19. Gevangen!
Edwin heeft zich een beetje zitten te vervelen op het kajuitdak van de Albatros. Eigenlijk zou hij ook best graag een kijkje willen nemen in de griendkeet. Maar dat is te riskant. Stel je voor dat die vent in een onbewaakt ogenblik ineens zou opduiken. Hij tuurt nog eens in het rond. Nergens iets te zien.
Eigenlijk heeft hij wel dorst. Even een slokje gaan halen. Snel klautert hij naar beneden en opent de koelkast. Hij pakt er een blikje uit en gaat weer op het dak zitten. Dat heeft hij toch wel verdiend met ‘wachtlopen’. De cola klokt door zijn keel. Hè, wat prikt dat in zijn neus. Hij laat een flinke boer. Maar goed dat er niemand bij is. Zeker Veer niet, denkt hij. Die zou weer flink commentaar leveren.
Het is flink warm geworden. Edwin zet het blikje naast zich neer en strekt zich even achterover uit op het dak. Hij legt zijn handen onder zijn hoofd. Toch wel genieten, jongens, zo'n bootvakantie. Ze boffen maar.
Wat is dat? Hoort hij daar iets? Het lijkt op een motorbootje. Hij schiet overeind en draait zijn hoofd in de richting van waar hij iets dacht te horen.
Ja, daar van de kant van het dorp nadert iets. Het is nog niet te zien wie of wat het is. Hij knijpt zijn ogen tot spleetjes. Even wachten ... het lijkt wel een witte boot. Edwin tuurt in de verte. Zijn hart begint sneller te kloppen. Het begint er steeds meer op te lijken... Nog even ... dan weet hij het zeker. Het is 'm! O nee, wat nu?
Edwin kijkt naar de griendkeet, maar er staat niemand bij het raampje. Dat is wel afgesproken. Waar is Vera nu?
Hij bedenkt zich geen moment en springt van het kajuitdak. Tim en Tor, die lekker op het achterdek in de zon liggen, kijken verbaasd op. Wat heeft hun baasje ineens haast en wat een herrie maakt hij.
‘Vooruit, naar binnen jullie!’ roept Edwin. ‘Snel, snel!’
Tim en Tor begrijpen er niks van maar dribbelen gehoorzaam de kajuit in.
Met een klap slaat Edwin de deur achter hen dicht en springt op de steiger.
Tim en Tor kijken geschrokken achterom als het deurtje hard dichtslaat. Tor zucht een keer diep en zoekt zijn mand op. Tim loopt achter zijn maatje aan en gaat ook maar liggen.
Intussen spurt Edwin richting de griendkeet. Als hij bij het raampje is, loert hij snel naar binnen. Er is niemand te zien. Hoe kan dat nu? Ze moeten binnen zijn. Hij heeft ze in ieder geval niet naar buiten zien komen. Maar ... Vera stond ook niet voor het raam om hem in de gaten te houden.
Edwin kijkt nog eens schichtig achterom. Als hij op zijn tenen staat, kan hij net over de rietkraag wat van het water zien. Vreemd, hij hoort het bootje niet meer. Zou hij zich vergist hebben? Of ligt hij al bij de steiger? Dan had hij het toch gehoord moeten hebben.
Snel sluipt hij richting de steiger. Daar ligt de Albatros. Verder niets. Wat nu? Edwin twijfelt even, dan loopt hij snel naar de boot, klautert op het kajuitdak en tuurt rond. Er is geen wit bootje meer te zien. En niet te horen ook.
Hij is er eigenlijk helemaal niet gerust op. Peter en Vera zijn eigenlijk al lang genoeg weg ook. Ze kunnen zachtjesaan genoeg foto's hebben gemaakt.
Hij springt weer van het dak en rent opnieuw naar de griendkeet. Hij zal ze nu toch roepen, want ze moeten gewoon nog binnen zijn.
Als hij bij de keet is, loopt hij voorlangs richting het raampje. Ineens voelt hij een arm om zijn nek slaan. In een schim ziet hij nog een arm met aan het einde van die arm een hand met een pistool erin. Hij wil schreeuwen, maar zijn mond wordt dichtgedrukt.
‘Meekomen’, zegt zacht een dreigende stem achter hem.
Edwin is verlamd van schrik en doet gewillig wat de stem eist. Eerst wordt hij achteruitgetrokken. Als ze voorbij de hoek van de keet zijn, duwt de onbekende hem voor zich uit. Bij de deur moet Edwin stoppen. De man duwt het pistool hard in Edwins rug en steekt een sleutel in het slot. De deur draait langzaam open. De man dwingt Edwin om voor hem uit te lopen. Daar ziet hij ineens in een hoek zijn zus en vriend. Ze kijken allebei verbaasd om.
Vera laat van schrik het deksel van de koffer vallen, zodat Peter er met zijn handen tussen zit. Hij trekt ze snel terug, maar laat het fototoestel in de koffer vallen.
‘Wat ... hoe ...’ Verder komt hij niet als hij de man achter Edwin ontdekt. Vera geeft een korte gil als ze ziet dat de man zijn pistool op Edwins rug gericht houdt.
‘Zo, net wat ik dacht. Wat een nieuwsgierigheid!’ begint de man bars.
‘Ga daar alle drie in dat hoekje op de grond zitten en denk erom: geen geintjes.’ Hij zwaait nog eens dreigend met zijn pistool.
Bleek kruipen de drie vrienden naast elkaar op de grond.
Ondertussen loopt de man naar de koffer en houdt hen scherp in de gaten.
‘Dachten jullie echt dat ik zo dom was om gewoon bij de steiger aan te leggen terwijl jullie boot daar lag? Dus niet. Maar goed. Ik heb het hier wel gezien. Ik neem de koffer mee.’ Intussen sluit hij de koffer weer. Peter kijkt gespannen toe. Als het slot nu maar niet kapot is, want dan heb je de poppen aan het dansen.
Gelukkig gaat de koffer zonder problemen op slot. ‘Mmm'n fotoca...’ begint Vera bevend. Verder komt ze niet.
‘Wat moet je, juffie?’
Vera durft niets meer te zeggen.
De man kijkt even om zich heen. ‘Afijn, de rest heeft voor mij geen waarde. Jullie blijven hier zitten. Ik ga er met die schuit van jullie vandoor. De mijne hang ik er wel achter en jullie pikken ze binnen een paar dagen wel een keer op van dit eiland. Er is hier nog eten genoeg. Jullie mogen blij zijn dat ik nog zo'n goed hart heb voor kinderen.’ De man grijnst.
‘Heeft iemand nog een sleutel van dat bootje van jullie?’
‘Nee!’ zegt Peter boos. Hij is over de grootste schrik heen.
‘O nee?’ lacht de man vals en zwaait een keer met zijn pistool. ‘Ik ben echt de kwaaiste niet voor kinderen, maar ze moeten wel luisteren.’
Het gezicht van de man wordt een beetje rood. Hij loopt dreigend naar Peter. ‘En nu hier die sleutel!’
Peter kijkt de man aan en ziet het pistool op zich afkomen. Hij krijgt het benauwd. Hij graait snel in zijn broekzak, haalt de contactsleutel van de boot eruit en steekt die omhoog.
‘Heel verstandig!’ is het enige wat de man zegt.
De man pakt de koffer bij het handvat en loopt naar de deur.
‘Laat je voorlopig niet buiten de keet zien. Met dit ding kan ik aardig goed richten.’ Hij steekt nog één keer het pistool dreigend omhoog. Dan stapt hij naar buiten en draait de deur weer op slot.
De drie binnen kijken elkaar voor het eerst weer aan, maar durven nog niet van hun plaats.
Edwin slaakt een diepe zucht en Vera kan zich niet langer bedwingen. Er lopen nu tranen over haar wangen. Ze verbergt haar gezicht in haar handen.
Peter zit er een beetje onwennig bij te kijken. Maar hij is de eerste die weer een beetje normaal kan denken.
‘Hij is weg. Ze krijgen hem nog wel’, fluistert hij stellig. Hij kruipt naar Vera, gaat op zijn hurken bij haar zitten en slaat een arm om haar schouder.
Edwin is opgestaan.
‘Voorzichtig!’ fluistert Peter. ‘Ik weet niet of-ie al echt weg is.’
‘Doe ik ook.’
Ineens haalt Vera haar handen voor haar gezicht weg. ‘O ... Tim en Tor! Die zijn nog aan boord! Als hij ze maar niets doet!’