Behalve Rome is er geen andere metropool die zijn antieke muren zo mooi bewaard heeft. Niet iedere bezoeker is even enthousiast over de reconstructies her en der, maar er blijven genoeg ruïneuze stukken over om ook de verstokte romanticus tevreden te stellen. Bij de muren horen het indrukwekkende Yedikulefort en de resten van het Byzantijnse Tekfur- en Blachernenpaleis. In de omgeving ligt een van de beroemdste Byzantijnse kerken, de Chorakerk, met prachtig bewaarde mozaïeken, maar ook bijvoorbeeld het veel minder bezochte Studiosklooster. Moskeeën zijn er uiteraard ook. Rondom die van Selim I, op de vijfde heuvel, vind je trouwens nog meer Byzantijnse kerken. De oevers van de Gouden Hoorn hebben weliswaar geen muren (meer) te bieden, maar hier zijn de grafmoskee van de door de Turken zeer vereerde Eyüp en het Rahmi Koçmuseum de moeite waard. Vooral het eerste is met zijn sfeervolle omgeving, zoals de begraafplaats op de heuvel en het café van Pierre Loti, goed voor een excursie. Rahmi Koç, een van Turkijes rijkste tycoons, heeft zijn passie voor machines uitgeleefd op een voormalige scheepswerf.
Yedikule en het Studiosklooster
De noordoever van de Zee van Marmara heeft tussen Kumkapı en het Yedikulefort niet veel te bieden. Het stuk oude stad erachter, met typische bedrijvigheid en rumoer, omvat onder meer de zevende heuvel. Er is nog een hoop ouds en vervallens aan moskeetjes en kerkjes te zien. De wandeling naar het Studiosklooster is daarvan een sfeerrijk voorbeeld.
Fort Yedikule
Yedikule betekent ‘zeven torens’. Mehmet Fatih liet bij de zuidpunt van de muur van Theodosius een versterking met zeven torens bouwen, gebruikmakend van vier torens van de muur zelf. De overige drie liet hij onderling verbinden door weermuren, zodat een vijfhoekig fort ontstond. Het fort diende niet zo zeer ter verdediging – de oude muren zelf waren daar goed toe in staat – maar fungeerde als gevangenis, archief en staatskas. Interessant uit historisch oogpunt is de beroemde Gouden Poort. Dit was een triomfboog van het Romeinse type waardoor zegevierende of nieuw gekozen keizers feestelijk de stad introkken. De deuren waren met goudplaten beslagen, vandaar de naam. Bovenop stonden een beeld van keizer Theodosius II, vier zilveren olifanten en twee gevleugelde vrouwenfiguren, personificaties van de overwinning. De Gouden Poort stond tussen twee pylonen, nu twee van de zeven torens, en had ook nog een eigen voorportaal. De laatste triomf vond plaats in 1261 toen Michael VIII Palaeologus, gezeten op een wit paard, de stad binnenreed nadat Constantinopel heroverd was op de kruisvaarders. Daarna werd de poort dichtgemetseld. Mede daardoor is het tegenwoordig niet gemakkelijk een goede indruk van het geheel te krijgen. Van bovenaf, als je een wandeling over de weergangen maakt, lukt het nog het beste. Dan bezoek je tevens de overige torens, waarvan de oostelijke de kerkers bevatte. In verschillende talen staan de hartenkreten van de ongelukkige gezanten en staatsgevangenen nog in de muren gekerfd. Prettiger is het uitzicht over de landmuren en de Zee van Marmara.
YEDİKULE. Geopend: do.–di. 9–17 uur. Ingang bij de
oosttoren aan Yedikule Meydanı Sokağı.
Banliyötrein naar
Yedikule.
Studiosklooster
De kerk van Johannes de Doper en het bijbehorende Studiosklooster zijn een van de oudste christelijke gebouwen die er over zijn in İstanbul. De kerk was in 463 voltooid, het klooster niet veel later. Geld-schieter was de rijke Romeinse consul Studius.
Meer dan 1000 jaar bloeiden in het Studiosklooster kunsten en wetenschappen, onder het gezag van invloedrijke abten. Keizers op weg naar hun kroning in de Aya Sofia stopten er om in de kerk een icoon van de Maagd Maria op het altaar te plaatsen en er samen met de patriarch de eerste mis op te dragen. Na de verovering vierde het klooster in 1463 nog zijn 1ste millennium, maar spoedig daarna werd de kerk in een moskee veranderd en het klooster opgeheven. De stichter van de moskee was de stalmeester (imrahor) van Beyazıt II, vandaar de naam İmrahor Camii. De aardbeving van 1894 maakte korte metten met wat er nog over was van de kloostergebouwen en beschadigde de moskee ernstig.
Je komt binnen via het voormalige atrium van de kerk. Het eerste wat je ziet, is de narthex met zijn marmeren portaal, zuilen met Korinthische kapitelen en prachtig bewerkte architraaf. De kerk is eenschepig met een halfronde apsis. Zes van de zeven zuilen van groen porfier staan aan een kant nog overeind, compleet met verweerde kapitelen en architraaf. Op oude foto’s zie je nog de bijzondere opus sectile-vloer (ingelegd met kostbare steensoorten) liggen, maar de stukken gekleurd marmer en porfier verdwijnen met de jaren. Gelukkig is het schip nu met een hek tegen onverlaten beschermd.
İMRAHOR CAMİİ, aan de İmam Aşir Sokağı, tussen İmrahor
İliasbey Caddesi en Yedikule İstasyon Caddesi, niet ver van het
Yedikule trein-station. Openingstijden zijn er niet. Als de deur
openstaat, kun je op het erf van een houten huisje waar de kippen
rondscharrelen een kijkje nemen. Ten tijde van het schrijven van
deze gids was men begonnen met de restauratie.
Een wandeling langs de landmuren maak je het beste in de namiddag, als de late zon op de stenen staat. Begin met een bezoek aan Yedikule, steek naast Yedikule de poort door naar buiten en loop langs de buitenkant van de muren tot ten minste Mevlanakapı. Het is er rustig, je krijgt een mooi overzicht en de groene akkertjes in de voormalige gracht geven je het gevoel dat je buiten bent.
De muren van Theodosius II
De landmuren staan ook bekend als de muren van Theodosius II, naar de keizer die ze in 412 liet bouwen. Constantijn de Grote had al een muur laten bouwen, meer stadinwaarts, langs het toenmalige stadsareaal, maar daarvan is niets teruggevonden.
De geschiedenis van de muren is een lange litanie van aardbevingen, herstelwerkzaamheden, belegeringen en weer reparaties, maar het zijn nog altijd de muren van Theodosius die overeind staan, nu al bijna 2000 jaar. Niet dat men altijd even zorgzaam met ze omsprong. Mehmet de Veroveraar liet na de inname van de stad de muren per ommegaande in orde brengen en zijn opvolgers deden niet anders. De laatste ingrijpende hersteloperatie was van 1722. Daarna liet men de elementen, de spoorlijn en het verkeer hun gang gaan, zodat stukken van de muur verdwenen en veel van de torens ingestort of gescheurd zijn. Sinds 1980 worden delen van de muur gerestaureerd.
Doorsnee van de landmuren
Muren geteld en gemeten
De landmuren van İstanbul worden onderscheiden van de zeemuren (zie hoofdstuk 2). Ze lopen van de Zee van Marmara in het zuiden tot de Gouden Hoorn in het noorden, een afstand van zo’n 6,5 km. Het tracé staat vrijwel nog helemaal, enkele onderbrekingen daargelaten.
De fortificaties bestonden uit een dubbele rij muren, verdedigingstorens en een gracht. De binnenmuur was 5 m dik en 12 m hoog. Hij had 96 torens, vierkante soms ook veelhoekige, van 18 tot 20 m hoogte, die 55 m van elkaar stonden. De binnenmuur was gescheiden van de buitenmuur door een loopgang (peribolos) van zo’n 15 tot 20 m breed. Die loopgang bevond zich ca. 5 m boven het straatniveau. De buitenmuur was 2 m dik en 8,5 m hoog. Ook deze had 96 torens, vierkant of halfrond, alternerend geplaatst met de torens van de binnenmuur. Voor de buitenmuur lag een gracht van 20 m breedte en 10 m diepte.
De torens van de binnenmuur hadden twee verdiepingen. Op de bovenste stonden werpmachines, vooral bestemd voor het gevreesde Griekse Vuur dat zelfs in water bleef branden. De onderste verdieping diende voor opslag en manschappen. De torens stonden via trappen in verbinding met de stad en met de weergang boven op de muur. Over de brede loopgang tussen de torens konden troepen zich snel verplaatsen. De gracht werd bij een vijandelijke aanval onder water gezet, maar was ook in droge toestand een belemmering voor artillerie.
De muur had 10 poorten, waarvan 5 alleen door het leger gebruikt werden en 5 voor algemeen gebruik waren. Ze worden tot op de dag van vandaag gebruikt.
Tussen Yedikule en Silivrikapı
Na een bezoek aan Yedikule kun je bovenstaande gegevens heel goed checken bij de volgende stadspoort, Belgratkapı. Dit was de eerste poort die gerestaureerd werd. De alternerende lagen witte natuursteen en rode baksteen – geheel correct gedaan overigens – zien er wel erg nieuw uit, maar als reconstructie werkt het voor de nieuwsgierige bezoeker prima. De naam Belgrado kreeg de poort toen Süleyman in 1521 die stad had ingenomen, en er kunstenaars en handwerkslieden uit mee terug nam, die hij in de omgeving van de poort liet wonen.
Ga de poort in en klim rechts de trap op naar de peribolos, de gang die tussen de binnenste en buitenste torens liep. Je hebt zo een goed overzicht van het hele verdedigingswerk. Als je doorloopt naar binnen, kun je zien hoe de trappen aan de stadskant eruitzagen.
VERVOER. Voor de poort stopt een dolmuş naar onder meer
Topkapı een stuk verderop.
De Kerk van de Vis
De volgende poort is Silivrikapı, een van de beter bewaarde poorten. Hier is een uitstapje buiten de muren interessant. Seyitnizam Caddesi loopt van de poort naar buiten. Bij de splitsing moet je rechts aanhouden (Silivrikapı Balıklı Sokağı) tot je bij een begraafplaats komt. Aan je linkerhand bevindt zich de toegang tot een kerk, waarin zich het heiligdom van Zoodochos Pege (‘Levengevende Bron’) bevindt. In het Turks heet het Balıklı Kilise, de Kerk van de Vis.
De legende vertelt aldus: tijdens het beleg van Constantinopel was een monnik vis aan het bakken bij een bron. Toen hij het bericht kreeg dat de stad was gevallen, weigerde hij dat in eerste instantie te geloven. Pas als zijn vissen tot leven zouden komen en uit de pan zouden springen, zou hij bereid zijn het nieuws te accepteren. Waarop de vissen vanuit de pan de bron in sprongen. Er zijn nog steeds mensen die geloven dat de stad weer christelijk wordt als de vissen vanuit de bron weer in de pan springen. Tot nu toe is dat nog niet gebeurd, maar het water van de bron heeft sindsdien bovennatuurlijke krachten. De werkelijkheid gaat eeuwen verder terug. Op deze plaats werd al in de 5de eeuw een heilige bron vereerd, die door de keizers in de loop van de tijd steeds van een passende behuizing werd voorzien. De laatste kerk dateert uit 1833. Het heiligdom is altijd in handen van de Griekse geestelijkheid geweest.
De bron bevindt zich in het souterrain, verfraaid met een marmeren bassin en reliëfs. Een monnik verkoopt je graag een flesje van het weldoende water. Vissen zwemmen er ook nog steeds.
Het kerkinterieur is aardig en op de binnenplaats staan mooi bewerkte sarcofagen van patriarchen van de Grieks-orthodoxe Kerk.
BALIKLI KİLİSE. Geopend: 8–16 uur.
93 van Eminönü.
29 mei 1453
Eigenlijk onbegrijpelijk dat er nooit een Hollywoodfilm gemaakt is over de Turkse verovering van de hoofdstad van het 1000-jarige Byzantijnse rijk. Terwijl het decor, de machtige vestingmuren van de stad, toch zo voor gebruik gereed ligt en het scenario ons door verscheidene geschiedschrijvers is overgeleverd.
Toen de 20-jarige sultan Mehmet II op 25 mei 1453 vredesvoorstellen deed aan keizer Constantijn XI Dragases, had hij er – behalve twee jaar van gedegen voorbereiding – al zeven weken van beleg op zitten. Onophoudelijk hadden zijn manschappen de sterke muren van Constantinopel bestookt met kanonsvuur. Het grootste van deze kanonnen had een loop van 8 m lang en schoot kogels af met een gewicht van meer dan 500 kilo. De ironie wil dat de Hongaarse ingenieur die hem dit ‘speeltje’ bezorgd had, eerder door de Byzantijnen was weggestuurd omdat ze hem niet konden betalen. Met leeuwenmoed had de 7000 man tellende verdediging op de muren elke dag de aanval afgeslagen met speren, pijl-en-boog, katapulten en musketten, en bovendien elke nacht de bressen in de muren weer gedicht. De troepen stonden onder het bevel van keizer Constantijn en de moedige Genuees Giovanni Giustiniani Longo. Het feit dat de overmacht van de Turken zo groot was (80.000 man), verhoogde Mehmets frustratie, temeer omdat hij sinds 22 april met zijn vloot de Gouden Hoorn bemachtigd had. Op die dag waren 70 Turkse schepen uit het water van de Bosporus aan land gehesen, op houten sledes over het heuvelachtige land gesleept en aan de andere kant weer te water gelaten. De verdediging met de ijzeren ketting die de ingang van de Gouden Hoorn afsloot, was door dit huzarenstukje in één klap futiel geworden.
Toen de keizer de vredesvoorstellen afwees, besloot de sultan nog een poging te wagen. In de avond van 28 mei beloofde Mehmet zijn officieren twee dingen: indien zij zouden sneuvelen een rechtstreekse reis naar het paradijs, indien zij overleefden toestemming om de stad drie dagen lang te plunderen. In Constantinopel werd een plechtige processie gehouden waarbij de meest heilige relieken en iconen, waaronder die van de Blachernitissa (zie p. 130) over de stadsmuren werden gedragen. Om middernacht kwamen keizer, patriarch, geestelijken, soldaten, burgers, Grieken en Italianen bijeen voor een laatste plechtige mis in de Aya Sofia. Zelfs de zuilen zweetten als in doodsangst, zo vertellen de kroniekschrijvers. Daarna nam de keizer afscheid van zijn familie in het Blachernenpaleis, dat echode van de weeklachten. Vervolgens ging iedereen weer naar zijn post op de muren. De poorten werden achter hen gesloten zodat niemand zich zou kunnen terugtrekken. Om 2 uur ’s nachts begon de aanval van de Turken onder kanongebulder, angstaanjagende kreten en dreigend tromgeroffel. Waar de muren het zwakst waren, lukte het de Turken een bres te schieten en de stad binnen te dringen. Giustiniani raakte gewond en werd naar een Genuees schip gedragen. Toen keizer Constantijn begreep dat er geen hoop meer was, stortte hij zich in het laatste strijdgewoel. Niemand zag hem ooit meer terug.
Vroeg in de middag van dinsdag de 29ste mei reed Mehmet II op een wit paard de stad binnen door de Edirnepoort. Onder het mompelen van een Perzische elegie baande hij zich, door zijn plunderende soldaten, rechtstreeks een weg naar de Aya Sofia. Overal werd hij toegejuicht als ‘Fatih, Fatih!’ (Overwinnaar), een titel waarmee hij sindsdien werd aangesproken. Op de drempel knielde hij en strooide een handvol aarde over zijn tulband. Zo zeer vereenzelvigde hij zijn eigen persoon met dit symbool van de Byzantijnse macht dat hij in woede ontstak toen hij een soldaat bezig zag met een bijl op het marmeren plaveisel in te hakken. Hij liet de kerk ontruimen en verklaarde haar onmiddellijk tot moskee. Diezelfde week op vrijdag kwam hij terug voor het gebed. Nog altijd is de dinsdag een ongeluksdag voor de Grieken.
Kanonspoort en moskee van Mihrimah
Mevlevihanekapı is net als Belgratkapı gerestaureerd. De naam slaat op het derwisjenklooster dat hier ooit bij de poort stond.
Waar de verkeersader Millet Caddesi door de muren breekt, kun je links van de weg als het ware in de schaduw van de muren uitblazen in een prettige theetuin. Van hier tot aan de volgende verkeersader, Vatan Caddesi, kun je wel buiten langs de muren lopen, maar dat is een wat onrustige aangelegenheid. De wandeling is alleen aan te raden als je wilt zien waar de Byzantijnen en Turken tegenover elkaar stonden toen Constantinopel viel.
Bij Topkapı, de Kanonspoort, – niet te verwarren met het paleis met die naam – staan elke dag kledingverkopers buiten de muur hun waar aan te prijzen. Het verkeer loopt hier onder de weg door zodat je een vrij uitzicht hebt richting Gouden Hoorn. De Mihrimahmoskee zie je in de verte staan. Het is een historische plek. De naam van de poort komt van het reuzenkanon dat Mehmet II speciaal voor het beleg van Constantinopel had laten maken. Het stond recht tegenover Topkapı opgesteld, net zoals de tent van Mehmet van waaruit hij de aanvallen leidde. Een plaat aan de buitenmuur van de poort gedenkt de doorbraak van de muren op 29 mei 1453. Loop even door de poort de stad in voor een kijkje in de Kara Ahmet Paşamoskee, een werk van Sinan uit 1554. De voorhof heeft prachtige İzniktegels in groen en geel en de gebedsruimte heeft een houten beschilderd plafond.
Fener, Balat en Edirnekapı
Het stuk muur tussen Topkapı en Edirne-kapı liep naar beneden, omdat hier vroeger een rivier stroomde. Vandaar dat dit gedeelte van de muren het meest te lijden had van het kanonvuur tijdens het laatste beleg, en er nu dus ook het meest verwoest bij ligt. De moderne verkeersweg Vatan Caddesi geeft ongeveer de loop van de rivierbedding aan. Op dit gedeelte van de muren moet keizer Constantinus XI Dragases zijn laatste wanhopige uren gesleten hebben met de dappere maar vruchteloze verdediging van zijn stad.
Op de zesde heuvel staat de Mihrimah Sultan Camii, een meesterwerk van Sinan uit 1562, die helaas door verschillende aardbevingen nogal geleden heeft. Zo is de külliye bijna geheel verdwenen. Mihrimah, de lievelingsdochter van Süleyman, was getrouwd met Rüstem Pasa wiens moskee bij de Egyptische bazaar al besproken werd. De ligging van de Mihrimahmoskee is het eerste wat opvalt, daarna het heldere licht dat binnenkomt door rijen en rijen van ramen boven elkaar en de prachtige verhoudingen. Naast de moskee vind je in de stadsmuur Edirnekapı. Door deze poort hield Mehmet II zijn triomfantelijke intocht op 29 mei 1453. Ook hier hangt een marmeren gedenkplaat net als bij Topkapı.
Verder naar het noorden liggen de ruïnes van een Byzantijns paleis, gebouwd in de 13de of 14de eeuw toen het Grote Paleis bij de Aya Sofia al was verlaten. Waarschijnlijk hoorde het paleis bij dat van Blachernae dat hieronder ter sprake komt. Beide stonden dicht tegen de stadsmuren aan en hadden dus nogal te lijden tijdens de inname van de stad.
Tekfur Sarayı is Turks voor Paleis van de Heerser. Het is moeilijk je een voorstelling van het hele complex te maken, maar wat je ziet, stimuleert wel de verbeelding. De enig overgebleven grote zaal heeft een façade van drie verdiepingen met een alleraardigst patroon van rode baksteen en wit marmer. Dak en vloeren zijn allang verdwenen. Na de verovering diende het gebouw als menagerie voor de exotische dieren van de sultan, als bordeel en, misschien belangrijker, in de 18de eeuw als werkplaats voor de bekende Tekfursaraykeramiek, vooral tegels. De ruïne is gerestaureerd en je kunt zelfs naar boven.
Paleis van Blachernae
Het stuk muur tussen Tekfur Sarayı en de Gouden Hoorn ziet er heel anders uit. Er is geen gracht, het muurwerk is dikker en de torens staan dichter bij elkaar. Zoals blijkt uit diverse inscripties is hier tussen de 7de en de 14de eeuw gebouwd. Het is niet gemakkelijk in deze contreien een goed overzicht te krijgen, al kun je al wandelend aan de stadskant van de muren best leuke kijkjes hebben op brokken hier en daar. Wél kun je goed zien waar ooit het Blachernenpaleis stond.
Dit paleis werd al in de 6de eeuw gebouwd om het de keizerlijke familie gemakkelijk te maken het vlakbij gelegen heiligdom van Maria Blachernitissa (zie onder) te bezoeken. Onder de Comnenen werd het de favoriete residentie – het Grote Paleis aan de Marmara takelde steeds verder af – en de zetel van het rijk. Ook de Latijnse keizers woonden hier tussen 1204 en 1261. Na die tijd was het zelfs het enige keizerpaleis.
Het paleis stond op een heuvelplateau waar je nu de İvas Efendi Camii vindt. Loop om het moskeetje heen richting noorden naar een iets lager gelegen tuin en daar vind je de toegang tot de Toren van Isaac Angelos. Deze toren was onderdeel van het Blachernencomplex en heet naar de keizer die hem liet bouwen. Het is een versterkingstoren van de landmuur, die tevens, althans wat de bovenste verdieping betreft, als woonhuis diende. Tussen zijn twee regeringsperiodes in, van 1195 tot 1203, zat Isaac Angelos er gevangen. De toren heeft een gigantische onderbouw van verschillende verdiepingen, omdat het terrein hier steil naar beneden, naar de voet van de muren loopt. Je kunt door de, Romeins aandoende, gewelven lopen en zien hoe overal zuilen hergebruikt zijn. Het mooie uitzicht vanaf het terras op het eind van de landmuren en de Gouden Hoorn moet hetzelfde zijn als dat wat Isaac uit zijn woontoren had.
TOREN VAN ISAAC ANGELOS. Ook wel Anemasgevangenis genoemd.
Je hebt een bewaker nodig die je door de gewelven begeleidt. Neem
ook een zaklantaarn mee.
Volg de weg naar beneden richting water tot je rechts de ingang naar het ‘Hieron Agiasma’ ziet, het fameuze bronheiligdom van de Heilige Maagd van Blachernae, ofwel Blachernitissa. Al in vroeg-Byzantijnse tijd was hier een heilige bron met genezend water. De eerste kerk om de bron heen werd in 416 gebouwd en hield het ruim 1000 jaar uit. Daarna volgden er meer, de huidige kerk dateert van 1960. Binnen is in de iconostase nog steeds de icoon van Maria Blachernitissa te zien, patrones van de stad. Deze wordt zeer vereerd door de Grieken van Istanbul sinds de Maagd in 626 op de muren verscheen en het leger der Avaren op de vlucht joeg. In het schip vind je het marmeren bassin; uit kraantjes moet het heilige water worden getapt.
Er is een goede reden om de Kariye Camii ofwel de kerk van Onze-Heiland-in-Chora boven aan de lijst van hoogtepunten in Istanbul te zetten, en dat zijn de mozaïeken en fresco’s. Die zijn samen met de kerk voortreffelijk gerestaureerd en behoren tot het mooiste wat de 14de-eeuwse Byzantijnse kunst op dat gebied te tonen heeft. Voor de talloze toeristen die dagelijks toestromen, is de omgeving van de kerk aantrekkelijk gemaakt door de houten huizen te restaureren en van de gebruikelijke horeca te voorzien.
De naam in chora betekent ‘in het veld’, wat erop wijst dat het eerste klooster op deze plaats buiten de muren van Constantijn, dus in het land lag. Van die eerste kerk en klooster is niets meer over, waarschijnlijk ten gevolge van de aardbeving van 558 die ook de eerste koepel van de Aya Sofia verwoestte. Maria Dukas, schoonmoeder van keizer Alexius I, bouwde tussen 1071 en 1081 een nieuwe kerk, die door haar kleinzoon hersteld moest worden. Deze kerk lag intussen binnen de muren van Theodosius, maar bleef haar naam behouden.
In 1313 werd de huidige kerk gebouwd door de rijke en geleerde Theodorus Metochites, minister onder Andronicus II Palaeologus en Groot Logotheet, het hoogste ambt in het Byzantijnse rijk. Het schip bleef onveranderd, maar de narthex werd verbouwd en een tweede narthex en het parekklesion (‘bijkerk’, tevens grafkapel) werden toegevoegd. Theodorus liet de kerk geheel van nieuwe marmerbekleding, mozaïeken en fresco’s voorzien. In 1321 was alles af. Theodorus leefde later als monnik in het klooster en werd daar na zijn dood in 1332 ook begraven.
In de kerk werd een heilige Maria-icoon bewaard
die in tijden van beleg over de stadsmuren werd gedragen om de
vijand af te weren. Dat werd ook in 1453 gedaan, zonder succes.
Nadat de Turken door de muren gebroken waren op de ochtend van de
29ste mei, werd de kerk geplunderd en de icoon in stukken geslagen
( pp. 125-127).
Onder Beyazıt II veranderde de Chora in een moskee, Kariye Camii, en verdwenen de mozaïeken en fresco’s onder een laag vuil en kalk, als ze al niet door aardbevingen verwoest werden. Tussen 1948 en 1959 hebben het Byzantijns Instituut van de Boston Universiteit en het Dumbarton Oaks Center for Byzantine Studies de mozaïeken en fresco’s vrij gelegd, bestudeerd en gerestaureerd. Nu is de kerk een museum.
Voorstellingen
Je komt binnen in de eerste narthex waar je meteen al geconfronteerd wordt met de goudglans, zachte kleuren en figurenrijkdom van de mozaïeken. Die zijn hier en in de tweede narthex het mooist bewaard, in tegenstelling tot het schip waar ze bijna allemaal verdwenen zijn. Het iconografisch programma is erg uitgebreid. Behalve de geijkte voorstellingen met opdrachtgevers in het gezelschap van Christus en Maria, vind je ook een uitgebreide verhalencyclus met het leven van Maria en eenzelfde met de jeugd van Christus en met Zijn genezingen en wonderen. Die voorstellingen lopen allemaal achter elkaar door, over de gewelven, pendentieven en muren van de twee narthexen heen, zodat het zonder documentatie niet gemakkelijk is kop en staart te vinden.
De frescocyclus in het parekklesion behandelt met name Het Laatste Oordeel, Hemel, Hel en Wederopstanding, zoals in een grafkapel is te verwachten.
Buitenste narthex
Boven de deur naar de binnenste narthex zie je Christus Pantokrator, met een Grieks bijschrift dat ‘het land van de levenden’ betekent. Draai je je om, dan zie je boven de buitendeur Maria afgebeeld. Links en rechts zie je meteen – hoewel niet compleet bewaard – twee van de populairste scènes: de Bruiloft van Kana en de Vermeerdering van de Broden. In de eerste zijn dienaren bezig grote kruiken te vullen, in de tweede staat een rij rieten manden klaar, gevuld met driehoekige broden. Om de complete serie wonderen en genezingen te zien, moet je beginnen links in de narthex en de gewelfde plafonds van alle zes traveeën naar rechts toe ‘doorwerken’. De meeste mozaïeken hier zijn overigens fragmentarisch. De serie eindigt in de binnenste narthex onder de zuidkoepel, waar ze veel beter bewaard zijn: je ziet onder andere de Genezing van de Bloedvloeiende vrouw, van de Jongen met de Verdorde Arm, en van de Schoonmoeder van Petrus.
In de lunetten onder de gewelven zijn scènes uit het leven van de jonge Jezus afgebeeld. Ze moeten in elke travee steeds met de klok mee ‘gelezen’ worden. Het begint links met de droom van Jozef en de tocht naar Bethlehem en bevat onder meer de Volkstelling – prachtige scène –, de Geboorte, de Vlucht naar Egypte, de Kindermoord enzovoort. Details en aandacht voor landschap en aankleding zijn een feest voor het oog. Onder de bogen en op de muren zijn portretten van heiligen afgebeeld.
Boven de deur naar het schip zie je de tronende Christus. Aan Zijn voeten knielt de stichter Theodorus Metochites en biedt een model van ‘zijn’ kerk aan. Zijn rijke kleding en opvallende hoofddeksel getuigen van zijn hoge rang die in de inscriptie naast hem ook genoemd wordt: Logotheet van de genikon, minister van Financiën zouden wij zeggen. Links en rechts van de deur zie je Petrus en Paulus. Het grote paneel rechts stelt een Deësis voor, maar zonder Johannes de Doper, alleen met Maria. Aan de voeten van Maria is de derde zoon van Alexius I Comnenus afgebeeld, Isaac Porfyrogenetus. Dat is de kleinzoon die boven genoemd werd en die de kerk in de 12de eeuw liet restaureren. Rechts ligt een non geknield; zij wordt Melane genoemd en is waarschijnlijk de halfzuster van Andronicus II Palaeologus.
De eerste en de vierde travee zijn overdekt met een koepel. Links is Christus Pantokrator in het topje afgebeeld, met in de ribben twee rijen van zijn voorvaderen: Adam tot Jakob en de 12 zonen van Jakob. In de andere koepel zie je Maria met Kind bovenin en twee rijen van haar voorvaderen: 16 koningen van het huis David en 11 andere. In de eerste drie traveeën van de narthex is het leven van Maria afgebeeld in 20 scènes, gebaseerd op het apocriefe evangelie van Jacobus. Het begint met het offer van Joachim dat geweigerd wordt. In de tweede travee is vooral het tafereeltje van de ouders Joachim en Anna die de kleine Maria knuffelen, aandoenlijk. Verder zie je hoe Maria in de tempel wordt opgeleid en miraculeus met brood gevoed wordt door een engel, hoe de staf van Jozef gaat bloeien en nog veel meer. De vierde travee werd boven al besproken.
Schip
Als je het schip van de kerk betreedt, valt de mooie bekleding van marmeren platen meteen op. De mozaïeken die er natuurlijk in de gewelven en daaronder geweest zijn, zijn op een paar na verdwenen. Boven de ingang naar het schip is het Sterfbed van Maria bewaard, in het Grieks koimesis genoemd. Om de baar van Maria staan de rouwende apostelen. Achter het doodsbed staat Christus die de ziel van Maria als een wikkelkindje in zijn armen heeft. Engelen en een zesvleugelige serafijn wijzen al op haar hemelvaart. Links en rechts van het koorgedeelte zijn een mozaïek met Maria met Kind en een met Christus te zien.
Parekklesion
Misschien wel het allermooiste van de hele kerk is de schildering in de apsis van de bijkerk. Deze stelt de Anastasis voor, de afdaling van Christus in het Voorgeborchte, een afbeelding die in de westerse kerk bijna niet voorkomt. In de Byzantijnse kerk was het de geëigende voorstelling om de opstanding van Christus te symboliseren, waar het Westen liever de Verrijzenis van Christus uit zijn graf gebruikte. Je ziet een in het wit geklede Christus, die met een krachtig gebaar van beide armen Adam en Eva uit hun graf omhoog trekt. Hij is net de deuren van de hel binnengestormd en die liggen nu vertrapt onder zijn voeten, compleet met al het losse ‘hang- en sluitwerk’. De duivel ligt er geboeid tussen. Achter Adam staan Johannes de Doper, David, Salomo en andere koningen van het Oude Testament; achter Eva staan Abel met herdersstaf en andere ‘rechtvaardigen’. Niet alleen compositie en kleur, maar vooral de power van het geheel zorgen ervoor dat het plaatje op je netvlies gebrand blijft.
Op de boog voor de apsis zijn de Opwekking van de Zoon van de Weduwe en van de Dochter van Jaïrus te zien. Op het plafond van de travee voor de apsis zie je het Laatste Oordeel afgebeeld in al zijn facetten. In het midden de Hemelse Boekrol, die eruitziet als een enorm slakkenhuis, vervolgens Christus als Oordeler met rechts de uitverkorenen en links de verdoemden, onder zijn voeten de Lege Troon die op zijn Wederkomst wacht en de Rivier van Vuur, die de hel vormt. Verder zijn er wolken vol gelukzaligen te zien, het geknars der tanden, de deuren van het paradijs en nog veel meer wat de tekst van de Apocalyps aan inspiratie bieden kan. De volgende travee heeft een koepel en daarin is Maria met Kind afgebeeld, omgeven door de hemelse heerscharen. Alle scènes om de koepel zijn episodes uit het Oude Testament die als prefiguraties van de Moeder Gods en de Incarnatie gezien worden: de Jakobsladder, het Brandende Braambos, Ark des Verbonds en meer.
Vier grafnissen zijn in de muren uitgespaard. De eerste links, als je de parekklesion binnenkomt, is vrijwel zeker die van Theodorus Metochites zelf. Sarcofaag en inscripties zijn verdwenen, maar iets van de decoratie is nog te zien. Hetzelfde geldt voor de drie andere nissen, waarin ook hoogwaardigheidsbekleders lagen. Van een is er nog een naam te lezen: Michael Tornikes, een goede vriend van Metochites.
CHORAKERK. Geopend: do.–di. 9–16.30 uur.
28, 87 of 90.
Pierre Loti
Pierre Loti (1850–1923) is het pseudoniem van de Franse marineofficier Louis Marie Julien Viaud die bekend geworden is door zijn nostalgische romans over verre exotische oorden. Nu leest geen mens zijn boeken meer, maar tijdens zijn leven waren ze een hit.
Loti, klein van postuur, moederskindje, was zijn hele leven verliefd op allerlei schone vrouwen en jonge matrozen. Vreemd genoeg was hij zijn hele leven ook een dappere, gewaardeerde en meermalen geridderde officier.
Zijn loopbaan voerde hem over de hele wereld, maar vooral Turkije trok hem aan. Hij woonde een tijdje in Constantinopel, waar het dagelijks leven onder de laatste Osmaanse sultans precies bij zijn romantische en melancholieke aard paste. Hij werd er verliefd op een getrouwde haremdame, met wie hij een gepassioneerde verhouding kreeg. Een dergelijk waagstuk was natuurlijk niet zonder gevaar en de dame in kwestie werd na Loti’s vertrek geïsoleerd in de harem van haar man waar ze langzaam wegkwijnde. Hij beschreef de affaire in zijn beroemde roman Aziyadé uit 1879. Het succes van deze en andere boeken zorgde voor een nieuwe golf van Turkomanie in Europa, dat politiek gezien juist bezig was zich tegen Turkije af te zetten.
Ondanks zijn graag geziene aanwezigheid in de Parijse salons waar hij veel bewonderaars had – onder andere toneelspeelster Sarah Bernhardt – bleef hij in het ouderlijk huis in Rochefort (bij La Rochelle) wonen. Dat is nu een museum, waar te midden van ontelbare souvenirs uit allerlei landen vooral de ‘Turkse moskee’ opvalt. Hier trok Loti zich het liefste terug, gehuld in oosterse gewaden, als de moslim die hij eigenlijk zo graag had willen zijn.
Het leukst is het om je per boot naar Eyüp te laten brengen over de Gouden Hoorn (zie praktische informatie). Eyüp is een, aan de zuidoever van de Hoorn gelegen, buitenwijk, een flink stuk stroomopwaarts, nog voorbij de Haliç Köprüsü, de brug waar de autoweg over heen loopt. Vroeger was het een door velden omgeven dorp, nu is het allang opgeslokt door de betonnen flatgebouwen van Groot-İstanbul.
De naam van de wijk komt van een vereerd heiligdom dat hier ligt, de schrijn van Eyüp Ensari. Neem de tijd om rondom de moskee het drukke gedoe van de gelovigen mee te maken, neus eens rond bij de andere grafmoskeeën in de omgeving en wandel ten slotte de heuvel op naar het theehuis van Pierre Loti.
Heilige Eyüp Ensari
Eyüp Ensari was vaandeldrager en vriend van de profeet Mohammed. Tijdens het eerste Arabische beleg sneuvelde hij in 674 voor de muren van Constantinopel en werd daar ook begraven. Zijn graf was al in Byzantijnse tijd een plaats van verering, en dat werd na de verovering van Constantinopel alleen maar heviger. Volgens de legende werd het graf pas na de verovering van 1453 door de Osmanen op miraculeuze wijze ‘ontdekt’. Hoe het ook zij, Mehmet Fatih bouwde in 1458 de eerste moskee en türbe op die plek.
De aantrekkingskracht van de heilige was zo groot dat elke nieuwe sultan op de binnenplaats van de moskee symbolisch werd omgord met het zwaard van Osman. De sjeik van de Orde van de Dansende Derwisjen voerde de ‘kroningsplechtigheid’ uit. Veel vooraanstaande Osmanen reserveerden hun eigen türbe rondom het complex van Eyüp en begiftigden die plek ook nog eens rijkelijk met moskeeën, medresses, publieke fonteinen enzovoort. Heden ten dage is het dan ook een uitgebreide dodenstad die je aantreft, van de oever van de Gouden Hoorn tot aan de moskee van Eyüp zelf. De gewone Osmaanse man wilde ook graag begraven worden in de omgeving van de vrome vaandeldrager en zo zijn de beboste hellingen boven het heiligdom nu bezaaid met een grote hoeveelheid grafzerken. In de 18de eeuw was het geheel een ruïne ten gevolge van de aardbeving van 1766; Selim III voltooide daarom in 1800 een geheel nieuw complex.
In de 19de eeuw was het hier natuurlijk paradijselijk te midden van de pijnbomen, de stilte en de uitzichten over de Gouden Hoorn. Zelfs nu nog, bebouwing en industrieën in de omgeving ten spijt, is het een fascinerende plek.
Moskee en graf
Volg tegenover de aanlegsteiger de weg die landinwaarts loopt en je naar de moskee brengt. Onderweg kom je tal van stalletjes tegen zoals dat hoort bij een pelgrimsoord. Je kunt er van alles kopen: snoepen speelgoed, korans, pannensets, gebedskleedjes, handdoeken met daarop ‘Eyüp’ geborduurd, potten geneeskrachtige honing, klokken, en er is zelfs een apotheek.
Nog voor het plein met de moskee liggen twee türbes: die van Siyavus Paşa rechts en die van Sokollu Mehmet Paşa links, beide gebouwd door Sinan. Je komt dan op het fotogenieke voorplein van de moskee met een spuitende fontein, hoge platanen, veel mensen en nog meer duiven. Vaak tref je hier jongetjes aan in hun mooie besnijdenispakjes, omgeven door trotse familieleden. In de straten rondom het plein ligt een aantal restaurants en cafés. Twee poortgebouwen leiden naar de binnenhof met şadırvan. Rechts ligt de moskee van Eyüp.
Het interieur van wit marmer met zijn vergulde kalligrafieën en het blauwgroene tapijt met series gebedsnissen – een kostbaar geschenk van de in 1961 geëxecuteerde premier Menderes – is elegant en rustig.
De türbe van Eyüp ligt achter de moskee aan een eigen pleintje. Het achthoekige gebouwtje wordt afgeschermd door een rechte wand versierd met kleurige İzniktegels. Langs die wand is het de hele dag een komen en gaan van pelgrims die van de heilige iets af willen smeken. Zwangere vrouwen, ongeneeslijk zieken, voetbalclubs aan de vooravond van een wedstrijd, iedere islamiet doet een schietgebedje voor het verguld bronzen traliehek van het ‘Venster van het Leven’, waarachter je de sarcofaag van Eyüp kunt zien.
MOSKEE EN GRAF. Geopend: dag. 8–16.30 uur. Je dient je hier
ingetogen te kleden en te gedragen.
Eyüp.
39, 55T of 99A.
Je kunt bij het graf van Eyüp het ommuurde terrein van de moskee verlaten en de straat nemen die naar het water van de Gouden Hoorn loopt. Je bevindt je nu midden in de ‘dodenstad’ die rondom het heiligdom is opgetrokken. Aan je linkerhand passeer je de külliye van Mihrişah Valide Sultan, de moeder van Selim III, uit 1791. Het enorme barokke complex bevat de marmeren türbe van de stichtster met een golvende façade, een nog altijd functionerende soepkeuken en een fraaie openbare fontein. Aan de oever hier, ten noorden van de moderne aanlegplaats van de boot dus, arriveerden de sultans in hun kaïks om zich het zwaard van Osman te laten omgorden.
Een zijstraat loopt langs het blauwe politiebureautje naar de autoweg die van de kust komt. Als je die oversteekt, betreed je een volgend stuk ‘dodenstad’. De Zal Mahmut Paşa Camii ligt aan de gelijknamige straat. De moskee werd door Sinan gebouwd op een hellend terrein waardoor er een zware onderbouw nodig was. Binnen is de mihrab de moeite waard. In de tuin staat de türbe van Zal Mahmut en zijn vrouw die in dezelfde nacht stierven. Zal Mahmut is de geschiedenis ingegaan als de man die de oudste zoon van Süleyman de Grote met eigen hand wurgde om zo diens broer Selim op de troon te helpen. Die laatste beloonde hem met zijn zuster en een glanzende carrière. Er is een prettige pleisterplaats onder de colonnade.
Op deze hoogte staat aan het water de voormalige fezfabriek, de Feshane uit 1833. Na de legerhervorming van Mahmut II was er een nieuw hoofddeksel nodig voor de manschappen en dat werd de fez. De fabriek voorzag in de productie tot de kledingreformatie van 1925 (zie p. 39). Het steeds expanderende gebouw bleef tot 1986 dienstdoen. Toen werd het gedeeltelijk weer afgebroken in het gemeenteproject ‘Schoonmaak van de Gouden Hoorn’. Nu is het lage, mooi gerestaureerde gebouw een ‘arcade’ voor toeristenwinkels, cafés en restaurants.
Café van Pierre Loti
Loop buitenom naar de noordkant van de moskee. Je bevindt je dan achter het hek van de tuin waarin de türbe van Eyüp staat. Hier vind je een trap die naar boven de heuvel opgaat. De Karyağdı Sokağı loopt langs romantisch scheefgezakte grafzerken en onder cipressen door omhoog. Eindpunt, na zo’n halfuur, is het theehuis van Pierre Loti (Piyer Loti Kahvesi), dat vanaf zijn terras hoog boven de Gouden Hoorn een heerlijk uitzicht biedt. In 2007 is er zelfs een kabelbaantje aangelegd van de moskee naar het theehuis. Bij het eindpunt bevindt zich een terras dat het oude panorama probeert te overtreffen. De omgeving doet mee aan de hype; het eerste hotel (Turqu House) is al verrezen op de heuvel.
De Franse romancier ( p. 135) heeft zijn naam aan dit
etablissement gegeven – en aan nog wat andere vlakbij – omdat hij
hier zo graag met zonsondergang een glaasje appelthee dronk,
meestal oosters gekleed compleet met fez en gebedskralen. Hij
genoot dan van het uitzicht, dat hij overigens in meer arcadische
termen beschrijft dan de toerist het tegenwoordig ziet. Vooral de
badende jongetjes in het kristalheldere water en de beboste oevers
van de Gouden Hoorn zijn ons niet meer gegund.
CAFÉ. Geopend: dag. 8–24 uur.
Fener en Balat zijn volkswijken waarvan de geschiedenis bepaald is en wordt door de religie: vroeger de Griekse en de joodse godsdienst en nu de traditionele islam. Ze liggen aan de zuidoever van de Gouden Hoorn niet ver van de stadsmuren.
In Balat, de noordelijkste van de twee, vestigden zich na de verovering Macedonische en Sefardische joden, die de wijk al gauw tot een bloeiend handelscentrum maakten. In de 19de eeuw verruilden veel joden hun huizen hier voor modernere in de buitenwijken en na 1945 vertrokken de meeste naar Israël. Nu zijn er nog twee synagogen in gebruik.
In Fener woonden van oudsher Grieken, van wie vele uit families die buitengewoon rijk en machtig waren onder de sultans. Tot het begin van de 20ste eeuw was het een echt Griekse wijk. Maar met de grote volkerenruil van 1923 verdwenen de meesten. Alleen de kerken en de ruïnes van de huizen der elite herinneren nog aan hun aanwezigheid.
Net als in de wijk Fatih, zijn het nu de meer conservatieve islamieten die het straatbeeld bepalen. Ze zijn in de loop van de tijd van het platteland naar de grote stad getrokken. Op straat ligt ongesponnen wol uitgespreid en hangt de was, vrouwen zitten in groepjes bij elkaar voor hun deuren en overal spelen kinderen. Er wordt erg veel afgebroken en weer opgebouwd in beton, wat het wandelen niet overal even prettig maakt. De yuppies van İstanbul schijnen zich nu voor de houten huizen van Fener en Balat als woning te interesseren, dus over twintig jaar ziet alles er waarschijnlijk weer heel anders uit.
Baar hier niet te veel opzien, want de bevolking is weliswaar vriendelijk, maar houdt niet erg van pottenkijkers. Een woordje Turks is gemakkelijk, want er meldt zich zeker iemand die wel eens weten wil wat je komt doen. Bedenk verder dat er heel wat geklommen en gedaald moet worden in de twee wijken. Het leukst is om naar Fener en Balat te varen.
Kerk van gietijzer
Aan de oever, halverwege de aanlegsteigers van Fener en Balat, ligt de kerk St.-Stefanus-van-de-Bulgaren (Bulgar Kilisesi). Het is moeilijk te zeggen wat het eerste opvalt: de neogotische bouwstijl of dat ze geheel van ijzer is opgetrokken. De in Wenen gegoten onderdelen kwamen in 1896 per schip over Donau en Zwarte Zee afgezakt en werden op deze plek in elkaar gezet. De ijzerbouw verving een houten kerk. Waarschijnlijk gebruikte men ijzer in plaats van steen omdat de bodem hier niet te vertrouwen was. De architect was trouwens een Turk van Armeense afkomst, Aznavur genaamd. De kerk, in een aardig plantsoen gelegen, dient de Macedonische christengemeenschap, die zich van de Grieks-orthodoxe heeft afgescheiden.
Grieks-orthodox patriarchaat
Steek bij de aanlegsteiger van Fener de autoweg over, loop rechtdoor de wijk in en sla linksaf de Sadrazam Ali Paşa Caddesi in. In de lange blinde muur aan je rechterhand is de toegang tot het Grieks-orthodox patriarchaat. Boven aan de trap zie je de centrale toegangsdeur die is dichtgelast en zwartgeverfd. Dit gebeurde nadat patriarch Gregorius V hier in 1821 was opgehangen wegens hoogverraad, op de dag dat de Griekse Vrijheidsoorlog uitbrak. Hij had zijn geloofsgenoten aangezet tot verzet tegen het Osmaanse bewind. De elektronische beveiliging en de bewakers bij de ingang wijzen erop dat de historische onverzoenlijkheid tussen Grieken en Turken tot de dag van vandaag voortduurt.
Fatih en Gennadius
De zetel van het patriarchaat bevindt zich sinds 1601 op deze plek. Onder de sultans was de patriarch de geestelijk leider van alle christenen in het Osmaanse rijk. Fatih had na de verovering de vooraanstaande Byzantijnse kerkgeleerde Georgius Scholarius oftewel Gennadius aangewezen als Grieks-orthodox patriarch en hem als zetel de Pammakaristoskerk gegeven. Die zetel bleef daar tot 1568. Binnen in het trappenhuis hangt een modern mozaïek waarop je Fatih, Gennadius en de overdracht ziet afgebeeld. Tegenwoordig strekt zich de bevoegdheid van het patriarchaat niet verder uit dan tot de Griekse gemeenschap in İstanbul en enkele plaatsen in Anatolië en Griekenland. Maar uit de talrijke Griekse toeristengroepen die hier komen, blijkt hoe goed men zich bewust is van die historische rol die de Orthodoxe Kerk ooit in het Byzantijnse leven hier in İstanbul speelde.
Bezoek
Binnen de muren bevinden zich de kerk van de heilige Georgius en de kantoren van het patriarchaat. Bijna alle gebouwen brandden in 1951 af, alleen de kerk en de bibliotheek bleven gespaard. De 18de-eeuwse Georgiuskerk is een drieschepige basilica met een indrukwekkende goudglanzende iconostase. In het rechterschip staan kostbare en heel oude relikwieën opgesteld, onder andere de schrijnen van de martelaressen Omonia, Theophano en Eufemia (zie p. 210). De Byzantijnse patriarchentroon staat rechts in het middenschip. Op de binnenplaats vind je een heilige bron. De bibliotheek heeft een belangrijke collectie manuscripten maar is niet te bezichtigen. Wel kun je de twee verdiepingen met ontvangstzalen en met enkele interessante iconen bezoeken.
ORTODOX PATRİKHANESİ. Geopend: dag. 9–17 (za. en zo. 16)
uur.
Fener.
Vanaf het water zie je hoog op de heuvel een groot rood gebouw liggen. Dat was ooit het Griekse jongensgymnasium (Rum Erkek Lisesi), en is nu een gemengde Turkse school. Er was hier al een school in de 15de eeuw waar veel Griekse hoogwaardigheidsbekleders in dienst van de sultans werden opgeleid. Het huidige bakstenen gebouw dateert van 1880 en is een mooi voorbeeld van de historiserende eclectische stijl. De koepel op zijn hoge tamboer en de drukke versiering van rode baksteen vallen op. Tot aan het begin van de 19de eeuw was het verboden om gebouwen van niet-moslims met torens of koepels boven het stadssilhouet te laten uitsteken. Toen dat verbod werd opgeheven, zagen architecten hun kans kennelijk schoon. De klim ernaartoe gaat min of meer op de gok want aan straatbordjes doen ze niet altijd. Neem de aanlegsteiger weer als uitgangspunt en ga niet links naar het patriarchaat maar sla rechtsaf. Zodra je kunt, neem je een straat naar links. Dan kom je er wel.
Achter de school vind je de Kanlı Kilise (Bloedige Kerk) of de Panagia Mouchliotissa, de kerk van Maria-van-de-Mongolen. Interessant is vooral de geschiedenis van de kerk. Het is de enige Byzantijnse kerk die sinds haar inwijding in 1282 tot op de dag van vandaag ononderbroken onder het Grieks-orthodoxe patriarchaat gestaan heeft. Een speciale firman van Fatih zorgde voor deze uitzonderingspositie. De kerk werd gesticht door de onwettige dochter van Michael VIII, Maria Palaeologina. Deze Maria was uitgehuwelijkt aan de Grote Khan der Mongolen Hulagu, die echter overleed voordat ze zijn hof bereikt had. Ze trouwde toen met zijn zoon en opvolger Abagu. In 1281, na 15 jaar huwelijksleven, werd Abagu vermoord en moest Maria terugkeren naar Constantinopel. Ze stichtte de kerk en een nu verdwenen klooster, waarin ze zich als non terugtrok. In het aardige interieur – met iconostase en een mozaïekicoon van Maria – wordt trots een kopie van Fatih’s oorkonde bewaard.
KANLI KİLİSE. Geopend: na toestemming van het
Grieks-orthodox patriarchaat.
Een traditioneel Turks huis bestond uit twee gescheiden delen. De selamlık is het deel van het huis waar bezoekers worden ontvangen. De haremlık is het deel dat haram was, ofwel ‘verboden’. Hier leefde de familie. Haremvrouwen hadden meer vrijheid dan men meestal denkt.
Lady Mary Wortley Montagu vond in de 18de eeuw zelfs dat de Turkse vrouwen meer vrijheid hadden dan de Europese. ‘Het is gemakkelijk te begrijpen dat ze meer vrijheid hebben dan wij omdat geen vrouw, van welke klasse dan ook, de straat op gaat zonder twee sluiers: één die haar hele gezicht bedekt behalve haar ogen en één die haar hoofd bedekt en tot halverwege haar rug hangt. Hun vormen zijn geheel verborgen onder wat ze een ferigée noemen, en geen enkele vrouw zal zich zonder vertonen. Je kunt dus wel begrijpen dat hun vermomming zo effectief is dat een echte dame niet van een slavin kan worden onderscheiden. Zelfs de meest jaloerse echtgenoot kan zijn vrouw op straat niet herkennen en er is geen man die een vrouw op straat durft aan te raken of te volgen.’
Synagogen
De enige twee nog functionerende synagogen in Balat zijn de Ahridaen Yanbolsynagogen. In Balat tussen de Vodina Caddesi en de Gevgili Sokak is de Ahridasynagoge, de oudste van İstanbul en de enige die dateert uit de Byzantijnse tijd (begin van de 15de eeuw). Binnen zijn het plafond en de wanden versierd met 17de-eeuwse barokke schilderingen. De teva (kansel) heeft de vorm van een boeg en zou wijzen op de schepen waarmee de Sefardische joden uit Spanje hierheen vluchtten. Hier preekte in de 17de eeuw Shabbatai Zevi, de Valse Messias, over het Einde der Tijden. De Osmanen beviel dat maar matig en zij dwongen hem in 1666 tot bekering tot de islam. Zevi heeft nog steeds aanhangers.
SYNAGOGE. Een bezoek moet je tevoren afspreken via het
opperrabbinaat (zie p. 261).
Maak een afsteker naar de Fethiye Camii, een leuke wandeling door de authentieke Fethiye Caddesi. De voormalige kerk van Theotokos Pammakaristos (Allerzaligste Moeder Gods), nu de Fethiyemoskee, ligt een beetje verstopt aan een pleintje. De buitenkant is al bijzonder de moeite waard met de speelse bakstenen versieringen, de mooie raampartijen, koepels en apsissen.
Met de kerk werd in de 12de eeuw begonnen, maar in 1293 door een belangrijke legeraanvoerder geheel vernieuwd. In 1315 bouwde zijn weduwe aan de zuidkant een grafkapel voor hem. Na de verovering werd de kerk zetel van het patriarchaat, totdat Murat III er in 1591 een moskee van maakte om zijn verovering van Georgië en Azerbeidzjan te memoreren: Fethiye betekent Overwinning. De kleine grafkapel is nu museum en kan, geïsoleerd van de moskee, apart bezichtigd worden. Binnen zijn mozaïeken blootgelegd en schoongemaakt door hetzelfde instituut dat ook de Kariye Camii voor zijn rekening nam. Ze zijn ook wat betreft datering en kwaliteit te vergelijken met die in de Kariye. Je ziet een Christus Pantokrator in de koepel, omringd door 12 profeten, nog een Christusfiguur in de apsis, Maria en Johannes de Doper met de vier aartsengelen boven zich, de Doop in de Jordaan en koppen van heiligen.
GRAFKAPEL. De grafkapel is prachtig gerestaureerd waarbij
de oude kapitelen en zuilen, voor zover mogelijk, gebruikt zijn. Je
moet vooraf toestemming voor een bezoek vragen bij het directoraat
van de Aya Sofia. Het kantoortje ligt naast de uitgang van het Aya
Sofyamuseum.
90 of 90B.
De moskee van Selim I
Prachtig gelegen op het hoge plateau van de vijfde heuvel, kijkt de Selim I Camii uit over de Gouden Hoorn. De sultan, die de bijnaam Yavuş had, de ‘grimmige’, was waarschijnlijk zelf met de bouw van zijn moskee begonnen, maar na zijn dood in 1520 maakte zoon Süleyman hem af. De architect is onbekend. De centrale koepel met aan weerskanten negen kleintjes zorgt voor een opvallend profiel en de brede voorhof met bomen heeft veel sfeer met de mooie şadırvan in het midden en de gekleurde İznikpanelen boven de vensters. Net als bij de moskee van Fatih is het een komen en gaan van in doeken gehulde vrouwen.
In de tuin staan verschillende türbes. De grote
achthoekige is van Selim zelf; de sultan ligt er alleen begraven.
Ernaast staat de türbe van Abdül Mecit I die stierf in 1861
( p. 189). Hij wilde hier begraven
worden, omdat hij zo’n bewondering voor zijn grimmige voorvader
had. Hij ligt met drie van zijn zoons in het met roodfluweel
behangen interieur. Na de restauratie in 2001 heeft men Engelse
info opgehangen, waarin gesproken wordt van een very sensitive,
refined gentleman die bovendien een begaafd kalligraaf was.
Buiten zijn mausoleum ligt een van zijn vrouwen begraven onder een
soort neogotisch baldakijn. In de derde türbe liggen vier kinderen
van Süleyman begraven.
Voor de moskee ligt een gapend gat, nu een parkeerplaats maar ooit een van de grootste Romeinse cisternes in İstanbul. Hij meet 150 × 150 m en dateert uit 471. De moskee steekt er fraai bovenuit, dat wel.
TÜRBES. Geopend: di.–zo. 9.30–16.30 uur.
55T, 90, 90B of
99A.
Noordoever van de Gouden Hoorn
De noordoever van de Gouden Hoorn was lange tijd een gebied waar toeristen niet kwamen. Als je de Galatabrug was overgestoken, ging je rechtdoor of rechtsaf maar nooit naar links. Wat moest je ook tussen de scheepswerven en onaantrekkelijke industrieterreinen? Maar in de jaren tachtig staakte men de meest vervuilende activiteiten in het kader van het Gouden Hoornproject. Nu vormen het Rahmi Koçmuseum en Miniaturk de grootste trekpleisters naar deze kant van İstanbul. De veerboot over de Gouden Hoorn legt aan in Kasımpasa, Fener, Balat, Hasköy (Rahmi Koçmuseum), Ayvansaray, Sütlüce en Eyüp.
Kasımpaşa
In Kasımpaşa staat aan de haven het voormalige ministerie van Marine, dat eruitziet als een kleine versie van een sultanspaleis aan de Bosporus. Ten westen van Kasımpaşa liggen al sinds de 15de eeuw scheepswerven en nog steeds strekt zich daar langs de Gouden Hoorn de Taşskızak-marinewerf uit. De weg loopt hier achter een hoge muur. Ernaast ligt de Camialtı-werf met een kade van 400 m lang aan de Gouden Hoorn.
Iets verderop ligt op een helling Aynalı Kavak Kasrı (Paleis van de zich Spiegelende Populieren). Het werd aan de oever van de Gouden Hoorn gebouwd als een van de talrijke lustslotjes-aan-het-water waar de sultans zo dol op waren. Ahmet I was begonnen, Ahmet III hield er zijn beroemde Tulpenfestivals, Abdül Hamit I sloot er in 1784 het Verdrag van Aynalıkavak met Rusland en Selim III ten slotte verbouwde het tot wat je nu ziet, om er Turkse klassieke muziek te componeren. Na restauratie werd het in 1984 geopend als museum.
Het paleis is omringd door een mooie tuin. Er zijn verschillende fraai ingerichte zalen te zien, waaronder de ‘componistenkamer’ van Selim III en last but not least een opmerkelijke collectie klassieke Osmaanse muziekinstrumenten. In het gebouw is ook een onderzoekscentrum voor muziek gevestigd.
AYNALI KAVAK KASRI. Geopend: di., wo., vr.–zo. 9–17 uur.
Ten tijde van schrijven van deze gids ingrijpend in
restauratie.
47 of 54HT.
Hasköy en Sütlüce
Vanaf de Byzantijnse tijd kende Hasköy een
belangrijke joodse gemeenschap, die echter vrijwel volledig is
verdwenen. De voornaamste bezienswaardigheid in Hasköy is het Rahmi
Koçmuseum ( pp. 147-149). De veerboot legt
pal naast het museum aan. Vervolgens kom je in Sütlüce, waar het
karakteristieke abattoir uit 1923 met zijn twee torens staat. Het
gebouw beslaat een oppervlakte van 20.000 m2 en was het
grootste abattoir van İstanbul. Het is verbouwd tot een cultureel
centrum. Van daar kun je een bus of taxi nemen naar Miniaturk
(
pp. 147-149). Nog wat verder mondt het
riviertje Kağıthane uit in de Gouden Hoorn. In de 18de eeuw was het
een geliefde plaats voor zomerhuizen (
pp. 223-224) waarvan het Sa’adabad het
bekendste was. Deze keizerlijke residentie werd bij de opstand van
Patrona Halil in 1730 met de grond gelijk gemaakt. Vanaf de jaren
dertig kreeg de industrie hier de overhand, maar het is de
bedoeling dat die geheel verdwijnt.
İstanbul is niet direct een stad voor jonge
kinderen. Voor zee- en strandrecreatie moet je toch echt een heel
eind buiten de stad zijn ( pp. 232-233) en het varen over de Bosporus op
een overvolle reguliere veerboot is ook niet alles. Pas als een
kind wat belangstelling krijgt voor cultuur wordt İstanbul een
optie. Twee musea met name zijn zeker geschikt voor kinderen en
worden dan ook hier besproken.
Rahmi Koçmuseum
In de wijk Hasköy aan de Gouden Hoorn vind je het Rahmi Koç Müzesi ofwel het Industriemuseum. Het beslaat zowel de oude Osmaanse smederij aan de ene kant van de Hasköy Caddesi als de uitgestrekte 19de-eeuwse scheepswerf aan de andere kant, al met al 11.000 m2. In het water van de Gouden Hoorn ligt ter hoogte van het museum de oude Galatabrug, die de twee oevers moet gaan verbinden.
Rahmi Koç (geboren in 1930) is een schatrijke
Turkse zakenman, die als kind al gek was op alles wat mechanisch
bewoog. Hij verzamelde, als groot bewonderaar van Henri Ford, oude
auto’s, maar ook vliegtuigen, scheepsmotoren, treinen en wat dies
meer zij, en plaatste die in de fraai gerestaureerde hallen. De
treinwagon waarmee Abdül Aziz ( pp. 191-192) in 1867 keizer Napoleon III in
Parijs bezocht is er ook, geheel beschilderd met bloemen en van
binnen lichtblauw gecapitonneerd. Kinderen zullen zich best
vermaken, want je kunt van alles zien bewegen, zoals een
doorzichtig gemaakte afwasmachine. Je mag ook zelf op knoppen
drukken en computerspelletjes doen. Het restaurant Café du Levant
is duur en chic voor Turkse begrippen.
INDUSTRIEMUSEUM RAHMİ KOÇ. Hasköy Cad. 27, Hasköy, www.rmk-museum.org.tr.
Geopend: di.–zo. 10–17 uur.
47
vanaf Eminönü.
Hasköy.
Miniaturk
De laatste trots van de gemeente İstanbul is het ‘Turkse Madurodam’, Miniaturk geheten. Het werd in mei 2003 geopend op een 60.000 m2 groot terrein aan de noordoever van de Gouden Hoorn, tegenover Eyüp.
Als je de imposante entree gepasseerd bent, kun je het hele complex overzien. Kleine en gedetailleerde schaalmodellen van de belangrijkste monumenten uit 3000 jaar Anatolische beschaving zijn bijeengebracht. Zo is er bijvoorbeeld de Selimiyemoskee van Edirne en het mausoleum van Atatürk in Ankara te zien, maar ook het mausoleum van Halicarnassus en de Mariakerk van Efese. De antieke monumenten zijn niet in hun ruïneuze staat weergegeven, maar gereconstrueerd, wat het visueel en educatief erg goed doet. De architectonische bezienswaardigheden van İstanbul nemen in het geheel een belangrijke plaats in. Behalve de grote kerken en moskeeën zijn er ook het vliegveld, het station, het gemeentehuis en het Olympisch Stadion vertegenwoordigd. Miniatuurtreintjes rijden over het hele terrein rond en allerlei bootjes en schepen varen over een kunstmatig meer. Je kunt ook over de Bosporusbrug lopen die een heel stuk van het complex overspant.
Initiatiefnemer Cengiz Özdemir heeft in Nederland gewerkt en Madurodam is zijn grote voorbeeld geweest. Eerlijk gezegd had hij de landschapsaankleding wat beter kunnen bekijken. Niet alleen doen natuurmonumenten als de kalkterrassen van Pamukkale en de formaties van Cappadocië het slecht, het terrein zelf is een oninteressant stuk grasveld zonder een enkele boom.
’s Zomers brand je er dus weg. Niettemin zullen kinderen op ‘Madurodamleeftijd’ zich best vermaken.
Er is een folder met toelichting op de maquettes en audio-informatie in het Turks en Engels. Café-restaurant, boek- en souvenirwinkels, tentoonstellingsruimte en filmzaal behoren – of zullen binnenkort behoren – tot de omringende voorzieningen.
MINIATURK. Imrahor Caddesi, Sütlüce, www.miniaturk.com.tr.
Geopend: dag. 9–23 uur.
47,
47C en 47E vanuit Eminönü, of de veerboot naar Sütlüce. Bij de
aanlegplaats kun je met een vissersbootje of per taxi verder.
Naar buiten
Het Belgratbos en het Ormanpark ( pp. 232-233) liggen weliswaar een stuk van
het centrum af, maar bieden afleiding, het eerste met
picknickmogelijkheden en het tweede met een zwembad.
In Gebze ligt een moderne dierentuin, de Bosporus Zoo, geopend in 1993 (Tuzla Yolu Cad. 15, Darica-Gebze, www.bosphoruszoo.com). Bereikbaar per bus vanaf het busstation Esenler of per taxi.
Pretpark Tatilya presenteert zich als het grootste overdekte vermaakscentrum van Europa op een oppervlakte van 200.000 m2 en heeft allerlei attracties voor kinderen plus een winkelcentrum en zes restaurants. Tatilya ligt ongeveer 30 km van het centrum.
TATILYA, Beylikdüzü Mevkii, Büyükçekmece, www.tatilya.com. Geopend:
di.–vr. 10–18, za. en zo. 11–22 uur. Een shuttlebus vertrekt in de
weekeinden om 12.45 uur vanaf Taksim (bij het Atatürk Kültür
Merkezi) en om 13 uur vanaf het metrostation Aksaray.
Europese wijk
Klik op een van de volgende deelkaarten voor een vergroting:
linksboven, rechtsboven, linksonder en rechtsonder.