Verzamel een groep talentvolle mensen en er is er altijd één die meer talent heeft dan alle anderen. Van alle talentvolle sekteleiders was Spiros de meest begaafde. Het duurde enkele jaren voordat iedereen daarvan doordrongen was en nogmaals enkele jaren voordat de Wereldraad van Sekten zijn conclusie trok, maar toen gebeurde het ook ruimhartig: in het jaar 2332 hief de Raad zichzelf op en riep Spiros uit tot God op Aarde.

Spiros was een opmerkelijke man. Als ontvangend telepaat was hij gevoeliger dan wie ook ter wereld; op tientallen kilometers afstand nam hij de fijnste nuances in het denken van een ander waar. Bij verschillende gelegenheden had hij bewezen dat zelfs gedachten vanaf de andere zijde van de aardbol voor hem herkenbaar waren. Beroemd was het London-Tokio-experiment, dat via satellieten wereldwijd werd uitgezonden.

Als uitzendend telepaat was Spiros niet minder uniek. Hij kon iedereen in zijn nabijheid met uiterste precisie beïnvloeden om te denken, te zeggen of te doen wat hij wenste. Het effect was als dat van een duurzame hypnose. Gelukkig heeft Spiros nooit misbruik gemaakt van deze angstaanjagende gave - zelfs niet voor amoureuze doeleinden, want 'dat zou mijn genot bij voorbaat verpesten', zo heeft hij ooit gezegd.

Welhaast nog uitzonderlijker was zijn vermogen om zijn uitgaande gedachten volledig af te schermen. Niemand kon hem doorgronden als hij dat zelf niet wenste. Ook tegen inkomende gedachten kon hij zichzelf vrij goed beschermen; maar dat is een vaardigheid die alle telepaten moeten bezitten, anders worden ze gek.

Toen Spiros enkele toegewijde volgelingen om zich heen had verzameld, ging de rest als het ware vanzelf. Het was alsof zijn charisma een snel weekend virus was, waaraan allen ten prooi vielen, mannen en vrouwen, kinderen en grijsaards. Onafhankelijke waarnemers berichtten dat Spiros zich over de wereld bewoog als was hij omringd door een eindeloos uitdijende orgie van vreugde en geluk.

En in zekere zin bleef hij bescheiden. 'Niet mijn lichaam is God,' liet hij zijn volgelingen weten, 'maar God is zo goed geweest neder te dalen in mijn geest. En als mijn lichaam sterft, zal Hij een nieuwe geest zoeken.' Origineel was die conceptie niet en gewoonlijk betrouwbare bronnen meldden dat Spiros zulks onder intimi ruiterlijk toegaf. 'Ieder van u kan door God worden uitverkoren,' zei hij, 'ieder van u loopt de heerlijke kans dat Hij bij u zal aankloppen voor een welkom onder uw schedeldak.' De beeldspraak mag dan niet fraai zijn, de boodschap kwam luid en duidelijk over: ik, Spiros, kan een goed woordje voor u doen.

Verder beperkte de God op Aarde zich voornamelijk tot het prediken van de geneugten van een Bourgondisch leven. Zelf gaf hij het goede voorbeeld door 's zomers van tien uur in de avond tot diep in de nacht op de terrasjes van het nieuwe Athene door te brengen ('Eens een Griek, altijd een Griek, daar helpt geen lieve God aan,' placht hij te zeggen), alwaar hij autogrammen uitdeelde en mocht worden aangeraakt. Ook had hij voortdurend een schare van mooie vrouwen om zich heen, of vrouwen die zichzelf mooi vonden, wat misschien hetzelfde is. Nimmer kwam hij voor twaalf uur 's middags zijn bed uit.

Een paar dissidenten wezen tersluiks op historische parallellen van goden die na afloop van hun aardse bestaan voor een massa ellende hadden gezorgd, want wie houdt de meute in bedwang als de Vader er niet meer is. Ze kozen daarvoor de obscure wetenschappelijke blaadjes die nuttig zijn als je later wilt kunnen zeggen: 'zie je wel, dat heb ik altijd al gezegd', maar nu nog geen slapende honden wilt wakker maken.

 

Wellicht eist de aangeboren menselijke ijdelheid het bestaan van een hoger echelon. Hoe futiel is immers het leven als het niet deel uitmaakt van een groter plan, als het niet leidt tot loutering en beloning na de dood, bij voorkeur in de vorm van een eeuwig leven. Zelfs de cynicus wil graag met zekerheid weten dat hij alleen is, dat het verleden in hem ophoudt en de toekomst zonder hem niet de moeite waard is.

Hoe dan ook: op zekere dag ging Spiros, God op Aarde, op zoek naar zijn eigen God. Zijn drijfveren - verveling, eenzaamheid, nieuwsgierigheid - zullen voor eeuwig een onderwerp van speculatie blijven.

Wekenlang trok hij zich terug op de afgewende zijde van de maan, waar geen mens hem met zijn gedachten stoorde. Toen hij aan de gedachtenstilte gewend was, spande hij zijn geest tot het uiterste in. Hij zocht alle hoeken van het nabije heelal af naar sporen van verfijnde gedachten. 'Als God niet wil,' dacht hij ondertussen, 'zal ik Hem natuurlijk nimmer vinden.' Hij wist dat hij zich schuldig maakte aan een oud sofisme, een theologentruc, een godsbewijs uit het ongerijmde. 'En als God het wèl wil, maar het mislukt, dan ligt het aan mijn menselijke zwakheid.' God erat demonstrandum.

Gedurende twee omwentelingen van de maan hield hij nauwkeurig aantekeningen bij van zijn bevindingen, die hij 'kruismetingen' noemde. Alleen de piloot en de co-piloot, beiden telepathisch doof en blind, deelden zijn afzondering.

Toen vertrok hij naar de koele kant van de planeet Mercurius. Hij gaf de tweekoppige bemanning van het zilveren ruimteschip duidelijke aanwijzingen waar ze moesten landen. Daarna hielpen ze hem in zijn ruimtepak.

 

Het was raak! God was weliswaar onzichtbaar, maar het aura van Zijn gedachten was voor Spiros voelbaar als een lauwwarm bad. Voor de goede vorm hield hij zijn blik gericht op een leikleurig rotsblok dat niets menselijks had, en zeker niets goddelijks, maar net iets groter was dan de andere rotsblokken in de buurt.

'Zeker,' zei God in antwoord op de onuitgesproken vraag, 'indirect heb Ik jullie geschapen en Ik heb jullie Darwin gegeven. Jullie telepathische vermogens zijn deel van Mijn planning voor de langere termijn. Er komt nog heel wat meer, wacht maar af! Ik ben een inventieve sectorgod, al zeg Ik het Zelf.'

'Bent u dan niet dé God?' vroeg Spiros ontgoocheld.

'Welnee,' zei God, 'zoals Ik zijn er miljoenen.'

Spiros zweeg even. Zijn gedachten stonden stil.

'Is er wel een God?' vroeg hij toen.

'De meningen lopen uiteen,' zei God. 'Zelf weet Ik het niet zeker. Soms denk Ik: er moet toch Iets zijn. Lang geleden ben Ik op zoek geweest, zoals jij nu. Het is enkel uit jeugdsentiment dat Ik je heb toegestaan Mij te vinden, moet je weten. In het algemeen blijf Ik liever achter de schermen, maar goed, terzake. Ik vond toen mijn Iets. Zoals Ik zijn er miljoenen, zei Het tegen Mij, voor elke dimensie Eén.'

Spiros had het onaangename gevoel dat hij steeds kleiner werd. Uit zijn ooghoek zag hij het glanzende ruimteschip op loopafstand gereedstaan.

'En Het vervolgde,' zei God, 'Ik ben, zoals jij nu, op zoek geweest in de dimensies en ik vond ten slotte de Kem, maar desgevraagd heeft deze Mij meegedeeld dat Zij lang geleden gezocht heeft naar...'

 

Spiros luisterde urenlang voor zijn gevoel. Er waren meer goden dan er zandkorrels waren op de stranden van Kreta.

Hij keerde terug naar de Aarde en sprak met geen woord over het doel en het resultaat van zijn retraite, behalve één keer (in Saloniki, 2348), toen hij zich liet ontvallen dat goden minder eenzaam zijn dan mensen denken. Zijn aanhang lachte, want hij had toen juist een nieuwe vriendin.