18. Waar is het fototoestel?
Na de broodmaaltijd stelt Peter voor om toch maar weer eens bij het eiland te gaan kijken. Het fototoestel moet immers terug. En zo naderen ze opnieuw het eiland alleen nu vanaf de andere kant.
‘Nu niet te dicht langs de kant,’ waarschuwt Edwin, ‘anders lopen we weer vast.’
‘Wat dacht je eigenlijk wel’, klinkt het verontwaardigd uit Peters mond. ‘Ik ben gekke Henkie niet!’
Edwin en Vera staan gespannen naast Peter.
‘Ik hoop dat hij vertrokken is.’
Nog even en dan weten ze het.
‘... ik geloof dat hij er niet ligt ... Nee, kijk, hij is weg. Kom Peer, leg aan bij dat steigertje!’
Peter zegt niets maar draait aan het stuurrad. De Albatros koerst recht op het steigertje aan. Niet lang daarna stoot de boot tegen het hout. Snel slaat Edwin het touw om een paal en stopt Peter de motor.
‘Wie gaat er naar binnen?’
‘Ja, en wie gaat er op de uitkijk?’
‘Zal ik nu op de uitkijk gaan?’ biedt Edwin aan.
‘Kun jij ook even binnen kijken, Veer.’
‘Ja, ga een keertje mee joh!’ zegt Peter.
Vera trekt even een vies gezicht.
‘Toe nou ... dan weten Veer en Peer zo meteen meer’, grapt Edwin. ‘Dat klinkt wel.’
Vera's vieze blik verandert in een boze.
‘Maar zonder gekheid, misschien kun je Peter nog ergens mee helpen. Hij wil nog een paar foto's maken’, spoort haar broer verder aan. ‘Als jij nu mij regelmatig in de gaten houdt. Ik steek hier allebei m'n armen omhoog als er onraad is. Dan moeten jullie maken dat je weer hier komt. Afgesproken?’
Vera heeft nog steeds een beetje tegenzin, maar aan de andere kant vindt ze het toch wel stoer. Ze laat zich overhalen. Samen met Peter loopt ze richting de griendkeet.
Edwin gaat op het dak van de kajuit zitten en kijkt van de keet naar het water en andersom. Tim en Tor zitten op het achterdek en kijken Peter en Vera na. Wat gaan die twee nu weer doen? lijken ze te denken.
Peter en Vera naderen het houten gebouw. Het raamluik is weer gesloten.
‘Ik zal dat luik eerst opendoen. Dan hebben we meer licht voor de foto's’, oppert Peter. Daarna stapt hij naar het putje bij het kelderraam.
‘Het staat nog steeds open’, mompelt hij. ‘Zou die vent dat niet in de gaten hebben gehad?’ vraagt hij zich hardop af. Hij laat zich zakken en als hij op de vloer van de kelder staat, wenkt hij Vera om hetzelfde te doen.
Vera vindt het een beetje griezelig, maar ze wil zich ook niet laten kennen en zakt ook naar beneden.
Dan staan ze allebei op de keldervloer.
‘Kom maar’, fluistert Peter en pakt Vera bij haar hand. In het halfduister van de kelder leidt hij haar naar het trapje dat hen weer naar de begane grond brengt. Peter voelt aan de deurklink. Gelukkig, die gaat gewoon open. Achter elkaar lopen ze het trapje op en staan dan in de bovengrondse ruimte van de griendkeet.
‘Nou, hier was ik dus de vorige keer ook toen die vent terugkwam.’
Vera huivert even en loopt naar het raam. Ze ziet over de rietkraag de bovenkant van de Albatros. Op het dak zit Edwin. Blijkbaar ziet hij dat er iemand voor het raam staat. Hij zwaait met een hand. Vera zwaait terug. Geen onraad dus.
Peter loopt naar een grote koffer. ‘Nou hoop ik maar ...’ Zijn ogen zoeken naast de koffer. ‘Ai!’
‘Wat is er?’ vraagt Vera.
‘Ik had toch verteld dat ik jouw fototoestel voordat ik 'm vergeten ben naast die koffer had gelegd? Hij ... eh ... ligt er niet meer. Ik was er al een klein beetje bang voor. Die vent moet hem gevonden hebben.’
‘Hè, wat vervelend. En nu?’
‘Ja, 't is niet alleen vervelend dat-ie 'm heeft gevonden, maar dan weet-ie ook dat er iemand in de keet is geweest.’
Vera zit meer in over haar fototoestel.
‘Het zou kunnen dat-ie 'm ergens anders heeft neergelegd.’
‘Dan gaan we eerst zoeken!’
Samen gaan ze op onderzoek uit. Alles wordt nagekeken. Het kastje bij het aanrechtje, bij het bed, onder het bed. Alle hoeken en gaten worden bekeken.
‘Het lijkt er niet erg op dat we hem zullen vinden’, zegt Peter teleurgesteld.
Vera zegt niets, maar haar gezicht staat niet erg blij. Zouden ze zo meteen echt zonder haar fototoestel naar de boot terug moeten? Dan is dit hele waagstuk voor niets geweest.
‘Wacht!’ roept Peter ineens. ‘Ik heb nog een idee. We hebben nog niet in de koffer gekeken. Ik hoop dat we hem open kunnen krijgen.’ Meteen loopt hij naar de hoek waar de koffer staat.
Vera loopt hem snel na.
Peter knielt voor de koffer neer en voelt aan het slot. Het is in deze hoek ver van het enige raam in de keet een beetje donker. Hij kromt zijn vinger achter de rand van het deksel, maar er is geen beweging in te krijgen. Hij gaat weer staan en probeert nog eens.
‘Nee, dat gaat zo niet. Ik moet zien dat ik bij het slot iets tussen het deksel kan wringen.’
Hij loopt naar het midden van het vertrek en kijkt rond. Ah, bij het aanrecht misschien. Hij loopt ernaartoe en trekt een la open. Vervolgens pakt hij er een mes uit en loopt terug naar de koffer. Voorzichtig wringt hij het broodmes onder het deksel. Het deksel springt ineens open. Hoe kan dat nu? Maakt ook niet uit. Hij is in ieder geval open.
Vera is er nieuwsgierig op haar hurken bij komen zitten.
Peter draait langzaam het deksel omhoog. Dan zetten ze allebei grote ogen op.
‘Moet je nou toch zien!’
Vera's mond valt open.
Er liggen een groot aantal portemonnees en sieraden in. Ook zien ze een hele stapel bankpasjes.
Triomfantelijk houdt Peter ineens het fototoestel omhoog.
Vera's gezicht begint te stralen.
‘Nou, wat heb ik je gezegd!’ Peter wil Vera's eigendom in haar handen stoppen maar bedenkt zich.
‘Houd het deksel even vast, dan maak ik snel wat foto's van de inhoud van de koffer. Ik heb geen zin om de hele koffer mee te nemen. Maar ik denk dat de politie al heel blij zal zijn als ze hier een foto van hebben.’
Vera pakt het deksel over en Peter maakt snel een aantal foto's. Bij iedere klik wordt de hele omgeving in het felle licht van de flitser gezet.
‘Eitje Veer, daar zullen ze in ons dorp van opkijken’, merkt Peter op.
Ineens horen ze gerommel aan de buitendeur.