|
|
4 |
|
|
In 64 n.Chr. brak in de buurt van het keizerlijke paleis een brand uit, die grote delen van de stad met de grond gelijkmaakte. De geschiedschrijving wees met een beschuldigende vinger naar keizer Nero. Die zocht een andere zondebok: de eerste christenen in Rome.
Ze werden geëxecuteerd in de Circus van Nero, op de Vaticaanse heuvel. Tacitus doet verslag: ‘Met wilde-beestenhuiden bedekt werden sommigen door honden verscheurd. Anderen werden aan het kruis genageld of moesten, wanneer het ’s avonds donker was geworden, branden bij wijze van straatverlichting.’
In 69 begon men met de bouw van een stenen amfitheater voor het wrede amusement van de Romeinen. Het Colosseum werd het monument voor alle slachtoffers: gladiatoren, slaven, krijgsgevangenen, veroordeelden en christenen.
Zo intolerant als het Colosseum zich in al zijn bloedige facetten voordeed, zo tolerant waren de Romeinen tegenover de vreemde godsdiensten waarmee ze geconfronteerd werden.
Mithras uit Perzië, Isis uit Egypte, Christus uit Judaea. Alles mocht, op één voorwaarde: de volgelingen moesten de keizer van Rome als god vereren. Dat wilden de christenen niet en daarom liet de Romeinse overheid hen op gezette tijden voor de leeuwen gooien.
COLOSSEUM. Geopend: 8.30 uur tot één uur vóór
zonsondergang. Het ticket geeft toegang tot Colosseum, Forum en
Palatijn en is twee dagen geldig. Voor tentoonstellingen in het
Colosseum geldt een toeslag. Tickets ook via internet: www.060608.it en www.pierreci.it. Bereikbaarheid:
60, 75, 85, 87,
117, 175
B-Colosseo
3.
Colosseum en omgeving
Colosseum
‘Laat Memphis maar zwijgen over het wonder van zijn piramiden,’ vond de dichter Martialis: ‘Alles moet nu wijken voor het amfitheater van onze keizer.’ In 70 n.Chr. liet keizer Vespasianus de grote vijver van Nero’s Domus Aurea volstorten met beton. Hiermee legde hij een stevig fundament voor zijn Amphitheatrum Flavium, later genoemd Colosseum. In 80 werd het ingewijd door zijn zoon, keizer Titus, met openingsfeesten die 100 dagen duurden en op één dag alleen al het leven van 5000 dieren kostten.
Colosseum en omgeving
Het Colosseum bood plaats aan 50.000 toeschouwers. Nummers boven de toegangspoorten metrostation) gaven aan waar de bezoekers naar binnen moesten. De buitenzijde was opgesierd met talrijke beelden en met respectievelijk van onder naar boven Dorische, Ionische en Korinthische zuilen.
Op al te zonnige dagen werd het Colosseum overspannen door een zeil. Een speciaal detachement matrozen was belast met het gespecialiseerde werk aan katrollen en touwen. Het zeil was bevestigd aan een grote reeks ‘vlaggenmasten’ die via gaten in de daklijst op uitstekende stenen rustten. De constructie is hier en daar nog goed te zien. Op de grond werden de kabels vastgezet in een ring van zware stenen. Een aantal hiervan staat er nog.
Op technisch gebied konden de Romeinen heel wat aan, meer dan we denken. In de jaren negentig van de vorige eeuw heeft een (wetenschappelijke) televisieploeg van de Engelse BBC geprobeerd met de middelen van toen zo’n ‘Romeins’ zeil te spannen boven een kleine stierenvechtersarena in Spanje. Toen een deel met veel moeite klaar was, blies het eerste het beste briesje de hele zaak omver.
De arena zelf was een met zand (harena) bestrooide planken vloer die op de onderbouw gelegd werd. Vanuit die onderbouw (daterend uit de tijd van keizer Domitianus, 81–96) werden allerlei decorstukken omhooggetakeld om het publiek een beetje in de sfeer te brengen van jachtpartijen in bosachtige streken en een plotselinge dood tussen de struiken.
Ook bevonden zich daar de kooien voor de beesten. Er was een ingenieus systeem van liften, dat ervoor zorgde dat de dieren zonder risico voor het personeel naar boven konden worden getransporteerd. Martialis vond het een fantastisch gezicht, als op een gegeven teken ineens alle luiken tegelijk opengingen en de beesten massaal de arena insprongen.
Tot in de 6de eeuw bood het Colosseum plaats aan het bloedige amusement van de Romeinen. Onder de Oost-Gotische koning Theodorik vonden de laatste spelen plaats. Daarna viel het stil in de arena. In de 13de eeuw namen de Frangipani hun intrek in de gewelven van het Colosseum; zij maakten er een solide middeleeuwse vesting van.
In de eeuwen die volgden, had het bouwwerk veel te lijden van aardbevingen en van het feit dat het als steengroeve fungeerde voor christelijke en adellijke nieuwbouw in de stad. In de 20ste eeuw takelde het Colosseum verder af. Zure regen en constante trillingen van verkeer onder en boven de grond deden hun verwoestend werk, maar in 1992 begon men aan een grootscheepse renovatie. Nu prijkt het Colosseum weer als de trots van Europa op de nieuwste elitelijst van zeven wereldwonderen, samen met bijvoorbeeld de Chinese Muur en het Christusbeeld van Rio de Janeiro.
Meta Sudans
Vóór de Boog van Constantijn zijn de onderbouw van de Meta Sudans en de resten van een bassin zichtbaar. De Meta Sudans was de kegelvormige fontein waarvan tot 1936 een behoorlijk deel boven de grond stond. Nu was de liefde van Mussolini voor Romes klassieke verleden groot, maar niet zo groot dat hij zijn paraderende soldaten liet hinderen door een weinig spectaculair hoopje stenen.
Hiermee verdween een herinnering aan de bloedige spelen van het Colosseum. In het ronde bassin van de fontein konden de gladiatoren opgelucht tot reiniging van hun behouden ledematen overgaan, als ze het er in het Colosseum levend hadden afgebracht. Op de top van de kegel zat een bronzen bol met gaatjes, waardoor het water naar beneden sijpelde. Het leek wel of hij zweette (Latijn sudare, zweten).
Zij die gaan sterven groeten u
De show (om het maar zo te zeggen) werd gemaakt door de vechters in de arena. Ze kwamen op in een grootse optocht, die halt hield voor de loge van de keizer. ‘Morituri te salutant’ (zij die gaan sterven groeten u) klonk het en de gevechten konden beginnen.
Er waren verschillende soorten gladiatoren (letterlijk: zwaardvechters). Zo had je Thraciërs met een klein, rond schild en een dolk, en netvechters met een net en een drietand. Voor de gevechten met dieren waren er ook getrainde dierenvechters. Wie de strijd staakte, stak als teken van overgave zijn hand op. De beslissing over leven en dood lag bij de voorzitter van de spelen. Met de duim naar boven of naar beneden probeerde het publiek hem te beïnvloeden.
Maar de meeste deelnemers in de arena hadden geen schijn van kans. Krijgsgevangenen, weggelopen slaven en misdadigers: ze waren veroordeeld ad bestias (tot een gevecht met wilde dieren) en werden op deze wijze geëxecuteerd.
De oorsprong van de gladiatorenspelen ligt waarschijnlijk in begrafenisspelen van schimmige tijden. Er werden gevechten gehouden waarbij bloed vloeide, in het idee dat dit bloed de dode nieuw leven gaf. In de 3de eeuw v.Chr. kwam dit soort spelen via de Etrusken bij de Romeinen in zwang. In de 1ste eeuw v.Chr. probeerden politici hun kiezers met allerlei middelen te paaien. De organisatie van gladiatorenspelen en de inzet van spectaculaire dieren werden probate middelen om de populariteit te verhogen.
Toen Augustus als alleenheerser aan de macht kwam, was het voortaan de keizer die zijn volk panem et circenses (brood en spelen) gaf. Hij trok alle populariteit naar zich toe. Daar mag je om allerlei redenen niet te licht over denken. Na zijn overwinning op de Daciërs organiseerde keizer Trajanus spelen die 117 dagen duurden. Liefst 4912 paren gladiatoren traden aan. Aan kandidaten geen gebrek, want Trajanus had 50.000 krijgsgevangenen mee naar Rome genomen.
Niet alleen mensen vielen ten offer aan het amusement van de Romeinen. In de 4de eeuw was het nijlpaard uit Nubië verdwenen, de leeuw in Mesopotamië uitgestorven en de olifant voorgoed weg uit Noord-Afrika. Allemaal opgejaagd, in kratten geduwd en verscheept naar al die plaatsen in het Romeinse Rijk, waar de passie van de Romeinen hoogtij vierde.
Colossus
Richting Forum Romanum, tussen heel wat antieke bestrating, staat een rechthoekig ‘podium’, met een grasperkje en wat boompjes. Een rustiek aandenken aan de sokkel van de Colossus, het kolossale beeld van Nero, dat ooit de entree markeerde van zijn Gouden Huis en dat in de eeuwen erna het Colosseum aan zijn naam hielp. Het beeld was 35 m hoog en daarmee vier meter hoger dan de Colossus van Rhodos, een van de zeven klassieke wereldwonderen.
Het beeld van Nero was gemaakt door Zenodorus die bekendstond om zijn kolossale beelden. Na de dood van de gehate keizer werd zijn hoofd vervangen door het hoofd van de Zonnegod. Keizer Hadrianus (117–138) liet het beeld overbrengen naar de plaats die nu aangegeven wordt. Dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan. Zijn bouwmeester Decrianus had 24 olifanten nodig om het beeld in verticale stand te verplaatsen.
De kop van het beeld bleef inwisselbaar, zodat latere keizers vrijwel voor niks opvallende reclame voor zichzelf konden maken.
Boog van Constantijn
In 312 n. Chr. versloeg Constantijn zijn concurrent Maxentius bij de Milvische Brug. Hij werd heerser over het West-Romeinse Rijk. Zijn regering zou vooral zegenrijk zijn voor de christenen. Deze wereldse genade dankten zij aan goddelijk ingrijpen tijdens de slag om de Milvische Brug.
Aan de vooravond van de slag zag Constantijn het teken van het kruis oplichten aan de hemel. En de tekst ‘In Hoc Signo Vinces’ (in dit teken zul je overwinnen). Dat gebeurde. Op de boog staat: Senaat en volk van Rome wijdden deze boog aan Constantijn, omdat hij door zijn goddelijke inspiratie en grootheid van geest de staat van tirannie en partijtwisten bevrijdde.
De Boog van Constantijn was een van de laatste officiële bouwwerken van het oude Rome. De roem en glorie van de stad van Romulus gingen over op de nieuwe hoofdstad van Constantijn: Constantinopel. Bij de opbouw van de triomfboog werd dankbaar gebruikgemaakt van onderdelen en fragmenten uit eerdere bouwwerken in dit genre. Onderzoek in 1994 wees uit dat Constantijn een bestaande boog uit de tijd van keizer Hadrianus (117–138) heeft laten voorzien van een nieuwe, imposante ‘bovenverdieping’.
Let op de acht rechthoekige voorstellingen, afkomstig van een monument van keizer Marcus Aurelius (161–180).
In de doorgang zie je de overwinning van keizer Trajanus (98–117) op de Daciërs. Om begrijpelijke redenen kreeg het hoofd van Trajanus een facelift, ten gunste van Constantijn.
Er zijn acht medaillons boven de smalle bogen uit de tijd van keizer Hadrianus (117–138). Zeven daarvan tonen de keizer in gezelschap van zijn geliefde vriend Antinoös. Op de achtste staat de god Apollo, met de trekken van de jong gestorven Antinoös. Ook in de medaillons is de kop van de keizer aangepast. Antinoös bleef.
Uit de tijd van Constantijn dateren de friezen boven de kleine bogen, met onder meer een tafereel van de keizer die geld uitdeelt aan zijn onderdanen.
Domus Aurea
Het gebied dat vrijkwam na de grote brand van
64 n.Chr. liet keizer Nero naar geheel eigen smaak en genoegen
inrichten. Het werd een luisterrijke verzameling paviljoens,
paleizen en parken ( p. 17). Eén daarvan
was het bouwwerk dat nu bekendstaat als het Gouden Huis (Domus
Aurea). In dit paviljoen kon de keizer zich aan het eind van de
dag met genodigden terugtrekken. De officiële gebouwen lagen op de
Palatijn. De Domus Aurea was een langgerekt gebouw van ongeveer 220
m lang, met zo’n 150 vertrekken. De voornaamste vertrekken waren
gedecoreerd met marmer, wat voor die tijd uniek was. Op de muren
zijn de ‘moppen’ te zien, waaraan de marmerplaten vastzaten. Het
marmer is weggehaald bij de bouw van de Thermen van Trajanus.
De kern van het gebouw is de Achthoekige Zaal. Met het verstrijken van de uren kruipt een ronde lichtbundel door de opening in het plafond langs de verschillende ‘loges’. Spectaculair was de cascade, waarlangs een neerklaterende waterval de genodigden kon amuseren. Het water werd aangevoerd via een speciaal aangelegd aquaduct.
In het begin van de 16de eeuw lieten kunstenaars zich van de Oppius naar beneden zakken om in de ‘grotten’ van de Domus Aurea de klassiek-Romeinse versieringen te bestuderen. Zij kwamen terecht in de Sala della Volta Dorata (de zaal met het gouden gewelf). Kunstenaars als Rafael en Da Sangallo lieten hun namen achter in het plafond van zaal en gangen. In hun werk imiteerden zij de versierstijl van de oude Romeinen. Naar de vindplaatsen werd dit soort versierselen (gekenmerkt door een gewriemel van cupidootjes, guirlandes en sierlijstjes) ‘grotesken’ genoemd.
Sinds 2005 is de Domus Aurea alleen op aanvraag te bezoeken. Het toelaten van al te veel bezoekers werd niet meer verantwoord geacht. Inmiddels is een grootscheeps project gestart. Door achterstallig onderhoud is de ruwbouw gevaarlijk zwak geworden. Opkruipend vocht tast de muren (en de muurschilderingen) aan. Om het bouwwerk voor verder verval te behoeden zullen de tuinen op de heuvel erboven worden verwijderd. De Viale Oppio wordt gesloten voor het verkeer.
DOMUS AUREA, www.domusaurea.info. Geopend:
di.–vr. 10–16 uur. Toegang alleen op aanvraag: tel. 06-39967700 of
via internet: www.pierreci.it.
Jarenlang vormden de aapjeskoetsiers een vrolijk onderdeel van het Romeinse verkeer. Het geklikklak van de paardenhoeven was een aangename aanvulling op het ronken der motoren. Maar er dreigen problemen. De beroepsgroep slinkt snel. De romantische maar vrij prijzige ritjes per koets leggen het af tegen het gemak van moderne tegenhangers als taxi of toeristenbus. Waren er dertig jaar geleden nog honderd of meer koetsiers, nu zijn het er nog maar enkele tientallen.
Op grond van stedelijke hygiëne eiste het gemeentebestuur in 2004 dat de paarden leren ‘luiers’ moesten dragen, die speciaal hiervoor in Florence werden gemaakt. De koetsiers gruwden ervan. Mede onder druk van dierenbeschermers werden de traditionele botticelle in 2009 verder uit het stadsbeeld verdreven. Ze mochten alleen nog op zaterdag en zondag in het historisch centrum rondrijden. De andere dagen krijgen de koetsiers ter compensatie de beschikking over elektrisch aangedreven vooroorlogse automobielen.
Twee kerken aan de Via dei Fori Imperiali
S. Francesca Romana
Als opvolger van de in verval geraakte S. Maria Antiqua (op het Forum Romanum) verrees in de 10de eeuw de S. Maria Nova. In 1608 werd de kerk gewijd aan S. Francesca, een Romeinse, die op 13-jarige leeftijd tegen haar wil maar volgens de gangbare gebruiken van die tijd (ca. 1400) werd uitgehuwelijkt. Als verzorgster van de armen was zij een voorbeeld voor de vrouwen die zij rond zich verzamelde.
Na de dood van haar echtgenoot (in 1436) wijdde Francesca zich geheel aan vroomheid en godsvrucht. In die staat had zij jaren achtereen een visioen van haar engelbewaarder. Zij stierf op 9 maart 1440. Paus Pius XI (1922–1939) wees S. Francesca Romana aan als patrones van de automobilisten die langdurig gezelschap van een engelbewaarder goed kunnen gebruiken.
Op 9 maart (of de daaropvolgende zondag) vindt er elk jaar op het plein bij het Colosseum een autozegening plaats. Die geldt echter alleen het rollend materieel van politie en brandweer. Verschil moet er zijn.
In de kerk
Rechts in het dwarsschip is het graf van paus Gregorius XI (1370– 1378). In 1377 keerde hij onder de aanhoudende verzoeken van Catharina van Siena terug uit het pauselijke ballingsoord Avignon. Op het reliëf boven zijn graf zien we de paus bij de Porta S. Paolo; Catharina gaat voor hem uit. De terugkeer van de pausen zorgde voor een nieuwe bloei van de inmiddels in verval geraakte stad.
In de zijmuur, rechts van het graf van Gregorius en boven de toegang tot de crypte, zijn twee oud-Romeinse straatstenen ingemetseld, waarin met enige goede wil de afdruk van knieën is te zien. Althans, dat willen de legende en het bijschrift dat vermeldt: ‘Op deze steen zette Petrus zijn knieën, toen de duivelen Simon de Magiër door de lucht droegen.’ Petrus knielde biddend neer, toen hij zijn God smeekte om de heidense tovenaar Simon van zijn kunsten te beroven. Als Simon de Magiër komt deze artiest al voor in de Handelingen van de Apostelen: ‘Reeds vroeger had hij toverkunsten verricht en het volk van Samaria in verbazing gebracht. Hij beweerde iets heel bijzonders te zijn.’
Toen hij hoorde van het fenomeen van de Hemelvaart, deelde hij mee óók tot een dergelijke levitatie in staat te zijn. Vanaf het dak van de Tempel van Venus en Roma sprong hij de hemel in en zweefde in het rond. Petrus zonk op zijn knieën neer en bad (volgens zijn eigen apocriefe Handelingen): ‘Laat hem vallen, Heer, maar laat hem niet sterven. Breek zijn been op drie plaatsen. En hij viel,’ gaat de anonieme schrijver verder, ‘en hij brak zijn been op drie plaatsen.’
In de crypte ligt Francesca zelf, naar behoren gekleed. Eens per eeuw wordt haar graf geopend om de kleren te vernieuwen. De eerstvolgende keer zal dat zijn in 2040.
SS. cosma e Damiano
De SS. Cosma e Damiano is toevertrouwd aan de heilige zorgen van Cosmas en Damianus, tweelingbroers die als arts werkzaam waren in Aegea (in het zuiden van Turkije). Omdat ze een gedegen kennis van de medische wetenschap hadden en voor hun heilzame arbeid geen vergoeding vroegen, bekeerden zij veel patiënten tot het christelijke geloof. De plaatselijke prefect Lysias liet hen rond 300 om die reden onthoofden.
In de kerk
Het mozaïek in de apsis (uit de 6de eeuw) laat de tweeling zien. De rechterfiguur heeft de medicijntas aan zijn gordel. Zij worden door Petrus en Paulus naar Christus geleid. Beide apostelen gaan klassiekRomeins gekleed, met sandalen aan de voeten. Links staat de bouwheer van de kerk, paus Felix IV (526–530), met een model van de kerk in zijn hand.
In de 17de eeuw werden het mozaïek en het interieur van de kerk gerestaureerd dankzij de inspanningen van paus Urbanus VIII. Deze Barberini-paus liet bij al zijn artistieke uitingen de bijen (van zijn familiewapen) neerstrijken op de kunstwerken, in dit geval op een bloemetje (links) van de apsis.
Achter in de kerk, bij de ingang, kun je door een raam in het interieur van de Tempel van Romulus kijken (zie p. 79). Interessant, vooral als je op het niveauverschil van kerk en tempel let.
Rechts van de kerk kun je een bezoek brengen aan een 18de-eeuw-se Napolitaanse kerststal, een enorme verzameling volkstafereeltjes rond het gebeuren in Bethlehem. De kerststallencultus van de Romeinen doet de bezoeker vooral in de kersttijd van de ene verbazing in de andere vallen. Dít pronkstuk is het hele jaar te bezichtigen (bordje Presepio volgen).
Mozes van Michelangelo
Vicus Sceleratus
Over het tunnelstraatje tussen de Piazza di San Pietro in Vincoli en de Via Cavour ligt het meer dan weelderig begroeide paleis waar moeder Vannozza Cattanei haar kinderen Lucrezia en Cesare Borgia ter wereld bracht, in liefde tot de vader: de latere paus Alexander VI. Op 14 juni 1497 vond in het paleis de maaltijd plaats, waarbij Cesare en zijn broer Giovanni ruzie kregen. Op de nachtelijke weg naar huis verdween Giovanni. Hij was vermoord door zijn broer: dat wisten de Romeinen meteen zeker. Toen Giovanni’s lijk de volgende dag uit de Tiber werd gehaald, reageerde Pasquino:
Je bent, zo men weet, Alexander,
een visser van mensen, beslist.
Je hebt, kijk eens aan, in je netten
je zoon uit de Tiber gevist.
Het tunnelstraatje naar de S. Pietro in Vincoli is belast met een drukkend verleden. Het is de Vicus Sceleratus, de misdaadstraat. Het verhaal van dit straatje speelt zich af in de 6de eeuw v.Chr. en wordt verteld door de geschiedschrijver Livius.
Koning Servius Tullius was net vermoord, dankzij de machinaties van zijn eigen dochter Tullia en haar man Tarquinius Superbus. Toen Tullia in haar wagen naar huis reed, stopte de koetsier plotseling en wees de dochter op het verminkte lijk dat op straat lag. ‘Zij liet het rijtuig over het lijk van haar vader rijden. De wagen en Tullia zelf werden bespat met het bloed van haar vermoorde vader. Zo reed ze naar huis.’
VICUS SCELERATUS. Bereikbaarheid:
75, 117
B-Cavour.
Spreek dan!
Nog tijdens zijn leven gaf paus Julius II Michelangelo opdracht een imposant grafmonument te ontwerpen, dat een plaats moest krijgen in de St.-Pieter, vlak bij het graf van Petrus. Ruim een half jaar was Michelangelo in de marmergroeven van Carrara op zoek naar de juiste blokken voor zijn ontwerp. Alles werd opgeslagen vlak bij het Vaticaan, een ontzaglijke berg marmer, waarmee de beeldhouwer aan het werk ging.
Paus Julius, die zich wel met meer zaken bemoeide, liet een brug aanleggen tussen zijn paleis en Michelangelo’s werkplaats, zodat hij de vorderingen nauwlettend in de gaten kon houden. Na de dood van de paus werd aan diens triomfantelijke plannen één voor één een halt toegeroepen.
Zijn grafmonument werd niet in de St.-Pieter geplaatst en van het oorspronkelijke ontwerp met veertig beelden bleef weinig over. Mozes werd de centrale figuur. Een man vol ingehouden woede, diemet de Stenen Tafelen is afgedaald van de Sinaï en ontdekt dat het volk van Israël zich bezighoudt met heidense dansjes rond het gouden kalf. Recente interpretaties neigen ertoe het moment te zien waarop Mozes te horen krijgt dat hij het Beloofde Land niet zal binnengaan.
Twee hoorntjes staan op het hoofd van Mozes. Deze wijze van voorstellen gaat terug op een vertaalfout. De vertaler van de Latijnse Vulgaat koos cornutus (gehoornd) als vertaling voor het Hebreeuwse qaran (dat zowel gehoornd als stralend betekent). De gevolgen zie je voor je.
Een paar zaken die traditiegetrouw tot de verbeelding spreken. In de baard van Mozes meent men het profiel te herkennen van opdrachtgever paus Julius II dan wel van Michelangelo zelf (rechts onder de lip is met enige fantasie iets te onderscheiden). Op de knie kun je een kras zien, die daar achtergelaten zou zijn, toen Michelangelo bij voltooiing van het werk in vervoering uitriep ‘Spreek dan!’ en zijn hamer naar het beeld slingerde. Ten slotte wil de godvruchtige overlevering dat het beeld je blijft nakijken als je de kerk verlaat.
S. Pietro in Vincoli
De S. Pietro in Vincoli (‘Sint Petrus’ Banden’) ontleent zijn naam aan de boeien waarin Petrus in Rome gevangen zou hebben gezeten. Van oudsher worden ze in de kerk bewaard. De kerk verrees in de 5de eeuw op de grond waar in het oude Rome het politiebureau zou hebben gestaan en zo past alles in elkaar. In 1510 gaf de geweldenaar van de Romeinse renaissance, paus Julius II, opdracht tot restauratie van de kerk. Na zijn overlijden (in 1513) werd zijn wandgraf uiteindelijk in 1545 hier voltooid, met Mozes als opvallendste figuur.
In de kerk
Rechts naast het altaar staat de Mozes. In 1931 wist tekenaar/kunsthistoricus Huib Luns het heel mooi te zeggen: ‘Grotere onrust en heviger spanning werden in een beeldwerk nooit gelegd, krachten van de natuur en van de geest nooit vaster aaneengesmeed, primitieve bestialiteit en de hoogste spiritualiteit in een wezen nooit zo samengebrachtals in dit beeld, dat met mokerslagen uit de steen werd losgeslagen, maar waarvan de oppervlakte door de tederste strelingen werd gepolijst.’
Het marmeren geweld van de Mozes speelt zich af onder de ogen van de opdrachtgever, paus Julius II. Zijn liggende gestalte bevindt zich op de top van het monument. Bij een restauratie werd in 2001 door Italiaanse kunstexperts vastgesteld dat ook dit beeld van Michelangelo is.
In het midden van het linkerzijschip hangt een mozaïek uit de 7de eeuw. Het stelt de heilige Sebastiaan voor, die een dood-door-pijlen had overwonnen. Rome zou door ingrijpen van Sebastiaan zijn bevrijd van de pest.
Aan de pestepidemie van 1476 herinnert het fresco rechts naast de toegangsdeur van de kerk. Een burger van Rome droomde dat de pest zou ophouden, als het lichaam van Sebastiaan in de stad zou worden gebracht. Hij vertelt de droom aan de paus (boven). De processie trekt de stad binnen (onder), terwijl de engel van het Goede (midden) en de engel van het Kwaad (de duivelse pest) door de stad waren.
Alle wegen leiden naar Rome. Een historisch verantwoorde constatering, maar ze geldt niet voor de Romeinse keuken. Gastronomisch is Rome niet veel meer dan een regionaal centrum, het hart van Latium. Met één belangrijk pluspunt: verse groenten in overvloed.
Er bestaat dan ook eigenlijk geen typisch Romeinse keuken. Wat als Romeins geldt, is meer een combinatie van verschillende tradities. De landelijke keuken van Latium en het stoere eten van de Romeinse werkman vormden de hoofdingrediënten. Eenvoud was altijd een kenmerk van traditionele Romeinse gerechten. Geen ingewikkelde dingen, maar pasta, ansjovis en kikkererwten. Een pittige, robuuste keuken, zegt de kenner.
Twee dingen voegen iets bijzonders toe aan de Romeinse keuken. In de eerste plaats zijn dat de joodse specialiteiten die hun oorsprong vonden in het getto en die een vaste plaats op de Romeinse menukaart hebben verworven. Als voorbeeld staan hieronder de carciofi alla giudea en de fiori di zucchini. Verder heeft de arme bevolking van Rome eeuwenlang geleerd geen eten ongebruikt te laten. Met de delen van geslachte dieren die overbleven (pens, hersenen), werden culinaire hoogstandjes gecreëerd, zoals de hieronder genoemde trippa alla Romana.
Enkele specialiteiten
Porchetta, speenvarken, gevuld met kaas, kruiden en reuzel. Saltimbocca (‘spring-in-de-mond’) alla Romana, een stukje kalfsvlees met ham en salie, gestoofd in boter en wijn.
Abbacchio al forno, zuiglam, geroosterd met rozemarijn en knoflook. Een paasgerecht.
Fettucine alla Romana, lintvormige pasta met boter, kaas, peper en tomatensaus.
Gnocchi alla Romana, aardappelballetjes met vleesjus en Parmezaanse kaas.
Carciofi alla Romana, artisjokken, gevuld met knoflook, peterselie en munt, in de oven gesmoord.
Carciofi alla giudea, artisjokken ‘op joodse wijze’ in olie gefrituurd.
Fiori di zucchini, bloemen van de courgettes, gevuld met mozzarella en ansjovis.
Trippa alla Romana, runderpens, in een saus met uien, ham, spek, tomaten en munt.
Spaghetti alla puttanesca, met ansjovis en olijven, een oud recept uit de hoerenbuurt van Trastevere. (‘Het gerecht kreeg die naam, omdat de saus scherp was en vlug klaar,’ aldus een oud kookboek.)
Spaghetti alla carbonara, met een saus van eieren, spek, zwarte peper en schapenkaas.
Bruschetta, brood met knoflook, olie en zout, geserveerd met tomaat en basilicum.
Pecorino, een pittige schapenkaas.
Mozzarella, jonge kaas uit buffelmelk, opgediend met olijfolie, peper en een beetje citroensap.
Wijnen
Vino da tavola, de huiswijn, sterk variërend in kwaliteit.
D.O.C., voldoet aan zekere eisen, gegarandeerd afkomstig uit de streek die op het etiket staat.
D.O.C.G., zie bij D.O.C. Bovendien gecontroleerd door rijksinspecteurs.
De omgeving van Rome levert uitstekende wijnen. Befaamd zijn de wijnen uit de Albaanse heuvels, ten zuidoosten van Rome. Bekende wijnen uit de zogeheten Castelli Romani zijn: Frascati, Velletri en Marino.
Uit Montefiascone, bij het ten noorden van Rome gelegen meer van Bolsena, komt EST EST EST, een wijn die zijn faam niet alleen ontleent aan zijn kwaliteit, maar ook aan het verhaal dat eraan vastzit. In het begin van de 12de eeuw ging een Duitse bisschop, Johannes Defuk, naar Rome om daar de kroning van de keizer bij te wonen. Johannes was op velerlei gebied actief, vooral ook op het terrein van de alcoholica. Hij stuurde zijn knecht Martin vooruit om de herbergen te markeren waar lekkere wijn werd geschonken. ‘Est’, moest Martin dan op de deur schrijven: dat is ’m!
In Montefiascone trof Martin een wijn die wel heel erg lekker was. ‘Est est est,’ jubelde hij op de deur. Toen zijn meester arriveerde, was die niet meer uit de herberg en van de wijn weg te slaan. Na enige tijd stierf Johannes Defuk aan wat ongetwijfeld een alcoholvergiftiging zal zijn geweest. Op zijn graf kwam te staan: propter nimium EST mortuus est (door een teveel aan EST is hij gestorven).
De maaltijden
Een Romein gebruikt twee warme maaltijden op een dag. De voornaamste maaltijd is het middagmaal.
Voorgerechten: antipasto, gesneden vlees of rauwe groenten, pasta asciutto, gekookte pasta met saus, en pasta in brodo, heldere bouillon met pasta.
Hoofdgerechten: vlees of vis.
Bijgerechten: contorni, groenten en sla.