. Caecilia werd liefderijk verzorgd en in de drie dagen die zij nog te leven had, bekeerde zij liefst 400 ongelovigen. Hieraan zal niet vreemd geweest zijn, dat ze haar goederen onder de mensen verdeelde. Na haar dood stichtte (inmiddels) paus Urbanus in het huis van Caecilia en Valerianus een kerk. Later (in 595) werd daar de monnik Willibrord tot bisschop van de Friezen gewijd.
In het begin van de 9de eeuw bouwde paus Paschalis I (817–824) op de plaats van het woonhuis een nieuwe kerk. Eén ding ontbrak en dat was de heilige zelf. Caecilia legde in een droom aan de Heilige Vader uit waar zij begraven was.
‘De heilige opperpriester begaf zich naar de catacomben,’ aldus de kroniekschrijver (in de vertaling van Godfried Bomans), ‘en toen hij opde aangeduide plaats liet graven, kwam een sarcofaag aan het licht, waarin een lijkkist gesloten was. Hierin lag het heilige lichaam, met het gezicht naar de aarde gekeerd, de armen langs de voorzijde uitgestrekt en gehuld in een kleed van goudbrokaat. Aan de voeten lagen enige linnen doeken, met bloed doordrenkt.’
Paus Paschalis bracht de sarcofaag over naar de kerk in Trastevere. Toen die in 1599 werd geopend, zag men Caecilia weer in haar volle glorie liggen. Een ooggetuige: ‘Wij vonden het lichaam van Caecilia, zoals het door paus Paschalis was aanschouwd. Het viel mij op, dat zij niet op haar rug lag, maar op de rechterzijde, de knieën een weinig opgetrokken. Die houding sprak zozeer van maagdelijke schroom, dat geen van ons een tip van haar gewaad durfde optillen.’
Heel Rome liep uit om het wonder te aanschouwen. De Zwitserse Garde moest eraan te pas komen om het verkeer in Trastevere te regelen. Stefano Maderno (toen 24 jaar oud) tekende en schetste, maar al snel viel er niets meer te tekenen of te schetsen. Het lichaam van Caecilia vervaagde en werd tot stof.
Niets was er nog dan de herinnering aan het wonder en de schetsen van Maderno. Hij maakte het witmarmeren beeld van Caecilia (vóór het altaar), dat haar weergeeft, zoals hij haar zag. De bijlslag pijnlijk nauwkeurig gekerfd in de hals en drie vingers uitgestrekt, als teken van haar geloof in de Heilige Drieeenheid.
In de 16de eeuw werd er een verband gelegd tussen Caecilia en de muziek. Een en ander was het gevolg van een taalkundig misverstand. In het verhaal van haar heiligenleven stond haar bruiloft beschreven: ‘De dag kwam dat het huwelijksbed werd klaargemaakt. Terwijl de muziekinstrumenten (Latijn: organa) weerklonken, zong Caecilia in haar hart alleen voor de Heer.’ Iemand maakte van de muziekinstrumenten een orgeltje, zette Caecilia erachter en vanaf dat moment waakt zij in die positie over de musici en hun instrumenten.
