11 Het treinongeluk bij de Diergaardesingel

V an de eerste directeur van Diergaarde Rotterdam naar een rampzalig ongeluk op de Diergaardesingel is maar een kleine stap. Op 3 oktober 1881 botsten door een aantal grote blunders twee treinen bij de Diergaardesingel op elkaar. Een dodelijk ongeluk inderdaad, maar wat wil je ook, als een van de locomotieven Walhalla heet

Diergaardesingel, 3 oktober 1881, door een van onze verslaggevers – Nadat de bladen af en toe melding hadden gemaakt van bijna-ongelukken, zoals het springen van een van de wielbanden bij het station Vogelenzang, het verongelukken van een troep schapen, het doorzakken van de draaibrug bij Dordrecht, toen de trein van elf uur van Rotterdam op de brug kwam, heeft er maandagavond een spoorwegonheil plaats gevonden, zoals sinds zeven jaar niet gebeurd is. Toen stootte in de nacht van 14 op 15 augustus 1874, de laatste sneltrein van Rotterdam bij Warmond op een lege sneltrein, die van Den Helder kwam.

Maar een ongeluk waar niet direct mensenlevens mee gemoeid zijn, trekt zelden de aandacht en met een ‘gelukkig afgelopen’ legde men de krant maar neer en prees men zich toch heel gelukkig dat we in Nederland wonen, waar zo weinig ongelukken voorkomen. En wanneer ze al plaatsvinden, toch niet op zo’n grote schaal als in Amerika, Frankrijk, Spanje en dergelijke landen.

Nu is men in één keer wakker geschud. Nu er na zeven jaar weer eens mensen bij een ramp zijn omgekomen. En dan begrijpt u bijvoorbeeld waarom iemand die zelf bij de spoorwegen heeft gewerkt, zegt: ‘Ik had om de zes weken een dag of wat vrij, om te reizen, maar maakte er nooit gebruik van.’ En een andere werkman zegt: ‘Als de mensen eens wisten, aan welk gevaar ze zich blootstelden! Ze zouden zich tweemaal bedenken voor ze op reis gingen.’ Nu het publiek eindelijk een onderzoek begint te eisen en de bladen hun verontwaardiging uiten in bewoordingen, kan men haast concluderen: ’t is een wonder dat het nog zo lang goed is gegaan.

Bij deze ramp zijn ons ter plaatse mededelingen gedaan, die we liefst niet aan het papier toevertrouwen, voor we ons overtuigd hebben van de waarheid ervan en heel de zaak door de bevoegde autoriteit is onderzocht. En nu mag men straffen wie men meent te moeten straffen. Als het nodig is, zullen we heel wat anders mededelen, waarover het publiek verbaasd zal staan en waar het voor het ogenblik geen besef van heeft.

Zoals reeds bekend is, overkwam het spoorwegongeluk de trein, die maandagavond vijf minuten over halftien uit Amsterdam vertrokken was. Omstreeks halftwaalf kwam hij in de buurt van de eindbestemming: Rotterdam, om precies te zijn bij de Beugeldijksenweg onder Overschie, niet ver van de overgang aan de Diergaardesingel. ‘De machinist had er goed de sokken in,’ vertelde de stoker van de trein. ‘De kar liep best en we hadden het laatste wisselwachtershuisje in zicht. De machinist keek op z’n horloge en zei: “Het is 11.31 uur. We komen mooi op tijd: nog 3 minuten. We kunnen dus netjes het station binnenrijden.” ’

Maar pas had de man dit gezegd en ondertussen z’n horloge weer in de zak gestoken, of hij riep, terwijl hij de wisselwachter voorbijstoomde : ‘Alle duivels, we zijn op een verkeerde wissel gelopen.’

Het spreekt vanzelf dat hij dadelijk tegenstoom zette, een noodsein gaf, met kracht de rem aanzette, maar in hetzelfde ogenblik volgde een schok, een vreselijk gekraak, een akelig gegil en men verstomde van schrik.

De aanrijding had plaatsgehad. De stoker werd als een veer achterover in de steenkolen geworpen, zonder zich te bezeren en kreeg een stuk hout over zich heen, dat later de kap van een goederenwagen bleek te zijn. De machinist kreeg een slag tegen het hoofd.

Waardoor was die aanvaring veroorzaakt? Door de verkeerde stand van een wissel.

Bij het station te Rotterdam was een telegram uit Leiden ontvangen met het bericht dat er een verandering gemaakt was ten opzichte van twee treinen: een goederen- en een passagierstrein. Dadelijk werd aan een van de voormannen de opdracht gegeven om aan de wisselwachters te gaan zeggen dat eerst de passagierstrein verwacht werd en de wissel zo gelegd moest worden dat deze trein op het spoor naar het daarvoor bestemde terrein moest lopen.

Bij de eerste wisselwachter aangekomen, had deze gedacht dat de voorman hem de reeds ontvangen boodschap, dat de goederentrein voorop kwam, herhalen zou. En dus zei hij kortaf: ‘Ja, ja, wij weten er alles van!’ Door deze woorden is een misverstand ontstaan. Tenminste: de wisselwachter veranderde z’n wissel niet en de voorman dacht dat de wachten het bericht al gekregen hadden. Hij meldde zijn chef dat alles in orde was.

Zeker! In orde voor een spoorwegongeluk!

Bovendien bevond zich op het spoor van de goederentrein een locomotief met wagen, maar de machinist hiervan was bekend met de verandering van de beide treinen. En omdat hij rekende op een goede wisselstand, meende hij nog tijd genoeg te hebben om weg te komen. Zelfs als de passagierstrein no. 31 al in aantocht of voorbij was. Men zou uit dit alles bijna moeten opmaken: zoveel hoofden, zoveel zinnen!

De aankomende trein was op het linkerspoor gereden en reed dus de stilstaande trein in de zijde, waarvan zij een kant van de wagens wegnam, zonder de stilstaande locomotief te raken. Beide treinen sloegen daarop voor een deel uit het spoor en door de hevige schok werd de eerstvolgende wagen van de passagierstrein meegesleept en over het zand gesleurd. De bagagewagen was dwars door het voorgedeelte van de daaropvolgende wagon 3e klasse heen gegaan en deze wagon leverde het contingent doden en gekwetsten, die juist aan de ramp het vreselijk karaker geven.

Nu zou men van een station als dat te Rotterdam hebben mogen verwachten dat er dadelijk voldoende licht op het terrein gebracht zou worden, maar, verre van daar, kwam men in de nachtelijke duisternis met een stuk of wat kleine lantaarntjes aan, die niet veel meer dan glimwormen leken en schijnt men in de ontsteltenis vergeten te hebben de pekkransen, die elke trein meevoert, te ontsteken.

Of de chef soms al op bed lag toen de ramp plaatsvond, kunnen we niet zeggen, maar zeker is, dat bij zulk een gelegenheid flink licht dadelijk vereist is.

Onder deze omstandigheden werd hulp verleend en, het moet gezegd, zowel geëmployeerden van de spoorwegmaatschappij als particulieren kweten zich uitnemend van hun taak.

Een van de passagiers werd in tweeën uit de trein gehaald. Aan de ene kant van de wagon lag het boven- en aan de andere kant het onderlijf. Beide delen waren nog verbonden door de darm, die doorgeknipt moest worden, om beide lichaamshelften uit de wagon te krijgen. Hij heette Jan van der Zwam, was ruim 40 jaar oud en vrachtrijder, wonende aan de Torenstraat te Scheveningen. Diens zwager, Pieter Verhoeven, wonende in de Alexanderpolder, werd ook als lijk voor de dag gehaald. Hem was de gehele borstkas van het lichaam geschoven, zodat hij vanbinnen volkomen zichtbaar was.

Verder waren er nog vele meer of minder gekwetsten, waarvan minstens negen met name bekend zijn. Een dame, van wie de pols vrij erg gewond werd, heeft zich niet bekend gemaakt.

Mozes Blom zat met z’n vader Nathan, beiden vleeshouwers en wonende te Loosduinen, zo vastgehecht, dat ze uitgezaagd moesten worden. Het achterpaneel was met splinters in Mozes’ kleren en rug gehaakt. Hij wenste dat men eerst z’n vader hielp, van wie het linkerbeen zo verpletterd was, dat het moest worden afgezet. Daarop haalde men Mozes zelf van achter het tot splinters geslagen achterschot. Z’n eerste uitroep was dat z’n schoen weg was, maar bij nader onderzoek bleek dat ook zijn linkerbeen gebroken was, wat hij vermoedelijk zal blijven behouden.

De conducteur De Graaff brak enige ribben.

Evenzo de muziekdirecteur C. C. de Vliegh van Rotterdam, die te Schiedam een repetitie geleid had. Deze begaf zich echter naar huis en ontdekte pas later dat hij drie ribben gebroken had.

Theodorus Wieser, brievenbesteller, wiens rechterbeen zwaar gekwetst is en zijn vrouw Amalia Maria Mes, van wie het linkerbeen zwaar bezeerd is. Beiden wonende te Rotterdam.

David Haagman, vleeshouwer, wonende in Den Haag, die enige ribben brak, een wond aan het hoofd en een scheur in de lip kreeg.

Antonia Maria van Emmerik, huisvrouw van Johannes Hermanus Wink, die haar rechterarm brak en aan het hoofd gekwetst werd.

De heer Chrispijn, lid van het toneelgezelschap van de heer van Zuylen, die in mindere mate aan de knie gekwetst is.

Iemand die ook in de trein zat, schijnt van schrik in zwijm te zijn gevallen. Tenminste, hij kwam anderhalf uur na de ramp uit een van de wagons tevoorschijn en verscheen ontsteld op het station, waar men de gekwetsten de eerste geneeskundige hulp had verleend. Met uitzondering van de vrouw van Wieser, die per vigilante naar haar eigen woning vervoerd werd, zijn de zes andere gekwetsten (behalve de heer Chrispijn) naar het Stedelijk Ziekenhuis aan de Coolsingel te Rotterdam getransporteerd, waar de toestand van enkelen – zoals van de vleeshouwer David Haagman – niet zonder bezorgdheid van hun leven bevonden is.

Men heeft de wisselwachter voorlopig in hechtenis genomen, maar kort daarop weer op vrije voeten gesteld.

11. Het treinongeluk bij de Diergaardesingel.JPG

Maar wie ook de directe oorzaak van het gebeurde is, de Hollandse Spoorwegmaatschappij zal heel wat schadevergoeding te betalen hebben. Al moge die dan ook vergoed worden uit het afzonderlijk tot dat doel opgerichte fonds, zodat dergelijk onheil geen invloed kan uitoefenen op de winsten van de aandeelhouders.

Op dit ogenblik is ons nog niet bekend, wat de hoofdoorzaak van het geval is, maar justitie onderzoekt de zaak. Inmiddels is de weg nabij Beugelsdijk weer geheel opgeruimd, met uitzondering van de locomotief Walhalla die, 36.000 kilo wegende, nog diep in het zand zit en bij stukken en brokken wordt weggehaald.

Dorus zong het en de Rotterdammers zongen het uit volle borst mee: ‘Weet je wat een Rotterdammer het mooist van Mokum vindt? Da’s de laatste trein naar Rotterdam. Dat weet het kleinste kind.’ Deze wijsheid ging dus voor een keer niet op

Mysteries in Nederland - Rotterdam
titlepage.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_0.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_1.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_2.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_3.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_4.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_5.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_6.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_7.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_8.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_9.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_10.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_11.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_12.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_13.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_14.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_15.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_16.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_17.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_18.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_19.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_20.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_21.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_22.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_23.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_24.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_25.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_26.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_27.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_28.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_29.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_30.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_31.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_32.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_33.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_34.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_35.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_36.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_37.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_38.xhtml
Mysteries_in_Nederland_-_Rotterdam_split_39.xhtml