12. Tim en Tor grijpen in
Vera zweet peentjes in haar benauwde schuilplaats. In paniek is ze diep onder een van de banken weggekropen. Tor ligt tegen haar aan. Maar waar Tim is? Ze begrijpt er niets van. Nu hoort ze de kajuitdeur opengaan. Weer is het stil.
Dan klinkt er een voorzichtige voetstap ... en nog een.
‘Mmm, niemand te zien’, mompelt een stem. ‘Zijn zeker hulp halen om hun boot vlot te trekken.’
Vera voelt Tor een klein beetje bewegen. Zijn spieren spannen zich.
‘Kan ik mooi eens even kijken of die dommeriken nog iets van waarde aan boord hebben’, gaat de mompelende stem verder.
Vera durft bijna geen adem meer te halen.
De man trekt een kastje open en gooit de inhoud op de grond. Hij kijkt om zich heen en trekt nog een kastdeurtje open.
Tor gromt zacht. Vera duwt meteen haar hand tegen zijn bek.
Tor kruipt iets naar voren. De man staat met z'n rug naar Tor toe. De hond ziet dat de man een portemonnee uit de la pakt.
‘Kijk ... precies wat ik zocht’, zegt hij triomfantelijk en wil de portemonnee in zijn zak steken.
Het wordt Tor allemaal teveel. Grommend en met zijn tanden bloot springt hij op.
De man schrikt zo dat hij de portemonnee op de grond laat vallen.
De man doet een stap achteruit.
‘Rustig maar ... ik ga al weer’, hakkelt hij en is met twee grote stappen weer buiten de kajuit.
Snel doet hij de deur dicht. Zo, nu kan die hond hem niet meer pakken.
Tor begint hard te blaffen.
De man grijnst. ‘Blaf maar lekker, je zit mooi achter de deur.’ Hij pakt de rand van de kajuit beet om in z'n eigen bootje te stappen.
Dan hoort hij zachte tikjes op het dak van de kajuit. Hij draait zich snel om en kijkt recht in de ogen van Tim. Die lag heerlijk op het voordek en had alle aandacht gehad voor de sierlijk heen-en-weer vliegende libellen. Bovendien maakte de zon hem slaperig. Ineens werd hij gealarmeerd door zijn maatje Tor. Hij stormde over de kajuit naar voren om te zien waar al die herrie voor nodig was. Voordat de man iets kan doen, begint Tor luidkeels te keffen.
Van schrik deinst hij achteruit, maar beseft te laat dat dit eigenlijk niet kan. Hij grijpt naar de rand van de kajuit maar ... net mis. Met een schreeuw tuimelt hij achterover. Er volgt een plons en de man gaat kopje onder. Gelukkig is het zo ondiep dat hij kan staan.
Nu hij pas echt in de gaten heeft wat er is gebeurd, wordt hij ontzettend boos. Met twee handen wil hij zich weer aan boord van de Albatros trekken. Tim is inmiddels van het dak afgesprongen en staat nu zo hard hij kan over de reling te blaffen.
De man heeft de kajuitdeur niet goed dichtgedaan. Tor duwt er met zijn neus tegen. De deur gaat open en Tor vliegt ook het achterdek op. Zijn anders zo vriendelijke kop staat nu erg dreigend.
De man die tot boven zijn buik in het water staat, doet snel weer een stap terug. Hij ziet wel dat hij beter niet meer aan boord kan komen. Met moeite klautert hij in z'n eigen boot. Hij maakt het touw snel los en houdt daarbij Tim en Tor scherp in de gaten. Tor springt naar de bolder, maar het touw is al los.
De man start de motor en vaart weg van de Albatros. Het water uit zijn kleren sijpelt op de bodem van z'n bootje.
Vera heeft een hoop tumult gehoord buiten de kajuit, maar weet niet wat er allemaal gebeurt.
Dan wordt het heel stil. Het duurt even voordat ze heel voorzichtig onder de bank uit durft te komen. Voorzichtig loert ze om de hoek. De kajuitdeur staat open. Ze ziet Tor op het achterdek zitten. Waar zou Tim toch zitten? Ze heeft hem gehoord, dus hij moet ergens zijn.
Gebukt sluipt ze naar de kajuitdeur. Het lijkt erop dat de indringer is verdwenen. Dan komt ze iets meer overeind en kijkt schuw door een van de kleine, smalle kajuitramen. In de verte ziet ze het bootje tussen het riet aan het steigertje liggen. De man is niet meer te zien. Ze stapt nu naar buiten.
Tor zit haar kwispelstaartend op te wachten.
‘Tor, waar is ons Timmetje nu?’ vraagt ze ongerust.
Zou die man Tim hebben meegenomen? schiet het door haar heen. O, wat erg ...
Ze draait zich om en ziet ineens Tim, die weer op het dak staat. Hij kijkt trots naar de overkant alsof hij wil zeggen: Zo, dat hebben we eventjes fijn geregeld. Zijn korte staartje steekt hij recht omhoog. Het trilt nog van verontwaardiging. Zomaar een vreemde kerel aan boord die hij niet eens had opgemerkt.
Vera praat aan een stuk door tegen de honden. Ze begrijpt niet wat er gebeurd is.