|
|
|
|
6 |
|
|
|
|
Onder paus Gregorius de Grote (590–604) werd Rome een stad van priesters en pelgrims. Ze bouwden kerken en verzamelden de resten van hun heiligen. Constantijns moeder, Helena, had het goede voorbeeld gegeven. Van haar reizen door het Heilig Land bracht zij het Heilig Kruis en de trap van Pilatus mee. Dat waren mooie dingen voor de mensen.
In 609 gaf Phocas, de Byzantijnse keizer, het Pantheon ten geschenke aan Bonifatius IV. De paus richtte in de klassieke tempel een nieuwe kerk in: de S. Maria ad Martyres. Om de martelaren (martyres) de hun toekomende plaats in de kerk te geven vulde hij 38 wagens met hun botten en botjes uit de catacomben.
De devotie, die wist wat. Bernardinus van Siena becommentarieerde later: ‘Honderd koeien kunnen de melk niet opbrengen die voor melk van de moeder Gods wordt gehouden. Zes paar ossen kunnen het hout niet slepen dat doorgaat voor het hout van het Heilig Kruis.’
De christenen gebruikten wat de oude Romeinen hadden laten staan. De klassieke blokken marmer en travertijn voldeden uitstekend, net als talloze zuilen. Kalkovens (calcare) vermaalden het marmer tot nieuw bouwmateriaal. Zo kwam Rome (met zo’n 30.000 inwoners) de middeleeuwen door. De renaissance van Rome kon beginnen.
Piazza Venezia en omgeving
Palazzo Venezia
Het Palazzo Venezia ontleent zijn naam aan de Venetiaanse kardinaal Pietro Barbo, de latere paus Paulus II (1464–1471). Voor de bouw van zijn paleis, het eerste renaissancepaleis van Rome, haalde hij veel materiaal uit het Colosseum. Naar Venetiaans voorbeeld maakte hij van het plein een centrum van volksvermaak en carnavalsfeesten.
Op vastenavond werden er paardenrennen gehouden, de Corso dei barbari. Halfwilde paarden hielden zonder ruiter een wedren vanaf de Piazza del Popolo naar de Piazza Venezia. De paardenrennen hebben hun naam gegeven aan de Via del Corso (de Straat van de Paardenkoers) die in de 16de eeuw de plaats innam van de oude Via Lata.
Tussen Gesù en Tiber
In de 20ste eeuw kreeg het volksvermaak een ander karakter, toen Mussolini vanaf het balkon van het Palazzo Venezia de menigte placht toe te spreken. Hij deed dat met zoveel overgave dat de Romeinen hem – naar ’s werelds bekendste balkonscène (met Romeo en Julia) – ‘Giulietta’ noemden.
Mussolini liet altijd licht branden in zijn werkkamer, ook al was hij zelf niet aanwezig. Dat maakte op de onderdanen een vertrouwenwekkende indruk. Minder vertrouwenwekkend was de werkkamer zelf, de Sala del Mappamondo: de grootste zaal van alle, met alleen een glanzende vloer en in de verste hoek een bureau met drie stoelen. De sfeer die daar heerste, is voor de eeuwigheid geparodieerd door Charlie Chaplin in The Great Dictator (1940).
Museo Nazionale di Palazzo Venezia
In het Palazzo Venezia zijn wisselende tentoonstellingen. Ook is er een permanente expositie van schilderijen uit de 13de tot de 18de eeuw. Verder is er een grote verzameling decoratieve kunst: sieraden, keramiek, wandkleden.
MUSEO NAZIONALE DI PALAZZO VENEZIA, Via del
Plebiscito 118, www.galleriaborghese.it (ook
Engels). Geopend: di.–zo. 8.30–19 uur. Bereikbaarheid:
H, 40, 44, 60, 63, 64, 70, 87,
117, 119, 170, 492.
Rome had in de 16de eeuw een heel koor van Sprekende Beelden. Bij de Mamertijnse Gevangenis stond Marforio, een klassiek-Romeins beeld van een stroomgod, dat zich nu in de Capitolijnse Musea bevindt. In een hoek van de Piazza Venezia staat Madama Lucrezia, een antiek Isis-beeld. En naast de S. Andrea della Valle, aan de Corso Vittorio Emanuele, ontmoet je Abate Luigi, eertijds een Romein in toga (zie p. 138).
Aan de flanken van dit soort beelden stond de politieke satire eeuwenlang in volle bloei. Schimpscheuten en spotverzen werden opge-hangen. Aanvoerder van dit Congresso degli Arguti (de Club van de Scherpe Geesten) was Pasquino, het restant van een klassieke beeldengroep, op een pleintje vlak bij de Piazza Navona (zie p. 191).
In de 16de eeuw begon Pasquino’s roem als Stem des Volks, het venijnige vehikel van sociale en politieke kritiek. Toen Leo X stierf (1521), haalde Pasquino uit naar de financiële praktijken in het Vaticaan:
In doodsnood heeft Leo de Tiende
om de sacramenten verzocht.
Die waren dus nergens te vinden:
hij had ze al eerder verkocht.
Zijn opvolger, onze eigen en enige Hollandse paus Adrianus VI (1522– 1523), had het zwaar te verduren onder de pasquinades. Toen hij dreigde het beeld in de Tiber te laten gooien, kreeg hij te horen: ‘Net als de kikkers zal Pasquino in het water luider kwaken.’ Door de eeuwen heen bleef Pasquino het ‘prikbord’ voor politieke spot en satire. Bij het overlijden van paus Benedictus XIV (1758) verscheen het volgende versje:
Hier rust onze paus Benedictus.
Het zij hem van harte gegund.
Hij schreef iets te veel van het goede,
zijn heengaan had eerder gekund.
Toen Napoleon Buonaparte Rome van zijn kunstschatten beroofde, vroeg Marforio: ‘Sono tutti ladri, i Francesi?’ (Zijn alle Fransen dieven?) Pasquino: ‘Tutti no, ma buona parte.’ Met de opheffing van de kerkelijke staat in 1870 kwam een officieel einde aan de subversieve activiteiten van de historische Pasquino. Hij had geen baas meer om tegenaan te schoppen. Maar wie nu op het pleintje komt, zal zien dat het politieke leven van Italië stof genoeg biedt voor kritische uitingen, in dichtvorm of anderszins.
S. Marco
De S. Marco werd in de 4de eeuw gebouwd door
paus Marcus en gewijd aan de evangelist Marcus. De kerk staat
bekend om zijn apsismozaïek uit de 9de eeuw. Christus staat in het
midden. Rechts paus Marcus, de martelaar Agapitus en de heilige
Agnes (
pp. 190–191). Links de martelaar
Felicissimus, de evangelist Marcus en paus Gregorius IV, met het
kerkmodel en de vierkante nimbus, ten teken dat hij leefde toen het
mozaïek werd gemaakt.
In de voorhal tegen de rechterzijwand (rechts onderaan) is de grafplaat van Vannozza Cattanei, de geliefde van paus Alexander VI en moeder van Lucrezia en Cesare Borgia (zie p. 98). Vanuit de binnenhof kun je de campanile zien, die in de 12de eeuw werd geplaatst (poortje door op nr. 49, naast de kerk).
Madama Lucrezia
Links van het Palazzo Venezia, in de hoek tegen
de muur, staat een restant van een klassiek beeld. Ooit was het de
godin Isis of een priesteres van de godin. Als Madama Lucrezia
behoorde het tot de Sprekende Beelden van Rome (
pp. 133–134). Zij was gespecialiseerd in roddel en achterklap
en had haar eigen feestje op 1 mei. Bij die gelegenheid werd zij
versierd met strikjes en omkranst met slingers van uien,
knoflookbollen en wortelen. Voor haar geschonden aangezicht dansten
de mensen uit de buurt hun dansjes op het ‘Bal van de
Schooiers’.
Gesù
Op het plein voor de Gesù is het traditioneel nogal winderig. Op een keer – zo wil het verhaal – wandelden de wind en de duivel over het plein. De duivel excuseerde zich voor een ogenblik. Hij wilde even de kerk in om een twist met de jezuïeten door te praten. De wind wacht nog steeds.
De kerk verrees aan het eind van de 16de eeuw, op de plaats die de Spaanse edelman Ignatius van Loyola had verworven voor zijn jezuïetenorde. De Gesù werd het pronkstuk van de barok en een voorbeeld van wat wel de jezuïetenstijl wordt genoemd. De jezuïeten steunden bij uitstek de geestelijke vernieuwing die de Kerk in de tijd van de contrareformatie voorstond. Hierbij maakten ze gebruik van de opzienbarende stijl die in het begin van de 17de eeuw was ontstaan. De barokke sfeer van overdadige pracht en theatrale effecten moest de kerkganger meeslepen in zijn geloofsbeleving.
De gevel, oorspronkelijk ontworpen door Vignola, werd met de hulp van de jezuïeten Giovanni Tristani en Giovanni de Rosis afgewerkt door Giacomo della Porta. Deze eerste echte barokgevel werd het voorbeeld voor vele andere.
In de kerk
De letters IHS vormen het centrale motief in de apsisschildering. Niet alleen herinneren ze aan de tekst In Hoc Signo Vinces, die Constantijn in de hemel zag verschijnen (zie p. 105), maar ze vormen ook de eerste (Griekse) letters van de Griekse naam voor Jezus (Ièsous).
Het plafond biedt een spel van illusie en werkelijkheid, gebaseerd op de wetten van het perspectief. Thema: de triomf van de naam Jezus. De meeste aandacht krijgt het barokke altaar van Ignatius, tussen 1696 en 1700 ontworpen door de jezuïet Andrea Pozzo. Het bevindt zich links in het dwarsschip. Lichtautomaat links aan de ingang van de kapel. Ignatius ligt in zo’n rijkdom begraven, dat tegenstanders de letters IHS uitlegden als ‘Iesuiti habent satis’ (de jezuïeten hebben genoeg). Oorspronkelijk was het beeld van Ignatius volledig van zilver, maar paus Pius VI (1775–1799) gebruikte een deel van het kostbare materiaal om de schatting te betalen, die Napoleon hem oplegde. Boven op de grafkapel is op de wereldbol de Heilige Drieeenheid afgebeeld. In de typisch Romeinse recordrace naar superlatieven en absolute hoogtepunten wordt het brok lapislazuli dat de aarde voorstelt, het grootste stuk ter wereld genoemd.
Tegenover het graf van Ignatius bevindt zich het graf van Franciscus Xaverius, een jezuïet die als missionaris talrijke bekeringen op zijn naam bracht. Boven het altaar wordt zijn rechterarm geëerd, ‘waarmee hij 300.000 mensen heeft gedoopt’.
In de laatste kapel links, bij de uitgang, een ingenieuze kerststal dat het kerstgebeuren met gevoel voor show en theater laat zien. Wel even op het knopje drukken.
Ignatius
Naast de Gesù ligt het generalaat van de jezuïeten. Hier zijn de vertrekken van Ignatius, met onder meer de schouw, waarin hij de post van zijn familie ongeopend verbrandde. Spectaculair is het schilderwerk van Andrea Pozzo. Hij beschilderde de toegangshal op zijn eigen wijze. Je staat in een perspectivisch spel dat vanaf één punt bekeken moet worden. Als je achterin staat, valt alles op zijn plaats, ook het valse altaar aan de schuine achterzijde van de ruimte. In alle andere gevallen dwarrelen de vormen om je heen, wegtuimelende zuilen en vlezige engelendijen.
GESU, www.chiesadelgesu.org (ook
Engels). Vertrekken van Ignatius: geopend ma.–za. 16–18, zo. 10–12
uur.
Crypta Balbi
Sinds enige jaren behoort de Crypta Balbi tot de over de stad verspreide vestigingen van het Museo Nazionale Romano. Oorspronkelijk was het bouwwerk een hoge gang rond een binnenplaats, onderdeel van het Theater van Balbus uit het eind van de 1ste eeuw v.Chr. In de middeleeuwen werden in het complex een kerk, een klooster en verschillende kalkovens gebouwd. Nu kun je resten van de oorspronkelijke crypta bekijken en tal van elementen die de bouwgeschiedenis van het gebied markeren. Stadsarcheologie in optima forma.
CRYPTA BALBI. Via delle Botteghe Oscure 31,
www.archeorm.arti.
beniculturali.it (Italiaans). Geopend: di.–zo. 9–19.45 uur.
Speciaal ticket, drie dagen geldig, ook voor Palazzo Altemps (p.
193), Palazzo Massimo en Terme di Diocleziano (p. 228).
Bereikbaarheid: zie Largo di Torre Argentina (p. 138).
Het Largo di Torre Argentina staat bekend als het kattenforum. Het herbergt – net als enige antieke soortgenoten – honderden en honderden zwerfkatten, plus een liefdadige instelling die zich het lot van de blinde, manke en kreupele poezen aantrekt. Je kunt er meteen een kat adopteren.
Lieve poezendames (gattare) verzorgen de beestjes zo goed en zo kwaad als dat gaat. Mussolini trad veel rigoureuzer op. Hij liet alle zwerfkatten van Rome oppakken en overbrengen naar de onder zijn bewind drooggelegde Pontijnse moerassen, ten zuiden van Rome. In dat nieuwe landbouwgebied had de bevolking last van eveneens nieuwe kolonies ratten en muizen.
Elke kat kreeg een halsbandje met de tekst dono del governo fascista (een cadeautje van de fascistische regering). Veel plezier hebben de ontvangers er niet van gehad, want de meeste katten waren binnen twee, drie dagen terug op hun stekkie in Rome. Sommige kwamen met de vrachtwagens die ze weggebracht hadden.
De beroemdste gattara was wel de filmster en actrice Anna Magnani (gestorven in 1973). Als ze optrad in het Teatro Argentina, was ze elk vrij moment tussen de ruïnes voor de deur om haar tesorini (schatjes dus) bij te staan. In 2001 kreeg zij postuum bijval van het stadsbestuur. Besloten werd dat de katten ‘biologisch erfgoed’ van de stad zijn en dat elke Romein om deze reden verplicht is voor de beestjes te zorgen. De huidige paus Benedictus XVI had als Joseph Ratzinger in zijn lange Romeinse jaren een groot hart voor de katten. Hij gaf ze wat te eten en sprak met hen in zijn eigen Beierse dialect.
Mocht het bloed kruipen waar het niet gaan kan: www.romancats.com zorgt voor nadere informatie.
Largo di Torre Argentina en omgeving
Largo di Torre Argentina
Het Largo di Torre Argentina is niet genoemd naar Argentinië, maar naar Argentoratum, de Latijnse naam van Straatsburg en woonplaats van de Duitse bisschop Burckhard die daar rond 1500 een woontoren bewoonde. Op het Largo di Torre Argentina liggen resten uit de tijd van de Romeinse Republiek. De opgravingen zijn te danken aan de liefde van Mussolini voor het klassieke verleden van Rome. Het zijn drie rechthoekige tempels en één ronde. De ronde werd in de middeleeuwen een christelijke kerk, de S. Nicola de Calcarario. De naam herinnert aan de calcare, de kalkovens waarin klassiek marmer tot kalk werd verbrand. Enige frescoresten zijn nog te zien.
Achter de tempel (rechts), tegenover het Teatro Argentina, loopt een smalle passage waarbij een afvoerkanaal te herkennen is. Het betreft hier een openbaar toilet, een gezellige plaats, waar de oude Romeinen van hun nood een sociale deugd maakten. Soms werden de geluiden van de menselijke stofwisseling begeleid door een orkestje. De muziek komt nu uit het aan het plein gelegen Teatro Argentina.
LARGO DI TORRE ARGENTINA. Bereikbaarheid:
H, 30, 40, 63, 64, 70, 87,
116, 492
8.
S. Andrea della Valle
Centraal in de Corso Vittorio Emanuele II staat de S. Andrea della Valle, uit de 17de eeuw. De koepel is van Carlo Maderno die alleen de koepel van de St.-Pieter qua hoogte en grootte voor liet gaan. Vooraan in het middenschip de grafmonumenten van de Piccolomini-pausen Pius II (zie p. 30) en Pius III (die in het bezit is van een twijfelachtig record: zijn pontificaat duurde in oktober 1503 net drie weken).
Links tegen de kerk, op de Piazza Vidoni, staat een marmeren beeld van een Romein in toga. Ooit kreeg het een naam, Abate Luigi, en het werd een van de Sprekende Beelden in de stad. Abt Lodewijk handelde vooral in liefdesboodschappen. Misschien omdat de zaken in de liefde niet altijd naar wens verlopen, werd zijn hoofd op gezette tijden met stenen bekogeld of gewoon gestolen. De laatste keer was dat in 1985. Elke keer kreeg hij weer zijn eigen hoofd terug, naar een model in het Museo del Folklore in Trastevere. In 1924 werd een verklarende tekst op de sokkel aangebracht, in de stijl van Pasquino:
Ik was ooit een burger van Rome.
Abate Luigi: mijn naam.
Aan spot en satire ontleen ik
(samen met Marforio en Pasquino, zo meen ik)
mijn roem en mijn eeuwige faam.
Beledigd werd ik en beschadigd,
ze borgen me op in een nis.
Nu leid ik hier eind’lijk een leven
dat risicovrij voor mij is.
Museo di Roma
Even voorbij de S. Andrea della Valle, aan de overkant van de Corso Vittorio Emanuele, bevindt zich het Palazzo Braschi. Hierin is het Museo di Roma gevestigd, een museum over de culturele, sociale en artistieke geschiedenis van Rome, van de middeleeuwen tot heden. Schilderijen en beeldhouwwerk uit de 17de en 18de eeuw, stadsgezichten van Rome, portretten en huisraad van rijke Romeinse families. Alsmede een indrukwekkend treinstel van paus Pius IX (1846– 1878).
MUSEO DI ROMA, Via di San Pantaleo 10, www.museodiroma.it (ook Engels).
Geopend: di.–zo. 9–19 uur.
Palazzo della Cancelleria
Het Palazzo della Cancellaria is een van de eerste renaissancepaleizen in Rome (eind 15de, begin 16de eeuw). Kenmerkend zijn de robuuste natuurstenen onderbouw, de hoofdverdieping op de eerste etage en een kleinere verdieping daarbovenop. Materiaal werd onder meer uit het Colosseum gehaald. De Cancelleria is de ‘kanselarij’ waar de rechtszaken van de Kerk worden afgehandeld. Daar hoorde (en hoort) een kerk bij: de S. Lorenzo in Damaso. Het complex ligt aan de Via del Pellegrino, een onderdeel van de oude pelgrimsroute naar het Vaticaan.
PALAZZO DELLA CANCELLERIA. Geopend: dag. 16–20 uur,
alleen op afspraak. De binnenhof is toegankelijk.
De Schildpadden-fontein werd tussen 1581 en 1588 gebouwd door Giacomo della Porta. In het oorspronkelijke ontwerp hadden de vier naakte jongens dolfijnen in het bekken moeten tillen, maar het werden schildpadden, in 1658 op verzoek van paus Alexander VII toegevoegd door Gian Lorenzo Bernini zelf of ene Andrea Sacchi. De beestjes werden regelmatig gestolen. Toen in 1979 opnieuw een schildpad verdween, gingen de resterende exemplaren naar het Capitolijns Museum; kopieën namen hun plaats in. De fontein werd in 1932 onder Mussolini (in het tiende jaar van zijn bewind) gerestaureerd. Na een lange periode van verloedering en verwaarlozing werden pleintje en fontein in 2006 weer in oude glorie hersteld. De muntjes in het water tonen aan dat de Trevitraditie school heeft gemaakt.
Surprise!
De Schildpadden-fontein aan de Piazza Mattei wordt in alle boekjes geafficheerd als de mooiste, de lieflijkste, de amusantste van Rome. En Rome heeft heel wat fonteinen. Hij dateert uit de 16de eeuw en werd aangelegd vóór het paleis van de hertog van Mattei. Deze behoorde tot de rijkste mannen van Rome, maar raakte door zijn hang naar het gokspel ook regelmatig grote sommen kwijt.
Juist toen hij zou trouwen met de dochter van een landedelman, vergokte hij weer een fortuin. Voor zijn aanstaande schoonvader was dit voldoende reden om de verbintenis te weigeren. Inmiddels was op het marktpleintje voor zijn paleis de Schildpadden-fontein opgericht. Vergilio Mattei liet vader en dochter naar het paleis komen, maar wel zó, dat ze door de hoogopgebouwde marktkraampjes niets zagen van de fontein.
In de avonduren zette het gezelschap zich rond de tafel om het een en ander door te praten, terwijl de kooplieden hun stalletjes afbraken om de slaap der rechtvaardigen te genieten. De volgende ochtend zwaaide Vergilio een vensterraam open en toonde de fontein: ‘Hier is het bewijs dat ik niet verarmd ben,’ sprak hij zelfbewust. ‘Ik heb deze fontein in één nacht laten bouwen voor de vrouw die ik liefheb.’
Dat gaf de doorslag. Vergilio Mattei liet het raam onmiddellijk dichtmetselen (boven een lage deur van het Palazzo Mattei): ‘Zoals wij het zagen, zagen wij het alleen,’ was zijn argument.
Campo de’Fiori
Tot in de 15de eeuw bloeiden de bloemen op het veld dat die naam heeft behouden: Campo de’Fiori. Sterker nog: tot op de dag van vandaag kun je op de markt bloemen (en groenten en fruit) krijgen. In de 16de eeuw werd het plein een centrum van belangrijke openbare gebeurtenissen. Daar hoorden publieke terechtstellingen bij. De Via della Corda (de Straat van de Strop) herinnert aan die tijd.
Op 17 februari 1600 werd Giordano Bruno hier op de brandstapel terechtgesteld. Bruno was een internationaal gerespecteerd filosoof en theoloog, een aanhanger van Copernicus die betoogde dat niet de zon om de aarde, maar de aarde om de zon draaide. Na lange jaren in Europa en Engeland keerde hij in 1591 terug in Italië. Hij werd meteen door de inquisitie in de kraag gevat. Acht jaar lang zat hij gevangen, geen van zijn leerstellingen wilde hij herroepen.
Bruno werd het symbool van vrijheidszin en intellectuele onafhankelijkheid. Na de eenwording van Italië in 1870 werd Bruno ook nog eens een boegbeeld van de overwinning van Italië op de paus. Na veel heisa en nog meer tegenstand uit het Vaticaan kreeg hij een monument op het Campo de’Fiori. Het beeld heeft heel wat (antiklerikale) betogingen aan zijn voeten voorbij zien trekken. Meest recent waren dat de protestbijeenkomsten tegen de viering van het Heilig Jaar 2000.
De namen van de straatjes in de buurt herinneren aan de bedrijvigheid die er ooit heerste: de straat van de hoedenmakers (Cappellari), de sleutelmakers (Chiavari) en de wambuismakers (Giubbonari), om er een paar te noemen.
CAMPO DE’FIORI. Bereikbaarheid:
40, 63, 64, 116, 492.
Piazza Farnese
De Piazza Farnese wordt beheerst door het Palazzo Farnese, een pronkjuweel van de renaissance in Rome. Aan de bouw werkten Antonio da Sangallo (de Jongere), Michelangelo en Giacomo della Porta die het paleis in 1589 voltooide.
Het paleis werd hier neergezet in opdracht van kardinaal Alessandro Farnese, de latere paus Paulus III (1534–1549). Diens zus, Giulia Farnese, was de minnares van paus Alexander VI (zie p. 32). De familie Farnese deed het goed in de hoogste kringen. Sinds 1871 is de Franse ambassade in het Palazzo Farnese gevestigd, na een opmerkelijke ‘deal’. De Fransen huren het Palazzo voor welgeteld één lire per honderd jaar; in ruil hiervoor staat Hôtel Galiffet te Parijs gratis aan de paus ter beschikking.
In 1999 werd de gevel van het Palazzo Farnese gereinigd. Hierbij kwamen onvermoede details aan het licht, goed te zien in de baksteendecoratie van de bovenste etage.
Op de Piazza Farnese heerst (doorgaans) een serene rust. Heel anders dan een paar eeuwen geleden, toen op het plein stierengevechten werden gehouden. In het nauw gedreven toreadors redden hun hachje door in een van de badkuipen (toen op de grond) te springen. De twee badkuipen van Egyptisch graniet zijn afkomstig uit de Thermen van Caracalla en dragen de irissen uit het wapen van de familie Farnese (die je botanisch gesproken vóór de Franse ambassade niet moet verwarren met de Franse lelie).
Palazzo spada
Het Palazzo Spada werd in de 16de eeuw gebouwd als een typisch renaissancepaleis. Aan de gevel rijk stucwerk en beelden van historische Romeinen. Rond 1635 kreeg Borromini de opdracht van kardinaal Bernardino Spada om het paleis te verfraaien. Vanuit de centrale hof bouwde hij een colonnade. Het lijkt een lange gang met zuilen, die uitkomt op een binnenhof waar een beeld staat. De gang is 9 m lang en het beeldje 80 cm hoog. De rest is optisch bedrog, trompel’oeil, zoals de barokkenner inmiddels zegt.
In het Palazzo Spada zetelt de Raad van State van Italië. Tevens is er de Galleria Spada gevestigd. De schilderijencollectie van kardinaal Spada bevat onder meer werk van Titiaan, Rubens, Reni en Caravaggio.
GALLERIA SPADA, Piazza Capo di Ferro 13, ingang
Vicolo del Polverone 15, www.galleriaborghese.it (ook
Engels). Geopend: di.–zo. 8.30–19.30 uur. De colonnade van
Borromini is (gratis) te zien vanuit de binnenhof, links.
Via giulia
Bij de Tiber, achter het Palazzo Spada, begint de Via Giulia, aangelegd door paus Julius II (1503–1513). Hij wilde met deze straat van 1 km lengte in één rechte lijn een verbinding leggen tussen de Ponte Sisto en het Vaticaan.
Het werd de belangrijkste en chicste straat van het 16de-eeuwse Rome. Aan beide zijden rijzen imposante renaissancepaleizen op. Die hebben nu gezelschap gekregen van antiekzaken en galeries. In deze (ooit) rijke omgeving staat de kerk voor de allerarmsten van de stad, de S. Maria dell’Orazione e Morte. Een genootschap ontfermt zich hier al eeuwen over de anonieme lijken die in en rond de stad werden gevonden.
Een afbeelding op de gevel herinnert aan de vergankelijkheid van het menselijk bestaan. Hodie mihi cras tibi, staat er: heden ik, morgen jij. In de crypte wordt deze gedachte benadrukt door een macaber aandoende presentatie van de resten van slachtoffers. Onder meer een kruis met 23 schedels. Ook is de brancard aanwezig, waarmee de lijken werden opgehaald. De kerk bevindt zich bij de Ponte Sisto, bij een boog die de straat overspant, het eerste deel van een brug die Michelangelo wilde bouwen tussen het Palazzo Farnese en de Villa Farnesina aan de overkant van de Tiber (zie p. 248).
S. MARIA DELL’ORAZIONE E MORTE. Geopend: zo. vóór
de mis van 18 uur.
Wie de route tot hier gelopen heeft, kan via de Via dei Pettinari (tegenover de Ponte Sisto) terug naar de Corso. Voorbij de Via dei Giubbonari begint de Via dei Chiavari, een straatje dat op de Corso begint rechts van de S. Andrea della Valle.
Theater van Pompeius
Via de Via dei Chiavari en het eerste straatje dat er aan de Tiberzijde op uitkomt, kom je op de Piazza del Biscione. De kromming van straatje en plein volgt de vorm van het Theater van Pompeius, het eerste stenen theater dat Rome kende. Het werd in 55 v.Chr. gebouwd door Cnaeus Pompeius Magnus, de grote concurrent van Gaius Julius Caesar.
Aan het theater werd een porticus gebouwd van 180 bij 135 m. Hierin bevond zich de zaal waar de senaat soms zitting hield. Zo ook op 15 maart 44 v.Chr., toen Caesar op deze plaats werd vermoord.
THEATER VAN POMPEIUS. Resten te zien in restaurant
Da Costanza (Piazza del Paradiso) en Da Pancrazio (Piazza del
Biscione). Ook de Via della Grotta Pinta volgt de lijn van het
theater.
Zestig senatoren zaten in het complot. Brutus en Cassius hadden de leiding. Tijdens geheime vergaderingen passeerden verschillende mogelijkheden de revue. Ze konden Caesar op de Via Sacra insluiten en neersteken of hem bij de ingang van het theater aanvallen. Maar toen een senaatszitting werd uitgeschreven voor 15 maart in de vergaderzaal van Pompeius, was iedereen het erover eens. Dit was hun kans. Caesar kreeg tekenen genoeg die hem waarschuwden. De priester Spurinna wees hem op een gevaar dat tot 15 maart dreigde. Op 14 maart vloog een winterkoninkje de vergaderzaal binnen. Het beestje werd onmiddellijk door andere vogels doodgepikt. In de vroege ochtend van 15 maart vertelde Caesar zijn vrouw wat hij gedroomd had: hoog in de wolken gaf hij Jupiter een hand. Calpurnia vertelde hem haar droom: het huis stortte in en hij werd in haar armen doorstoken. Caesar was onrustig en voelde zich niet goed. Pas om elf uur besloot hij naar de senaatsvergadering te gaan. In een draagstoel werd hij naar de porticus van Pompeius gebracht. Onderweg duwde iemand hem een schrijven in de hand, waarin de aanslag werd verraden. Caesar stak het bij de andere stukken die hij in zijn linkerhand hield, om het later te lezen.
De samenzweerders troffen elkaar in het huis van Cassius. Gezamenlijk gingen ze naar de vergaderzaal. Daar wachtten ze gespannen af. Casca schrok enorm, toen iemand op hem afkwam en zei: ‘Jij wil niets zeggen, maar Brutus heeft mij alles verteld.’ Het bleek over iets anders te gaan, maar Casca had hun plan bijna prijsgegeven.
Toen Caesar de vergaderzaal binnenkwam, stond iedereen op. Meteen toen hij ging zitten, dromden de samenzweerders om hem samen, zogenaamd om hem te begroeten. Tillius Cimber begon te pleiten voor zijn broer die verbannen was. Anderen ondersteunden zijn verzoek, grepen Caesars handen en kusten hem op het hoofd. Caesar duwde hen van zich af, maar ze bleven aanhouden.
Toen rukte Tillius met beide handen Caesars toga van zijn schouders. ‘Wat krijgen we nu?!’ riep Caesar. Op dat moment stootte Casca, die achter hem stond, als eerste toe, in de rug, onder in zijn nek. Caesar probeerde op te springen en stak met zijn schrijfstift in de arm van Casca. Toen werd hij voor de tweede keer neergestoken.
Hij zag dat ze allemaal hun dolken hadden getrokken. Hij sloeg zijn toga over zijn hoofd en trok de plooien tot aan zijn voeten. Als hij viel, zou hij fatsoenlijk vallen. Ze hakten zo furieus op hem in dat ze elkaar verwondden. Brutus liep een steek in zijn hand op en iedereen zat onder het bloed.
Caesar kreeg 23 dolksteken. Alleen bij de eerste was bij hem iets van een kreun te horen. Tegen de aanstormende Brutus heeft hij nog gezegd: ‘Ook jij, mijn jongen?’ Alle aanwezigen vluchtten weg. Caesar lag een tijdje dood op de grond. Drie slaven brachten hem op een draagbaar naar huis, één arm hing naar beneden. De arts Antistius constateerde dat alleen de tweede wond, in de borst, dodelijk was geweest.
Een aantal dagen later werd het lijk van Caesar overgebracht naar het Forum Romanum. Magistraten en oudmagistraten droegen de baar tot vóór de Rostra. Daar had men een ivoren praalbed in gereedheid gebracht, bekleed met goudbrokaat en purper. Bij het hoofdeinde stond een standaard, met de toga waarin hij was vermoord.
Marcus Antonius hield een lijkrede die grote indruk maakte. Op een gegeven moment greep hij Caesars bebloede toga en hield hem omhoog, wijzend op de snedes waar de dolken Caesar hadden getroffen. Het publiek raakte hevig geëmotioneerd. Mensen haalden tafels en banken uit de winkels en de basilica in de buurt. Ze maakten een brandstapel en legden de baar met het lichaam van Caesar erbovenop. Twee personen, met een zwaard en speren in de hand, staken de brandstapel aan met brandende waskaarsen. Soldaten van de veteranenlegioenen gooiden hun wapens in de vlammen. Vrouwen wierpen de sieraden die ze droegen in het vuur en de toga’s van hun kinderen. Mannen staken fakkels aan en stormden de stad in, op zoek naar de huizen van de moordenaars, om die in brand te steken.
