De omgeving van de stad                            9

Veel mensen die een uitstapje maken, gaan naar een van de bestemmingen aan de Bosporus die staan beschreven in het gelijknamige hoofdstuk. Het populairste doel voor een dagexcursie zijn de Prinseneilanden in de Zee van Marmara, die gemakkelijk per boot vanaf Eminönü zijn te bereiken.

Marmerzee

Al in de oudheid was de Zee van Marmara bekend om zijn marmer en daarom vernoemden de Grieken hem naar dit materiaal (marmaros). Het marmer werd gewonnen op Proconessus, het grootste eiland in de zee. Dit eiland werd door de Osmanen Marmara Adası genoemd en ook zij haalden er het marmer voor hun gebouwen vandaan. De belangrijkste monumenten van İstanbul zijn gebouwd van marmer van dit eiland, dat grijs-wit is en meestal een sterke adering vertoont. Het werd vooral gebruikt voor zuilen, beelden en voor de bekleding van wanden. De Zee van Marmara eindigt bij de Dardanellen, een zee-engte die even strategisch is als de Bosporus.

Ten westen van de stad, niet ver van Atatürk Airport, ligt Florya, waar je een zandstrand vindt. Daar liggen ook twee bezienswaardigheden.

Zomerpaviljoen van Atatürk

Atatürk kreeg van zijn artsen het advies zijn zomers door te brengen aan het strand van Florya. In de zomer van 1935 werd in slechts 43 dagen een strandpaviljoen voor hem gebouwd, dat plaats bood aan hemzelf, een van zijn pleegdochters (Üskü), zijn arts en enkele bezoekers. Het houten paviljoen staat op stalen pijlers in zee en is door een loopbrug verbonden met het strand. Daar stonden enkele gebouwen voor de staf. De stijl van het gebouwtje is een imitatie van de moderne Duitse Bauhausstijl. Atatürk maakte drie zomers gebruik van het paviljoen, dat tot 1985 de zomerresidentie van de Turkse presidenten bleef. In 1993 werd het voor publiek opengesteld. Het is onderdeel van een vakantiekolonie voor parlementariërs.

common FLORYA ATATÜRK DENİZ KÖŞKÜ. Geopend: di.–wo en vr.–zo. 9.30–17 uur. trein Banliyötrein station Florya.

Luchtvaartmuseum

Het museum, dat niet veel bezoekers trekt, bezit een aardige collectie Amerikaanse toestellen van na de Tweede Wereldoorlog die dienst hebben gedaan of doen bij de Turkse luchtmacht. In de overdekte ruimte kun je maquettes (schaal 1:48) vinden, en een aantal originele historische exemplaren.

common HAVACILIK MÜZESİ, Yeşilköy. Geopend: wo.–zo. 8–17 uur.

Twee meren

Aan de noordkust van de Zee van Marmara liggen, op ongeveer 30 km ten westen van de stad, twee zoetwatermeren die zijn gevormd door rivieren die hier uitmonden. Küçükçekmece wordt gevoed door de riviertjes Hadimköy en Nakkas. Toen de uitbreiding van de stad de oevers van het meer bedreigde, werd het tot een beschermd gebied verklaard. Het meer van Büyükçekmece wordt gevoed door de rivier de Karasu. Aan de noord- en de westkant hebben zich rietvelden gevormd, die door tal van trekvogels als rustgebied worden gebruikt. Daartoe behoort de ooievaar, waarvan de trekroute via de Bosporus loopt.

De noordkant van het meer is een goede observatieplek voor vogelliefhebbers. Wanneer İstanbul erin slaagt de Olympische Spelen naar de stad te halen, dan zullen hier de roei- en kanowedstrijden worden gehouden.

Yalova en mudanya

Yalova is een verkeersknooppunt van belang aan de zuidkust van de Zee van Marmara. Een boottocht naar Yalova bespaart een rit van 100 km door het oninteressante industriegebied aan de oostkant van de Zee van Marmara. Yalova zelf heeft weinig aantrekkelijks te bieden maar 12 km ten zuidwesten ligt het kuuroord Termal. De mineraalrijke hete bronnen werden al bezocht door de Byzantijnse keizers en de Osmaanse sultans. Ook Atatürk onderging hier een kuur. Zijn huis is nu een museum. In Yalova kun je de bus nemen naar İznik en Bursa.

Mudanya, aan de zuidkust van de Zee van Marmara is vooral bekend vanwege zijn historische houten huizen. Helaas zijn vele daarvan sterk in verval. Het strand is niet erg aantrekkelijk. Bandırma is de plaats waar de trein naar İzmir vertrekt. Erdek op het Kapıdağıschiereiland is een populaire zomerbestemming. Deze badplaats is vanaf Bandırma te bereiken. Yalova, Bandırma en Mudanya zijn per veerboot te bereiken vanaf Yenikapı (www.ido.com.tr).

Prinseneilanden

In de Zee van Marmara liggen twee groepen eilanden. De verste (op ca. 100 km van de stad) omvat Marmara Adası, dat een geliefd vakantieoord voor İstanbullu’s is. Tot deze groep behoren ook Türkeli Adası en Paşalimanı Adası. Een aparte status heeft İmralı, dat geïsoleerd ligt, halverwege Marmara. Op İmralı zit de Koerdische leider Abdullah Öcalan gevangen.

Het dichtstbij liggen de Prinseneilanden, die je gemakkelijk tijdens een dagexcursie vanuit de stad kunt bezoeken.

Korte geschiedenis

De groep van negen eilanden ligt op 15 tot 30 km van het centrum van de stad. Welgestelde inwoners van İstanbul hebben zomerhuizen op een van de eilanden en daarnaast zijn ze een populaire bestemming voor daguitstapjes in de zomerweekeinden. In de Byzantijnse tijd werden overtollige prinsen naar de eilanden verbannen en daaraan ontlenen ze hun naam. Tot het midden van de 19de eeuw stonden op de eilanden alleen Grieks-orthodoxe kloosters. Nadat een veerverbinding in het leven was geroepen, vestigden er zich voornamelijk Grieken en Armeniërs. Sinds 1928 zijn auto’s op de eilanden verboden, behalve ambulances en brandweerauto’s. Die laatste zijn wel degelijk nodig want de eilanden hebben nogal wat houten huizen. De bewoners van de eilanden proberen uit alle macht te voorkomen dat het toerisme uit de hand loopt. Tot nu toe is dat redelijk gelukt, want grote hotelcomplexen zul je op de eilanden tevergeefs zoeken.

common (KIZIL) ADALAR. De veerboot vanaf Eminönü doet er een kleine twee uur over naar Büyükada en stopt onderweg in Kadıköy, Kınalıada, Burgazada en Heybeliada. Tussen de eilanden kun je gratis reizen, maar aan het einde van de reis moet je in Kadıköy of Sirkeci een kaartje voor de terugreis kunnen tonen. De zeebus vanuit Kabataş doet er een uur over, die vanaf Bostancı een half uur.

Kınalıada

Het eerste eiland dat je bereikt, is Kınalıada (‘Henna-eiland’). De Grieken noemden het Proti, het Eerste. Op het eiland woonden vooral Armeniërs, maar van hen zijn er weinig over. Het eiland telde in de Byzantijnse tijd drie kloosters, waar van tijd tot tijd keizerlijke bannelingen verbleven. In 1946 werd Kınalı voorzien van elektriciteit en in de decennia daarna nam de bevolking sterk toe. Tot die tijd was het eiland dunbevolkt omdat het klimaat minder ideaal is dan dat van de andere Prinseneilanden.

De bouwwoede op Kınalı heeft niet altijd even mooie resultaten opgeleverd. Een uitzondering is de moskee links van de aanlegplaats. Deze dateert uit 1964 en heeft een opmerkelijk futuristische vormgeving met een puntige minaret. Hoe sterk de Armeense en Griekse invloed was op Kınalı blijkt wel uit het feit dat dit de eerste moskee op het eiland was. Het Grieks-orthodoxe Christusklooster werd tijdens de Griekse onafhankelijksoorlog in 1827 in puin geschoten door de Engelsen, die de Grieken steunden. Kort daarna werd het herbouwd. Keizer Romanus IV Diogenes (1067–1071) kwam hier nadat zijn leger verpletterend was verslagen door de Seldsjoeken. Zijn opvolger vernederde hem door hem honderden kilometers op de rug van een ezel te laten afleggen. Tot overmaat van ramp werden onderweg zijn ogen uitgestoken. Voor zijn dood ontving de blinde ex-keizer ook nog eens een brief van zijn oude vijand, de sultan van de Seldsjoeken, die hem feliciteerde met het verlies van zijn gezichtsvermogen. Dit zou een teken zijn dat de Almachtige hem had voorbestemd een hoger licht te zien. De ongelukkige keizer werd begraven in het klooster.

Yassıada en sivri

Voorbij Kınalıada zie je rechts in de verte Yassıada liggen. Yassı ontbreekt op veel kaarten. Het is militair terrein en kan niet worden bezocht. Hier werden na de staatsgreep van 1960 de afgezette leden van de regering opgesloten. Een jaar later werden drie van hen, waaronder premier Adnan Menderes, opgehangen op het eiland İmralı, verder naar het westen in de Zee van Marmara. In 1990 werden ze gerehabiliteerd en herbegraven in İstanbul. Sinds februari 1999 wordt İmralı gebruikt als gevangenis voor de Koerdische leider Abdullah Öcalan. Öcalan heeft aangegeven gezondheidsklachten te hebben vanwege het buitengewoon vochtige klimaat op het eiland.

Bij slecht weer kunnen de kleine bootjes die het Turkse leger inzet voor transporten van en naar Imralı het eiland niet bereiken.

Voorbij Yassı ligt het kleine eiland Sivri. Sivri betekent ‘puntig’ en dat verwijst naar de 90 m hoge rots. Het eilandje werd in 1859 gekocht door de Engelse ambassadeur Sir Henry Bulwer, die er een kasteeltje liet bouwen. Sivri diende ook als onderkomen voor de zwerfhonden die hier in 1911 door de Jong-Turkse regering naartoe werden gedeporteerd (common1 pp. 172-173).

Burgazada en Kaşık

Burgazada is de tweede halte van de veerboot. Het eiland is ongeveer 2 km lang en even breed en heeft zich sinds de jaren vijftig ontwikkeld tot een luxueus zomerverblijf. De naam is een verbastering van het Griekse pyrgos, ofwel vuurtoren. Deze stond tot halverwege de 19de eeuw op het hoogste punt van het eiland. Veel verhalen van de schrijver Sait Faik (1907–1954) spelen zich af op Burgazada en zijn huis is nu een museum (zo. en ma. gesl.). De kerk met de opvallende koepel dateert uit 1896 en is gewijd aan Johannes de Doper. Deze kerk staat op de plaats van de kerk van Methodius uit 842. Deze Methodius was een tegenstander van de iconoclasten, die daarom werd verbannen naar Burgazada, waar hij zeven jaar in een ondergrondse kerker zat opgesloten. Het tij keerde toen keizerin Theodora aan de macht kwam en hem tot patriarch maakte. Op de plaats van zijn kerker werd toen een kerk gebouwd. De hoogste berg van het eiland is Christos Tepesi (170 m), waar resten staan van een Byzantijns klooster.

Op Kaşık (‘lepel’), een klein, langgerekt eiland vlak bij Burgazada, staat slechts één huis. Net als het hele eiland is dat Turks privébezit.

Heybeliada

De naam van het eiland is afgeleid van het Turkse woord heybes, dat zadeltas betekent. Deze naam kreeg Heybeli vanwege zijn twee heuvels. De Griekse naam was Halki, wat verwijst naar de kopermijn op het eiland. Volgens de verhalen bevatte dit koper zoveel goud dat er oogziekten mee genezen konden worden. Er zijn verhalen over een beeld van Apollo dat van dit materiaal was gemaakt en dat het gezichtsvermogen verbeterde van iedereen die er zelfs maar naar keek. De kopermijn werd in de 19de eeuw enige tijd geëxploiteerd, maar leverde te weinig winst op. Er waren twee Byzantijnse kloosters op het eiland, waarvan het laatste rond 1425, kort voor de ondergang van Byzantium, werd gebouwd. Het was ook het laatste klooster dat in het hele Byzantijnse rijk werd gesticht.

Rechts van de aanlegplaats staat de ruïne van Hotel Royal, een gedeeltelijk houten gebouw op een hoog bakstenen podium. Links van de aanlegplaats ligt de in 1773 gestichte marineschool, waar sinds 1985 weinig activiteit meer plaatsvindt. In dat jaar werd de school overgeplaatst. Op het terrein ligt de kapel van Panagia Kamariotissa, de voormalige kloosterkerk, die nog tot 1942 in gebruik is geweest. Op de begraafplaats achter de marineschool liggen onder andere Russen en Engelsen begraven. Bij de aanlegplaats zijn koetsjes te huur die een kleine of grotere tocht rond het eiland maken.

Trotski op Büyükada

Toen Stalin zijn opponent Leon Trotski in 1929 had verbannen, verleende de Turkse regering hem asiel. Aanvankelijk woonde Trotski in een houten huis op Çankaya Caddesi 55, maar toen daar brand was uitgebroken, verhuisde hij voor een tijdje naar Kadıököy. Daar brak ook brand uit en vervolgens keerde hij terug naar Büyükada, ditmaal naar het bakstenen huis aan Hamlacı Sokağı. Dit huis was gebouwd voor de Griekse bankier Constantinos İlyasko, en kwam later in bezit van İzzet Paşa, het hoofd van de gevreesde geheime politie van Abdül Hamit II. Veilig voelde Trotski zich bepaald niet op Büyükada. Daarom waren zijn secretarissen gewapend en sliep hij met een pistool onder zijn kussen. Tijdens zijn verblijf werd hij geïnterviewd door de Belgische schrijver Georges Simenon, de auteur van de Maigretreeks. Na zijn verblijf in Turkije woonde Trotski nog in Frankrijk en Noorwegen, om in 1936 naar Mexico te vertrekken, waar hij in 1940 met bijlslagen werd vermoord door een stalinistische agent. Over Trotski’s ballingschap maakte de Turkse regisseur Turan Yavuz in 2000 de gedramatiseerde documentaire Exile in Buyukada, met Vanessa Redgrave als vertelster.

Büyükada

Zoals de naam (büyük: groot) al zegt is Büyükada het grootste en belangrijkste eiland van de groep; in het Grieks heette het dan ook Prinkipo. Het heeft tevens de meeste historische huizen. In de winter wonen op Büyükada ongeveer 8000 mensen, in de zomer zijn dat er bijna 100.000. In het gebouw van de veerpont is ook het informatiebureau gevestigd. De straat tegenover de veerpont leidt naar een pleintje met tal van restaurantjes en cafés. Je vindt daar ook de vertrekplaats van de faytons, koetsjes met twee paarden voor maximaal vier personen. Er zijn vastgestelde prijzen voor ritten naar de diverse plaatsen op het eiland en er worden ook een kleine (ca. 10 euro) en een grote (ca. 15 euro) tour aangeboden. In de zomermaanden staat er in de weekeinden een lange rij voor de tours. Je kunt ook op straat een lege faëton aanhouden maar dan moet er – ondanks de vastgestelde prijzen – onderhandeld worden. In de straatjes rondom het pleintje kun je ook mountainbikes huren.

De beste manier om de huizen op het eiland te zien, is te voet. Je vindt een afwisseling van oude en moderne huizen aan de straten die met bomen zijn omzoomd. Het is duidelijk dat wie hier een (zomer-) huis heeft, zich wel wat kan permitteren. De prijzen van onroerend goed daalden wel toen seismologen na de verwoestende aardbeving van 1999 in de omgeving van Izmit wisten te melden dat de gevaarlijke breuklijn precies onder het eiland doorloopt.

Een goede indruk van de huizen van Büyükada krijg je als je komend van de veerpont op het pleintje rechts afslaat, de Nisan Caddesi in. Op het volgende pleintje zie je al een aantal mooie huizen staan. Rechts aanhoudend kom je bij het Splendid Palace Hotel uit 1908. Als je links aanhoudt kom je in de Kadiyoran Caddesi. Op nummer 3 staat een groot huis uit het begin van de 20ste eeuw, met een houten decoratie van vruchten. Op nummer 12 staat een houten huis in wat meer oosterse stijl. Verderop houd je rechts aan voor Çankaya Caddesi, de route die ook door de koetsjes wordt gevolgd. Aan Hamlacı Sokağı, een straatje dat naar zee leidt, staat het huis van Leo Trotski, die van 1929 tot 1933 op Büyükada woonde (common1 pp. 239-240).

Op Çankaya Caddesi 78 staat het huis van Con Paşa, een van de mooiste van het eiland. Con Pasa heette eigenlijk Trasivolos Yannaros en was een Osmaans staatsman van Grieks-Italiaanse herkomst.

Bij Dilburnu, een landtong met pijnbomen, ligt een picknickgebied. Iets verder ligt het strandje van Yörukali, waarvoor je een paar euro toegang betaalt. Het is ca. 50 m breed en aan drie kanten omsloten door betonnen galerijen. In het zomerweekeinde schalt hier de discomuziek ook overdag over het volgepakte strandje, dus rustig is het er zeker niet. Het water is er wel algenvrij, wat verderop langs de kust niet zo is.

De noordelijke van de twee heuvels van Büyükada heet İsa Tepe (‘Heuvel van Jezus’). Op de top staat tussen de dennenbomen het grootste houten gebouw van Europa. Het werd in 1898 als hotel gebouwd door Alexandre Vallaury, maar werd al snel een Grieks weeshuis en daarna een militaire school. Tijdens de Eerste Wereldoorlog verbleven er Duitse soldaten en vervolgens Russische vluchtelingen. Uiteindelijk werd het weer een weeshuis om ten slotte jaren leeg te staan. Vanwege brandgevaar kun je het gebouw niet bekijken. Er zijn opnieuw plannen hier een hotel te vestigen. Er vlakbij staat een klooster dat in zijn huidige vorm uit de 19de eeuw dateert.

De zuidelijke heuvel heet Yuce Tepe en is met zijn 202 m de hoogste van de hele eilandengroep. Hier staat het Klooster van St.-Joris, dat dateert uit de 12de eeuw. Volgens de overlevering hoorde een herder het geluid van klokken vanuit de aarde komen. Toen hij een gat groef, vond hij een icoon van Sint-Joris, een duidelijke aanwijzing dat hier een klooster moest worden gesticht. Het klooster bestaat uit zes kapellen en een aantal bijgebouwen. Er is ook een heilige bron die genezing brengt, onder andere bij geestelijke stoornissen. Op 23 april en 24 september, de feestdagen van Sint-Joris, komen hier honderden Griekse pelgrims heen.

Sedefada en Tavşan

Sedefada (‘Parelmoereiland’) heeft enkele zomervilla’s, terwijl Tavşanada onbewoond is. Tavşan is genoemd naar de konijnen die er nog steeds rondlopen. Het eiland bestaat uit een enkele kale rots van 40 m hoog. Op beide eilanden stonden in de Byzantijnse tijd kloosters, die werden gesticht door patriarch Ignatius in de 9de eeuw.

Verliefd op veerboten

Een tochtje per veerboot is een ervaring die je niet mag missen. Hier zie je het İstanbulse leven in zijn volle breedte. Huisvrouwen, verliefde stelletjes, zakenlieden en schoolkinderen; allemaal maken ze gebruik van de veerboten. Een glas thee aan boord maakt de tocht compleet.

De klassieke İstanbulse veerboten zijn voor velen een symbool van de stad. In 2001 voer zo’n veerboot over de Main bij Frankfurt als onderdeel van het project Shipped Ships van de Turkse kunstenares Ayşe Erkmen; zie ook www.moment-deutsche-bank.de/shippedships. De oorspronkelijke stoomboten werden vapur genoemd naar het Franse woord voor ‘stoom’ en zo heten ze in de volksmond nog steeds, hoewel ze allang op diesel varen. Er varen meer dan 200 veerboten in de wateren van Istanbul. Met zijn lengte van 76,8 meter is de Fenerbahçe de grootste en ook de oudste die nog in bedrijf is. Het schip werd in 1952 in Glasgow gebouwd. Het 2,3 meter kortere zusterschip Paşabahçe is het lievelingsschip van Orhan Pamuk. Hij schrijft er als volgt over:

Zoals de Venetiërs gehecht zijn aan hun vaporetto (dat vertaald kan worden als ‘kleine vapur’), een een speciale, liefdevolle aandacht hebben voor hun vorm en modellen, zo zijn de İstanbulers vol genegenheid gehecht aan ieder van de veerboten van de Şehir Hatları en geven ze er boeken vol foto’s over uit. Gautier schrijft dat iedere kapper in İstanbul een foto van een boot aan de muur heeft hangen. Mijn vader hoefde in de verte maar het silhouet te ontwaren van een van de ponten die in zijn jeugd of kindertijd in de vaart was genomen en toen heel imposant was geweest, of hij noemde, meteen of na een kleine denkpauze, het nummer van het schip en zijn naam – namen die in mijn oren nog steeds een poëtische klank hebben: drieenvijftig İnşirah, zevenenzestig Kalender; zevenenveertig Tarz-i Nevin; negenenvijftig Kamer…

Als ik hem ernaar vroeg somde mijn vader alle uiterlijke verschillen op tussen de veerboten die zo op het oog allemaal op elkaar leken. Dankzij zijn uitleg, soms tijdens een autoritje langs de Bosporus, soms in de woonkamer van ons huis in Beşiktaş, waarvandaan je al het verkeer over de Bosporus kon volgen, leerde ik op bepaalde kenmerken van de schepen te letten, bij sommige een bolling, bij andere een heel lange schoorsteen, een boeg als een snavel, een plompe achtersteven of het lichte overhellen als hij een eindje door de stroming werd meegesleurd, maar het lukte me desondanks niet ze van elkaar te onderscheiden. Zodoende bestempelde ik het schip Paşabahçe, dat in mijn geboortejaar, 1952, in Tarente door een Engels bedrijf was gebouwd, tot mijn geluksschip want dat kon ik door nauwkeurig te kijken – net als mijn vader deed – en dankzij zijn platte schoorsteen onderscheiden van zijn twee zusterschepen uit dezelfde serie, Fenerbahçe en Dolmabahçe – ze hadden namelijk allemaal een naam die eindigde op de uitgang -bahçe, en nog steeds ben ik het niet verleerd om iedere keer als ik in het dagelijks leven in gedachten door de stad loop en ik het schip ontdek, onder aan een steile straat die op het water uitkomt of bij een blik uit het raam, dezelfde oprechte blijdschap te voelen van iemand die ergens zijn geluksgetal tegenkomt.

(Orhan Pamuk, İstanbul: herinneringen en de stad, Arbeiderspers, 2005)

De echte liefhebbers voeren op internetforums volop discussie over de veerboten en op YouTube zijn nostalgische fimpjes van varende en aanleggende veerboten te vinden.