Noten




i         Later vernam ik dat de originele steen vanwege zijn symbolische betekenis in de toegangshal van de Academie van Wetenschappen in Zagreb staat, vlak bij het centraal station en het zeegroene gebouw van hotel Esplanade.

          De tafel in de Luciakerk van Jurandvor is een volmaakte kopie.

ii        De bedoeling was dat alle Slaven dit schrift zouden gebruiken. Volgens Cyrillus en Methodius waren de Slaven de arbeiders van het elfde uur uit het evangelie naar Mattheus, ‘de laatsten die zijn geroepen’, dat wil zeggen het laatste volk dat zich aansloot bij de christelijke familie en dat aanspraak maakte op het Bijbelse gezegde ‘De laatsten zullen de eersten zijn’.

iii       Pannonië was een noordelijke Romeinse provincie. Het omvatte een groot deel van Zuidoost-Europa en Midden-Europa.

iv       In de twaalfde eeuw zouden volgelingen van Cyrillus en Methodius het glagolitisch grondig vereenvoudigen en aanpassen aan het Grieks. Het resultaat was het cyrillisch (vernoemd naar de Filosoof), dat nu nog steeds wordt gebruikt door alle Slaven die Slavisch-orthodox zijn. De andere Slaven, de katholieken, gebruiken het Latijnse schrift. De geleerde broers uit Thessaloniki gingen de geschiedenis in als symbolen van de eenheid van de katholieke en oosters-orthodoxe kerk, een eenheid die nooit is gerealiseerd.

v        De volledige tekst luidt: ‘In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Ik, abt Drzih, heb dit geschreven over de grond die de Kroatische koning Zvonimir in zijn tijd aan Sint-Lucia heeft gegeven. Mijn getuigen zijn de parochiepriester, Desimir Krbave, Mratinac van Luka, de gezant Pribina van Vinodol en Jakob van het eiland. Mogen zij die dit ontkennen, vervloekt worden door God, Zijn 12 apostelen, de 4 evangelisten en Sint-Lucia, amen. Mogen zij die hier leven, door God gezegend worden. Ik, abt Dobrovit, heb deze kerk met mijn negen broeders gebouwd ten tijde van hertog Kuzma, die over de hele streek regeerde. In die tijd waren de kloosters van Sint-Nicolaas van Otočac en van Sint-Lucia verenigd.’ (De vertaling is gebaseerd op de interpretatie van de wetenschapper Vjekoslav Štefanić.)

vi       Een laatste woord over de tafel van Baška. Het glagolitisch raakte in onbruik, en de mensen vergaten het. Zo kon het gebeuren dat de kerkgangers eeuwenlang over een steen liepen, waarbij niemand zich afvroeg wat er zo belangrijk kon zijn aan die rare tekens. Het is pas de moderniteit met haar opflakkerend identiteitsbesef en romantische archeologie die hieraan betekenis gaf. In 1851 was er een priester in Baška, Petar Dorčić, die de steen uit de vloer haalde, maar hij was niet in staat de tekst te ontcijferen. Daarvoor riep hij de hulp in van de historicus Ivan Kukuljević, maar ook hij slaagde er niet in het raadsel op te lossen. In 1853 kwam de Slowaakse filoloog Jozef Šafarik, en hij ontsloot de code, maar het was de Krkse priester Ivan Črnčić die in 1865 de tekst helemaal ontcijferde. In de volgende decennia waren er talloze geleerden die de tekst interpreteerden. Zij ontdekten ook dat Kroatische protestanten in 1562 in Tübingen een laatste poging hadden ondernomen om het glagolitisch te doen heropleven door het Nieuwe Testament in het glagolitisch te publiceren. De huidige heropleving is een symbool van de herwonnen identiteit door de onafhankelijkheid van 1991.

vii       Ljudevit Gaj (1809-1872), propagandist van Duits-Slowaakse afkomst die streefde naar een Slavische eenheid.

viii      Josip Strossmayer (1815-1905), bisschop van Đakovo in Slavonië, van Duits-Oostenrijks-Kroatische afkomst, kritisch academicus die streefde naar verzoening en Jugoslavenstvo.

ix        De Argonauten waren volgens de Griekse mythologie de vijftig helden die in het schip Argo het Gulden Vlies gingen halen onder aanvoering van Jason. Bij de bouw van de Argo was een stuk hout gebruikt van een eik die kon spreken en voorspellen.

x         De Triëstijnse auteur Scipio Slataper (geboren in 1888 en gestorven in de oorlog in 1915) schreef in Mijn karst deze schitterende passage:

          De Karst is een land van kalk en jeneverstruiken. Een verschrikkelijke, versteende schreeuw. Verwrongen, gespleten, scherpe rotsen, grijs van regen en korstmos. Dorre jeneverstruiken. Urenlang kalksteen en jeneverstruiken. Het gras is stug. Bora. Zon. De aarde hier kent geen rust, glooit niet. Heeft geen ruimte om zich uit te strekken. Elke poging wordt doorkliefd en in een diepte geworpen. Koude, donkere grotten. De druppel die de geroofde zandkorrels met zich meevoert, valt regelmatig en geheimzinnig, al honderdduizend jaren, en nog eens honderdduizend jaren. Als er een woord uit jou moet ontstaan – kus dan de wilde tijm die het leven uit de rotsen perst! Hier heersen steen en dood. Maar als een gentiaan erin slaagt het hoofd op te richten en te bloeien, dan is heel de diepe voorjaarshemel in hem verzameld. Pers de mond tegen de aarde en zwijg. Karst, mijn vaderland, wees gezegend.

xi        De Kroatische Lente, studentenopstand in 1970 en 1971, die werd neergeslagen, maar wel leidde tot hervormingen.

xii       Irredentisme: het streven naar hereniging van die delen van een volksgemeenschap die door de historische ontwikkeling van het stamland gescheiden zijn, met dit land. ‘Italia irredenta’ is de leus dat alle Italiaanssprekende gewesten met Italië verenigd moeten worden.

xiii      Makkabeeën: dynastie die over de Joden regeerde van 166 tot 63 vóór Christus en die hun godsdienstvrijheid en politieke onafhankelijkheid bezorgde. Hun naam verwijst naar Judas Makkabeus, die vocht als een guerrillastrijder en dankzij wie het Joodse land zich fors uitbreidde.

xiv      Ivan Meštrović (1883-1962): de nationale beeldhouwer van Kroatië, volgens sommigen de grootste sinds de renaissance en de eerste levende kunstenaar die ooit een solotentoonstelling in het Metropolitan Museum of Art in New York had gekregen. Meštrović was ook een hooggeschat politicus. Hij richtte de Joegoslavische Academie voor Kunst en Wetenschap en de universiteit van Zagreb op.

xv       Merelveld oftewel Kosovo Polje, in Kosovo. Op 28 juni 1389 vond hier een veldslag plaats tussen de Serviërs en de Ottomanen. Hoewel de Serviërs de slag verloren, beschouwden ze hem als een symbool van hun grootheid.

          Op de zeshonderdste verjaardag hield Milošević een toespraak in Kosovo, waarbij hij een miljoen heetgebakerde Servische nationalisten voorhield dat er weer moest worden gevochten. Op die manier kreeg de herdenking in Knin het karakter van een oorlogsverklaring.

xvi      De levensloop van Gotovina inspireerde filmmaker Dejan Šorak tot de zwarte komedie Dva igrača s klupa (Twee spelers vanaf de bank). Twee volleybalspelers – een Serviër en een Kroaat – kwamen door de oorlog in tegengestelde kampen terecht. Na de oorlog zouden ze elkaar wellicht nooit meer terugzien. Toen een kolonel, die voor de enen een held en voor de anderen een oorlogsmisdadiger was – hiervoor stond Gotovina model – door het Joegoslaviëtribunaal werd opgepakt, en twee ooggetuigen spoorloos verdwenen, ging men op zoek naar twee mannen die op hen leken. De volleybalhelden beantwoordden perfect aan de beschrijving.

xvii     Vojislav Šešelj (geboren in Sarajevo in 1954), Servisch ultranationalistisch politicus, oprichter van de Servische Radicale Partij. Aanvankelijk een bondgenoot van Milošević. Later door hem bestempeld als ‘de personificatie van geweld en primitiviteit’. Was in 2002 nog presidentskandidaat, maar gaf zich een jaar later zelf aan bij het Joegoslavië-tribunaal.

xviii    Zijn belangrijkste drie medailles: brons op het Europees kampioenschap in 1950 in Wenen, zilver op de Olympische Spelen van Melbourne in 1956 en goud op de Mediterrane Spelen in 1959 in Beiroet.

xix      De poppenspeler maakt in zijn vurig betoog gebruik van parafrasen. De oosprong is niet altijd duidelijk, maar hier geeft hij er blijk van Claudio Magris grondig te hebben gelezen.

xx       HDZ: de centrum-rechtse regeringspartij Hrvatska Demokratska Zajednica (Kroatische Democratische Unie), in juni 1989 gesticht door Franjo Tuđman.

xxi      NDH: Nezavisna Država Hrvatska (de Onafhankelijke Staat Kroatië). De naam van Kroatië tijdens de Tweede Wereldoorlog. In het wapenschild staat de U van ustašabeweging.

xxii     Wie ook een Pullitzer verdiende, was A. den Doolaard. Hij werkte in de jaren vijftig voor het blad De Gelderlander en slaagde er in de winter van 1952 in om Stepinac te interviewen, hoewel die na 5 jaar gevangenis naar zijn geboortedorp Krašić was verbannen. Hij beschrijft hem als ‘een geharnaste middeleeuwse kerkvorst, verdwaald in het heidense communistische heden’, en dromend van een heropleving van ‘het katholieke Kroatische koninkrijk dat in de elfde eeuw ten gronde was gegaan’. Volgens de internationale pers lag Stepinac op sterven en weigerde Tito hem naar een ziekenhuis te laten gaan. Na een avontuurlijke zoektocht over oude partizanenroutes bereikt Den Doolaard uiteindelijk het huis van Stepinac.

          De passage over de ontmoeting is kort, maar heel tekenend en bovendien uniek.

          ‘Ik stond tegenover de lange, magere kerkvorst met zijn gepolijste, vuurstenen gezicht, dat in ranker opbouw toch een merkwaardige gelijkenis vertoonde met Tito's granieten kop. Geen toeval wellicht, want de twee Kroatische boerenzonen waren beiden, elk op de eigen wijze, onwrikbare fanatici. Alles wat bij Tito op levensgenieting duidde, was bij de asceet Stepinac vergeestelijkt.

          Hij leed aan een zeldzame bloedziekte, polycythemia, waarbij de rode bloedlichaampjes zich abnormaal vermeerderden. Op de keukentafel van de pastorie was hij al een keer aan een trombose geopereerd. Waarom niet in een ziekenhuis? Hij beantwoordde mijn vorsende vraag met een keiharde blik. “Dat zeiden de doktoren ook. Maar om dit dorp te mogen verlaten moet ik een verzoek richten tot een regering, die mij onrechtvaardig veroordeeld heeft. Dat zou mijnerzijds een capitulatie betekenen, die ik weiger. Eerst eerherstel en terugkeer naar mijn paleis in Zagreb en dan desnoods een ziekenhuisbehandeling. Als de lieve God wil dat ik hier sterf, dan zal ik hier sterven”, besloot hij met een gelaten glimlach. Bij die woorden vroeg ik mij af, of hij wellicht opzettelijk het martelaarschap zocht. In elk geval lag de zaak nu duidelijk: alle persberichten waren tendentieus. Stepinac zelf had van zijn dodelijke ziekte een erezaak gemaakt. Later, toen hij na het middagmaal was gaan dutten, hoorde ik nog de nodige bijzonderheden van de hupse, goedlachse dorpspastoor, die mij al pratend uitvoerig inschonk omdat hij zelf graag een goede slok lustte. Niet alleen de doktoren maar ook zijn eigen bisschoppen hadden Stepinac gesmeekt zijn halsstarrigheid op te geven. Maar de kardinaal bleef bij zijn eis: de herroeping van het volgens hem onrechtvaardige vonnis als conditio sine qua non. Op een dag, vertelde de pastoor, hadden zich onverwacht vier specialisten bij hem aangediend, de beste bloedkundigen van het land. Maar de kardinaal sloot zich op in zijn werkkamer en weigerde hen te ontvangen, want zij kwamen namens de regering.’

xxiii     Ilija Stanić (1945), voormalig geheim agent van Joegoslavië. Zou in Sarajevo wonen.

xxiv     Ante Starčević (1823-1896), een vader van het Kroatische nationalisme; hij was een romantische dichter, die gaandeweg anti-Servisch werd, en die radicale volgelingen had, o.a. Josip Frank, een bekeerde Jood, en de zogenaamde frankisten, die het pad effenden voor de ustaša-beweging. In zekere zin was hij de belangrijkste rivaal van Josip Strossmayer.

xxv      Branimir Glavaš (1956), Kroatisch politicus en generaal.

          Hij werd beschuldigd van oorlogsmisdaden en ging twee keer in hongerstaking als protest tegen wat hij een politiek geïnspireerde rechtszaak noemde.

xxvi     Fritz Lang (1890-1976), Oostenrijks cineast. Hij maakte bijna vijftig films. Hitler wilde van hem zijn huiscineast maken, maar Lang weigerde en vluchtte naar de VS. Zijn bekendste film is Metropolis uit 1927. ‘Das Lied ist aus’ slaat natuurlijk op het chanson van Marlene Dietrich. Aan het eind van de film is dit chanson te horen.

xxvii    ‘Arkan’ was een Montenegrijn, die een internationale carrière als crimineel had en in de jaren zeventig en tachtig zelfs even gevangenzat in België en Nederland. Zijn paramilitaire groep had zijn wortels in een bende hooligans. Later schopte hij het tot minister van de Republiek van Servisch Krajina. Voor hij kon worden berecht, werd hij in een hotel in Belgrado op zijn zevenenveertigste vermoord.

xxviii   Šljivančanin zou later gearresteerd worden bij een gewelddadige actie, terwijl hij zijn vijftigste verjaardag vierde. Hij werd in Den Haag veroordeeld tot vijf jaar celstraf en is intussen al weer vrij. Hij was een van de zogenaamde Drie van Vukovar. De andere twee waren Miroslav Radić, die werd vrijgesproken, en kolonel Mile Mrkšić, die twintig jaar kreeg. De Vukovarzaak was een van de langst lopende aanklachten van het Joegoslaviëtribunaal. De Kroaten reageerden geschokt omdat ze de straffen te laag vonden. De aanklager had levenslang geëist.

xxix     In het Griekse verhaal Antigone van Sophocles mag Antigone wel haar ene broer Eteocles begraven, omdat die aan de goede kant had gevochten, maar niet haar andere, Polynices, omdat die zich tegen de heersende macht had gekeerd.