Vaticaan

7


Met de pausen Alexander VI, Julius II en Leo X beleefde Rome in het begin van de 16de eeuw het hoogtepunt van zijn renaissance. Alexander VI richtte in het pauselijke paleis de Borgia-vertrekken in, Julius II legde de eerste steen voor een nieuwe St.-Pieter, Rafael decoreerde Julius’ privévertrekken en Michelangelo beschilderde voor hem de Sixtijnse kapel die oom Sixtus IV kort daarvoor had laten bouwen.

Overal klonk wapengekletter, want de Kerkelijke Staat werd een macht van betekenis. Julius II wilde geen indringers meer. ‘Eruit met die barbaren’ was zijn leus en hij huurde Zwitserse soldaten om dat gedaan te krijgen. Die Zwitserse Garde is er nog steeds.

Renaissance in Rome: dat betekende een explosie van kunst en cultuur en in de stad schitterende paleizen en prachtige straten. Maar het was ook de tijd van praktijken die – werelds en niet erg fatsoenlijk – voor menig gelovige aanleiding waren met de Kerk van Rome te breken. ‘Laten we van het pausdom genieten, nu God het ons heeft geschonken,’ zei Leo X handenwrijvend. Hij en zijn voorgangers hebben hun best gedaan.

Op weg naar de St.-Pieter

Via della Conciliazione

In 1929 ondertekenden Mussolini en paus Pius XI het Verdrag van Lateranen. Dit verdrag legde de soevereiniteit van de paus over Vaticaanstad vast, in ruil voor zijn erkenning van het Koninkrijk Italië. Mussolini wilde deze historische gebeurtenis gestalte geven in een brede, statige weg naar de St.-Pieter: de Via della Conciliazione (de Straat van de Verzoening).

De doorbraak resulteerde in een onbelemmerd uitzicht op kerk en plein, maar ging ten koste van de oude, monumentale Borgowijk. Definitief verleden tijd werd een ongeëvenaarde ervaring: door de smalle straatjes van de Borgo stond je ineens op het majestueuze St.-Pietersplein.

f00147-09

Vaticaan

Babydraaiton

Links, in het begin van de Borgo S. Spirito, is een deel van het 15de-eeuwse ziekenhuis van de Heilige Geest (Santo Spirito) bewaard gebleven. In de gevel een schrijnende herinnering aan vroeger dagen. Achter een smeedijzeren ‘venster’ is een babydraaiton te zien. Arme wanhopige moeders konden hierin hun pasgeboren kindertjes leggen. De moeder trok anoniem aan een koord, waardoor in de hal van het ziekenhuis een bel luidde. De zusters van S. Spirito haalden de kleintjes discreet naar binnen om er verder liefdevol voor te zorgen. Naast de draaiton een marmeren gleuf voor giften (elemosine, aalmoezen).

SS. Michele e Magno

Bij het begin van de colonnade bevindt zich links onder een hoge boog een trap die leidt naar de SS. Michele e Magno, ofwel de Kerk van de Friezen. Eind 20ste eeuw werd de kerk onder Nederlandse leiding grondig gerestaureerd. In 1989, het jaar van Willibrord, de bisschop van de Friezen, werd het complex weer wat het ooit was: een ontmoetingsplaats voor pelgrims en bezoekers uit het hoge noorden.

In de 8ste eeuw bouwden Friezen (waarmee de kustbewoners van

Vlaanderen tot Denemarken werden aangeduid) een nederzetting aan de voet van de Janiculum, bij de oude St.-Pieter. Als centrum kozen zij het kerkje van de aartsengel Michaël. Eromheen kwamen gastenverblijven, een ziekenhuis en een kerkhof.

Het complex werd in 1084 verwoest door de ‘Noormannen’ van Robert Guiscard, maar in de 12de eeuw volgde herbouw. San Michele kreeg later gezelschap van de heilige Magnus. Drie Friese krijgslieden brachten na een veldtocht in Zuid-Italië zijn gebeente naar hun kerk in Rome. Als dank kregen ze een heilige arm mee naar huis. Die werd begraven in de Michaëlskerk van Almenum, de oude kern van het latere Harlingen.

In de kerk

Het hoofdaltaar was ooit onderdeel van een klassieke graftombe. In 1995 wijdde paus Johannes Paulus II het in. Bij die gelegenheid werd een stukje van de schedel van de heilige Magnus ingemetseld, alsmede relikwieën van Sint Willibrord en Sint Servatius, de eerste bisschop van Maastricht. Op de steen aan de voorzijde zegt de inscriptie dat dit de steen is waarop Jezus bij de opdracht in de tempel werd gelegd.

In de apsis een afbeelding van de aartsengel Michaël die Rome in 590 van een pestepidemie bevrijdde. Paus Gregorius (rechtsonder) had dit in een visioen gezien. Aan de onderzijde mensen, stervend aan de pest. (Zie ook pp. 164165.)

Links in de apsis een steen die Helena (de moeder van keizer Constantijn) meenam uit het Heilig Land. Het zou de steen zijn, waarop Abraham zijn zoon Isaac had gelegd om hem te offeren.

In 1985 werd de Fries Titus Brandsma (een priester die in 1942 in Dachau stierf) zalig verklaard. Bij die gelegenheid kreeg de kerk een Friese vlag cadeau.

Heilige Trap

Naar het voorbeeld van dé Heilige Trap (zie p. 113) werd hier in de 16de eeuw een tweede Heilige Trap aangelegd, die in het Heilig Jaar 1600 in gebruik werd genomen. In 2000 volgde een grondige restauratie. Op het kruisbeeld in de kapel boven aan de trap hangt Jezus met bebloede knieën, ter vertroosting van de pelgrims die deze trap op hun knieën omhooggingen.

KERK VAN DE FRIEZEN, www.friezenkerk.nl. Geopend: zo. 10 uur, 10.30 uur eucharistieviering in het Nederlands; wo. 10–13 uur.

Vaticaan

Geschiedenis

In de 1ste eeuw lag op de Vaticaanse heuvel een renbaan: de Circus van de keizers Caligula en Nero. In 67 stierf Petrus er de marteldood, ondersteboven aan het kruis, aan de voet van de obelisk. Op de plaats waar Petrus was begraven, werd midden 2de eeuw een herdenkingskapel gebouwd, een Memoria. Onder keizer Constantijn (306–337) verrees daar een basiliek en op 18 november 326 wijdde paus Silvester de St.-Pieter in.

In de eeuwen die volgden, raakte de kerk steeds meer in verval. Belangrijke oorzaak was het grondwater, dat de funderingen van de gebouwen aantastte en een goede voedingsbodem was voor allerlei kwalijke beestjes. Al in de oudheid moest men er niets van hebben. Martialis noemt de Vaticaanse wijnen ronduit ‘azijn’. Tacitus meldt dat soldaten in hun tentenkamp op de Vaticaanse heuvel ziek werden. ‘Een berucht gebied, het Vaticaan,’ zegt hij.

Het Vaticaan werd vooral geteisterd door de malariamug. De vochtigheid van de streek leidde ertoe dat in de nieuwe St.-Pieter geen schildering is te bekennen. Alles wat je aan voorstellingen ziet, is uitgevoerd in mozaïek.

Als de paus in 1377 vanuit Avignon in Rome terugkeert, wordt het Vaticaan de officiële residentie. In 1451 besluit paus NicolaasV tot algehele restauratie en uitbreiding van het pauselijke complex en de vervallen basiliek.

Op 18 april 1506 legt paus Julius II de eerste steen voor de nieuwe St.-Pieter. Hij wil zijn grootse plannen met de Kerkelijke Staat en het pauselijke gezag gestalte geven in een triomfantelijk nieuw bouwwerk. De architect Donato Bramante krijgt de vrije hand. Dat is niet tegen dovemansoren gezegd. Bramante (Ruinante, zeggen de Romeinen) plundert op zijn zoektocht naar bouwmaterialen heel wat antieke bouwwerken. Julius II ziet het met welgevallen aan: ‘Bramante vertelde mij dat hij 2500 man aan het werk heeft. Met zo’n leger kun je een parade houden,’ aldus deze krijgshaftige paus.

In 1514 sterft Bramante en Rafael volgt hem op. Van alle kanten wordt geld ingezameld. Paus Leo X verleent een aflaat aan allen die geld voor de bouw van de St.-Pieter afstaan. Deze koppelverkoop is voor Luther in 1517 aanleiding om zijn 95 stellingen aan de deur van de slotkerk te Wittenberg te nagelen.

In 1546 krijgt Michelangelo op 72-jarige leeftijd de leiding. In zijn ontwerp keert hij terug naar de plannen van Bramante. De St.-Pieter krijgt de vorm van een Grieks kruis, met vier gelijke ‘armen’. Michelangelo ontwerpt een koepel met een diameter van 42 m, uit respect voor de klassieke bouwmeesters juist één meter minder dan de koepel van het Pantheon. Tot aan zijn dood in 1564 werkt hij aan de St.-Pieter. Pas in 1590 wordt de koepel voltooid.

De architect Carlo Maderno wordt in 1603 de achtste hoofdarchitect. Hij breidt het ontwerp van Michelangelo uit tot een Latijns kruis, drie gelijke armen en één lang middenschip. In opdracht van paus Paulus V wordt ook een nieuwe voorgevel voor de kerk geplaatst. Dit laat hij op de voorgevel vereeuwigen: IN HONOREM PRINCIPIS APOST. PAULUS V BURGHESIUS ROMANUS (ter ere van de eerste apostel heeft Paulus V, uit de familie Borghese, deze kerk laten bouwen). Pasquino zag het anders: ‘Angulus est Petri, Pauli frons tota,’ schimpte hij: er is een hoekje voor Petrus, het hele front is voor Paulus.

Op 18 november 1626 neemt paus Urbanus VIII de nieuwe St.-Pieter in gebruik.

ST.-PIETER. Bereikbaarheid: car 23, 40, 62, 64, 81, 492 mtv A-Ottaviano; A-Cipro/Musei Vaticani tv 19. De officiële site is: www.vatican.va (ook Engels). Veel informatie biedt: www.stpetersbasilica.org (Engels). Ook: www.vaticanoweb.com (Engels). Een Nederlandstalige site over de paus: www.benedictusxvi.nl; ook www.popebenedictxvifanclub.com (Engels).

Bezoek St.-Pieter. Toegang via de rechtercolonnade. Houd rekening met lange wachttijden. Vóór de St.-Pieter word je gecontroleerd op kleding en wapens. De kleding moet decent zijn. Voor mannen en vrouwen geldt: geen korte broek. Mannen moeten een hoofddeksel afzetten. Vrouwen mogen geen korte rok dragen en de schouders moeten bedekt zijn.

Toegang koepel. Rechts in de voorhal.

Audiënties. Elke wo. 11 uur. Winter: in de Aula delle Udienze (Aula Paolo VI); zomer: op het St.-Pietersplein. Kaarten (gratis) bij La Prefettura della Casa Pontificia, aan het eind van de rechtercolonnade (met het gezicht naar de St.-Pieter). Even vragen aan de leden van de Zwitserse Garde, dan krijg je de kaarten meteen mee. Geopend: ma.–vr. 9–13 uur. De kaarten kunnen in Rome op het adres bezorgd worden. Tel. (0039)06-69884857; fax (0039)06-69885863. Als de paus audiëntie houdt op het St.-Pietersplein, kun je de St.-Pieter niet in.

Angelus. Elke zo. 12 uur bidt de paus vanuit zijn werkvertrekken het Angelus, het traditionele 12-uursgebed.

Urbi et Orbi. Op eerste kerstdag en eerste paasdag (12 uur) geeft de paus de zegen Urbi et Orbi (aan de stad en aan de wereld).

Post. Op het plein zijn twee postkantoren: één in de linkercolonnade en één achter de rechtercolonnade. Ook zijn er postzegelautomaten. Stukken dienen voorzien te zijn van Vaticaanse postzegels en binnen de muren van het Vaticaan gepost te worden. De post van het Vaticaan heeft de naam sneller te zijn dan de Italiaanse posterijen.

Colonnade en plein

In 1656 gaf paus Alexander VII Bernini opdracht voor een colonnade op het plein vóór de kerk. Bij de bouw moest Bernini ervoor zorgen dat het plein voldoende ruimte bood aan de pelgrims. Zij moesten goed zicht hebben op de voorgevel van de St.-Pieter, want daar – vanaf de loggia boven de hoofdingang – zegende de paus zijn gelovigen. Ook de vertrekken van de paus (paleis rechts, bovenste etage, rechts) mochten niet aan het oog worden onttrokken.

Tussen de obelisk en elk van de twee fonteinen bevindt zich een ronde steen met de tekst centro del colonnato, het brandpunt van de twee halve cirkels van de colonnade. Vanaf die stenen zie je niet vier rijen zuilen, maar één, de voorste.

Op de hoekpunten van de colonnade en op de obelisk prijkt het wapen van de Chigipaus Alexander VII: gestileerde bergjes met de ster van Bethlehem. Hij gaf opdracht tot de bouw van de colonnade.

In het plaveisel rond de obelisk staan de windrichtingen in vrolijke ovale stenen aangegeven.

Twee fonteinen staan aan weerszijden van de obelisk. De rechter (van Maderno) stond er al, toen de colonnade werd gebouwd. De linker werd er in de 17de eeuw aan toegevoegd.

In 1981 liet paus Johannes Paulus II, na een aanslag op zijn leven, een mozaïek van Maria aanbrengen op de smalle zijde van het pauselijk paleis, rechts van de St.-Pieter.

In 1999 werd de beautification van de façade begroet, de St.-Pieter was klaar voor het Heilig Jaar 2000. De hele gevel was met de hand gereinigd en opnieuw beschilderd, in romige kleuren en boven de loggia enige pasteltinten. ‘De meest verantwoorde oplossing,’ zeiden de restaurateurs. ‘De façade ziet er nu weer uit, zoals Maderno haar had ontworpen.’ Tegenstanders dachten er anders over: ‘Eén grote bonbondoos.’

Water op de touwen!

In zijn klassiek-Romeinse dagen behoorde de obelisk van het St.-Pietersplein tot de Circus van Caligula en Nero, waarheen hij in 39 n.Chr. vanuit het Egyptische Heliopolis was gebracht. Eenvoudig ging dit overigens niet. Plinius vertelt welk een enorm schip klaargemaakt werd voor het slopende karwei: ‘Nooit is er een fantastischer vaartuig op zee gezien,’ zegt hij.

Met vier granietblokken ter versteviging en 2.880.000 pond linzen als ballast ging het schip op weg. Toen het zijn langwerpige lading naar Rome had gebracht, lag het voor iedereen te kijk in de haven van Ostia. Daarna werd het schip in de haven afgezonken, als fundament voor de nieuwe vuurtoren van Ostia.

Zoals onderaan op het voetstuk staat, werd de obelisk door keizer Caligula (37–41) opgedragen aan zijn voorgangers Augustus en Tiberius. In 1966 constateerde men dat er tussen de tekst gaten zaten, waar ooit bronzen letters bevestigd waren. Na een reconstructie bleek de oorspronkelijke tekst te luiden: ‘Op bevel van de keizer heeft Gaius Cornelius Gallus, prefect van de bouwheren van de keizer, dit Forum gebouwd.’

Hiermee werd de vroegste geschiedenis van de obelisk ontsluierd.

Cornelius Gallus was de eerste keizerlijke gouverneur van Egypte. Daar liet hij een obelisk oprichten ter ere van zichzelf. Dat viel niet goed in Rome, net zo min als andere activiteiten van hem. Gallus werd in 26 v.Chr. gedwongen zelfmoord te plegen. Maar zijn wens om de eeuwigheid te halen is op deze plaats gelukt, zoals hem dat ook lukte – als dichter, via zijn vriend Vergilius – met de onsterfelijke halve dichtregel omnia vincit amor (liefde overwint alles).

In 1586 werd de obelisk van zijn oude standplaats in de Circus verplaatst naar het plein. Paus Sixtus V (1585–1590), die zich ontwikkelde tot een deskundig obeliskenverhuizer (zie p. 36), riep hiervoor een speciaal obeliskencongres bijeen.

Op 30 april 1586 begon de operatie die vier maanden zou duren. Ruim 900 man, 75 paarden en 40 lieren kwamen eraan te pas. Op 10 september was het zover, de laatste loodjes. Om de orders van de kabelspecialisten goed te laten doorklinken en de concentratie tijdens het werk te bevorderen had de paus op straffe des doods volledige stilte geboden. Alleen het kraken van touwen en katrollen was te horen. Totdat de touwen door de wrijving van touw op hout te warm aanliepen.

Een zeeman uit de buurt van San Remo, een zekere Bresca, had in de gaten wat er met de oververhitte touwen dreigde te gebeuren. ‘Water op de touwen,’ riep hij. Dit betekende niet alleen de redding van de operatie, maar tevens een inbreuk op het gebod van de paus. Deze liet zich niet kennen en beloonde Bresca voor zijn ongeoorloofd maar deskundig ingrijpen. Hij en zijn familie en al zijn nakomelingen leverden de palmtakken voor de zondag van Palmpasen in de St.-Pieter.

St.-Pieter

Voorhal

In de voorhal staat links een ruiterstandbeeld van Karel de Grote. Rechts (meestal aan het oog onttrokken door de deur naar de Scala Regia) een door Bernini gemaakt ruiterstandbeeld van keizer Constantijn. De Scala Regia van Bernini is een hoogstandje van de Romeinse barok. Het spel van illusie en werkelijkheid heeft hier een steile en onregelmatig gevormde trap omgetoverd in een statig oplopende ruimte.

De bronzen middendeur van de St.-Pieter is afkomstig uit de oude basiliek. In de 15de eeuw werd hij vervaardigd door de Florentijn Antonio Averlino, die meestal met zijn Griekse naam Filarete genoemd wordt: hij die van deugd houdt. Op de deur beeldde Filarete de martelingen van Petrus en Paulus af (onder). Ook vereeuwigde hij het Concilie van Florence (1438). Aan de achterzijde van de deur bracht Filarete zijn ‘handtekening’ aan. Rechts beneden zie je Filarete zelf, met zijn assistenten, zeven in getal.

De deur uiterst rechts is de Heilige Deur, alleen in gebruik tijdens een Heilig Jaar. Paus Alexander VI begon met deze traditie in het Heilig Jaar van 1500.

De deur uiterst links is de Porta della Morte, waaraan de Italiaanse beeldhouwer Giacomo Manzù van 1961 tot 1964 werkte. Op de deur links van de toegangsdeur het Tweede Vaticaans Concilie (1962– 1965), met de pausen Johannes XXIII en Paulus VI, als tegenhanger van het Concilie van Florence op de deur van Filarete.

Draai je bij de middendeur om en bekijk het Navicellamozaïek boven het middelste portiek. Het is een (sterk) gerestaureerd mozaïek uit 1290, van de hand van Giotto. Jezus wandelt over de wateren naar het bootje van Petrus.

In de kerk

Zeg bij het binnentreden niets, ook niet tegen u zelf,’ adviseert Huib Luns. De St.-Pieter: immens, imposant, ongelooflijk. Plak er maar alle superlatieven op die een mens in vervoering kan bedenken. Bij al het geweld van schoonheid en kitsch, historie en curiositeiten is het ondoenlijk van alles het hoe en wat te willen weten. Hier volgt een selectie.

1 Dicht bij de middendeur ligt een grote rode porfieren schijf in de vloer. De traditie wil dat Karel de Grote op zo’n schijf in de oude basiliek vóór het hoofdaltaar tot keizer werd gekroond. Dat was in de kerstnacht van het jaar 800.

2 In het middenpad zijn de lengtes van verschillende grote kerken in de wereld in bronzen letters aangegeven, gemeten vanaf de apsis. De St.-Pieter overtreft alle, dat spreekt.

f00155-10

St.-Pieter

3 Rond de crypte staan vier kolossale pijlers. De pijler linksvoor is gewijd aan Andreas, de broer van Petrus. Zijn lichaam werd in 1208 vanuit Byzantium naar het Zuid-Italiaanse stadje Amalfi gebracht. Het hoofd werd vervolgens in 1462 in de St.-Pieter aan de gebeden van de gelovigen blootgesteld, totdat paus Paulus VI het in 1964 teruggaf aan de oorspronkelijke bezitter: de Grieks-Orthodoxe Kerk.
Linksachter is de pijler van Veronica. Daar legde Julius II op 18 april 1506 de eerste steen voor de nieuwe St.-Pieter. Van Veronica wordt hier de zweetdoek bewaard, waarmee zij het gezicht van Jezus tijdens zijn lijdensweg schoonwaste.
Rechtsachter is de pijler van Helena, de moeder van keizer Constantijn. Hier bevindt zich als relikwie het grootste deel van het Heilig Kruis.
De pijler rechtsvoor is gewijd aan Longinus, de hoofdman die zijn speer in het lichaam van de gestorven Jezus stootte. De speerpunt wordt hier godvruchtig bewaard.

4 Tegen de pijler van Longinus staat het beeld van Petrus. De voet is afgesleten door de onophoudelijke handaanrakingen van de gelovigen. Na lange wetenschappelijke twisten staat nu min of meer vast dat het beeld gemaakt is door de 13de-eeuwse beeldhouwer Arnolfo di Cambio. Op 29 juni, de feestdag van Petrus en Paulus, gaat Petrus gebukt onder de pauselijke gewaden en de tiara. Boven het beeld werd in 1871 een portret aangebracht van paus Pius IX (1846–1878). Hij was toen 25 jaar paus en evenaarde daarmee het legendarische record van Petrus.

5 De baldakijn boven de crypte is tussen 1624 en 1633 gemaakt door Bernini, die bij de aanvang van de werkzaamheden 26 jaar oud was. Het brons werd geleverd door het Pantheon en de Barberinipaus Urbanus VIII. De heraldieke bijen van de familie Barberini zwermen over de bronzen blaadjes rond de zuilen. Elders in de kerk zijn op de marmerbekleding talrijke duiven met olijftakjes neergestreken, een herinnering aan de familie Pamfili en hun pauselijke zoon Innocentius X (1644–1655), onder wiens pontificaat het middenschip werd gedecoreerd.
Op de voetstukken van de baldakijnzuilen zie je de wapens van de familie Barberini. De drie bijen zijn onmiskenbaar aanwezig. Bij nadere bestudering blijkt het wapen onderdeel te zijn van een onverwachte gynaecologische cursus. Negen vrouwenkopjes geven (lachend, huilend, schreeuwend) de verschillende stadia van de bevalling weer. Onder de ‘buik’ vertoont zich de steeds wijder wordende opening van de vrouwelijke schoot. Het laatste wapen (rechtsvoor) heeft een kinderkopje als bekroning. Men zegt dat paus Urbanus VIII hiermee een gelofte vervulde. Hij zou de baldakijn oprichten, als de bevalling van een lievelingsnicht voorspoedig zou verlopen.

6 Onder het altaar is de Confessio, in barokke vormen gehuld door Carlo Maderno. In een nis bevindt zich een kleine schrijn, waarin de pallia bewaard worden. Dit zijn pauselijke eretekenen: banden van witte wol met zes zwarte kruisjes. De 95 olielampjes die het geheel bijlichten, worden gevoed door olie uit de Hof van Olijven in Jeruzalem.

7 Het pausaltaar bestaat uit één blok marmer, afkomstig van het Forum van keizer Nerva.

8 Je gaat linksom de crypte heen naar het graf van paus Alexander VII (1655–1667), die Bernini de opdracht gaf tot de aanleg van de colonnade rond het St.-Pietersplein. Het monument werd tussen 1672 en 1678 uitgevoerd onder leiding van de al bejaarde Bernini. Het is het laatste werk van de grote meester. Onder de gestalte van de paus bevinden zich figuren van de Gerechtigheid, de Bezonnenheid, de Liefde en de Waarheid (rechtsvoor). Door het ontbreken van verhullende kleding zorgde deze laatste voor de nodige opwinding. Adriaan van der Willigen vertelt begin 19de eeuw: ‘Een vreemdeling verliefde zodanig op deze naakte waarheid, dat men hem daarbij eens in ene zeer onbetamelijke houding vond.’ Enige draperieën brachten verlichting voor de bezwaarde gemoederen.

9 In de kapel van paus Leo de Grote (440–461) herinnert een reliëf boven het altaar aan de ontmoeting van deze paus met Attila deHun. Als boven het hoofd van de paus Petrus en Paulus met getrokken zwaard verschijnen, is Attila verdwenen (zie p. 22).

10 In de apsis wordt de cathedra van Petrus bewaard. Lang heeft men aangenomen dat het een klassiek-Romeinse zetel was, door Bernini in brons gevat. In 1969 werd vastgesteld dat het de troon van Karel de Kale is, die in 875 – hierop gezeten – door de paus werd gekroond. Bij wijze van dank kreeg de paus de zetel vervolgens cadeau. Eromheen de kerkvaders Ambrosius en Augustinus (Latijn) en Athanasius en Chrysostomus (Grieks).

11 Bernini maakte ook het grafmonument voor zijn vriend, de Barberinipaus Urbanus VIII (1623–1644), rechts in de apsis. De Dood schrijft de naam van de paus bij op een metalen band.

12 Links staat het grafteken van paus Paulus III (1534–1549), van Michelangelo’s leerling Guglielmo della Porta. Voor het beeld van de Gerechtigheid poseerde Giulia Farnese, een zus van Paulus III en de minnares van Alexander VI. Voor het beeld van de Voorzichtigheid (rechts) stond de moeder van paus Paulus model. Rond het beeld van de Gerechtigheid ontstonden soortgelijke emoties als rond de Naakte Waarheid van Alexander VII. De beschermende ingreep van het Vaticaan zorgde in dit geval voor opzichtige kleding.

13 Monument voor paus Clemens XIII (1758–1769), van de hand van de classicistische beeldhouwer Canova. De twee leeuwen hebben ruime bekendheid gekregen. De een slaapt, de ander waakt.

14 De voorlaatste kapel vóór de Pietà bevat de monumenten voor paus Pius XI (1922–1939) en paus Pius XII (1939–1958).

15 De Pietà, door Michelangelo op 24-jarige leeftijd gemaakt, voltooid in 1499 en nog bestemd voor de oude St.-Pieter. De indruk die het beeld maakte, was zo overweldigend dat een concurrent van Michelangelo beweerde dat híj het vervaardigd had. Michelangelo liet zich toen een nacht opsluiten en grifte zijn naam in de band over het kleed van Maria. Hierbij werd hij verrast door een zuster die waakzaam haar ronde deed. Met enkele marmerkorrels uit de zijde van Jezus kocht hij haar zwijgen af. In 1972 was de Pietà het doelwit van een aanval met een moker. Sindsdien kun je het beeld alleen van afstand en achter glas bekijken.

16 Even vóór de kapel van de Pietà is het praalgraf van koningin Christina van Zweden, een van de vijf vrouwen die in de St.-Pieter begraven liggen. Het graf is gemaakt door Carlo Fontana. Christina volgde op 6-jarige leeftijd haar vader Gustaaf Adolf op in het protestantse Zweden. In 1654 stapte zij over op het katholicisme en werd daarmee de coryfee van de contrareformatie. Ze moest aftreden en vertrok naar Rome waar ze als een heldin werd ingehaald (zie p. 235). Haar levenswijze leverde haar de titel Padrona di Roma op: ze reed paard als een man, van de beelden in haar collectie liet ze de vijgenblaadjes ter bestemde plaatse verwijderen en haar uitbundige liefdesleven schokte het religieus-gevoelige deel van de Romeinse bevolking. Toch kreeg zij – na haar dood in 1689 – een graf in de St.-Pieter.

17 In de kapel aan de andere zijde, schuin hiertegenover, bevindt zich aan de rechterwand het grafmonument voor paus Johannes XXIII (1958–1963). Onder het altaar ligt paus Pius X (1903–1914).

18 Pius X werd in 1954 heilig verklaard, terwijl Johannes XXIII (il papa buono) in 2000 de staat der zaligheid bereikte. Bij die gelegenheid werd de tombe geopend en zie: het lichaam bleek nog volledig intact. Een wonder! ‘Geen wonder,’ zei Gennaro Goglia, de arts die de paus op 3 juni 1963 had gebalsemd. ‘Pius XII werd bij de balseming gekookt, maar ik wist wat ik deed.’ Het opmerkelijke resultaat is sinds enige jaren in de St.-Pieter te zien. Het gebalsemde lichaam van Johannes XXIII trekt veel devote aandacht.

De sixtijnse kapel

Tussen 1475 en 1480 liet paus Sixtus IV zijn paleis in het Vaticaan uitbreiden met een kapel: de Sixtijnse kapel. Michelangelo was 33 jaar, toen hij van paus Julius II in 1508 de opdracht kreeg het plafond te beschilderen. Bij zijn arbeid werd hij opgejaagd door de paus die oud en gebroken was, maar zich niet ontzag om voortdurend de steigers op te klimmen met de vraag, wanneer het werk klaar was. ‘Zodra ik kan,’ antwoordde Michelangelo.

Toen de bezoekjes van de paus hem gingen vervelen, dreigde hij de Heilige Vader van de stellages af te gooien. Hij wilde Rome verlaten. Er werd gesoebat, er kwamen nieuwe dukaten tevoorschijn en Michelangelo ging weer aan het werk: als een vlieg aan het plafond gekleefd en met de verfspatten in vele kleuren op zijn gezicht. Later, toen het werk gereed was, kon hij alleen nog maar lezen door het boek boven zijn hoofd te houden. Ruim twintig jaar na de plafondschildering maakte hij het fresco op de wand achter het altaar: het Laatste Oordeel.

In 1980 besloot het Vaticaan de schilderingen schoon te maken en te restaureren. De fresco’s hadden eeuwenlang te lijden gehad van de walm van ontelbare kaarsen. Bij eerdere restauraties bracht men steeds een laag lijm aan, die niet alleen de schildering beschermde, maar ook de roet en rookaanslag vastzette. Zo werden de schilderingen donkerder en donkerder. Dankzij een grote (Japanse) sponsor konden de experts in 1980 aan de enorme klus beginnen.

De schoonmaakactie van Het Laatste Oordeel stuitte op onverwachte problemen. Dat had vooral te maken met de buitengewoon strenge paus Paulus IV (1555–1559). Trouw aan de contrareformatie maar onaangenaam in de leer richtte hij het getto voor de joden in, stelde een lijst van verboden boeken op (de Index) en ontsloeg niemand minder dan Palestrina als dirigent van het pauselijke koor, omdat die getrouwd was.

Paulus IV stoorde zich aan al het naakt in Michelangelo’s Laatste Oordeel en liet lendendoekjes en andersoortige draperieën aanbrengen rond die delen van het menselijk lichaam die hij liever wilde ontkennen. Uitvoerder hiervan was Daniele da Volterra, in de kunst-geschiedenis beter bekend als de Broekenschilder. Da Volterra ging grondig te werk, want hij schraapte eerst het oorspronkelijke schilderwerk weg, voordat hij zijn verhullingen eroverheen schilderde. De naakten moeten gedeeltelijk bedekt blijven, zo luidde noodgedwongen het laatste oordeel van de restauratie-experts, die hun werk in 1994 voltooiden. De resultaten van hun geploeter in de Sixtijnse kapel zijn verbluffend. De kleuren zijn weer fris en sprankelend, zoals ze ooit bedoeld waren door hun begenadigde schepper. Laten we dat tenminste hopen.

Museo Storico Artistico

In de sacristie, links van de eerste pijler links, is een permanente expositie van kostbaarheden: Museo Storico Artistico. Verzameling goudsmeedwerk, kerkgewaden en liturgische handschriften. Tevens de sarcofaag van Junius Bassus (4de eeuw) en het bronzen grafmonument van paus Sixtus IV, van Antonio del Pollaiuolo.

Crypte

Tot voor kort gaven trappen bij een van de vier pijlers in de kerk toegang tot de crypte (de ‘grotten’) onder de St.-Pieter. Door de stroom van bezoekers aan het graf van paus Johannes Paulus II (1978–2005) is de toegang voorlopig verplaatst naar de voorhal (rechts, Tombe dei papi). Stel een bezoek aan de crypte uit tot het slot van de tocht door de St.-Pieter. Slechts een deel van de ruimte is voor het publiek toegankelijk. Hierin onder meer de graven van Bonifatius VIII (de paus van het eerste Heilig Jaar in 1300), Paulus VI (1963–1978), Johannes Paulus I (1978) en Johannes Paulus II (1978–2005). Ook is het beeld van een knielende paus Pius VI (1775–1799) te zien. Dit beeld van de neoklassieke beeldhouwer Antonio Canova stond lang in de Confessio vóór het hoofdaltaar.

Onder de St. Pieter

Langs de Via Cornelia, een van de antieke uitvalswegen, lag een necropolis. Na de executie van Petrus richtten zijn volgelingen er een eenvoudig graf in. Vanaf de 2de eeuw gaf een herdenkingskapel (Memoria) de plaats van het graf aan.

Toen keizer Constantijn het plan opvatte een basiliek te bouwen op de plaats waar Petrus begraven lag, liet hij het terrein effenen. Alle grafstraten werden ‘gekopt’ en met puin volgestort. Zo ontstond een terras dat stevig genoeg was om de kerk te dragen.

Pius XI (1922–1939) wilde zo dicht mogelijk bij het graf van Petrus begraven worden. Men besloot meer ruimte in de onderkerk te maken en de vloer van de crypte te verlagen. Bij de werkzaamheden stuitte men op een grafstraat met oud-Romeinse graftekens én de herden-kingskapel van Petrus.

Rond 1940 vond men op de plaats waar Petrus begraven was, een kistje met beenderen van een al wat oudere man en de resten van paars weefsel, met gouddraad doorweven. Na grondig en langdurig onderzoek en ondanks aanhoudende wetenschappelijke mitsen en maren maakte paus Paulus VI in 1968 bekend dat het hier de resten van Petrus betrof.

OPGRAVINGEN ONDER DE ST.-PIETER. Toegangskaarten aanvragen bij Ufficio Scavi, Fabbrica di San Pietro, links naast de voorhal van de St.-Pieter. Via de Zwitserse Garde bij de Arco delle Campane, ma.–za. 9–17 uur, tel. (0039-) 06-69885318, fax (0039-)06-69873017, e-mail: [email protected].

Vaticaanse Musea

De Vaticaanse Musea bevatten veel, héél veel, te veel. Te veel in ieder geval om hier op te noemen of om op een eenvoudig dagje Rome tot je te nemen. In de Vaticaanse Musea gelden vier routes die in vier kleuren zijn aangegeven. Maak een keuze. Wie meer wil, kan zich met gespecialiseerde informatie op de hoogte stellen van de mogelijkheden.

Voor alle duidelijkheid: wie een bezoek wil brengen aan de Sixtijnse kapel, moet aansluiten bij de rij voor de Vaticaanse Musea.

VATICAANSE MUSEA, www.vatican.va. Geopend: ma.–za. 8.30–18 uur. Kassa sluit 16 uur. Gratis toegang op de laatste zondag van de maand: 8.30–14 uur. Kassa sluit 12.30 uur. Gesloten: 1 jan., 6 jan., 11 feb., 19 mrt., eerste paasdag, tweede paasdag, 1 mei, 22 mei, 11 juni, 29 juni, 14 aug., 15 aug., 1 nov., 8 dec., 25 dec., 26 dec. Houd rekening met lange wachttijden. Bereikbaarheid: zie St.-Pieter p. 150.

Museo Pio-Clementino

De afdeling klassieke kunst, met tal van prachtstukken uit de klassieke oudheid. Hoogtepunt is de Belvederehof, met onder meer een Hermes (Romeinse kopie van een 4de-eeuws Grieks origineel), een Apollo (idem) en de roemruchte Laocoöngroep (hellenistisch, 1ste eeuw v.Chr.). Verder de Torso van het Belvedere (Grieks, 1ste eeuw v.Chr.), waarvoor Michelangelo in bewondering uitriep: Dit heeft een man gemaakt die wijzer was dan de natuur! Recent onderzoek zegt dat het Ajax is, in gedachten verzonken vóór zijn zelfdoding.

Pinacotheek

Vijftien zalen boordevol schilderijen van de meest befaamde kunstenaars. Vooral veel Italiaans werk uit de 13de tot de 18de eeuw: Giotto, Fra Angelico, Filippo Lippi, Leonardo da Vinci, Rafael, Caravaggio, Guido Reni.

Borgia-vertrekken

De Borgia-vertrekken werden ingericht voor paus Alexander VI (1492–1503). De fresco’s zijn voornamelijk van de hand van Pinturicchio (1492–1495). In de vijfde zaal een afbeelding van paus Alexander, knielend en in gebed verzonken.

In de vierde zaal meende men in de beeltenis van de heilige Maagd Maria (boven de deur) het portret te zien van de minnares van de paus, Giulia Farnese. In de schildering van het proces van de heilige Catharina is Lucrezia, de dochter van de paus, afgebeeld als Catharina. Ook meent men haar broer Cesare Borgia te herkennen in de figuur van de keizer.

Stanze van Rafael

Bij zijn aantreden verhuisde paus Julius II (1503–1513) naar vier appartementen, een etage hoger dan zijn voorganger Alexander VI. Hij had vastomlijnde en theologisch onderbouwde plannen voor de decoratie van de verschillende vertrekken. In 1508 kreeg de toen 26-jarige Rafael opdracht de schilderingen uit te voeren.

Tot zijn vroegtijdige dood werkte Rafael aan de Stanze, die naar hem de Stanze van Rafael heten. Niettemin zijn ‘slechts’ twee ervan van zijn hand: de Zaal van Heliodorus en de Zaal van het Dispuut. Elke zaal kreeg een eigen thema. Heden en verleden vloeien in de uitbeelding van figuren en situaties in elkaar over.

Zaal van Constantijn, met als thema: de triomf van het christendom. Constantijn overwint Maxentius bij de Slag bij de Milvische Brug in 312. Bij het raam: Constantijn schenkt Rome aan paus Silvester. De schilderingen werden voltooid na de dood van Rafael.

Zaal van Heliodorus. Thema: God redt zijn volgelingen in tijd van nood. Heliodorus wordt verdreven uit de tempel van Jeruzalem. Petrus wordt bevrijd uit de kerker. Paus Leo I jaagt de Hun Attila op de vlucht. Paus Julius II (die alle vreemdelingen Italië uit wilde werken) ziet het devoot aan. De Zwitserse Garde knielt aan zijn zijde.

Zaal van het Dispuut. Thema’s: theologie, recht, filosofie, poëzie. Een debat over het Sacrament. Eigentijdse figuren stonden model voor de theologen en kerkgeleerden. Ertegenover: de School van Athene, met filosofen en geleerden uit het oude Griekenland, rond Aristoteles en Plato (met het gezicht van Leonardo da Vinci). In de figuur van Heraclitus (zittend linksvoor) meent men Michelangelo te herkennen. Ten slotte boven het raam de Parnassus, met tal van klassieke (en contemporaine) dichters.

Zaal van de Brand in de Borgo, naar tekeningen van Rafael, uitgevoerd door zijn leerlingen. Het thema is paus Leo X, tijdens wiens pontificaat de schildering werd gemaakt en wiens trekken dan ook terugkeren in zijn naamgenoten. De voorstelling herinnert aan een brand in het Vaticaan in 847. Paus Leo IV staat voor de oude St.-Pieter om de ramp te bezweren. Verder paus Leo III die Karel de Grote tot keizer kroont (800).

Engelenburcht

Brug naar de Engelenburcht

De brug naar de Engelenburcht dateert uit de tijd van keizer Hadrianus (117–138). Hij vormde de toegang tot zijn mausoleum. Nu zijn alleen de drie centrale bogen antiek. De brug werd in de 17de eeuw van versierselen voorzien. Onder paus Clemens IX (1667–1669) brachten Bernini en zijn leerlingen de engelen aan. Zij dragen de werktuigen van het lijden van Jezus.

Mausoleum van Hadrianus (Engelenburcht)

De Sala delle Urne biedt enige nissen van het antieke grafmonument. Daar staat ook de tekst van Hadrianus’ gedichtje tot zijn ziel. Er is een liftschacht, die (naar de zoveelste Romeinse traditie) speciaal voor de dikke paus Leo X werd aangelegd.

Op de binnenplaats boven staat een tweede engel, van Rafaello da Montelupo (1544).

Op de bovenetages brachten de pausen Clemens VII (1523–1534) en Paulus III (1534–1549) vernieuwingen aan.

In de ‘ommegang’ mooie voorbeelden van grotesken, in klassieke stijl geschilderde ornamenten die de schilders kopieerden van de schilderingen in de onderaardse ruimten (‘grotten’) van het toen net ontdekte Domus Aurea ( pp. 1718).

De slaapkamer van de paus is vrolijk versierd, onder meer (in een hoek) met een schildering van het klassieke liefdesverhaal van Amor en Psyche. Verder een badkamer en een enorme kluis, een imposante illustratie van de drie woorden die de paus – volgens de middeleeuwse Carmina Burana – kenmerkten: accipe, cape, rape (pak, grijp, roof).

ENGELENBURCHT, www.castelsantangelo.com (Italiaans). Geopend: di.–zo. 9–19.30 uur. Bereikbaarheid: car 23, 30, 40, 62, 64, 70, 492.

Als een witte geest

In 138 kwam er een einde aan het leven van keizer Hadrianus, een kunstzinnig man en een wijs bestuurder. Maar ook streng, want twee jaar voor zijn dood gaf hij de 90-jarige Servianus bevel zelfmoord te plegen. Deze bejaarde senator zou wel eens een concurrent kunnen zijn voor de door hem aangewezen opvolger.

Vlak voor zijn gedwongen dood vervloekte Servianus zijn keizer. Hij wenste hem toe dat hij gekweld door een ongeneeslijke ziekte langzaam en pijnlijk de geest zou geven. Die wens ging niet in vervulling. Twee jaar later stierf Hadrianus. In zijn laatste dagen wijdde hij een roerend gedichtje aan zijn ziel: ‘Kleine ziel, tere en zwevende ziel,gezel van mijn lichaam dat je gastheer was. Je gaat nederdalen in bleke, harde en naakte oorden, waar je moet afzien van de spelen van weleer.’

Al spoedig kreeg zijn mausoleum een andere bestemming. Keizer Aurelianus (270–275) nam de graftombe op in de grote stadsmuur, de laatste verdedigingsgordel die de Romeinen rond het centrum van hun stad hebben gelegd. Het mausoleum werd een doelwit bij de aanval van de Goten onder Vitiges in 537. De in het nauw gedreven Romeinen grepen bij gebrek aan munitie naar de beschikbare marmeren beelden om zo de koppen van de Goten te splijten.

Het mausoleum kreeg de naam Engelenburcht in 590, toen Rome geteisterd werd door de pest. Te midden van naamloze anderen stierf ook paus Pelagius II. Zijn opvolger Gregorius hield een processie door de stad om de krachten van boven te smeken de pest te verdrijven. Op weg naar de St.-Pieter zag Gregorius de aartsengel Michaël in de lucht zweven, een zwaard in de hand. Langzaam daalde de engel neer op de top van het Mausoleum van Hadrianus en stak het zwaard in de schede. Dit gebaar werd uitgelegd als een teken dat de ziekte ten einde was. In het midden van de 18de eeuw werd een beeld van Michaël, een werkstuk van de Vlaming Pieter Verschaffelt, op de top geplaatst.

In de middeleeuwen bouwden de pausen de Engelenburcht uit tot een vesting, die werd opgenomen in het circuit van adellijke forten waarin de Romeinse families zich van tijd tot tijd verschansten. Om de veiligheid van de Heilige Vader te bevorderen werd in de 13de eeuw een gang (Passetto) tussen het Vaticaan en de burcht aangelegd. Paus Alexander VI (1492–1503) liet de vluchtroute restaureren en overdekken.

Dat kwam goed uit in 1527, toen paus Clemens VII bij de Sacco di Roma aan de Duitse huurlingen probeerde te ontsnappen. Onder dekking van de Zwitsers en met een kandelaar in de hand ‘zweefde hij weg als een witte geest,’ aldus de Venetiaanse ambassadeur. In de 16de eeuw werd de Engelenburcht een gevangenis. Weer later het decor waartegen de derde akte van Puccini’s opera Tosca zich afspeelde.

Uitgaan in Rome

Restaurants

Rome kent tal van grote en kleine eetgelegenheden. Een osteria is een eenvoudig restaurant en een trattoria is weer minder duur dan een ristorante. De Romeinen gebruiken twee warme maaltijden. Een ’s middags tussen 13 en 15.30 uur en een ’s avonds, na 20 uur. Op de rekening werd altijd een apart bedrag opgevoerd voor het dekken van de tafel en voor het brood dat op tafel komt: pane e coperto. Dit is sinds december 2006 per regionale wet verboden. Het bedieningsgeld (servizio, 15 procent) wordt meestal op de rekening vermeld. Je kunt een fooi van 5 à 10 procent geven.

Kiezen is moeilijk. Vraag een Romein naar de tien beste restaurants en je krijgt elke keer weer een ander lijstje. Zoveel hoofden, zoveel zinnen. In een paar in het algemeen leuk gevonden buurten vind je heel wat eetgelegenheden bij elkaar. Het advies is simpel: gewoon even rondlopen en de aardigste eruit pikken. Vaak levert een zijstraatje of een achterafstraatje onverwachte mogelijkheden op. Maar waar zijn de leuke buurten?

Leuke buurten

Een groot deel van het jaar kun je tot laat in de avond buiten zitten. Tijdens de lange tochten overdag heb je natuurlijk allang de plekjes ontdekt, waar het – op een terras of anderszins – aangenaam vertoeven is. Hier toch een aantal suggesties.

• Leuk, druk en gezellig is Trastevere. Je kunt er op pleinen en pleintjes vrolijke uren doorbrengen. Er zijn heel veel leuke ‘tentjes’ (kaartje p. 207).

• Op het Campo de’Fiori zijn een paar prima terrassen en eetgelegenheden. Beroemd is het wijnlokaal ‘La Vineria’ uit 1800. Binnen en buiten kun je genieten van de wijnen van de streek. In de directe omgeving van het Campo de’Fiori zijn pleintjes en straatjes, waar je goed kunt eten in een schilderachtig decor (kaartje p. 132).

• De restaurants aan de Piazza Navona zijn goed en duur. In de

parallelstraatjes (bijvoorbeeld bij de S. Maria dell’Anima) vind je onvervalst-Romeinse mogelijkheden (kaartje p. 185).

• In de omgeving van het Pantheon, bijvoorbeeld op en rond de Piazza della Maddalena, zijn tal van leuke eetgelegenheden (kaartje p. 185).

• In opkomst is de wijk Monti, zo’n beetje tussen de Via Nazionale en de Via Cavour. Het is de buurt van de klassiek-Romeinse volkswijk Subura, die delen van verschillende heuvels omvatte. Vandaar de naam Monti, heuvels. ‘Het nieuwe Trastevere, maar dan in het klein,’ luidt een kwalificatie. Schrijvers, kunstenaars en politici kwamen er wonen. Middenstanders van allerlei soort strijken er neer. De Piazza della Madonna dei Monti vormt het middelpunt van de buurt. Daaromheen aardige straatjes, zoals de Via dei Serpenti, de Via del Boschetto en de Via Panisperna. En je kunt er lekker en goedkoop eten (zie kaartje hierboven).

f00166.jpg

De wijk Monti

Pubs en ander vertier

De Romeinen kennen geen caféleven, zoals wij dat gewend zijn, maar het verschijnsel ‘pub’ is sterk in opkomst. In veel pubs (en bijvoorbeeld jazzcafés) word je getrakteerd op levende muziek. Informatie over alle soorten uitgaansgelegenheden, inclusief discotheken, vind je in de gids Roma c’è op de pagina Trovalocali. Roma c’è bevat achterin een in het Engels gestelde samenvatting van de belangrijkste evenementen. Om de twee weken verschijnt de Engelstalige gids Wanted in Rome, met informatie over alle manifestaties. Verkrijgbaar in de kiosken. Internet: www.romace.it (ook Engels) en www.wantedinrome.com (Engels).

Waar moet je zijn? Naast de hierboven genoemde ‘leuke buurten’ zijn er natuurlijk tal van andere mogelijkheden om ‘uit te gaan’. Bijvoorbeeld:

• De ‘schervenberg’ Testaccio en het wijkje eromheen vormen de hotspots van het Romeinse uitgaansleven. Je vindt er restaurants, bars, pubs, discotheken en kleine theatertjes. Opvallend aanwezig is Villaggio Globale, een uitbundig gedecoreerd pand met een discotheek, bars en theaterruimtes.

• In de universiteitswijk S. Lorenzo (ten oosten van het centrum) bevinden zich pubs, jazzcafés en zogeheten ‘spelletjescafés’.

• De gayscene kent twee favoriete plekken: Club Alibi, Via di Monte Testaccio 39/44, en Classico Gay Village, Via G. Libetta 3, bij het metrostation Garbatella, alleen op zaterdag geopend.

Film en theater

In het algemeen worden buitenlandse films in het Italiaans nage-synchroniseerd. Roma c’è vermeldt in een aparte afdeling (Lingua Originale), welke films in de oorspronkelijke taal worden getoond. In de zomermaanden zijn er op verschillende plekken in de stad open-luchtbioscopen. Bijvoorbeeld in de Circo Massimo en op de Piazza Vittorio Emanuele.

Het bekendste theater in het centro storico is het Teatro Argentina, Largo di Torre Argentina 52. Tickets: di.–za. 10–14 en 15–19 uur. Internet: www.teatrodiroma.net, ook voor boekingen.

In 2003 opende Rome in de Villa Borghese zijn eigen shakespeareaanse Globe Theatre. Alleen het toneel en de balkons zijn overdekt. Het theater is vooral bestemd voor openluchtvoorstellingen in de zomermaanden. Het Silvano Toti Globe Theatre (naar de sponsor) heeft plaats voor 1300 bezoekers. Internet: www.globetheatreroma.com.

Tickets voor theatervoorstellingen zijn te krijgen in de Tourist Information Points Via Minghetti, Piazza Pia en Piazza delle Cinque Lune.

Parco della Musica

Van oudsher had de symfonische muziek het moeilijk in Rome. Opera was meer geliefd. Voor concerten was lang alleen het Augusteo beschikbaar, in en op de resten van het Mausoleum van Augustus aan de Tiber. Toen Mussolini daar alles wat niet klassiek-Romeins was liet slopen, zat Rome eigenlijk zonder concertzaal. Zeventig jaar later veranderde dat. In het noorden verrees in 2002 het Auditorium Parco della Musica. Drie concertzalen en een openluchttheater maken ruimschoots goed wat er in het verleden gemist werd. Architect was de vermaarde Italiaan Renzo Piano, ontwerper van onder veel meer het science center NEMO in Amsterdam (1992–1997) en het KPN-kantoor in Rotterdam (1997–2000).

PARCO DELLA MUSICA, Viale Pietro de Coubertin, www.auditorium.com, www.santacecilia.it (beide ook Engels). Bereikbaarheid: tussen Termini en het Parco della Musica rijdt een speciale bus M, vanaf 17 uur tot het eind van de laatste voorstelling. car 53, 217, 910 tv 2.

Opera

Paus Urbanus VIII (1623–1644) stond aan de wieg van de Romeinse opera. Hij stelde zijn Palazzo Barberini beschikbaar voor spectaculaire voorstellingen. Gian Lorenzo Bernini fungeerde als ‘toneelmeester’. Later werd het Teatro Argentina het centrum voor de Romeinse operacultuur. Maar in de 18de en 19de eeuw moesten de pausen niet veel hebben van het genre opera: te werelds, te wuft. Nieuwe theaters werden niet gebouwd.

Toen Rome in 1870 de hoofdstad van het verenigde Italië werd, mocht een imposant operagebouw niet ontbreken en dus verrees in 1880 het Teatro Costanzi aan de huidige Piazza Beniamino Gigli. Onder Mussolini werd het theater grondig gerenoveerd. Het Teatro dell’Opera timmerde flink aan de weg en begon met zomervoorstellingen in de antieke Thermen van Caracalla. De opera Aïda van Verdi (met paarden, strijdwagens en al) werd legendarisch. Sindsdien is het Teatro dell’Opera (www.operaroma.it) een begrip, sinds enige jaren ook weer in de zomer.